Etapa 12: Salobreña - Peñas Blancas. Estepona, 192,7 km![qNjjBqs.png]()
![236ff]()
![3e937]()
Van start gaan we in Salobreña, en dat is voor het eerst. Nooit eerder vertrok hier een rit in de Vuelta, of in welke koers dan ook. Tot dit jaar, dit is echt het jaar van Salobreña. Een paar maanden geleden ging hier al de eerste rit van de Ruta del Sol voor vrouwen van start en nu is het de beurt aan de mannen in de Vuelta. Overigens niet voor het eerst dat we in Salobreña zijn, de afgelopen jaren hebben we hier al regelmatig heel wat kilometers afgewerkt langs de kust en dus zijn we ook al een paar keer door Salobreña gereden. Salobreña is een gemeente in de Spaanse provincie Granada in de regio Andalusië die 12.472 inwoners telt, gelegen aan de Costa Tropical. Die costa hebben we vorig jaar nog gezien, toen reden we van Roquetas de Mar naar Rincón de la Victoria dwars door de stad heen. Of dorp, hoe je het ook wil noemen. Wikipedia vindt dat het een dorp is en komt met de volgende informatie: Het dorp dat omgeven wordt door talrijke suikerrietvelden heeft twee gezichten. Enerzijds is er het charmante ommuurde middeleeuws stadsgedeelte, en anderzijds is er het huidige Salobreña dat de toeristen wil verwennen. Net als het nabijgelegen Almuñécar werd ook Salobreña door de Feniciërs gesticht. Veel sporen hebben zij niet meer nagelaten. Maar recenter waren er de Arabieren, die er in de 13e eeuw het Arabisch kasteel bouwden. De burcht had twee functies. Het was het zomerverblijf voor de Nasridische Koningen, maar ook een gevangenis voor leden van de Koninklijke familie die in ongenade waren gevallen. Ze willen de toeristen verwennen, toe maar. Vandaar dat de Vuelta op bezoek komt waarschijnlijk, even de boel in de spotlights zetten. Al vraag ik me toch af hoe dat werkt, als de start van de rit niet eens wordt uitgezonden. Enfin, ze claimen hier een geschiedenis te hebben van meer dan 6000 jaar. Of dat helemaal klopt weet ik niet, maar dat ze hier een kicken kasteel hebben is in ieder geval duidelijk. Het oude gedeelte van Salobreña ligt bovenop een rots en bestaat uit een verzameling witte huisjes, met helemaal boven op de top dat kasteel. Een Moors kasteel, genaamd 'Castillo de Salobreña', daar is lang over nagedacht. Het nieuwe gedeelte van de stad, onder de rots, is meer gericht op de toeristen. Hoop nieuwe gebouwen, gelegen aan het strand. Er zijn vijf stranden, naar het schijnt, die onder meer worden gescheiden door El Peñón de Salobreña, de rots van Salobreña. Een uitstulping in de zee, inderdaad vrij rotsachtig. Het zorgt ervoor dat Salobreña een vrij karakteristieke plaats is, met dus een hoop suikerrietvelden in de omgeving. Al schijnt dat wel een beetje een tanende business te zijn, ze richten zich hier tegenwoordig ook vooral op subtropisch fruit. Ze proberen hier die levensgevaarlijke en extreem vervuilende avocado's te verbouwen, bijvoorbeeld. Walgelijk. Naast met je dikke reet op het strand liggen of wandelen naar het kasteel boven op de rots kun je ook nog aan tal van watersporten doen hier. Tot zover Salobreña, me dunkt.
