Etappe 14: Saint-Étienne - Mende, 192,5 kmJa, dat was wel weer een etappe. De rit naar Saint-Étienne kon eindigen in een massasprint volgens sommige ploegen, andere ploegen hadden dan weer totaal andere ideeën. In het begin van de rit werd duidelijk dat Alpecin-Deceuninck geen grote vlucht wilde laten rijden en na een tijd leken ze hun zin te krijgen. Een groepje van een man of vijf reed weg vlak voor we aan een klimmetje begonnen, maar op dat klimmetje ging het voor de sprinters mis. Op die klim gingen namelijk Ganna en Küng in de aanval en dan zit je dik in de shit. Ga daar maar eens een dag achteraan rijden. Matteo Jorgenson was ook mee, die sloeg in het wiel van die twee toch een beetje een modderfiguur. Na de klim ging een grote groep in de achtervolging op het koptrio, maar toen na de klim alle geloste knechten van Alpecin weer vooraan waren verschenen wisten ze het gat knap dicht te rijden. Een straffe prestatie van de mannen van Philipsen, maar bijna direct daarna ging het toch nog mis. De grote groep was gegrepen, maar op het moment dat het stilviel reden er toch nog vier renners weg. Onder meer een duo van Trek, Simmons en Pedersen. De vier maakten de oversteek naar de drie op kop en toen hadden we een sterke kopgroep van zeven. Een kopgroep met twee van de beste tijdrijders van de wereld, die moet je geen grote voorsprong geven. Dat waren ze bij Alpecin ook niet echt van plan, maar op veel steun konden ze niet rekenen. Lotto-Soudal besloot na een tijd mee te gaan helpen, maar andere ploegen hielden zich afzijdig. Geen Quick Step, geen BikeExchange, geen DSM, niets en niemand. Alle knechten van Alpecin waren vanaf de eerste meter van de rit al aan het rijden en dus werd het voor die ploeg alleen een lastig verhaal. Met de hulp van Lotto-Soudal wisten ze het verschil vrij beperkt te houden, maar op ieder klimmetje verloren ze weer een minuut. De klimmetjes waren funest, daar kon niet hard gereden worden omdat de sprinters dan meteen zouden afhaken.
Het zag er voor de koplopers dus mooi uit, vooral toen Lotto-Soudal massaal een bocht mistte. Dat was volgens Gilbert de schuld van een mannetje van Alpecin, maar het gevolg was in ieder geval dat hij rechtdoor in het decor vloog en dat Ewan op z'n muil ging. Zonder Ewan stopte Lotto-Soudal uiteraard met rijden en dus liep de voorsprong van de koploper weer op. Quick Step besloot dan maar een mannetje bij te steken, maar dat duurde niet lang aangezien Jakobsen op de oplopende strook in de problemen kwam. Toen we even later aan een wat langer klimmetje begonnen waren de knechten van Alpecin opgerookt en toen was het boeken toe. De voorsprong liep van twee minuten snel op naar drie minuten, het signaal voor BikeExchange om ineens op kop te gaan rijden. Meest hallucinante moment van de dag, wat ging er daar door de hoofden heen? De hele dag afzijdig, geen moment geholpen, pas toen het kalf al lang en breed was verdronken gingen ze ineens rijden. Ze reden er mooi een minuut vanaf, maar verder kwamen ze niet. Echt een bezopen tactiek. Proberen te profiteren en als dat niet werkt nog even voor de kat z'n kut op kop rijden, het was weer ouderwets Australiaans ellendig. Nadat de knechten van BikeExchange waren opgerookt reed Michael Matthews voor de sier nog even tien meter op kop en toen was het definitief klaar. Zuur voor jongens als Philipsen en Groenewegen, die tot dan toe goed hadden overleefd. Een mooie kans wordt ze ontnomen. Vooraan begonnen ze ondertussen aan de laatste klim van de dag, een kort klimmetje naar Sorbiers. Mads Pedersen was de snelste in de kopgroep en dan zou je verwachten dat hij het meest afwachtend is, maar niets was minder waar. Hij ging als eerste in de aanval. Küng probeerde te reageren, maar viel al snel stil. Ganna wapperde er zelfs als eerste af. De grote kanonnen, gelost op een lullig klimmetje van niets. Het met z'n drieeën op kop rijden in het begin van de rit kostte waarschijnlijk teveel energie. Alleen Hugo Houle en Fredje Wright konden mee, een ideale situatie voor Pedersen. Niet vijf anderen in de gaten moeten houden, maar nog maar twee. En die twee waren dan ook nog Hugo Houle en Fredje Wright, allemachtig. Ik denk niet dat er een scenario te bedenken viel waarin iemand anders dan Pedersen de rit won, maar ze deden ook echt geen poging. Een paar halfbakken demarrages, waarna Hugo het laatste stuk voor zijn rekening nam. Waarom? Laat op z'n minst Pedersen het kopwerk doen in die laatste kilometers. Maar afijn, veel had het waarschijnlijk niet uitgemaakt. In de sprint won de Deen met sprekend gemak, zijn eerste ritzege in de Tour. De Tour van de Denen, ze laten alleen nog maar kruimels over voor de rest. In het peloton zagen we een paar minuten later nog een alibisprintje en dat was het verder wel. Op zich nog best een vermakelijk ritje, dit had een stuk minder leuk kunnen uitpakken. Wij danken Alpecin en Lotto voor al hun werk om het toch nog enigszins spannend te houden en we danken BikeExchange voor hun dronken besluitvorming. En we feliciteren Pedersen met zijn sterke prestatie. Nu gaan we snel door met de volgende rit. In het weekend worden de renners geconfronteerd met vreselijke temperaturen en twee flopritten. Zondag naar Carcasonne, maar zaterdag gaan we eerst voor de zoveelste keer getuige zijn van de typische vluchtersrit richting Mende.
