Tappa 10: Pescara - Jesi, 196 kmWat gaat zo'n grote ronde altijd snel he? Alweer een week voorbij, bijna op de helft van de Giro. Na het avontuur in Hongarije en de eerste rustdag werkten de renners zes ritten af. De eerste van die zes eindigde boven op een vulkaan, boven op de Etna. Zoals verwacht kregen de vluchters ruim baan, want alle klassementsrenners zijn bang om te vroeg de roze trui in handen te kregen. Terwijl je moet pakken kan wat je pakken kan, dat hebben we bijvoorbeeld kunnen zien als Simon Yates. Die kwam onderweg naar de
Etna ten val en zou een paar dagen later voor de zoveelste keer genadeloos door het ijs zakken. Op de
Etna waren de klassementsrenners braaf voor elkaar, alleen enkele jongens waar we toch al geen rekening mee hielden, zoals alle Jumbo's, moesten de rol lossen. Verder werden we niets wijzer. Vanuit de kopgroep leek Juanpe Lopez een tijdje op weg naar de ritzege, maar hij werd aan het eind ingehaald door erkend rittenkaper Lennard Kämna. De roze trui ging wel naar Lopez, al deed hij nog een poging om alles mis te lopen door bijna te vallen. Daags na de
Etna trokken we naar Messina, alwaar Vincenzo Nibali aankondigde aan het eind van het jaar te stoppen. De rit was een prooi voor Arnaud Demare, die op de lange klim onderweg moest lossen maar toch weer wist aan te sluiten, in tegenstelling tot Cavendish en Ewan. Gedurende de zesde rit, de eerste op het Italiaanse vasteland, kregen we wel een sprint te zien met deelname van alle sprinters, toch was de zege opnieuw voor Demare. Die ging daarmee ook meteen stevig aan de leiding in het puntenklassement. Twee keer sprinten achter elkaar, altijd heel vervelend, gelukkig volgden er daarna nog drie interessantere ritten. De rit naar Potenza werd een prooi voor de vluchters, vluchters van de gestampte pot. In een kopgroep met bijna alleen maar Nederlanders waren we getuige van de kortstondige herrijzenis van Tom Dumoulin. Na het lossen op de
Etna stond hij op het punt in de kolkende krater te springen, maar hij herpakte zich. In de aanval naar Potenza, al ging dat eigenlijk per ongeluk. Op de laatste langere klim probeerde hij zijn vluchtgenoten te lossen, maar toen dat niet lukte offerde hij zich uiteindelijk op voor Koentje Bouwman, die tijdens alle sprintjes om de bergpunten al liet zien behoorlijk explosief te zijn. Bouwman stelde niet teleur en klopte Mollema aan het eind, na twee gemiste kansen eindelijk een zege voor Koentje. De blauwe trui ook meteen, na het drama op de
Etna was het nu toch feest voor Jumbo-Visma.
Aan de achtste rit denk ik niet graag terug, dat was een frustrerende middag. Van der Poel en Biniam Girmay in de aanval, dat klonk leuk, maar het bleek problematisch te zijn. Vooral Van der Poel was het mikpunt van alle aandacht, al leverde hij daar zelf ook een bijdrage aan door als eerste aan te vallen. Toen die aanval niet succesvol bleek werd er gedemarreerd door anderen en in zo'n situatie is het onmogelijk om overal op te reageren, dus reed er een groepje weg. In die groep twee renners van Lotto, die elkaar uiteraard snel vonden. Daarachter bleef iedereen kijken naar Van der Poel, die, dommekracht dat hij is, ook weer gewoon doodleuk het meeste werk voor zijn rekening nam. De rest gokte op Van der Poel en dat liep nog bijna goed af ook, want in de laatste afdaling reed Mathieu nog bijna naar de kop van de koers toe. Ineens reden ze nog maar op een seconde of tien van De Gendt en co, waarna Biniam in de laatste anderhalve kilometer weigerde over te nemen. Dat was wel een fout, met een flinke beurt hadden ze echt nog dicht kunnen komen. Al had De Gendt de mazzel dat hij Vanhoucke bij zich had. Die reed eerst nog op reserve met de stille hoop zelf te kunnen winnen, maar aan het eind offerde hij zich op en werd er gegokt op de sprint van De Gendt. Aardig vergelijkbaar met de dag ervoor, met ook hetzelfde resultaat. De Gendt won, afgetekend. Door alles en iedereen, inclusief zichzelf, afgeschreven, maar hij kan het nog. Het sprintje daarachter werd gewonnen door Bini, voor een werkelijk ziedende Mathieu. Die hopelijk wel heeft geleerd dat hij zich niet als de ultieme dommekracht moet gedragen. Hij stopte in de laatste kilometer met trappen, een bijzonder terechte beslissing. Dat had hij alleen eerder moeten doen en moet hij in de toekomst ook vaker toepassen. Naast het feit dat ie überhaupt niet in z'n eentje in een vlucht van 20 man moet zitten, vragen om problemen. Tactisch gezien werden er twijfelachtige keuzes gemaakt op zaterdag en dat was op zondag niet veel beter. De rit begon met een paar klimmetjes en daar zagen we een kopgroepje ontstaan, na een tijd. Die kopgroep kreeg alleen nooit veel ruimte, Trek hield de boel kort. De roze droom van Juanpe bleef voortduren en men wilde dat graag met nog een dag verlengen. In het peloton zagen we overigens een valpartij, waarbij vooral Bilbao het slachtoffer leek.
