Etapa 17: Aracena - Monasterio de Tentudía, 162,3 kmJa, dat was een etappe. Eerst gebeurde er helemaal niets en toen gebeurde alles ineens. Ander Okamika en Luis Angel Mate waren de vluchters van de dag. Volledig kansloos, uiteraard. Mate kon wel mooi bomen verzamelen voor zijn project, dat was het enige lichtpunt. Ruim op tijd werden ze ingerekend, terwijl er dus verder niets gebeurde. Niets, nog minder eigenlijk. Ook op het eerste heuveltje in de finale gebeurde er eigenlijk niets, ja, Ibai Azurmendi ging in de aanval, nou, dat duurde toch al snel een halve kilometer. Het zou allemaal moeten gaan gebeuren op het steile pukkeltje op drie kilometer van de finish. En daar gebeurde het ook. Jumbo had de zaken niet echt goed voor elkaar, alleen Gesink bracht Roglic naar voren en daarna zat Roglic alleen, waardoor hij in aanloop naar de steile strook wat werd weggedrumd. Hij wist alsnog een weg naar voren te vinden en ging in de aanval, en dat was een aanval van belang. Slechts vier renners kregen het voor elkaar hem te volgen, daarna viel er een gat. Wat Jumbo voor ogen had gebeurde, Roglic leek tijd te gaan pakken ten opzichte van de concurrentie. Had nog beter kunnen uitpakken als ze hem beter hadden afgezet en hij niet van zo ver moest komen, dan hadden er wellicht ook minder jongens kunnen aanhaken. Nu zaten er vier dode gewichten in zijn wiel, maar daar had hij lak aan. Hij reed tot de finish op kop en de achtervolgers kwamen niet dichter. Door die steile strook was de boel daar al aardig uit elkaar gereden, maar Roglic reed überhaupt dusdanig snel dat niemand hem te pakken kreeg. Niemand, behalve hemzelf.
Terwijl we ondertussen zaten te kijken naar Remco Evenepoel die te maken kreeg met een lekke band. Die liet vervolgens lopen en kon lekker uitbollen, af en toe komt zo'n lekke band niet eens slecht uit. Roglic boorde drie kilometer op kop om een paar tellen te pakken, terwijl Evenepoel al aan het herstellen was. Alsnog was de aanval van Roglic de moeite waard, ware het niet dat hij ineens op het asfalt lag. Merkwaardig genoeg zijn er geen goede beelden van te vinden, maar hij kreeg het voor elkaar om in de sprint in aanraking te komen met Fredje Wright en daarna lag hij op de grond. De tijdswinst kreeg hij alsnog, maar daar heb je niets aan als je zo hard op je muil gaat. Van de hemel naar de hel in een paar seconden, zo zal het voor hem hebben gevoeld en zo voelde het ook voor menig kijker. Voor mij, althans. Roglic stond op het punt om tijd terug te pakken en hij gaf ons met zijn aanvalslust de illusie dat hij de komende dagen nog mooie dingen ging laten zien. Het rood was nog niet vergeven, kon de conclusie zijn. Tot 50 meter voor de streep, toen werd het ineens een heel ander verhaal. Een zwaargehavende Roglic die misschien niet eens meer van start gaat vandaag. En als hij wel van start gaat zal hij niet 100% zijn, terwijl hij juist gedurende deze Vuelta naar die 100% aan het toegroeien was. Nu wil ik best toegeven dat ik subjectief gezien sowieso Roglic liever zie winnen dan Evenepoel, maar zelfs objectief gezien is deze rit uiteindelijk een ramp voor de koers geworden.
