quote:
Dat kan.
![NxQXpS8ohUNlNTlJMjC1_141022-122640.jpg?v=20221014142640]()
De Giro begint met een acceptabele tijdrit. Een proloog aan het begin van de ronde is niet heel verkeerd, maar ik vind het fijner als de tijdrit iets langer is en dat is nu het geval. Kort klimmetje aan het eind, lijkt me ook niet slecht. Vraagt toch wat van de renners qua indeling. Prima begin dus, derhalve.
![5QMxTCcHZUo00OzTVLG2_141022-123153.jpg?v=20221014143153]()
De eerste rit in lijn vind ik persoonlijk een beetje jammer. Op zondag een vlakke rit, dat zal ik nooit begrijpen. Een heuvelritje was leuker geweest, maar goed, het zal voor de sprinters zijn. Je kan niet alles hebben, denk ik.
![CvqhOdPj8NAUz9T4zyCd_141022-123337.jpg?v=20221014143337]()
Deze rit had je dus beter op zondag kunnen hebben, met dat klimmetje aan het eind zou er zowaar iets kunnen gebeuren. Tegen de tijd dat de Giro bijna gaat beginnen ga je het profiel van de klim aan het eind wat beter bestuderen, nu zou ik van een afstandje zeggen dat er tussen de klassementsrenners niet veel gaat gebeuren en dat het typisch een ritje voor een type Ulissi is. Prima voor het begin van de ronde.
![vgGtqtLFoBxKxu0eJMcL_141022-123532.jpg?v=20221014143532]()
We zijn van de Giro gewend dat de eerste bergrit niet lang op zich laat wachten en dat is ook volgend jaar niet anders. Alhoewel bergrit misschien wat veel eer is voor deze etappe. Hoe dan ook, de Colle Molella is een ferme klim. In principe praat je over een kilometer of negen aan 6%, maar de klim kent richting de top een strook van drie kilometer aan 10%. In de Giro van 2012 kwam deze klim ook voor, toen ging Domenico Pozzovivo met de zege aan de haal. Hij kwam na het afdalinkje en het vlakke stukje met een voorsprong van 23 seconden op Beñat Intxausti aan bij Lago Laceno. Minpunt: achter Pozzovivo en Intxausti zagen we een groep van liefst 20 renners in dezelfde tijd eindigen. Het is lastig om hier verschil te maken, blijkbaar. Wat dat betreft een typische eerste aankomst bergop in de Giro, nog net wat minder selectief dan de Etna. Door die steile kilometers zou je minder passief koersgedrag verwachten, maar dat was in 2012 alvast niet het geval. Alsnog, beter dan een vlakke rit.
![qKFYO0Y7DIZoMe9FmtNX_141022-123827.jpg?v=20221014143827]()
De vijfde rit is een beetje een vreemde. Een heuvelachtig begin, maar richting het eind wordt het steeds vlakker. Dit wordt natuurlijk gewoon een massasprint, al loop je wel het risico dat Mareczko inmiddels is afgehaakt.
![nv8hwjRSS1LCg8R4tD4C_141022-124018.jpg?v=20221014144018]()
Van de zesde rit snap ik helemaal niets. Net als in 2022 ligt er een etappe Napoli-Napoli op het parcours. Waarom twee jaar achter elkaar? Zal vast een reden voor zijn, maar het bevalt me niets. Vooral niet vanwege het tweede deel van deze rit. Ook dit kan gewoon een massasprint worden, ondanks het klimwerk in het begin. In de omgeving van Napels moet je toch meer klimmetjes kunnen vinden, zelfs de rit van dit jaar kende een beter ontwerp wat dat betreft. Als je dan toch weer een rondje Napels gaat doen had ik op z'n minst de Vesuvius willen zien, daar rijden ze nu met een boog omheen en dat is een grove schande. Dit is een korte, totaal nutteloze rit. Hooguit leuk voor de afdeling touristique. Pompeï! Herculaneum! De Amalfikust! Maar geen Vesuvius en een einde dat zo vlak is als Pompëi na de uitbarsting van de Vesuvius, walgelijk.