![754f4e73-city-48118-1798e365ac8.jpg?width=1366&height=768&xhint=1275&yhint=1161&crop=true]()
De eerste 52 kilometer van deze rit, tot in Torre del Mar, zal bekend zijn voor sommige renners. Vorig jaar reden ze over dezelfde wegen, totdat ze in Torre del Mar rechtsaf sloegen, begonnen aan een klimmetje en daarna afdaalden richting Rincón de la Victoria. Het zou een rit worden voor de vluchters, hamstergezicht Michael Storer won. Roglic ging op het laatste klimmetje ook nog in de aanval en daarna op z'n bek, dat was minder verstandig. Enfin, bekende route dus. In de eerste tien kilometer van deze rit rijden we over brede en licht glooiende wege nnaar Almuñécar, een plaats waar ik vorig jaar al uitgebreid bij stilstond. Waarom? Nou, ene Carlos Rodriguez is afkomstig uit Almuñécar. Onthouden die naam, zei ik vorig jaar, en nu staat hij vierde in het klassement van de Vuelta. Geen boude voorspelling overigens, het gaat misschien iets sneller dan verwacht maar zijn talent stond altijd buiten kijf. Wel leuk voor Carlos dat hij als Spaans kampioen door zijn eigen woonplaats mag fietsen, vermoedelijk ook nog eens over zijn trainingswegen. Zijn toch de beste momenten, lijkt me. In de tien kilometer tot Almuñécar fietsen we over een glooiende en bochtige weg. Keer een kilometertje aan 5%, waar de vlucht dan maar moet ontstaan, verder stelt het niet veel voor. We fietsen langs de kust en zien aan de rechterkant van de weg vooral wat ruige natuur. Af en toe passeren we een nederzetting, maar het is wel een vrij rustige tocht. Almuñécar is de belangrijkste badplaats van de zogenaamde Costa Tropical. Ook een kasteeltje hier, met een scheve toren, maar vooral veel hotels en appartementen voor de toeristen. We rijden in Almuñécar vooral door alle nieuwe urbanizacións, het kustgedeelte van dit voormalige vissersdorpje blijft behoorlijk uit beeld. Voorbij de stad van Carlos Rodriguez rijden we naar Nerja, de komende 22 kilometer blijft de weg breed, doch bochtig en glooiend. We blijven de kustlijn volgen en komen heel wat korte klimmetjes tegen. Ook komen we wat tunneltjes tegen, en wat witte dorpjes. La Herradura bijvoorbeeld, wat toch een opmerkelijke naam is. Je dorp zal maar hoefijzer heten, gekkenwerk. Een redelijk afdalinkje hier, waarna de weg twee kilometer omhoog zal lopen aan een procent of vijf. Na dit klimmetje slaan de renners bij een rotonde linksaf waarna ze een tijdje over een bochtige maar redelijk vlakke weg gaan rijden. Soms rijden we een tijdje het binnenland in, maar we komen steeds weer uit bij de fraaie kust. Toch wel een beetje Milaan-San Remo-vibes. Vlak voor we Nerja bereiken gaat het nog een keer een kilometertje wat steviger omhoog, maar al bij al is het een vrij simpel begin van de rit. In en rond Nerja, dat we na 32 kilometer bereiken, komen de renners een paar rotondes tegen. Nerja is een mooie stad met veel witte huisjes en in de omgeving is er ook genoeg te beleven. Zo kom je aan de rand van de stad boven op een klif een opvallend hotel tegen, Balcón de Europa. Een deel van dit hotel hangt over de rand van de klif, boven het water. Op de lange termijn niet de meest gunstige locatie, maar voorlopig ziet het er wel tof uit. In de nabijheid van Nerja staat ook nog een bijzonder fraai en behoorlijk groot aquaduct, terwijl je even verderop ook nog een bezoekje kunt brengen aan Cueva de Nerja, een bijzondere druipsteengrot.
![un-hotel-situado-en-primera.jpg?w=900&h=-1&s=1]()