De laatste kans op een spannende slotweek lijkt ons ontnomen te zijn. Aan de finale van de rit kon je twee dingen zien: Roglic wilde alles op alles zetten om de Vuelta alsnog naar zich toe trekken, en hij beschikte over gruwelijke benen. Hij reed ze bijna allemaal los uit het wiel en de paar die het wiel konden houden riepen alsnog om hun moeder. Het had nog een paar spectaculaire ritten kunnen opleveren, maar dat lijkt me nu wel voorbij. De rit werd overigens gewonnen door Mads Pedersen, hij was een van de zandzakken in het wiel van Roglic. In de sprint, die dus ontsierd werd door een lelijke val van Roglic, was hij sneller dan Ackermann, Van Poppel en Wright. Geen verrassing, Ackermann werd al een paar keer bijna gelost door het hoge tempo van Roglic en Pedersen is in topvorm. De tweede winnaar in Tomares, de tweede ook in de groene trui. Als we hier een derde keer komen weet je nu al wie je moet opschrijven, de drager van de groene trui. Acht seconden later kwam Pacher binnen, en Evenepoel kreeg uiteindelijk de tijd van die groep toebedeeld. Roglic kreeg de tijd van Pedersen en dus liep hij acht tellen in. Een achterstand van minder dan anderhalve minuut ondertussen, zonder die valpartij hadden we een topshowtje gekregen en nu krijgen we een flopshowtje. Kijk maar naar het parcours dat nog volgt, alleen een gretige Roglic had van deze drol een taart kunnen maken. Nu blijven we achter met een ernstig mestoverschot. Jammer, zonde. Ik heb er flink de pee in. Die aanval was zo tof. En dan is het ook ineens weer voorbij. Blijft een sport van uitersten.
![4a7f7]()
![93a14]()
De rit gaat van start in Aracena, een plaats met ongeveer 8000 inwoners in de provincie Huelva. Dit is om twee redenen bijzonder. Merkwaardig genoeg is de Vuelta alleen in 1997 ooit in de provincie Huelva geweest, daarvoor en daarna is het bestaan van deze provincie volledig ontkend. In 1997 fietste men naar de provinciehoofdstad, het gelijknamige Huelva, waar Marcel Wüst won. Nu gaan we voor de tweede keer ooit in de provincie van start, voor het eerst buiten de hoofdstad. De tweede bijzonderheid is dat we nu alle Andalusische provincies hebben afgevinkt. Voor m'n gevoel zitten we nu al een maand in Andalusië en in die maand zijn we geweest in Almería, Málaga, Sevilla, Cádiz, Granada, Córdoba en Jaén. En nu dus Huelva. Voor het eerst ooit komen alle acht de Andalusische provincies voorbij in dezelfde Vuelta, wat op zich niet gek is als je bedenkt dat de provincie van vandaag überhaupt pas voor de tweede keer wordt bezocht. Van de provincie Huelva fietsen we naar de autonome regio Extremadura, waar we ook al nooit komen. Het is een dag voor de vergeten zuidwestelijke uithoek van Spanje. Aracena ligt in het Parque Natural Sierra de Aracena y Picos de Aroche, van die Sierra de Aracena is ook de plaatsnaam afgeleid. In die sierra kun je fantastisch fietsen volgens het roadbook, altijd een eerste hint dat er niet veel te beleven valt op dit grondgebied. Al kun je hier toch wat fraaie dingen vinden, het lokale kasteel bijvoorbeeld. Een kasteel van Moorse origine, dat de tand des tijds aardig heeft weten te doorstaan. Het kasteel is uiteraard gebouwd op een heuvel, net als de mooiste kerk van het dorp. Die staat op dezelfde heuvel en luistert naar de naam Iglesia Prior de Nuestro Señora del Mayor Dolor. Gebouwd in Moorse stijl door de Tempeliers, heel interessant. Als je naar het kasteel en de kerk op de heuvel wil moet je door een poort heen, ook een aparte. Een klokkenmuur, weer eens wat anders. De lokale lekkernij van Aracena schijnt ham te zijn. Er is zelfs een hammuseum, waar je alles kunt leren over de geschiedenis van het Iberische varken en hun bijzondere dieet, ze eten blijkbaar het liefst eikels. En wij mensen zijn eikels dat we die beesten vervolgens slachten om er ham van te maken, maar afijn. Het absolute hoogtepunt van Aracena bevindt zich evenwel onder de grond, je moet absoluut de Gruta de las Maravillas bezoeken. De wondergrot, de eerste grot in Spanje die werd opengesteld voor het publiek, sinds 1913 is de grot te bezoeken. De grot ligt midden in het dorp en hij is
maravillosa, prachtig, schitterend, geinig. Aracena dus, in het vergeten Huelva, moet je meemaken.