![0WWtj8m3rRP2ahfwQVSA_141022-124218.jpg?v=20221014144219]()
De zevende rit maakt onderdeel uit van de Grande Partenza, altijd lachen. De rit zelf vind ik niet per definitie lachen. De lengte is wel alvast mooi meegenomen, een bergrit dik boven de 200 kilometer. Dat moet, zo nu en dan. Stelt verder niet heel veel voor, de klim naar het Campo Imperatore kennen we nog van de Giro van 2018. Die rit was eigenlijk exact hetzelfde als deze rit, alleen een paar kilometer langer. Niet echt innovatief, sad. Het probleem van de slotklim, de Gran Sasso, is dat de klim eigenlijk geen reet voorstelt. Eindeloos veel kilometers vals plat, en dan aan het eind vier lastige kilometers. Dat wil zeggen dat alles gaat gebeuren in die laatste vier kilometer en dat heeft dan weer tot gevolg dat de verschillen beperkt zullen blijven. In 2018 won Simon Yates hier, Pinot en Chaves eindigden in dezelfde tijd, Pozzovivo werd vierde op vier seconden, ONZE Tom eindigde op 12 seconden als 8e. Een nutteloze bergrit, zou je kunnen stellen. Froome verloor toen wel een minuut, dus er zou iets kunnen gebeuren, maar nee, dit heeft eigenlijk weinig om het lijf.
![wjqvRszWvO3VJJSCNTsy_141022-124510.jpg?v=20221014144510]()
Dan liever deze 8e rit. We duiken het tweede weekend in en worden geconfronteerd met een muurtjesrit. Een Tirrenorit, zo u wilt. Twee keer een stevige cappuccino (2 km à 10%) en tussendoor de lastige Monte della Cesane, het lijkt een beetje op de vierde rit van de Tirreno van 2019. In die rit was Alexey Lutsenko ontzettend sterk. Zo sterk dat hij zelfs na twee valpartijen de rit nog wist te winnen, in de sprint in Fossombrone, ook nu finishplaats, klopte hij Roglic, Adam Yates en ploeggenoot Fuglsang. Dat was wel een memorabele rit, vooral dankzij die valpartijen en desondanks nog steeds de zege. Wat me niet bevalt aan deze rit is dat het eerste gedeelte zo makkelijk is, het moet allemaal gaan gebeuren op die drie klimmetjes aan het eind. Maar als iemand zin heeft om daar de knuppel in het hoenderhok te gooien is dat wel mogelijk, die Cappuccini is geen grap. Had het begin van de rit en het middenrif wat meer reliëf gekend dan was dit de gedroomde heuvelrit geweest, nu kan het er ook nog wel mee door maar het had beter gekund. De afstand kan hier eventueel ook wat doen, twee dagen achter elkaar 200 km+, dat zou pijn moeten doen. Klein nadeeltje dan weer: de dag hierna is de tijdrit, waardoor de renners zich wellicht een beetje inhouden.
![pkiHQzRePK6DfECagw5O_181022-081328.jpg?v=20221018101328]()
De eerste week sluiten we af met een volledig vlakke tijdrit van 33 kilometer. Tijdritten in het weekend, dat hoeft van mij eigenlijk niet zo nodig. Twee tijdritten in de eerste week is ook zoiets, is dit de Ronde van Zwitserland? Het doel lijkt wel duidelijk, ze willen graag Evenepoel lokken. En dit werk is natuurlijk ook niet ongunstig voor de Slovenen. Desalniettemin vind ik het ergens krom om drie dagen uit te trekken voor deze tijdritten, in totaal komen we aan 70 tijdritkilometers en dat had ook prima in twee dagen gekund, had je een rit overgehouden voor nog wat heuvelwerk of iets. Maar afijn, verder vinden we dit maar prima, denk ik? De mindere tijdrijders kunnen volgend jaar niet afwachtend koersen, ze zullen van iedere berg gebruik moeten maken om tijd terug te pakken. Een mens mag dromen.