Na Nerja wordt het parcours beduidend simpeler. We blijven langs de kust fietsen, maar na Nerja is er een weg die ook daadwerkelijk direct langs het water ligt. Hier zijn geen heuveltjes te vinden, waardoor het de komende kilometers volledig vlak gaat zijn. Het gaat een kilometer of 20 behoorlijk rechtdoor langs de kust tot in Torre del Mar. De renners komen tal van rotondes tegen, terwijl ze het ene na het andere witte dorpje passeren. De meeste van die dorpjes liggen prachtig op een heuvel, als het uitgezonden werd zou dat fraaie beelden opleveren. Ook de zee blijft fraai, terwijl we een tijd langs een flinke rotswand mogen fietsen. Alles is mooi, behalve dan het feit dat het hier bijna volledig vlak is en er dus geen reet gaat gebeuren. In Torrox zien we een torentje op een heuveltje staan, altijd leuk. De laatste kilometers voor we Torre del Mar bereiken fietsen de renners eigenlijk continu door de bebouwde kom, van het ene plaatsje aan de kust naar het volgende. De boel is hier aardig volgebouwd, is het niet met huizen of hotels dan wel met rotondes. Na 52 kilometer komt het peloton uit in Torre del Mar, waar vorig jaar de tussensprint lag. En daarna lag er ook een bocht naar rechts, waarna we in het binnenland gingen klimmen. Nu volgen we juist de route van de Vuelta van 2017, toen we van Motril naar Antequera fietsten. Daar won toen Tomasz Marczynsky, never forget. Na Torre del Mar blijven de renners verder rijden over dezelfde weg, richting Málaga. Deze stad bereikten we vorig jaar en ook in 2017 net niet, maar nu gaan we er dwars doorheen fietsen. Een kleine 20 kilometer later rijden we wel eerst door Rincón de la Victoria, waar de victoria vorig jaar dus naar Michael Storer ging. In die kilometers komen we amper iets tegen, hetzelfde verhaal als de vorige kilometers. Paar dorpjes, paar rotondes, en dat was het dan wel. In alle kustplaatsen die we passeren staan wel wat mooie gebouwen. Bijna iedere stad hier heeft wel een toren, zo ook La Cala del Moral, aan de buitenrand van Rincón de la Victoria. Uiteraard hebben ze ook bijna allemaal een mooi zandstrand, dat soms dan weer is ingesloten door wat mooie rotspartijen. Al dat moois lieten we in 2017 achter ons om ergens in dit gebied rechtsaf te slaan het binnenland in, nu fietsen we nog een kilometer of 10 verder langs de kust en bereiken we na 84 kilometer Málaga. Paar bochten en rotondes, maar anders niks. De Vuelta van 2018 ging van start in Málaga, Rohan Dennis won toen de proloog. In 2015 won Peter Sagan in Málaga en in 2010 won Philippe Gilbert hier een aankomst heuvelop bij het lokale kasteel. Grote stad natuurlijk, dat Málaga. De op een na grootste stad van Andalusië, heel ziek. Kunnen we nog meer over vertellen, doen we niet. We fietsen dwars door Málaga heen, daardoor ontdekken de renners vanzelf hoe groot het hier is.
![malaga.jpg]()
Na een tijd komen we in Málaga op de snelweg terecht, die dwars door de stad loopt. Ook buiten Málaga volgen we nog een dikke tien kilometer die snelweg, een Spaanse specialiteit. Rechtdoor, gigantisch breed, vlak. Al is het ondanks alles toch niet zomaar een weg. We rijden over de A-357, de bewuste weg waar op 15 februari 2001 een verschrikkelijk ongeluk plaatsvond. De gebroeders Otxoa waren aan het trainen en reden over de vluchtstrook, in Spanje geen ongebruikelijk tafereel. Ze waren op weg naar Alhaurin de la Torre, het winterverblijf van de familie Otxoa. Een onoplettende bestuurder dacht daar anders over, hij reed de vluchtstrook op en schepte de broers. Ricardo liet meteen het leven, Javier overleefde het maar net. In 2018 overleed Javier Otxoa uiteindelijk alsnog, na een slopende ziekte, in Alhaurin de la Torre. De Vuelta kende toevallig in hetzelfde jaar een aankomst in dat Alhaurin de la Torre, waardoor ik helemaal kon leeglopen over de onfortuinlijke tweeling. De Tour kwam dit jaar aan op Hautacam, waar Javier Otxoa ooit won, toen kon ik mijn stukje herhalen. Ik zal jullie dat nu dus besparen, maar we staan alsnog even stil bij de familie Otxoa. En we vervloeken de bestuurder, die er nog makkelijk mee wegkwam ook omdat hij lokaal werd gezien als een belangrijk persoon. Hoogleraar aan een universiteit, het is wat. Kutland, en anders niks. Ter hoogte van