![Castillo_de_Aracena_Mike-Kr%C3%BCger_090424_1.jpg]()
![main_image_43340.jpeg]()
Tijdens de neutralisatie loopt de weg een beetje vals plat omhoog, zodra de rit officieel van start gaat buiten Aracena zal dat nog steeds het geval zijn. Alhoewel, in de allereerste officiële kilometer loopt de weg lichtjes naar beneden, waarna het drie kilometer vals plat omhoog gaat. De weg is breed, licht bochtig en voert door een bosrijke omgeving. Het terrein voor de vluchters om daadwerkelijk een vlucht tot stand te laten komen is vrij kort, want na die paar kilometer vals plat omloog loopt de weg vervolgens tien kilometer vals plat naar beneden. Vrij lastig om hier het verschil te maken, vermoed ik zomaar. De renners fietsen onderweg door een aantal dorpjes, waar wel wat bochten en andere verkeersobstakels liggen, waarna ze aan het eind van deze weg rechtsaf gaan slaan richting de volgende brede weg. Deze weg volgen ze helemaal tot in Extremadura, de extreme en zware regio die we over 25 kilometer gaan bereiken. In eerste instantie loopt de weg nog wat verder omlaag, niet direct heel erg merkbaar. Paar bochten onderweg, maar nee, doodeenvoudige weg. Na verloop van tijd wordt de weg vlak, waarna we vlak voor we Extremadura bereiken voor het eerst vandaag echt moeten klimmen. De weg loopt vijf kilometer omhoog, in drie van die kilometer gaat het aan 5% omhoog. Vlak voor Extremadura moet de vlucht dan maar onstaan, denk ik zo. Best aardige omgeving, redelijk groen, maar ook behoorlijk ruig. We volgen de loop van de Rivera de Múrtiga, al komt deze beek nooit echt in beeld. Voorbij deze klim loopt de brede weg een tijdje naar beneden, op een niet al te indrukwekkende manier. Het asfalt is hier wel matig, dat is zo'n beetje het enige probleem. Beneden fietsen de renners over de Río Sillo, aan de andere kant van het water loopt de weg direct weer omhoog. In deze omgeving ligt de archeologische vindplaats Celta de Capote, voor de liefhebber van het betere Keltische werk. Aan de andere kant van het water loopt de weg acht kilometer omhoog, in deze acht kilometer komen we ongeveer 200 meter hoger uit. Een wereldklim is het niet, maar hey, er zit wel een kilometer aan 5% tussen. We rijden grotendeels rechtdoor over een brede weg, waarna we even later uitkomen in Higuera la Real. Korte passage hier en dan snel weer over de brede weg verder naar Fregenal de la Sierra, waar we na 49 kilometer gaan passeren. Vlak voor we deze plek bereiken slaan we rechtsaf en daarna gaat het rechtdoor een kilometertje naar beneden, hoewel de weg hier wat smaller is mag dit niet echt een naam hebben. Eén scherpere bocht naar links en daarna bereiken we Fregenal de la Sierra, gelegen in de provincie Badajoz. Ook hier ligt een oude Keltische nederzetting in de buurt, die van Nertobriga. In het dorp zelf komen we een kasteel tegen, weer eentje van de Tempeliers, met in de achtertuin een Plaza de Toros.