![WGap49q.png]()
![de24f]()
Op 500 meter van de finishlocatie van gisteren gaan de renners van start voor het stadion van lokale trots AS Saint-Étienne. Het Stade Geoffroy-Guichard, dat gisteren al uitgebreid in beeld werd genomen, biedt plaats aan een slordige 42.000 toeschouwers. We zijn dus nog steeds in Saint-Étienne, al durven we ons nog steeds niet richting het centrum te begeven. Saint-Étienne is een stad met een sterk industrieel verleden. Dankzij het ontdekken van steenkool in deze omgeving begon de stad vooral te groeien tijdens de industriële revolutie. Ook produceerde men in deze omgeving veel wapens en fietsen. Sindsdien is men vooral bezig geweest om de stad opnieuw uit te vinden, waarbij de nadruk blijkbaar is komen te liggen op de designindustrie. Dat heeft tot gevolg gehad dat Saint-Étienne nu op een lijst van de UNESCO staat. Geen werelderfgoed, maar wel een creatieve stad. Er schijnen meer dan 31.000 bedrijven te zijn in heel Saint-Étienne, dat klinkt vrij fors. Daarnaast is Saint-Étienne ook een universiteitsstad, met meer dan 25.000 studenten. Een van de uitwassen van Saint-Étienne als designstad schijnt le Zénith te zijn, een hondslelijke concerthal. In het centrum zijn er nog wel wat aardige gebouwtjes te vinden, maar verder is het dus vooral afgrijselijke moderne architectuur. Je zou Saint-Étienne het Eindhoven van Frankrijk kunnen noemen, dan weet je ongeveer hoe laat het is. Het is wel een stad waar redelijk wat bekende mensen vandaan komen. Voetballers, vooral. Wat te denken van Willy Sagnol, daar moest ik vroeger altijd wel om lachen. Er komen ook wat wielrenners uit deze stad, zoals Roger Rivière. Een renner met een verhaal, want er is bijna geen renner zonder verhaal. Rond het eind van de jaren 50 kwam een jonge Rivière zich melden tussen de grote jongens. Hij groeide al snel uit tot een serieuze ronderenner, die in 1959 tweede wist te worden. Een jaar later wilde hij nog meer, hij wilde winnen. In een afdaling moest hij tijd goed zien te maken op zijn grootste concurrent, Gastone Nencini. Deze ging als een raket naar beneden en dus voelde Rivière zich onder druk gezet. Hij nam alle risico's van de wereld en dat liep mis. Hij vloog uit een bocht, viel tien meter naar beneden en liep een dubbele breuk aan de wervelkolom op. Voor 80% verlamd, einde carrière. Een paar jaar later overleed hij aan kanker, kan er dan ook nog wel bij. Hij heeft in ieder geval wel de mazzel gehad dat hij nooit le Zénith heeft hoeven te aanschouwen. Een ander semi-bekend persoon uit de stad is Julien Jurdie, een van de dronkenlappen achter het stuur van AG2R. Omdat ik dat Saint-Étienne ondertussen wel heb gezien slaan we de neutralisatie mooi over. De renners gaan écht van start in Roche-la-Molière en rijden dan in de eerste vijf kilometer richting Firminy, een stad waar ze Le Corbusier alle vrijheid hebben gegeven om zijn waanideeën ten uitvoer te brengen.
![EgliseSaintPierreLeCorbusierFirminy.jpg]()
Kijk nou naar dit betonnen gedrocht. Moet een kerk voorstellen. Firminy heeft bekendheid gekregen doordat Le Corbusier hier zijn "Unités d'habitations" mocht bouwen, grote ruwbetonnen, antistedelijke woningcomplexen op poten met inwendige winkesl en zwembaden en sportbanen op het dak. Leuke theorieën had die man, in de praktijk is het allemaal even lelijk en totaal mislukt. In die eerste vijf kilometer van de rit richting Firminy rijden de renners over een brede doch licht bochtige weg, die continu een beetje vals plat naar beneden loopt. Een snelle start, aangezien iedereen wel weer in de vlucht van de dag zal willen zitten. Meerdere rotondes onderweg, maar verder geen obstakels. Eenmaal in Firminy komen we nog meer rotondes tegen en een aantal vluchtheuvels, waarna de weg buiten het dorp omhoog begint te lopen. We gaan direct beginnen aan de eerste klim van de dag, de Côte de Saint-Just-Malmont. Een beklimming van de derde categorie, het gaat de komende 7,7 kilometer aan 4% omhoog. Andere bronnen laten het eerste stuk vals plat in Firminy weg en komen dan aan zes kilometer aan 5,5%, dat lijkt er al meer op. Steiler dan 6% wordt het nooit, de weg omhoog naar het dorp Saint-Just-Malmont is heel gelijkmatig aangelegd. Een brede weg omhoog door het bos, een mooi gebied voor het nodige aanvalswerk. Na 14 kilometer bereiken we de top van deze klim, hierna gaan we heel wat kilometers op glooiend terrein afwerken. Nadat we dwars door het dorp zijn gereden komen we buiten Saint-Just-Malmont terecht op een brede weg die een kilometer of vijf redelijk vlak zal zijn. We rijden door open terrein en komen op wat rotondes na niet veel tegen. Na een tijd bereiken de renners Saint-Didier-en-Velay, waar er een afdalinkje begint van iets meer dan drie kilometer. Dit afdalinkje kent wat bochten, maar veel stelt het niet voor. De brede weg is weer eens een uitkomst. Al kun je een makkelijke bocht ook missen, vraag dat maar aan de Lotto's. Beneden komen de renners uit in La Séauve-sur-Semène waar ze na een lange bocht over die Semène rijden en vervolgens kort mogen klimmen voorbij de rotonde. Het gaat kort steil omhoog in een mooi bos, ik ga het op een kilometer aan 8% houden. Na dit klimmetje loopt de weg nog een kilometer wat vals plat omhoog, waarna het vijf kilometer lang zo goed als vlak is tot in Sainte-Sigolène. De weg naar dit plaatsje toe is breed en leidt afwisselend door bossen en langs akkers. Paar rotondes onderweg, waaronder een aantal in het centrum van Sainte-Sigolène. Dit plaatsje bereiken we na 30 kilometer.