Cártama liet Ricardo Otxoa het leven en veranderde het leven van Javier Otxoa voorgoed. Het is in de buurt van dat Cártama dat we de snelweg verlaten, net voor we de plek des onheils bereiken. Na alle rechte kilometers over deze snelweg, wat ze zelf zien als een provinciale weg, komen de renners kort achter elkaar zeven rotondes tegen en een bochtige passage in het dorp. Buiten Cártama slaan de renners linksaf en dan rijden ze een tijd verder over dezelfde richting Coín. Het is nog een aantal kilometer zo goed als vlak, maar na een tijd begint de weg wat meer glooiend te worden. Nog geen klimwerk, een beetje ouderwets Spaans vlak. Paar rotondes, wat bochtjes, af en toe een kleine nederzetting, maar eigenlijk maken we nog steeds bijzonder weinig mee. Na 118 kilometer koers bereikt het peloton Coín, waar in de Vuelta van 2017 nog een rit van start ging. Die zou eindigen in Tomares, waar Trentin won. Tevens een plaats waar we later deze Vuelta nog eens naartoe gaan. Over Coín zelf was ik toen niet echt te spreken, dit was ongeveer de conclusie: In Coín en omgeving zijn ook meerdere televisieseries opgenomen, zoals de Britse serie Eldorado. Dit was een serie van de BBC, maar een van de minder succesvolle. Volgens IMDB was het een gigantische flop en een zwarte pagina in de geschiedenis van de zender. De serie werd al vrij snel gecancelled en krijgt een 5,2 op IMDB. Dat is dus zo'n beetje Coín, in een notendop. Een kleine onvoldoende. Een typisch wit stadje, zoals ze er honderden hebben in deze streek. Er gaan alleen nog wat bonuspunten richting de kerk. Die is nog wel redelijk opvallend en ook best fraai, zowel van binnen als van buiten. Al wist ik in 2017 nog niet dat de voormalige triatleet Carmelo Urbano voor de fiets zou kiezen en in 2020 en 2021 prof zou zijn bij Caja Rural. Dat deed hij wel zonder resultaten, waarna hij pardoes op straat werd gezet. Weer een kleine onvoldoende dus.
![1200px-San_Juan_Bautista_Church%2C_Co%C3%ADn_02.jpg]()
Op een dikke 70 kilometer van het eind gaan we zowaar beginnen aan een klim. Het gaat een aantal kilometer op een bijzonder onregelmatige manier omhoog naar de Puerto de Ojén. Een bochtige passage in Coín en daarna rijden we over een brede weg verder naar Monda. Paar vlakke kilometers, paar kilometer aan 3%, dat idee. Voorbij Monda wordt het wel iets serieuzer, het gaat drie kilometer omhoog aan 4,5% met tussendoor zelfs een kilometer aan 6%! De weg blijfr breed en is ook verrassend recht. Rechtdoor omhoog, lachen. Na een vlakkere kilometer met zelfs een stukje in dalende lijn werken we het laatste stuk van de klim af richting Ojén, het wordt hier plotseling een stuk bochtiger en ook een stuk mooier. Nog wat werk vals plat omhoog en dan een uitsmijter aan 4,%, waarna we gaan afdalen richting dat Ojén. Geen al te boeiende klim, moet ik heel eerlijk toegeven. Maarja, wel een soort van minimale poging om een volledige Unipuerto te ontlopen. Al is het wel echt de minste inspanning die men kon leveren, in deze omgeving liggen lastigere beklimmingen en die zaten in het verleden ook gewoon in de Vuelta. Nu was dat vast niet mogelijk omdat de rit dan langer dan 200 kilometer was geworden en dat is in Spanje VERBOTEN. Bij het profiel dat je zo te zien krijgt de eerste kilometers wegdenken, net dat stuk aan 8% maakt geen onderdeel uit van de klim. Na een lichtelijk bochtige en enigszins technische afdaling bereiken we na 138 kilometer Ojén, een authentiek wit stadje gelegen op een heuvel. Ziet er schitterend uit, al is dat witte natuurlijk verre van uniek hier. Dan is het waarschijnlijk al origineler dat ze hier de rotsen deels hebben uitgehold en er dingetjes in hebben gebouwd. En dat ze hier blijkbaar hun eigen anijslikeur hebben die nogal populair zou moeten zijn. Andalucia.org maakt vooral reclame voor het lokale ecohotel, waarvan akte uiteraard.