![photo5276417213932353799.jpg?w=1280]()
Als je de Vuelta wil winnen zou je in Fregenal de la Sierra het beste rechtsaf slaan, dan snijd je toch al snel een kilometer of 70 af. Over een tijd komen we weer in deze omgeving uit, maar nu gaan we beginnen aan een grote, nutteloze lus. We slaan linksaf in Fregenal en rijden dan een kilometer of twee vals plat omhoog, tot we net buiten de stad na een bocht naar rechts weer op de brede doorgaande weg terecht komen. Deze weg volgen de renners een kleine 20 kilometer tot in Jerez de los Caballeros. Na het stukje vals plat loopt deze weg voornamelijk vals plat omlaag, terwijl het zo goed als rechtdoor gaat. Een brede en rechte weg in een redelijk groene omgeving. Zo goed als vlak, licht dalend. Saai, met andere woorden. Na een tijd rijden we via een brug over de rivier Ardila, groetjes aan Mauricio, naderhand komen we uit in Jerez de los Caballeros en daar bereiken we ook meteen het meest westelijke punt van deze rit. In Jerez de los Caballeros verlaten we de doorgaande weg en rijden we na een bocht naar rechts over een eveneens brede weg het centrum binnen, waar toch weer wat bochten en rotondes liggen. Volgens Wikipedia mag Jerez prat gaan op vier kerken met rijkelijk versierde torens. Dat ligt aan het verleden van de stad, Jerez de los Caballeros bracht een hoop conquistadores voort. Het thema van de afgelopen dagen, het veroveren van de Nieuwe Wereld. Sowieso kwamen veel conquistadores uit Extremadura, blijkbaar was er in die tijd ook al niet veel anders te doen hier. Vasco Núñez de Balbao, om er maar eentje te noemen, die een kolonie stichtte in Panama. Ook nog een oude toren hier, een restant van een vesting van, alweer, de Tempeliers. Enfin, buiten de stad rijden we 18 kilometer verder over dezelfde weg. Richting Jerez de los Caballeros liep de weg een beetje onmerkbaar vals plat omhoog, direct na het verlaten van de stad loopt de weg een kilometer merkbaar omhoog, waarna er een afdaling volgt van een dikke drie kilometer aan 6%. Deze afdaling is prima te doen, want de weg is gigantisch breed en we komen amper bochten tegen. Vervolgens is het vlak tot in het volgende dorp, Burguillos del Cerro. Meer dan tien kilometer vlak, breed, recht, ja, lekker dan. We passeren onderweg wel langs de dolmen en het kasteel van Toriñuelo, zodat er toch nog wat te zien valt. Een tijdje wordt de weg in tweeën gesplitst, daardoor is het tijdelijk wat smaller, maarja, zou het uitmaken? De omgeving is een tijdje vrij mooi, maar even later fietsen we ineens door velden vol graan, dan is het spectaculaire er helemaal vanaf. Na 89,4 kilometer komen we uit in Burguillos del Cerro, waar boven op de heuvel, hoe kan het ook anders, een kasteel van de Tempeliers staat. Uit Burguillos del Cerro is de voetballer Burgui afkomstig. Niet de bekendste voetballer ooit, maar ik vond zijn naam altijd curieus. Eigenlijk blijkt hij Jorge Franco Alviz te heten en noemt hij zich dus Burgui omdat hij afkomstig is uit Burguillos del Cerro. Jeetje, hoe dingen ineens op hun plaats kunnen vallen.