![cote-de-saint-just-malmont.png]()
![title-1627157663.jpg]()
Al aan het einde van de 16e eeuw stond Sainte-Sigolène bekend om haar ambachtelijke weverijen. In de 19e eeuw kwamen industriële weverijen in de plaats van het huisambacht. Na de neergang van de textielindustrie kwam er een kunststofindustrie. Toch maar niet te geringschattend over doen. Buiten dit plaatsje vol nijverheid is het nog even twee kilometer vlak, daarna beginnen we aan een afdaling van drie kilometer. Een paar bochten onderweg, waarvan er een aantal wat verdekter staan opgesteld, maar de weg is breed en goed. Na de laatste bocht in dalende lijn gaat het direct weer omhoog, we pakken vervolgens een gecategoriseerd klimmetje mee. De komende 2,6 kilometer gaat het aan 7,3% omhoog naar de top van de Côte de Châtaignier. Toch best een gemeen klimmetje, met heel wat stroken aan 8%. In het Centraal Massief is genoeg leuk spul te vinden, eigenlijk worden de renners ook dit jaar weer gematst. Het is dat we iedere keer naar Mende moeten, anders zou je hier veel leukere ritten kunnen uittekenen. Enfin, na 39 kilometer komen we boven op deze klim van derde categorie, al zijn we dan eigenlijk nog niet helemaal boven. Het is een paar meter vlak en dan volgt er nog even een uitlopertje van een paar hectometer. Ik neem aan dat de vlucht tegen deze tijd al wel vertrokken is, anders is dit een mooi platform om je aanval te lanceren. De omgeving is ook best mooi, de bochtige weg omhoog leidt door een bijzonder groen gebied. Na de klim en de uitloper is het een kilometer of drie vrij vlak, hooguit licht glooiend, terwijl we door het dorpje Grazac rijden. Buiten dit dorpje gaan we bij een rotonde rechtdoor en dan beginnen we aan een afdaling van amper twee kilometer. Loopt wel redelijk naar beneden, maar bijna volledig rechtdoor. Eén scherpe bocht naar rechts, waarna we meteen bijna beneden zijn. Overal brede wegen tot nu toe, met over het algemeen ook goed asfalt. Na dit afdalinkje loopt de weg zes kilometer vals plat omhoog richting de tussensprint van de dag. In dit stuk van zes kilometer komen de renners ongeveer 150 meter hoger uit, nouja, amper boeiend dus. Wel weer een leuke omgeving, de bochtige weg heeft ditmaal een aantal rotswanden in petto. Na een tijd komen we uit bij een rotonde, daar gaat het naar links en dan rijden we rechtdoor de tussensprint tegemoet, die na 51 kilometer volgt in Yssingeaux. Deze plaats was ooit ommuurd, maar dat is gesloopt. Nu moeten ze het hebben van dit malle gebouwtje.
![cote-de-chataignier.png]()
![4206516.jpg]()
Na de tussensprint slaan we in het centrum van Yssingeaux rechtsaf, op onze weg naar de uitgang komen we een aantal rotondes tegen en buiten het dorp slaan we linksaf richting een bochtige weg die de komende acht kilometer een glooiend karakter zal hebben. Wat op en af, maar meer af dan op. Voor het eerst vandaag een wat smallere weg, al is ie nog steeds vrij breed. Vrij open terrein hier, waardoor we in de verte wat mooie groene heuvels kunnen zien liggen. Landelijk gebied verder, op een paar boerderijtjes na gaan we voorlopig niet veel tegenkomen. Ja, bochten, dat dan nog wel. Draaien en keren op deze glooiende weg, maar tegen deze tijd zal de koers inmiddels wel in rustig vaarwater zitten. Paar venijnige bochten wel zo tussendoor, maar afijn. Na die kilometers over de wat smallere en bochtigere weg slaan we linksaf en bereiken we een net iets bredere weg, die de komende drie kilometer omhoog zal lopen. Iets meer dan vals plat, zo'n beetje tussen de drie à vier procent. Geen echte klim, maar het mag toch ook weer niet onvermeld blijven. In een ruraal decor fietsen we omhoog, waarna er een afdaling volgt van vier kilometer richting het dorp Rosières. Het gaat harder naar beneden dan dat het omhoog ging, maar omdat de weg breed en goed is en weinig gekke bochten kent kunnen we Rosières makkelijk bereiken. In dit dorpje loopt het wel nog even vervelend naar beneden met een paar bochten erbij, maar buiten Rosières is het een kilometer of zes zo goed als vlak tot in Lavôute-sur-Loire. Zes kilometer waar we niets over kunnen melden, rechtdoor over een vlakke weg. In de verte zien we weer wat mooie heuvels liggen, dichtbij valt er alleen wat gras te zien. Eenmaal in Lavôute-sur-Loire, verrassenderwijs gelegen aan de rivier de Loire, slaan we in het centrum bij de kerk linksaf. We verlaten het dorp daarna over een brede