![OjenN.gif]()
![FC1352A5-EC40-4722-B6CE-4EFD5F1991C8.jpeg]()
We rijden dwars door het fraaie Ojén en passeren onder meer langs de Cuevas de Ojén. In en rond het dorp is het even vlak, daarna volgt er een afdaling van een kilometer of vier richting Marbella. In het begin is de weg iets smaller en vrij bochtig, maar na een tijd komen de renners op een snelweg terecht die dan wel omlaag mag lopen, maar door de brede weg totaal niet relevant is. Enkele kilometers later komen we uit in Marbella, waar we na een paar rotondes in de buurt van het strand rechtsaf slaan. Deze bekende badplaats aan de Costa del Sol zagen we in de Vuelta van 2018 nog, toen hier zelfs een rit van start ging. Hans Kazan lag hier laatst nog in het ziekenhuis en het is natuurlijk ook de woonplaats van Luis Angel Maté, een jongen die tijdens deze rit een hoofdrol voor zichzelf zal opeisen. Na de bocht naar rechts in het centrum van Marbella komen we op een brede weg terecht die we eigenlijk doodleuk gaan volgen tot in Estepona, waar de voet van de slotklim ligt. Ik zou er een gigantisch boekwerk over kunnen schrijven, maar eigenlijk gaan de renners simpelweg meer dan 20 kilometer een brede en vlakke weg volgen tot er geklommen moet worden. We fietsen door een hoop afschuwelijke badplaatsen en komen hooguit wat rotondes tegen, meer niet. Na een tijd komen we op de A-7 terecht, lekker scheuren over de snelweg. Ter hoogte van San Pedro de Alcántara rijden de renners een tunnel binnen, dat is waarschijnlijk het meest enerverende onderdeel van deze kilometers. Flinke tunnel wel overigens, dat wordt even een paar minuten zeekoeien spotten op het strand. In de Vuelta van 2018 reden we overigens ook door San Pedro de Alcántara, sloegen we hier ergens rechtsaf en begonnen we aan een klim. Nu gaat het een tijd rechtdoor verder over een vlakke weg langs de kust, al komt die kust door alle bebouwing nooit in beeld. Door deze weg, eindeloos, ein-de-loos, heb je toch weer het gevoel naar een onvervalste Unipuerto te gaan kijken. Fernando Escartin is een Thierry Gouvenou. Uiteindelijk komen we uit in Estepona, waar we na een stuk of zes rotondes bij de zevende rotonde rechtsaf slaan. Dan volgt er na 172 kilometer de tussensprint én bonussprint van de dag in de plaats waar in de Vuelta van 2015 ooit nog een keer een rit van start ging. In 1976 kwam hier dan weer een rit aan. Weten jullie wie toen won? Nou, je zal het niet geloven, maar het was niemand minder dan de enige echte José De Cauwer. Het was de eerste rit in lijn van die Vuelta, verreden na een korte proloog die eveneens plaatsvond in Estepona. Die proloog werd gewonnen door Didi Thurau, maar die eindigde tijdens de eerste rit in lijn op achterstand, waardoor José de leiderstrui mocht dragen. Sorry Jeroen en Karsten, jullie hebben even een dagje het nakijken, dit gaan we even bekijken bij Sporza. Jaan Kirsipuu won hier dan weer een rit in 1998, terwijl die rit in 2015 eindigde in Vejer de la Frontera op een muurtje, waar Alejandro Valverde met de zege ging lopen. Estepona, volgens Wikipedia kocht wappie Bryan Roy hier in 2017 47.000 vierkante meter grond om er een hotel met sportfaciliteiten te vestigen. Raar. Gary Moore overleed dan weer hier, out in the fields!
![a39abd09-e300-4ece-8d2d-f9a74f71d6eb.webp]()