![NDS8cfu9pSjRDZKMPKtV_141022-125109.jpg?v=20221014145109]()
Rit nummer 10. De tweede week begint met een rit die heel goed voor de sprinters zou kunnen zijn. Of misschien is het toch meer wat voor de vluchters. Tussen de start en de top van de klim na 80 kilometer komen de renners bijna 1500 meter hoger uit, en dan moeten ze daarna ook nog over de steile Monteperpoli zien te geraken. Als je dan leest dat Wout van Aert nadenkt over de Giro omdat het WK volgend jaar zo vroeg valt begin je begrip te krijgen voor die gedachte: dit zou een rit zijn voor hem. Een goede Sagan, een Pedersen, dat soort jongens kun je hier ook gerust noteren. De normale sprinters, mwah, misschien net iets minder. Afhankelijk van het deelnemersveld een uitgedunde sprint of een vlucht, zou ik zeggen.
![LOOg3nq76hbRCcIOB3N2_141022-125306.jpg?v=20221014145306]()
Etappe 11 lijkt me dan wel weer gewoon een reguliere massasprint, ondanks het klimwerk onderweg. Saai.
![aCIUQbv42Sx2vuKd4hdR_141022-125452.jpg?v=20221014145452]()
Drie ritten achter elkaar waarbij je zoiets hebt van: meh. De Colle Braida is wel lastig, een kilometer of 11 aan 6% met richting de top een stuk van 5 kilometer aan 9%. Daar zou je iets kunnen proberen, ware het niet dat het daarna nog een kleine 30 kilometer fietsen is tot de finish. Weer een rit voor Van Aert, als hij mee zou doen. De beter klimmende sprinter kan hier z'n hart ophalen, de minder klimmende sprinter, ja, niet. Kan ook weer voor de vlucht zijn. Hoe dan ook niet heel veel genot, ben ik bang.
![g7N9jxfb8fCgWPh2qnzb_141022-010139.jpg?v=20221014150139]()
De 13e rit gaat ons gelukkig wel wat genot brengen. We maken een uitstapje naar Zwitserland en fietsen naar dat land toe via de Col du Grand Saint-Bernard. Die is vooral heel lang, en heel hoog. Moeten we dus wel een beetje geluk hebben met het weer, met bijna 2500 meter boven zeeniveau moet Steven Kruijswijk vrezen voor eventueel aanwezige sneeuwmuren. De Cima Coppi van dit jaar is een dikke 30 kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 5,5% omhoog. Dat is op zich natuurlijk al de moeite waard. Richting de top een paar kilometer aan 7%, geen sinecure. Het rampscenario van deze rit was dat we na de grote San Bernardo zouden dalen, heel lang in de vallei zouden blijven en dan zouden klimmen naar Crans-Montana. Gelukkig heeft de organisatie ons een keer positief weten te verrassen door de klim naar Croix de Coeur in het parcours op te nemen. Daar waren nul geruchten over, het is echt een aangename verrassing. Deels geen onbekende klim, want in het begin fietsen we naar Verbier (Johan Bruyneel vindt dit niet leuk). Voorbij Verbier wordt het pas echt leuk, een kilometer of zeven aan 9 à 10%, hier krijgen de renners een gouden kans om vroeg koers te maken. In totaal 15 kilometer aan iets minder dan 9% gemiddeld, deze klim is meer dan de moeite waard. En dan te bedenken dat de andere kant misschien nog wel lastiger is, de renners moeten meer dan 20 kilometer aan 8% afdalen. Daarna volgt er een stuk in de vallei van een kleine 25 kilometer, dat is wel een domper op de feestvreugde. Je moet als renner wel stalen ballen hebben om op de Croix de Coeur al aan te vallen. Of je moet beschikken over een bruggenhoofd. Kan tactisch gezien een ontzettend interessante rit worden. En die Croix de Coeur, tja, daar moet gewoon iets gebeuren, kan eigenlijk niet anders. De klim naar Crans-Montana is met 13 kilometer aan 7% net iets minder interessant, maar zeker niet makkelijk. Paar steilere stroken waar je het verschil kan maken, maar ik zou graag hebben dat de renners eerder oorlog maken. Op Crans-Montana won Mollema ooit in de Ronde van Zwitserland, de verschillen bleven toen beperkt. Maar goed, 10 jaar geleden, andere rit, andere koers, vergelijken heeft weinig zin wat dat betreft. Alle hoop is gevestigd op het weer en op gewillige renners op de Croix de Coeur. Als daar wordt aangevallen wordt dit een epische rit. De potentie is er. Eindelijk een keer, zou ik willen zeggen.