weg die ons langs de Loire richting Le-Puy-en-Velay gaat brengen. Ergens rond deze tijd verwacht ik dat de helikopter gaat inzoomen op het Château Lavoute Polignac, een zeer flex kasteeltje. De weg langs de Loire is breed, maar wel voorzien van de nodige bochten. De rivier meandert er hier lustig op los en wij meanderen mee. Een beetje glooiend, maar we kunnen het voor het gemak ook gewoon vlak noemen. Een prachtige weg, de Loire heeft een fraai kloofje uitgesleten. Vooral groen, minder rotsachtig dan we van andere kloven kennen. De rivier zelf laat zich ook af en toe zien, hartstikke leuk, water. Negen kilometer later bereiken we het dorp Chadrac, hier liggen een aantal rotondes en als we dat hebben gehad rijden we rechtdoor Le Puy-en-Velay binnen. Le Puy-en-Velay is van ONS, want Bauke Mollema won hier in 2017 een rit in de Tour. In die etappe ontdekten we de klim van Peyra Taillade, daarna nooit meer gezien, waarna Mollema zich naar de zege soleerde vanuit de kopgroep. Onder meer Ulissi, Gallopin en Roglic visten achter het net. Uit het archief duikel ik op dat Le Puy-en-Velay een mooie stad is, vooral dankzij een aantal hogergelegen bouwwerken die van een afstand meteen alle aandacht opeisen. Er zijn twee enorme rotsen die hoog boven de stad uittorenen en op de ene rots is een kapel geplaats, vernoemd naar Saint-Michel d'Aiguilhe. Op de tweede rots, die van Corneille, is dan weer een standbeeld geplaatst van Maria, want het is nogal een gelovig stadje, dat Le Puy-en-Velay. Een ander opvallend gebouw is de kathedraal, die dan weer niet op een rots geplaatst is. Alsnog een imponerend gebouw, dat ook op de werelderfgoedlijst van UNESCO terug te vinden is. Jaarlijks verzamelen vele pelgrims zich hier, als ze van plan zijn om richting Santiago de Compostela te lopen.
![1gtqAhD.jpeg]()
In Le Puy-en-Velay hebben we inmiddels 85 kilometer afgewerkt, nog iets meer dan 100 kilometer te gaan. Na een passage vol straatmeubilair in deze fraaie stad slaan we uiteindelijk linskaf en fietsen we naar Vals-près-le-Puy, waar we gaan beginnen aan een klim van liefst 22 kilometer. Klinkt heftig, maar gemiddeld gaat het maar aan 2,6% omhoog. Het lastigste deel van deze klim komt meteen in het begin, we rijden in eerste instantie naar Saint-Christophe-sur-Dolaison en in de zeven kilometer tot dit dorp gaat het een paar kilometer aan 4 à 5% omhoog. De weg omhoog is in eerste instantie breed, maar wordt buiten Vals-près-le-Puy iets smaller. Maakt verder weinig uit, het is een weg met keurig asfalt die ons door een landschap vol eindeloze groene heuvels zal voeren. In het begin rijden we door een bos, maar in de buurt van Saint-Christophe-sur-Dolaison bereiken we een plateau waar de wind vrij spel heeft. Na de doortocht in het centrum van dit dorpje bereiken we een bredere weg, die ons naar Séneujols zal brengen. De weg loopt in de zes kilometer tot aan dit dorp minder spannend omhoog, soms is het zelfs bijna helemaal vlak. Het is hier leeg, ontzettend leeg. Wat akkers en weilanden, en verder helemaal niets. Een eerste check leert mij dat de wind hier wel eens gunstig zou kunnen staan. Goede richting, alleen nog niet krachtig genoeg. Nee, laat maar weer zitten. Het is bijna ongeloofwaardig dat de weg hier omhoog loopt, lijkt gewoon helemaal vlak te zijn. In het dorpje Séneujols slaan we linksaf en klimmen we daarna nog een kilometer of tien. Nouja, klimmen, het blijft toch vooral vals plat. Een keertje een kilometer aan 3%, meer dan dat zit er niet in. Heel gelijkmatig op weg naar het hoogste punt van de regio, een eindeloze loper. We bevinden ons nu in het wat meer uitgestorven binnenland van Frankrijk en dus verschijnen er wat verlaten boerengehuchten in beeld. Tussen de gehuchten in blijft het leeg, maar over waaiers durf ik het niet meer te hebben. Als we door het dorpje Cayres fietsen zien we een opvallende kerk, daarna zetten we koers richting Le Bouchet-Saint-Nicolas. Na nog een paar vals platte kilometers dwars door een landschap vol eindeloze weides bereiken we dit plaatsje na 110 kilometer. Hier zijn we boven, na al dat vals platte gedoe. In de buurt van Le Bouchet-Saint-Nicolas ligt het Lac du Bouchet, een bijna perfect cirkelvormig meertje. Een voormalige vulkaan dus, netjes. Hopen dan maar op een ontploffing in het peloton. Als het keihard gaat waaien kan dat, van de stijgingspercentages zal het in ieder geval niet komen.