![Castillo_de_Burguillos_del_Cerro.JPG]()
In het centrum van Burguillos del Cerro rijden de renners over een straat vol Spaanse kasseien, maar die liggen er goed bij. Even later slaan de renners rechtsaf, waarna ze acht kilometer zo goed als rechtdoor mogen fietsen naar Valverde de Burguillos. Gewoon weer over een brede asfaltweg, die wel licht glooiend is. Beetje vals plat op en af, dat verdient weinig nadere toelichting. We komen uit in Valverde de Burguillos en daar slaan we mooi rechtsaf, om 3,5 kilometer een gigantisch brede weg te volgen door het midden van het niets. Hier groeit ineens letterlijk niks meer, een dorre, rotsachtige bende. Zodra we aan de linkerkant van de weg een andere weg zien liggen die steil omhoog loopt slaan we linksaf, die steile weg tegemoet. Al snel komen de renners tot de conclusie dat dat steile stuk maar een paar meter lang is, in de drie kilometer die volgen gaat het alleen wat vals plat omhoog verder. Over negen kilometer komt het peloton uit in Valencia del Ventoso, in die negen kilometer loopt de weg vooral steeds een beetje vals plat op. Af en toe een volledig vlak stuk, en dan een keer een kilometer aan 4% als zwaarste strook, nouja, boeit allemaal weer niet echt dus. Een iets smallere en ook iets slechtere weg, wat bochtiger ook, de hamvraag blijft evenwel wat het praktisch nut is van deze route. Valencia del Ventoso bereikt men na 111 kilometer, op iet meer dan 50 kilometer van het eind. Over Valencia del Ventoso kan ik je niets vertellen, behalve dat hier ook een, jawel, kasteel te vinden is! In het witte dorpje (huh, we hebben Andalusië toch verlaten?) komen de renners een X-aantal bochten tegen, waarna ze buiten het dorp over een brede weg een aantal kilometer mogen afdalen. De weg loopt een kilometer of drie naar beneden, zonder gekke bochten. Beneden is het een paar kilometer vlak, waarna we aan een stuk van 10 kilometer vals plat gaat beginnen. Weer continu dezelfde weg, de navigatie valt vandaag ontzettend mee. In die tien kilometer komen de renners 200 meter hoger uit, daar hoef je ook niet wakker van te liggen. Wel weer een keer een kilometer aan 5% tussendoor, maar verder is het allemaal prima te doen. Over de weg valt amper iets te vertellen, het gaat vooral rechtdoor terwijl de omgeving niet heel gaaf is. Vrij dor, paar bomen tussendoor, dat was het wel. Aan het eind van de weg komen we uit in Bodonal de la Sierra, waar we linksaf slaan en waar we vervolgens door het centrumpje fietsen. Iets smallere passage, paar bochtjes erbij, maar buiten het dorp gaan we weer volledig rechtdoor over een brede weg fietsen. De tussensprint komt eraan, die volgt drie kilometer verderop in Segura de León. Richting deze tussensprint loopt de weg wat omhoog, maar een klim kunnen we het moeilijk noemen. Vooral vals plat, het thema van deze rit. Tijdens onze rechte tocht naar Segura de León zien we in de verte het dorp liggen op een heuvel, op de top van de heuvel ligt een....................... kasteel, ja, juist, goed nagedacht.
![Castillo_de_Segura_de_Le%C3%B3n_%2815006577475%29.jpg]()
Het is niet alleen een tussensprint, het is ook een bonussprint, heel belangrijk. De sprint volgt na 133 kilometer, op 29 kilometer van de finish. De finale gaat bijna beginnen, er gaat over een tijd écht geklommen moeten worden. De doortocht in Segura de León is vrij simpel en ook buiten het dorp blijft het redelijk simpel. We volgen nog eens vier kilometer dezelfde weg, die tussendoor wel een keer een kilometer aan 4% kent. Dat is het klimwerk voorlopig, wat vals plat of misschien net iets meer dan vals plat. Het blijft breed en recht, daar komt pas verandering in als we linksaf slaan en de afslag pakken richting Cabeza la Vaca. Na deze bocht volgen we weliswaar continu dezelfde weg tot aan de voet van de slotklim, maar deze weg is wel een stuk bochtiger. En het asfalt een stuk minder, dat was in het verleden althans het geval. De renners volgen goed en wel 17 kilometer dezelfde weg en rijden langs Cabeza la Vaca af richting Calera de León, waar de slotklim begint. Dit stuk van 17 kilometer kunnen we omschrijven als glooiend. Richting Cabeza la Vaca komen we in een stuk van acht kilometer drie hellende stroken tegen, waaronder vlak voor het dorp een klimmetje van anderhalve kilometer aan vijf procent. We rijden niet door het dorp heen maar fietsen langs het dorp af, desondanks komen we hier toch wat verkeersmeubilair tegen. Na een kort afdalinkje over een gigantisch brede weg gaat het vervolgens weer een kilometer omhoog, een halve kilomet zelfs vrij steil. In de resterende negen kilometer tot in Calera de León gaat het vooral omlaag verder, heel subtiel. Het is vrij bochtig, dus je moet wel een beetje sturen, maar de brede weg gaat het leven van de renners een stuk makkelijker maken. Over de weg en de omgeving valt verder niet veel te zeggen. Er staan wat boompjes hier, maar verder kun je hier geen kip zien. Of mens. Blijft Extremadura, hè. Vlak voor we Calera de León bereiken begint de brede weg weer eens omhoog te lopen. Hier begint de slotklim, op tien kilometer van het eind. We hebben er 150 kilometer op moeten wachten, maar hier komt het echte klimwerk aan. Zodra de klim begint zien we aan de linkerkant van de weg Calera de León liggen, en op de heuvel staat onder meer dit opvallende bouwwerk.