![0iVumFlHRJmo4hG99HOx_141022-012614.jpg?v=20221014152614]()
Dit is dan weer jammer, hè. De rit gaat van start in Sierre, bekend van de Sierretunnel. Daar kwamen ooit een hoop Belgische kindjes om het leven bij een busongeluk, Jeroen mag alvast zijn verhaal gaan voorbereiden. We verlaten Zwitserland en doen dat via de Simplonpas, de rest van de rit is doodsimpel. Er zitten nogal wat Saganritten in, ware het niet dat Sagal al lang niet meer Sagan is. De nieuwe Sagannetjes kunnen zich deze Giro weer uitleven. Voor de kijker wordt het vooral leuk om te kijken wie er allemaal moeten lossen op die Simplonpas en of ze in het restant van de rit nog kunnen terugkeren. Al bij al niet het best schouwspel, maarja, gelukkig hebben we de vorige rit in ieder geval. Bergritten boven de 200 kilometer, are you wotching ASO?
![4wER9YejsKxMx0JoHPIl_141022-014750.jpg?v=20221014154750]()
De tweede week sluiten we af met een heuvelrit uit het boekje. Dit is wat de Giro zo goed kan en wat ze veel te weinig doen: heuvelritten. Deze rit is een samenraapsel van beklimmingen die we kennen van de Ronde van Lombardije, de Colle Aperto aan het eind zat er bijvoorbeeld vorig jaar nog in. Die andere beklimmingen, dat is wat langer geleden. Lastig spul, hoe dan ook, Lombardije is uiteraard nooit eenvoudig. Hier kun je oorlog maken en ik verwacht eigenlijk ook wel dat dit gaat gebeuren, vooral omdat hierna de tweede rustdag volgt. Er is geen enkel argument te verzinnen om je hier in te houden. Met bijna 200 kilometer ook betrekkelijk lang, eind van de tweede week, hier moet wat kunnen gebeuren. De Valpiana is met negen kilometer aan 6,6% niet de lastigste klim van allemaal, maar er zitten een paar steile stroken bij en daar eis ik aanvallen. Wellicht hadden we om het nog beter te maken een extra klim kunnen gebruiken tussen de Selvino en Valpiana, maarja, ach, dit zou moeten volstaan voor een leuke koers.