![le-bouchet-le-puy-en-velay.png]()
![1200px-Lac_du_Bouchet_%2824426648723%29.jpg]()
Na een vlakke kilometer in en rond La Bouchet-Saint-Nicolas gaat het vervolgens negen kilometer naar beneden richting Le Nouveau Monde, de nieuwe wereld. Een beetje een gekke naam, dus ik slinger Google even aan. Dan kom je uit op enkele toeristische sites, waar je met een brakke translate tot de volgende informatie komt: De Nieuwe Wereld dankt zijn bestaan en zijn naam aan de arbeiders die in de 19e eeuw verantwoordelijk waren voor de aanleg van de spoorlijn tussen Parijs en Marseille. Gelegen op de rechteroever van de Allier, aan de voet van de kliffen van de geklasseerde site van Le Thord , kijkt het gehucht uit op het viaduct van Chapeauroux en zijn 28 bogen. Ach, zo. Eigenlijk snap ik hem nu nog steeds niet, maar ik heb wel al gezien dat het een wonderschone plek is. Om die plek te bereiken moeten we alleen wel eerst even negen kilometer afdalen. De andere kant van de klim kent minder stroken vals plat, het gaat vooral als we bijna beneden zijn een aantal kilometer vrij steil omlaag. In het begin gaat het wat meer rechtdoor, nog steeds langs eindeloos veel lege velden, voorbij het gehucht Saint-Haon wordt het bochtiger. We slaan hier ook rechtsaf een smallere weg in, omlaag naar de Allier. Ik zie toch een paar listige bochten hier, en een passage over een smal bruggetje, terwijl het uitzicht de moeite waard is. Het laatste deel van de afdaling naar de nieuwe wereld is de moeite, een engiszins smalle weg en scherpe bochtjes. Paar haarspeldjes aan het eind nog en dan zijn we er hoor. We betreden na 120 kilometer een totaal andere wereld. We slaan rechtsaf en rijden via een oude brug over de Allier, een rivier die hier een mooie kloof heeft uitgesleten. En dan is er dus dat viaduct van Chapeauroux met al die bogen, dat levert dit soort kiekjes op:
![1200px-Le_Nouveau_Monde_Gorges_Allier_1.jpg?20201101195047]()
Aan de andere kant van het water rijden we onder dat formidabele viaduct door, waarna we merken dat de weg weer wat omhoog begint te lopen. We werken toe naar de volgende klim, maar voordat die klim officieel begint zit er al wat spul vals plat omhoog tussen. In de komende acht kilometer komen we 100 meter hoger uit, ik wil maar zeggen. Over een brede weg rijden we redelijk rechtdoor in een landschap dat niet zou misstaan als inspiratie voor een schilderij. We volgen de stroom van de Chapeauroux en dat beekje heeft hier toch ook weer een leuk kloofje weten uit te slijten. Na een tijdje rijden we over de Chapeauroux, oh, wat een beelden. De weg wordt wat bochtiger, maar dat vals plat houden we nog even vol. Daar komt verandering in zodra we Laval-Atger bereiken. In dit uitgestorven gehucht slaan we rechtsaf, rijden we over een smalle brug, slaan we linksaf en dan beginnen we aan de Côte de Grandrieu. Dit is een klim van zes kilometer aan 4%, al loopt het na de bergsprint eigenlijk nog een dikke kilometer verder omhoog. Het begin van de klim is nog wel interessant, het gaat direct twee kilometer aan 6% omhoog. Mooie plaatjes en stevige percentages, wat wil een mens nog meer? Nou, bijvoorbeeld dat het langer duurt. Na dit begin is het de rest van de klim eigenlijk vooral weer een vals platte onderneming, met uitzondering van een kilometer tussendoor waar het aan 5% omhoog gaat. Klein strookje aan 8% in die kilometer, maar heel snel vlakt het dan weer af. Over een smallere weg dan we de afgelopen tijd gewend zijn fietsen we naar Grandrieu, toevallig ook de naam van het riviertje dat hier stroomt. Ook dat riviertje heeft weer z'n best gedaan om wat moois te maken van de omgeving, qua plaatjes komen we niets tekort. Na 135 kilometer bereiken we de top van de Côte de Grandrieu, een klim van de derde categorie. Hoewel we dan de top eigenlijk helemaal niet bereiken, het gaat hierna nog een dikke kilometer omhoog. Wel maar aan 3 à 4%, maar toch. Hier hebbie het laatste deel van de klim:
![cote-de-grandrieu.png]()
![YsU6dds.jpg]()
Na een paar bochten in Grandrieu loopt het dus nog even omhoog, waarna er een korte afdaling volgt. Een brede en keurige weg zonder gekke bochten, dus dat zal weinig problemen opleveren. Duurt niet lang, al snel loopt de weg opnieuw omhoog. We laten de riviertjes voorlopig achter ons en fietsen nu door een wat meer landelijke omgeving, waar de boeren weer aan terrein winnen. Af en toe komen we ook een bos tegen, terwijl te merken valt dat het niet vlak is. De weg loopt voornamelijk rechtdoor een kilometer of vijf vals plat omhoog, we verzamelen tijdens deze rit de hoogtemeters wel. Weer terrein voor de wind, als er wind is. De wind lijkt wel gunstig te staan, maar het waait niet hard genoeg, dus gooien we weer wat in de prullenbak. Na het stukkie vals plat gaat het een kilometertje rechtdoor naar beneden, vervolgens gaat het nog eens twee kilometer vals plat omhoog op dit plateau. Bijna continu rechtdoor, terwijl we vooral akkers aantreffen. In de buurt van Châteauneuf-de-Randon wordt de weg iets bochtiger, het gaat nu een kilometer of zeven licht en aangenaam naar beneden. Al is het wel warm, opletten voor smeltend asfalt. Dit is wel zo'n lapjesweg waar dat fenomeen zich makkelijk kan