Mooi plaatsje, dat Estepona. Karakteristieke straatjes, keileuk. Lichtelijk toeristisch, maar wat wil je aan de Costa del Sol. Het is vooral mooi dat we nu eindelijk gaan klimmen, een kilometer na de tussensprint ligt de voet van de slotklim op ons te wachten. Voorbij de tussensprint slaan we nog eens rechtsaf en via een weg met een paar rotondes fietsen we naar de volgende kruising toe, waar het dan weer naar links gaat. Bij het verlaten van Estepona loopt de weg omhoog en beginnen we aan de slotklim van 19 kilometer naar Peñas Blancas, of zoals mijn fans weten, Los Reales. Eigenlijk is het Los Reales, maar de organisatie geeft om onduidelijke redenen de voorkeur aan Peñas Blancas. Enfin, het gaat 19 kilometer omhoog aan 6,3%. Al zeggen mijn vrienden van altimetrias iets anders, maar uiteindelijk komt het vast allemaal op hetzelfde neer. Altimetrias ziet een makkelijke kilometer aan het begin, terwijl de organisatie ons laat geloven dat we direct steil omhoog gaan. Ik vertrouw alleen altijd volledig op de altimetriasgoden en dus gaat het na een kilometer aan 4% drie kilometer aan meer dan 7,5% omhoog. Daarna volgen er twee makkelijkere kilometers, met dank aan een paar vlakkere stukken. We komen maar aan en procent of drie gemiddeld in dit stuk, in de volgende kilometer blijven we op 5% steken. Een kilometer in twee delen, eerst een stukje in dalende lijn en dan een halve kilometer met stroken tot 15%. In de twee kilometer daarna zitten meer steile stroken, gemiddeld komen we nu aan 8%. In wat ooit een fraai gebied was loopt de weg vervolgens twee kilometer aan 7% omhoog. We passeren langs de Mirador Subida a los Reales, waar een Homenaje a los ciclistas is te vinden. Een kunstwerk ter ere van de coureurs, altijd sympathiek natuurlijk. De omgeving is ruig, rotsachtig en tegenwoordig ook vrij zwart. We fietsen door de Sierra Bermeja en die is niet al te lang geleden bijna volledig afgefikt. De klim van de zwarte bomen, zo mag je 'm ook noemen. De brede weg omhoog kent wat bochten, veel meer valt er niet te zeggen. Redelijk open, dus de wind kan eventueel wel iets doen. Na 10 kilometer klimmen passeren we langs de mirador van Los Reales, inderdaad wel weer een kicken uitzicht hier. Voorbij de mirador komen we een kilometer aan 6% tegen, waarna het weer een kilometer aan 7% zal stijgen. Af en toe een piekje tot 10%, toch een redelijk ongelijkmatige klim. Het gemiddelde valt nog wel mee, maar makkelijk is anders. Richting de top van de echte Peñas Blancas, daar waar in de Vuelta van 2013 de finish lag, gaat het twee kilometer omhoog aan 6,5% en een kilometertje aan 6%. Maar, de finish ligt dit jaar vier kilometer verder. Als we de top van Peñas Blancas bereiken gaat het nog wat verder omhoog naar Los Reales, daarom is het wel handig om qua naam dit onderscheid te maken. Voorbij de finish van 2013 slaan we linksaf en bereiken we een veredeld geitenpad. Toch gaat dit geitenpad niet direct steil omhoog, er volgt eerst een kilometer aan 5,5% voor het leuk wordt. De laatste drie kilometer van Los Reales zorgen ervoor dat dit toegevoegde stuk inderdaad een toevoeging is. Kilometer aan 7,7%, eentje aan 7,5% en dan gaat het in de slotkilometer omhoog aan 8,4% met een strook tot 14%. Na 19 kilometer klimmen bereiken we dan de top van deze klim, waar we vooral in de slotfase de allesvernietigende gevolgen van een bosbrand kunnen bekijken met onze eigen oogjes. Gelukkig vraagt de Vueltaorganisatie aandacht voor de gevolgen van bosbranden en klimaatverandering, door alleen al dankzij twee lange verplaatsingen iedereen 2200 kilometer te laten reizen, haha. Richting de top komen we tussen de zwartgeblakerde bomen door nog wat haarspeldbochten tegen, terwijl het dus lekker steil omhoog gaat. Een steil stuk in het begin en een steil stuk aan het eind, dat is waar het op Los Reales moet gaan gebeuren. In de wetenschap dat we nog een dikke kilometer verder hadden kunnen klimmen aan nog hogere percentages, laat het laatste stuk van het profiel van altimetrias voor wat het is.