Achterkant:
![tentudia-badajoz-monasterio-blog9.jpg]()
Voorkant:
![A_CALERA_LEON_05.jpg]()
In de laatste 10,3 kilometer van deze floptappe gaat het gemiddeld aan 5% omhoog. We gaan klimmen naar Monasterio de Tentudía, een beklimming van de tweede categorie. De brede weg richting Calera de León loopt al wat omhoog, eerst vals plat en dan begint het na een tijd serieus te klimmen. In de eerste officiële kilometer van de klim gaat het aan 4,6% omhoog. Vervolgens gaat het zelfs omhoog aan 8,2%, wat amper opvalt omdat de weg zo breed is en vooral rechtdoor loopt. Niet veel later zien we een bord langs de kant van de weg staan. Monasterio de Tentudía, rechtsaf slaan. Nou, dat doen we dan maar hè? De renners bereiken een smallere weg en deze weg kent een grillig verloop. In de derde kilometer van de klim komen we aan een gemiddelde van 6,5%, terwijl er pieken zijn te vinden tot 11%. Het is een beetje een achtbaan, de vlakke stroken en de steile stroken wisselen elkaar snel af. In de volgende kilometer wordt dat nog wat erger, die is als je naar het gemiddelde kijkt zelfs vlak. In de praktijk ligt dat net iets genuanceerder, toch ook weer een paar steilere strookjes. Maar dit is wel duidelijk het minder boeiende tussengedeelte van de klim. We beginnen fors en we eindigen fors, tussenin hebben we drie minder boeiende kilometers. De tweede van die drie minder boeiende kilometers kent blijkbaar een gemiddelde van 1% terwijl er ook een strook aan 10% te vinden valt in deze kilometer, dat is wel knap eigenlijk. Stukje in dalende lijn, oja, vandaar. Paar bochtjes erbij, maar relatief gezien loopt deze weg behoorlijk rechtdoor. De smalle weg wordt bijna continu omgeven door bomen, al passeren we tussendoor ook een keer in een boerengehucht. Tegen die tijd zitten we in de derde kilometer die niet zo belangrijk is, de vlakste van allemaal. Ook wel weer wat werk op en af, maar minder dan in de eerdere kilometers. Aan het eind van deze strook hebben we zes kilometer geklommen en is het nog iets meer dan vier kilometer fietsen tot de finish. Ons geduld wordt eindeloos op de proef gesteld, maar nu krijgen we een leuke uitsmijter. Een kilometer aan 7,6% met stroken tot 12%, kijk, hier had Roglic zonder die valpartij vast de knuppel in het hoenderhok gegooid. Het was al geen goede rit, en dan gaat de enige renner die de boel kan redden nog totaal onnodig op z'n bek ook. RIP aan de kijkers. In de volgende kilometer gaat de smalle en inmiddels bochtige weg een tijd omhoog aan 8%, met wat strookjes richting de 10%. De steilste stroken zijn nu achter de rug, op iets meer dan twee kilometer van het eind volgt er een volle kilometer aan 7,1% zonder hoge pieken. Richting de slotkilometer gaat het aan 7,7% omhoog, toch nog een lastig stuk aan het eind. Eenmaal in de laatste kilometer volgt er een eindeloze bocht naar rechts, we fietsen bijna een volledige ronde richting de finish. In de laatste 300 meter van de rit zwakt het af naar 5,5%, terwijl we steeds maar door blijven draaien naar rechts. De laatste bocht volgt op amper 50 meter van het eind, als het uitdraait op een sprintje moet je zeker wel bezig zijn met je positionering en op kop beginnen aan die laatste bocht. We eindigen vervolgens op een kleine parkeerplaats, een paar meter bij het Monasterio de Tentudía vandaan, bij de vreetschuur El Balcón de Tentudía in de buurt.