voordoen. Paar bochten onderweg dus, maar ik hoef de noodklok niet te luiden. Eenmaal in Châteauneuf-de-Randon gaat het wel een keer scherp naar rechts, maar dan zijn we eigenlijk ook al wel meteen beneden. Na de bocht loopt de weg een kleine drie kilometer vals plat omhoog, daarna is het even twee kilometer zo goed als vlak nadat we rechtsaf over een bruggetje zijn gereden. Aan het eind van dit vlakke stuk beginnen we aan de voorlaatste klim van de dag, de komende vier kilometer gaat het omhoog naar de top van de Col de la Fage. Deze klim wordt ook wel de Col de Charpal genoemd, maar de organisatie geeft er de voorkeur aan de klim de naam te geven van het dorpje dat we aan de voet van de heuvel passeren. Het is een klim met een opmerkelijk begin, voorbij La Fage loopt de weg rechtdoor omhoog. In de verte zien we de eerste strook liggen, en die is redelijk steil. We beginnen met een halve kilometer aan 7%, je mag verwachten dat de vluchters hier al een poging gaan wagen de zege naar zich toe te trekken. In een volledig kale omgeving, waar de wind ook z'n ding kan doen, gaat het vervolgens een kilometer omhoog aan 4,5%, waarna de relatief smalle klim z'n hoogtepunt bereikt. Anderhalve kilometer aan 7%, met tussendoor een halve kilometer aan 8%. Nou, daar zal het in de kopgroep gaan gebeuren hoor. Tegen deze tijd laten we de dorre vlakte achter ons en rijden we een bos binnen, waar de renners tot de conclusie gaan komen dat de laatste kilometer van de klim beter te doen is. In die laatste kilometer gaat het nog maar aan 3,5% omhoog, de aanvallen zullen eerder moeten komen. Na 162 kilometer bereiken we de top van deze klim, hierna gaan we afdalen richting Mende.
![col-de-charpal-chateauneuf-de-randon.png]()
![JLWLjwE.png]()
Na een paar vlakke meters gaat het in eerste instantie ongeveer zes kilometer omlaag richting Laubert. Na de top verlaten we snel het bos en rijden we een paar kilometer over een vlakte, waar maar weinig bochten te vinden zijn. Een paar, maar lastig zijn ze niet. Steil naar beneden gaat het ook niet direct, het gaat aan ongeveer vier procent omlaag. Vlak voor we Laubert bereiken rijden we wel weer een bos binnen, waar een paar bochtjes kort achter elkaar liggen. Toch niets dat voor problemen mag zorgen, op de staat van het asfalt na. Niet het meest ideale wegdek, al sluit ik niet uit dat er inmiddels een nieuwe laag ligt. In het dorpje Laubert komen we wel nog twee echte bochten tegen. Na die tweede bocht bereiken we dan een bredere weg. Dit is de doorgaande weg die we kunnen volgen tot in Mende. Na de bocht naar rechts gaat het nog eens tien kilometer naar beneden, maar dankzij die brede weg maakt dat eigenlijk weinig uit. We komen ook maar 400 meter lager uit in dit stuk, het blijft dus dalen op een subtiele manier. Het is me nogal een bijtrapafdaling, toch al snel een kilometer of zeven zonder relevante bochten. Daarna komen we langs de Lot te fietsen en langs het water vinden we wel een aantal scherpere bochten. De weg is alleen dusdanig breed dat niemand hier moeite mee mag hebben. Beneden bevinden we ons in de buurt van het dorpje Badaroux, hier loopt de weg zelfs nog even kort omhoog. Een kort pukkeltje, veel zal het niet uitmaken. Na dit korte knikje omhoog gaat het nog een kilometer of vijf verder in licht dalende lijn tot in het centrum van het dekselse Mende. Een paar bochten nog, maar geen opwindende scènes. Tenzij je het warm krijgt van rotondes en vluchtheuvels, die vinden we wel zodra we na 186 kilometer Mende betreden.
![42211876880_3faa6b347b_b.jpg]()
Het is nog maar een paar kilometer fietsen tot de finish! Bekende kilometers, want we gaan zo beginnen aan een klim die om de paar jaar steeds weer opnieuw wordt opgenomen in het Tourparcours. Over een weg die vals plat omhoog loopt rijden we het centrum van Mende binnen, waar we even later linksaf slaan. Bijna direct daarna volgt er nog een bocht naar links en dan zijn we vertrokken, de veel te vaak gebruikte Côte de la Croix Neuve gaat opnieuw gebruikt worden. De klim is drie kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 10,2% omhoog. De weg loopt in Mende al wat vals plat omhoog, maar de klim wordt pas echt leuk buiten de stad. De weg loopt steeds steiler omhoog, het begin is te doen en dan gaat het snel omhoog naar 10%. Daardoor komen we in de eerste kilometer uit op een gemiddelde van 8,2%, maar in de tweede kilometer gaat het mooi omhoog aan 10,5%. We bereiken een stuk van de klim waar het zelfs aan 13% omhoog zal gaan. In de derde kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 11% omhoog, maar na die zware stroken aan 13% begint het steeds meer af te zwakken. In de laatste meters van de klim gaat het nog maar aan 5% omhoog, waarna we op anderhalve kilometer van het eind de top bereiken. Als je wel eens eerder naar de Tour hebt gekeken weet je dat er nu nog een kort afdalinkje volgt met een paar flinke bochten, waarna we gaan finishen op het lokale vliegveld, het Aérodrome Mende-Brenoux. In deze laatste meters loopt het nog wat omhoog, het bekende verhaal. Drie kilometer beuken aan meer dan 10% en dan nog die gekke slotfase, het levert toch al snel een minuut of 10 aan spanning op, hoera.