![927e5]()
![Reales1.gif]()
![DCE7DF9E-CD9A-480B-B01F-7D97E87200B9.jpeg]()
Peñas Blancas had een van mijn favoriete beklimmingen ooit kunnen zijn, dat scheelde maar een paar hectometer. Tijdens de achtste etappe van de Vuelta a España van 2013 reed men van Jerez de la Frontera naar Peñas Blancas, de klim debuteerde toen. Op de slotklim ging niemand minder dan Igor Antón in de aanval. MIJN Igor. Igor hield stand tot in de slotkilometer, ik stond al klaar om in m'n eentje de polonaise te gaan lopen, totdat vanuit de achtergrond, helemaal vanuit het niets, een renner van Team NetApp-Endura opdoemde. De ploeg die een wildcard kreeg. De ploeg die later uitgroeide tot Bora-Hansgrohe, maar toen nog niets voorstelde. Voor die ploeg reed ene Leopold König, daar hadden we met z'n allen nog nooit van gehoord. Die Leopold König werd al vierde op de eerste aankomst bergop die Giro, op Peñas Blancas haalde hij in de laatste meters van de rit Igor Antón in en niemand haalde hem meer in. Hij won de rit, één seconde voor Dani Moreno en vijf tellen voor een groepje met Roche, Pinot, Basso, Bart De Clercq godbetert en Igor Antón. Die viel stevig terug in de laatste meters. De echte favorieten, zoals Valverde, Rodriguez, Nibali, en naar wat later zou blijken, Chris Horner, hielden zich rustig en kwamen een pas later binnen. Goh, wat een rollercoaster was dat. Ik stond al klaar om te juichen, halen ze hem gewoon in. Oké, dat kan dan nog gebeuren, maar Leopold König? Nooit gezien, nooit van gehoord. In de jaren daarna natuurlijk wel, todat hij ineens spoorloos verdween. König, vreemdste patriot. Maar goed, de aankomst van toen heeft relatief weinig te maken met deze aankomst, want we gaan vier kilometer verder omhoog naar Los Reales. Ik zou kunnen zeggen dat Alejandro Valverde in 2016 won op Peñas Blancas in de Ruta del Sol, maar we gaan dus verder omhoog en eindigen in het Paraje Natural Los Reales de Sierra Bermeja, waar we niet over kunnen praten zonder het ook meteen over Luis Angel Maté te hebben. Maté is inmiddels een veteraan van 38 die sinds vorig jaar voor Euskaltel-Euskadi rijdt en aanwezig is in deze Vuelta. Voor de Vuelta begon had hij aangekondigd dat hij veelvuldig in de aanval wilde gaan en dat hij voor iedere kilometer in de aanval een boom zou laten planten in de Sierra Bermeja. Deze sierra dus, waar we nu eindigen. De sierra wordt geteisterd door bosbranden. Vorig jaar was er een gigantisch grote bosbrand, maar ook dit jaar schijnen er alweer twee te zijn geweest. Vorig jaar ging 10.000 hectare verloren, dit jaar ook alweer 5.000. Terwijl er tussen 1975 en 2018 'slechts' 25.000 hectare verloren ging door bosbranden, er is dus sprake van een negatieve trend. Het wrange is dat de renners in de finale over een spiksplinternieuwe weg mogen rijden, een weg die voor liefst 450.000 euro is opgeknapt. Dat komt vaker voor als de koers passeert, maar deze keer heeft het een andere reden. De weg is opgeknapt voor de brandweer, zodat ze dit gebied makkelijker kunnen bereiken als er wéér een bosbrand uitbreekt. Maté komt uit Marbella, waar we in de finale doorheen fietsen en is dus een local. Hij mag hier graag trainen en daarom gaat het hem aan het hart dat de hele boel hier is afgefikt. Zijn plannetje om de boel op te knappen komt alleen nog niet echt van de grond, ik heb Maté nog niet vaak in de vlucht gezien. Met slechte benen valt dat niet mee. De Sierra Bermeja krijgt er voorlopig weinig bomen bij. Zelfs het feit dat de organisatie van de Vuelta en zijn eigen ploeg het aantal bomen verdubbelen zet voorlopig weinig zoden aan de dijk.
Dit artikel van RTVE is wel de moeite waard. We leren dat er bij die gigantische bosbrand van vorig jaar ook een brandweerman om het leven kwam en dat ze een maand bezig zijn geweest om er zeker van te zijn dat de boel niet opnieuw zou oplaaien. Maté had er blijkbaar zelfs nachtmerries van: Als we de pas beklimmen, zijn de beelden deprimerend vanwege de struiken en bomen die langs de kant van de weg zijn verbrand en vanwege de geur die nog steeds wordt waargenomen. „Het is een drama, een treurige reis, een echte barbaarsheid . Als je ziet hoe je kantoor, je huis, van de ene op de andere dag brandt, is het heel moeilijk. Het is een angstaanjagende, ongekende brand geweest, een catastrofe, die me sprakeloos maakt, met die sentimentele component om het zo te zien. Soms