![e0416]()
![Tentudia.gif]()
![Fb9QGBEXkAEJ9_P?format=jpg&name=large]()
Voor het eerst in de Vueltageschiedenis eindigt er een rit bij het klooster van Tentudía. Geen verrassing, want we komen überhaupt bijna nooit langs in Extremadura. De laatste jaren toevallig wel. In 2020 reden we er even een paar kilometer doorheen, vorig jaar zagen we er een aankomst bergop en nu zien we er zelfs twee aankomsten bergop. De Vuelta en Extremadura hebben elkaar gevonden, wat kijkend naar deze en de volgende rit niet per se hoeft. De finish ligt in de provincie Badajoz, als we het roadbook moeten geloven is dit zelfs het hoogste punt van de provincie. Niet alleen volgens het roadbook is dat zo, ook volgens de Spaanse Wikipedia. Nou, dan zal het wel kloppen. Op het hoogste punt van de provincie Badajoz staat een klooster, als we doel door de translate gooien komen we zelfs uit op het woord kerkfort. Gelegen op het grondgebied van Calera de León, waar amper 1000 mensen wonen. Het Monasterio de Tentudía ligt in de Sierra de Tentudía en werd gebouwd in de 13e eeuw, vervolgens uitgebreid in de 16e eeuw. Het wordt beschouwd als een van de beste voorbeelden van de Spaanse mudejar-architectuur. Een historisch-artistiek monument, van cultureel belang! Volgens de lokale folklore vond er op deze plaats een strijd plaats tegen de moslims, de christelijke troepen riepen de hulp van Maria in en deden dat op de volgende manier: ”¡Santa María, detén tu día!” Heilige Maria, stop je dag, of zoiets. '. Door op wonderbaarlijke wijze de zon tegen te houden, waren de christelijke troepen in staat de overwinning te behalen en hun vijand af te maken.' Heel goed verhaal. De naam van dit heiligdom komt van dat detén tu día, dat werd detente día en dat werd later verbasterd tot Tentudía. Uit dankbaarheid voor de 'hulp' van de Maagd werd de hermitage van Santa María de Tudía gebouwd, gerund door de Militaire Orde van Santiago. In 1514 verhief paus Leo X , op verzoek van Ferdinand de Katholiek , de hermitage tot de rang van een klooster, dat nog steeds werd gerund door de orde van Santiago. Vanaf dit moment begon het te groeien tot het een van de belangrijkste van deze militaire orde werd. In 1518 werd het betegelde altaarstuk voor het hoofdaltaar besteld in opdracht van de in Sevilla wonende Italiaanse kunstenaar Francisco Niculoso Pisano . De huidige kerk werd gebouwd in 1559, rond die tijd werden ook de monnikencellen, het klooster en de waterreservoirs gebouwd. Pik je toch weer even mee, hè? Op het terrein kom je meerdere kapelletjes tegen, die de moeite waard zijn. En dan is er dus het hoofdaltaar, met een hoofdaltaarstuk, nou, dat ziet er zeker bijzonder uit. Kicken binnenplaatsje erbij, het is wel een aardige plek. Eentje die vooral toeristisch gezien enig belang kent tegenwoordig, een van de grootste toeristische attracties van de regio zelf. Op zich is dat niet moeilijk, in Extremadura is natuurlijk weinig te doen. Op de top van de heuvel heb je ook nog een mooi uitzicht over de omgeving, El Balcón de Tentudía is ook geen willekeurig gekozen naam. Met het fietsje of met de auto omhoog, kloostertje bezoeken, beetje je vergapen aan het uitzicht, eten in de vreetschuur en dan snel weer weg. Tot zover Tentudía.