![34951]()
![tPXFXMR.png]()
Finishplaats Mende is een dorp met 13.000 inwoners. Het plaatsje komt regelmatig voor in verschillende wielerkoersen, maar eigenlijk ligt de finish nooit in Mende zelf. De finish ligt bijna altijd op de plek waar we nu ook gaan aankomen, de Côte de la Croix Neuve. Voor de zesde keer komt hier een rit aan in de Tour. Het debuut kwam in 1995, Laurent Jalabert wist toen te winnen. Daarom is de klim snel naar hem vernoemd, we mogen nu dus spreken van de Montée Jalabert. Jalabert won na een lange solo, terwijl ver achter hem Pantani, Riis en Indurain een sprintje bergop deden. Ze vestigden toen een record dat nog steeds staat, maar vandaag gaat sneuvelen. Tien jaar later, in 2005, kwam er weer een rit in Mende aan. De overwinning ging toen naar de Spanjaard Marcos Serrano. Ook vanuit de vlucht, de vlucht haalt het eigenlijk altijd in Mende. Met uitzondering van 2010. Na een aanval van Contador zagen we dat jaar voor het eerst Joaquim Rodriguez een rit winnen in de Tour. Later zou hij nog het een en ander winnen, maar dit was toch min of meer zijn doorbraak op het grote podium. Ook in Parijs-Nice komen ze wel eens aan in Mende. In 2007 en 2010 bijvoorbeeld, beide keren was Alberto Contador de sterkste. Toch stelde dat allemaal niets voor in vergelijking met de vijfde rit van Parijs tegen Nice in 2012. We reden richting Mende en zoals altijd had Team Sky alles onder controle. Tot een jongen van Vacansoleil in de aanval ging. De voormalige stratenmaker en pillenslikker Lieuwe Westra plaatste een demarrage. Niemand wist dat Lieuwe kon klimmen, zelfs Lieuwe niet. Maar dankzij de uitstekende begeleiding van Vacansoleil ging het ineens behoorlijk hard vooruit. Niemand zag hem nog terug na deze aanval. Lieuwe Westra, die ooit hooguit een keer een tijdrit won, was nu ineens de beste klimmer van Parijs-Nice. Beter dan Wiggins, beter dan Valverde en Leipheimer. Een of andere stratenmaker uit Friesland was ze allemaal te snel af. Legendarische beelden, tien jaar na dato moet ik er nog steeds om lachen. Vacansoleil was een geweldige ploeg. Zoveel lollige dingen laten zien, maar dit was met afstand het meest lollige ooit. Klimmer Westra, zelden zo genoten. En dan met het commentaar van Wuyts en De Cauwer erbij, die Lieuwe aan het aansporen waren om door te fietsen tot de finish en niet uitgebreid te juichen, omdat het wel eens een secondenspel kon worden. Klopte achteraf gezien wel, Westra werd uiteindelijk tweede in die Parijs-Nice, acht seconden achter Wiggins. Daan Luijkx was een fenomeen.
![6885500518_bda6c5c452_c.jpg]()
De laatste keer dat er in de Tour een rit aankwam op het vliegveld van Mende kon ik JUICHEN. Het werd weer eens een dag voor de vluchters. In de kopgroep zat Jasper Stuyven, die ver voor de slotklim in de aanval ging. Anticiperen, noemen we dat. Zijn poging slaagde nog bijna ook, hij kwam op de Montée Jalabert best ver. Maar, hij was uiteindelijk toch een vogel voor de kat. Vanuit de achtergrond doemde Omar Fraile op. Omar beleefde toen zijn wonderjaar, hij had al een rit in de Itzulia en de Ronde van Romandië op zak en was nu de sterkste van een kopgroep met daarin onder meer Alaphilippe en Sagan. Niemand kon de Bask stoppen, hij won afgetekend. Zo werd een veel te vaak gebruikte finish toch nog mooi. In de groep der favorieten, die liefst 20 minuten later aan de klim begonnen, zagen we een schroeiende Roglic. Hij reed weg van Froome, Thomas en Dumoulin. Zo'n beetje de hele klim ramde hij op kop, hij smeet zich als een gek in dat afdalinkje en hield vol tot aan de meet. Dat leverde hem een prachtige voorsprong op van acht seconden op Thomas en co. Doorgaans is deze klim dus volstrekt nutteloos. Het is een inspanning van goed negen minuten, dus eindigt het vaak in een secondenspel. De voorlaatste aankomst op deze klim was misschien nog wel de leukste. In 2015 kwam de 14e rit aan boven op de klim in Mende. Opnieuw wist een grote kopgroep vooruit te blijven. In die kopgroep bevonden zich onder meer de grote Franse klimtalenten Romain Bardet en Thibaut Pinot. Op de slotklim reden zij weg van de rest van de groep. Renners als Rigoberto Uran, Bob Jungels en Peter Sagan hadden niets in te brengen, ze moesten allemaal lossen als een baksteen. Ook Stephen Cummings haakte bijna meteen aan het begin van de klim af. Bardet en Pinot zaten op rozen, ze moesten alleen nog even sprinten om de zege. Dat duurde wel redelijk lang. Ze keken naar elkaar, keken nog een keer, bleven kijken en ineens kwam er een renner uit de achtergrond tevoorschijn. Cummings, die zo ongeveer als eerste moest lossen, had direct zijn eigen tempo gekozen en op dat tempo reed hij bijna de hele kopgroep voorbij. Richting het eind van de klim, naar het vlakke deel toe, kreeg hij Bardet en Pinot in zicht. Omdat Bardet en Pinot alleen naar elkaar keken kon hij meteen nadat hij bij die twee gasten aansloot de kop pakken. In het dalende deel richting de finish besloot hij om vrij hard door een paar bochten te rijden. Pinot zat in zijn wiel en wilde of durfde hem niet te volgen, daardoor had Cummings zonder iets te doen ineens een gat te pakken. Bardet en Pinot bleven daarna naar elkaar kijken, waardoor Cummings onbedreigd naar de zege reed. Op Mandela Day won een renner van - toen nog - MTN-Qhubeka,
Africa's Team. Wel gelachen.