heb ik 's nachts nog steeds nachtmerries", benadrukt Maté. “Wat een falen van de mensheid dat we niet zelf voor ons eigen huis zorgen. Als wij het niet doen, doet niemand het. Het is moeilijk te accepteren en het is moeilijk om zelfs maar een boodschap van optimisme over te brengen, omdat ik er nog steeds geen kleur in zie", voegde hij eraan toe. Inderdaad, we falen als mensheid. Verderop in het artikel lezen we dat Banesto hier 's winters vaak op trainingskamp kwam, in dit gebied met een ecologische en natuurlijke rijkdom van jewelste, als de boel niet affikt tenminste. Een sparrenbos, uniek in de wereld, totdat alle sparren zwart waren. Saunier Duval kwam hier ook altijd op trainingskamp, Saunier DuvalGoden. Davide Rebellin vond dit ook een heerlijke plek om te trainen, de Sierra Bermeja is dus een plek voor fijnproevers. Of was, als we zo doorgaan blijft er niet veel van over. In totaal 32.000 hectare, dus het afgelopen jaar is al zo'n beetje de helft in de fik gevlogen. Schiet lekker op allemaal. Het wordt tijd dat we ons met z'n allen eens een beetje meer bewust gaan zijn van de invloed die we uitoefenen op, nouja, alles. Daar helpt de Vuelta overigens niet direct bij. Ze kunnen het nu mooi verkopen, maar vorig jaar, vóór de grote bosbrand, waren er al geruchten over een aankomst op Los Reales. Nee, ze zochten gewoon een berg, aandacht vragen voor bosbranden en het falen van de mensheid is een leuk verhaal achteraf. We gooien ons lege flesje in de recyclebak, doen een plas en alles bleef zoals het was. Voorbij de top van de klim komen we overigens de Mirador Salvador Guerrero tegen, nou, daar heb je me een partij een uitzicht, dat willen jullie niet weten. Oja, en dan hebben we de Pericopuerto van de dag nog. Perico is op pad geweest met El Cordobes, blijkbaar een stierenvechter. Wat een mokerirritante vent. Maar, richting het eind van het filmpje zie je wel hoe slecht de Sierra Bermeja er aan toe is. Hopelijk zit Maté in de vroege vlucht, we hebben een hoop nieuwe bomen nodig.
![Sierra-Bermeja.jpg]()
In de startplaats wordt het overdag 30 graden, er is geen kans op regen en de wind komt uit het westen dus hebben we weer met tegenwind te maken. In Estepona, aan de voet van de klim, ongeveer hetzelfde verhaal, al draait de wind daar wel iets bij naar het zuidwesten, waardoor we op de slotklim wellicht met enige rugwind te maken krijgen. Vrij lange rit weer, dus begint men om 12:25. Na een neutralisatie van negen minuten gaan ze vervolgens echt van start, waarna we alle strijd weer gaan missen. Eurosport is er zoals altijd om 14:30 bij, de Belg om 15:50. Tegen die tijd fietsen we ergens rond Coín en begint er enig klimwerk na een rit vol niets. Eigenlijk hoef je op het aanvangsuur na verder niks te zien van deze rit, tot de slotklim begint. Aanvangsuur kunnen we alleen niet eens zien, sad. Tv aanzetten omstreeks 16:45, als de renners bij de tussensprint in Estepona worden verwacht. Aankomst zou vervolgens tussen 17:16 en 17:46 moeten zijn, met tegenwind zal het wel weer dat tweede worden.
![u1vnRW4.jpg]()
SPOILER
Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn
ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis
Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Ik verwacht eigenlijk weer een dag voor de vluchters. Wie gaat hier de hele dag controleren om zichzelf vervolgens naar de slachtbank te laten rijden door R.EVolution? Of enkele renners moeten zichzelf in de maling nemen en denken dat hij te pakken is op een langere klim, want dit is wel de langste aankomst bergop tot nu toe. Maar nee, dan zou ik eerder wachten op de Sierra Nevada. Die is nog een stuk langer en vooral ook een stuk hoger, dat is zo'n beetje het enige vraagteken dat we nu nog hebben, of ie de hoogte een beetje aankan. Nee, niemand gaat hier energie verspillen. Wellicht Quick Step zelf, al zal dat ook moeilijker worden zonder Alaphilippe. Nee joh, vluchtertjes, eitje. waardeloze unipuerto verder, kappen met die shit.
1. Vine. Met deze aanvang niet makkelijk om in de vlucht terecht te komen en het is de vraag of men met hem wil rijden, maar als dat wel zo is wint ie natuurlijk weer. Gewoon.
2. Pinot. Haha, nee.
3. Landa. Haha, supernee.
4. Carapaz. Haha, superdupernee.
5. Maté. Toch al snel 190 nieuwe bomen voor de Sierra Bermeja, hatseflats.
Het blijft toch een merkwaardige sport hè, dat wielrennen.