![monasterio-de-tentudia-1.jpg]()
![monasterio-de-tentudia-4.jpg]()
In startplaats Aracena zal het overdag 27 graden worden. Jeetje, ik pak de winterjas vast. Geen kans op regen en een beetje wind uit het noordwesten. Vooral tegenwind in het het eerste deel van de rit, lekker dan. Voorbij Jerez de los Caballeros wat meer wind in de rug richting de finish, maar de wind waait niet direct hard genoeg om echt van invloed te zijn. In Calera de León, aan de voet van de slotklim, wordt het ook 27 graden. Geen kans op regen en nog steeds een beetje wind uit het noordwesten, richting het eind van de middag neemt de wind wel iets toe. Vooral rugwind op de slotklim, al is het de vraag of je daar door alle bomen veel van gaat merken. De korte rit begint om 13:05, na een neutralisatie van 16 minuten gaan de renners vervolgens echt op pad. Zoals we gewend zijn begint de uitzending van Eurosport om 14:30 en schuift Sporza om 15:50 aan. De aankomst wordt verwacht tussen 17:18 en 17:44.
![Fb9QGBAWQAAiuox?format=jpg&name=large]()
In principe leek me dit een rit die wel eens gecontroleerd zou kunnen worden door Jumbo, waarna Roglic vervolgens voor de ritzege, de bonificaties en eventueel ook nog een klein gat zou kunnen sprinten. Nou, dat verhaal kan nu wel overboord. Als hij al van start gaat zal het met minder ambitie zijn dan voorheen. De wonden likken, terwijl hij (denk ik) van plan was de komende dagen alles uit de kast te halen om alsnog de Vuelta te winnen. Ontzettend zuur voor de koers, behalve dan als je een Belg bent. Nu wordt het doodleuk een rit voor de vluchters, boeken toe. Het zou sowieso geen leuke rit worden, omdat iedereen zich natuurlijk zou sparen voor die laatste vier kilometer. Het zou echt een sprintje bergop worden met vrij beperkte verschillen, maar nu denk ik dat er tussen de klassementsrenners überhaupt niets gaat gebeuren. Of Movistar moet iets op poten zetten om het aangeschoten wild dat Roglic heet definitief de nek om te draaien, dat zou wel typisch Movistar zijn. Gezien hun gebrek aan initiatief tot nu toe zal dat wel loslopen, dus wordt het voor de vluchters. Die rijden ergens weg op een van de klimmetjes in het begin, na die lange aanloop vals plat.
1. Landa. Gaat deze week nog een rit winnen, dat geef ik je op een briefje. Is het niet vandaag, dan wel morgen of zaterdag.
2. Soler. Gaat deze week geen rit winnen, geef ik je ook op een briefje. Maar we mogen wel nog een paar keer genieten van zijn Marcoheid.
3. Carapaz. Ik heb het idee dat ik namen aan het recyclen ben, maar dat is natuurlijk ook de Vuelta. Je kunt ze ondertussen uittekenen.
4. Pinot. Zou het eindelijk eens lukken om in de vlucht van de dag te geraken? Vast niet.
5. Battistella. De enige renner van Astana die goed genoeg lijkt om hun Vuelta en eigenlijk hun hele jaar een beetje te redden.