![OpabNl6kU6nerwyaiBBs_141022-015840.jpg?v=20221014155840]()
De Giro is vaak
backloaded, zoals men dat dan noemt. In 2023 zal dat niet anders zijn, het zwaartepunt ligt ontzettend duidelijk in de derde week. Dat begint meteen na de rustdag, dit wordt een bijzonder lastige rit. Grootste nadeel: die vlakke aanloop. Bijna iedere bergrit deze Giro kent zo'n vlakke aanloop en dat is ronduit kut. Af en toe een vlakke aanloop: prima. Continu een vlakke aanloop: helemaal kut. RCS komt het geld ophalen in de valleien en fietst vervolgens naar de bergen toe, min min. In dit geval fietsen we voor de mooie plaatjes lang langs het Gardameer. Leuk voor de lokale VVV, minder leuk voor ons. Maar goed, zodra de bergen beginnen wordt het wel leuk. Dit is allemaal lastig, al beklimmen we de Monte Bondone eigenlijk van de verkeerde kant. Toen Ivan Basso in 2006 de tegenstand op een hoop reed beklommen we de berg vanuit Trente (17 km à 8%). Nu gaan we omhoog vanuit Aldeno (21 km à 6,7%). Nog steeds lastig, het begint met een stuk aan 9% en later komt er een lange fase aan 8% voorbij, maar toch, die andere kant was leuker geweest. Enfin, dat is wel een beetje mierenneuken, dit is een aankomst bergop die de moeite waard is en waar de renners wederom geen excuus hebben om niks uit te voeren. Met bijna 200 kilometer weer een lange bergrit, het kan nog, het is gewoon nog mogelijk, het bestaat.
![130MSLbCkvMO0z4NLu1M_141022-020221.jpg?v=20221014160221]()
Dit is, uh, ja, nouja. Een typische giroderdeweekvlakkerit. Ik zou hier de tv niet voor aanzetten, denk ik. Bijna 200 kilometer door de onvermijdelijke Povlakte, een traditie die afgeschaft mag worden.
![n0WwJoMuhnAtZmWpmml4_141022-020557.jpg?v=20221014160557]()
Etappe 18 is een keer een wat kortere bergrit, met een relatief korte vlakke aanloop. Wel een beetje balen van het vlakke middenrif van de rit, waardoor alle spanning en sensatie toch weer van het slot moet komen. Wel een sterk slot. Eerst de Forcella Cibiana, bijna 10 kilometer aan 8%, en daarna de klim naar Coi, die is met zes kilometer aan 10% zeer de moeite waard. Hier krijgen de renners weer een kans om wat moois te doen, al zie ik wel een groot nadeel. Namelijk: de volgende rit. Die is nóg lastiger, dus loop je het risico dat de renners tijdens deze rit met de handrem op zullen fietsen. De plaatsing van bergritten is zo ontzettend cruciaal en geen enkele organisatie lijkt dat echt te begrijpen. Ze gooien er vaak maar gewoon een stuk of drie achter elkaar, is toch lachen. Nee, daar moet je net wat beter over nadenken. Deze rit had beter na de Bondone kunnen komen en dan een makkelijkere rit voor Tre Cime, maar goed, oké, nouja, verder is op zichzelf deze rit wel de moeite waard. Of het als geheel gaat werken, dat betwijfel ik dan weer. De klim naar de finish is met drie kilometer aan 6% niet heel ingewikkeld, wat de renners moet inspireren om al op de klim naar Coi in de aanval te gaan. Zes kilometer, 10%, ja, dat kan werken. Laten we hopen op vuurwerk en laten we hopen dat ze vergeten dat rit 19 en 20 ook nog volgen.
![WycJAE00bCe36YFn1A2M_141022-021152.jpg?v=20221014161152]()
Op de vlakke aanloop na heb ik weinig op deze rit aan te merken. Een échte bergrit. De Giau is altijd bepalend, en daarna nog Tre Croci en Tre Cime, het terrein om flink wat verschil te maken. De laatste Tre Cime dateert van 2013 en in een rit met alleen Tre Croci en Tre Cime reed Nibali alles al op een hoop. Met de Valparola en de Giau erbij moet dit haast wel een slagveld worden. Al vind ik het persoonlijk wel jammer dat de laatste bergrit eindigt met een strook van een aantal kilometer dik boven de 10%, dan krijg je hetzelfde verhaal als op de Fedaia dit jaar. Iedereen spaart zich dan voor die steile slotstrook. Precies wat de organisatie wil, want dan blijft het lang spannend. Of het is wat wij willen, mwah, misschien net iets minder. Maar goed, lastig om heel kritisch te zijn op deze etappe. Al kan ik eventueel nog wel een ander minpunt bedenken, wederom de plaatsing. Want kijk maar hoe we de Giro gaan afsluiten.