![10022792-3x2-940x627.jpg]()
Zowel in 2015, 2018 als 2022 eindigt de 14e rit boven Mende, ik begin een patroon te ontdekken. Wil dus ook zeggen dat we al drie keer op rij naar deze floprit zitten te koekeloeren in het weekend, neem je rotzooi mee Gouvenou. Het Centraal Massief heeft zoveel meer te bieden, ook al is deze plek ongetwijfeld logistiek gezien ideaal. Nouja, hoe dan ook, in startplaats Saint-Étienne zal het overdag 30 graden worden. Of misschien wat warmer, mijn bronnen onderschatten de temperatuur de laatste dagen heb ik het idee. Geen kans op regen, maar wel kans op een beetje wind uit het noorden. Op sommige momenten tijdens de etappe zal de wind gunstig staan voor waaiers, maar ik betwijfel of het hard genoeg gaat waaien. We gaan er maar vanuit dat het niet zo is. We gaan er wel vanuit dat het smerig warm wordt in Mende, liefst 34 graden. Nog steeds wind uit het noorden, maar wel niets minder scherp dan in Saint-Étienne. Klein beetje rugwind op de slotklim, dat record gaat er komen. Beginnen doen we voor de verandering redelijk op tijd, om 12:15 staan de renners klaar langs het stadion van AS Saint-Étienne. Na een kwartiertje neutralisatie hoef je om 12:30 pas echt de tv aan te zetten. Inschakelen doe je dan het best bij Eurosport 1, want daar zijn Bobbie en Jan direct uit hun nek aan het lullen. De NOS is erbij vanaf 13:30, net als de Belg. De aankomst wordt wat vroeger verwacht dan we de afgelopen dagen gewoon zijn, tussen 17:05 en 17:34 gaat er bergop gesprint worden in Mende.
![ol.jpg]()
In Mende winnen de vluchters doorgaan. En deze rit ziet er ook weer uit als een typische rit voor de vluchters. Een ander scenario is eigenlijk niet denkbaar. Het zou alleen anders kunnen verlopen als het onderweg wel gaat waaien en we met waaiers geconfronteerd worden. Dan maken de vluchters geen kans, anders wel. Een andere kleine mogelijkheid die ik kan bedenken is dat UAE hier met Pogacar voor de zege wil gaan, om zo wat bonificaties en eventueel nog wat andere secondjes te pakken. Maarja, die heeft de ploeg niet om deze relatief lange rit te controleren. Dus nee, dit wordt een prooi voor de vluchters. Gezien de historie van de klim moeten we dan vooral de Spanjaarden in de gaten houden. Vijf winnaars tot nu toe, drie keer een Spanjaard. Of nouja, twee keer een Spanjaard en een Bask, maar toch. De Spanjaarden en Basken nu ook maar in de gaten hebben, al zijn dat er niet veel en hebben ze over het algemeen geen benen. De kopgroep zal vermoedelijk heel goed zijn en niet alleen maar klimmers bevatten. De vorige keren zagen we steeds Sagan in de kopgroep, hij zal nu zelf ontbreken omdat hij er niks meer van kan, maar renners van zijn type zijn vandaag niet kansloos. Uiteindelijk gaan we toch vooral kijken naar een kopgroep vol jongens die we onderweg naar Megève ook al zagen. Stuyven zal na 2018 ook wel voor een herkansing willen gaan. Hopen op een tactisch steekspelletje in de kopgroep waardoor het nog een beetje interessant wordt, en dan een kwartier later het sprintje bergop van Pogacar afwachten.
1. Castroviejo. Het valt nog niet mee om een geschikte Bask of Spanjaard te vinden voor vandaag. Castroviejo was de afgelopen dagen niet best, dus eigenlijk ook geen optie, maarja, wie moet je anders noemen? De Izagirre's hebben ook geen benen. Verona? Movistar wint nooit wat. Oja, Sanchez hebben we ook nog, maarja, dan krijg ik last van gewetensbezwaar. Dus dan gokken we er toch maar op dat Castroviejo spontaan zijn benen van de rit naar Châtel weet te hervinden. Andere jongens van Ineos vlak ik ook niet uit, geen slechte dag voor Van Baarle.
2. Bagioli. De hele Tour nog niet gezien, maar hij wist het toch voor elkaar te krijgen om 24e te worden op Alpe d'Huez. Blijkbaar heeft ie toch wel benen, enigszins. Die moet hij vandaag dan maar eens tonen. Deze finish is voor hem gemaakt, als Alaphilippe-wannabe mag je hem niet uitvlakken zodra hij in een kopgroep weet te belanden.
3. Kämna. Ja, die kun je eigenlijk iedere keer wel noemen. Het zou ook zomaar een andere renner van Bora kunnen zijn, een Konrad of een Schachmann. Maar Lenny is leuker, die kan zich dan weer de hele dag ergeren aan het feit dat iedereen op z'n wiel rijdt.
4. Mollema. Wordt onderhand een keer tijd.
5. Pinot. Heeft hier ook nog altijd iets recht te zetten, maar het zal niet voor vandaag zijn.