![i4xrNLLAseusOgXqr7ad_141022-021533.jpg?v=20221014161533]()
Een bergtijdrit on steroids op de voorlaatste dag, afgekeken van de Tour. Tijdritten op de voorlaatste dag: min min. Te vaak gedaan in de Tour, en dus ook niet meer leuk in andere rondes. Daarnaast kent deze tijdrit wel een heel erg hoog gimmickgehalte. Monte Lussari, een weg die momenteel nog niet eens verhard is, kent een stuk van vijf kilometer aan 15%. Dat wordt kruipen voor iedereen. In de Giro hebben we zoiets wel eens gezien, Kronplatz komt enigszins in de buurt. Toch is een klimtijdrit zoals in 2016 naar Alpe de Siusi eigenlijk beter. Een gelijkmatigere klim, in plaats van dit geitenpad. Je kunt drie weken je best hebben gedaan, maar hier kan doodleuk met minuten gesmeten worden. Hoe gaat dat de rest van de koers beïnvloeden? Gaat iedereen all-in in de etappes hiervoor of is men bang en spaart men de krachten voor deze afsluitende tijdrit? Je neemt als organisatie wel een risico, vind ik. En dat dus terwijl de weg er nog niet eens ligt. Ze asfalteren hier speciaal de boel voor deze tijdrit. En om het heiligdom op de top onder de aandacht te brengen van de toeristen, vooruit, dat ook. Op zich ben ik bereid om deze gimmick door de vingers te zien, al had ik 'm dan liever een week eerder gezien. Dit als afsluiter, hmmmmmm, ik weet het niet. Echt een risico. Maar goed, het zal op z'n minst fascinerende plaatjes gaan opleveren. Eerst een vlak stuk en dan een achterlijk steile muur, ik wens de renners veel succes.
![i2mJrGbJ3K5BXRiMT4X4_141022-022026.jpg?v=20221014162026]()
In eerste instantie was het de bedoeling dat we in de buurt van Monte Lussari zouden eindigen, de laatste rit moest eigenlijk plaatsvinden in Trieste. Een ongebruikelijke plaats, maar logistiek gezien wel lekker makkelijk. Toch heeft men voor een andere optie gekozen, we verplaatsen het hele circus naar Rome. In deze tijden kan dat eigenlijk niet meer, een totaal nutteloze en onnodige verplaatsing. Denk aan het klimaat, RCS. En dan gaan we dus ook nog eens naar Rome, dat was de laatste keer geen succes. In 2018 eindigde hier voor het laatst de Giro en toen werd de boel in de straten van de stad geneutraliseerd omdat de hoofdstad van dit derdewereldland amper over asfalt beschikt. Overal gaten in de weg en noem het allemaal maar op, het leek nergens op. Daarom bleven we even weg uit Rome, maar nu keren we weer terug. Hopelijk hebben ze ditmaal wel een paar straten gevonden waar nog een laagje asfalt ligt. Het Forum Romanum is mooi, maar het fietst wel matigjes.
Tot zover deze Giro. Een pak beter dan de editie van vorig jaar, maar er valt nog steeds genoeg op aan te merken. Een bergrit met een explosief begin was welkom geweest. Ergens een extra heuvelrit tussendoor had ook nog gekund. Betere bergritten in het begin van de ronde. Niet weer al het klimwerk aan het eind van de ronde proppen. De klimtijdrit niet op de voorlaatste dag. Een bergrit met een aankomst in dalende lijn had overigens ook wel gemogen, nu zijn het allemaal aankomsten bergop. Maar goed, ook wat positieve punten. Een paar fraaie etappes, de lengte van de ritten valt me niet tegen, nouja, dat soort dingen. Omdat ik in een vriendelijke bui ben: laten we het op een 7 houden.