De kopgroep, die nooit meer voorsprong kreeg dan een minuut of vijf, was volledig kansloos. Het was leuk om Natnael Tesfatsion goed te zien klimmen in die kopgroep, maar hij had wel de verkeerde dag uitgekozen. Hij deed er wel goed aan om in de
fuga de la fuga plaats te nemen en daar mooi het bordje van Diego Rosa leeg te eten, die voor de bergpunten ging, maar daarna nam hij in de afdaling iets teveel risico en ging hij rechtdoor in een bocht. Dat zag er niet zo goed uit, maar de schade lijkt mee te vallen. Of hij nu op de fiets was blijven zitten of niet, ze hadden het sowieso niet gehaald. Na de afdaling van de Passo Lanciano volgde er al een lastig stuk voor de slotklim naar Blockhaus echt zou beginnen, en in dit stuk werden de resterende koplopers al ingerekend. Het was vooral Ineos dat het tempo bepaalde, ze hadden wilde plannen met Carapaz. Toen het klimmen echt begon was het vooral Richie Porte die de boel uit elkaar wist te rijden. We zagen ondertussen een hoop favorieten afhaken. De lokale favoriet Giulio Ciccone moest er bijna meteen af. Ook Simon Yates ging er genadeloos af. Last van de knie, de hitte, noem maar op. Weer geen Girowinst voor Yates, volgend jaar toch maar een keer voor een andere grote ronde gaan. Wilco Kelderman was tegen die tijd ook al verdwenen, iets met een spaak die brak door te remmen, knap. Later op de klim kwam ook roze trui Juanpe Lopez in de problemen, vooral omdat hij dankzij een kettingreactie even tot stilstand kwam. Hij had wel de mazzel dat er sprake was van tegenwind op de klim, waardoor er lang werd gewacht met aanvallen. Terwijl bejaarden als Nibali, Valverde en Pozzovivo nog aanwezig waren in de groep der favorieten ging Carapaz als eerste in de aanval. Landa en Bardet zaten bijna meteen op het wiel, de rest kon niet volgen.
Almeida was al een keer of tien gelost, maar Almeida knokt zich altijd weer terug. Die blijft op zijn eigen tempo klimmen, zodra het vooraan stilvalt weet hij vaak weer aan te sluiten. En het viel stil, want Bardet, Carapaz en Landa wilden niet met elkaar verder. Geen idee waarom, dit was een ideale gelegenheid om tijd te pakken op iemand als Almeida. Bardet gokte op de sprint, zonder te weten hoe de laatste rechte lijn eruit zag. Slim, echt ongekend intelligent. Landa was onderweg liefst twee keer gevallen, gelukkig zonder erg. Al klaagt hij op de rustdag wel over pijntjes, maar het valt al reuze mee dat hij niet een paar ledematen heeft gebroken. Hij moest van schoen wisselen en vond dat hij daarna niet lekker kon trappen. Nou, als je met al die bezwaren nog zo goed bent is dat veelbelovend. Het gezicht van Carapaz stond op standje Dumoulin, maar zoals we vorig jaar in de Tour zagen kan dat ook goed theater zijn. Almeida, met in zijn spoor de geniepige Hindley en de oude vos Pozzovivo sloot weer aan. Toen volgde er een nieuwe demarrage van de drie besten in koers, maar opnieuw reden ze niet door. Dus sloot hetzelfde gezelschap weer aan. Hindley wist blijkbaar wel hoe de laatste kilometer eruit zag, ging als eerste door de laatste bocht, profiteerde van Pozzovivo in zijn wiel, zette meteen aan en ze zagen hem nooit meer terug. Een totaal onverwachte zege voor Jai Hindley, de identiteitsloze Australiaan die uit het niets tweede werd in de Giro van 2020, in 2021 totaal van de aardbodem verdween en nu terug op aarde is bij Bora. Bardet, Landa en Carapaz mogen zichzelf een boel verwijten. Ze laten na om Almeida en Hindley op achterstand te zetten en ze laten een kans op de ritzege liggen. Het was vreemd gedrag. De Giro is nog lang, maar als je Landa of Bardet heet moet je geen kans laten liggen. Deden ze wel, wat jammer was, want nu zitten we opgescheept met Hindley als winnaar. En Juanpe Lopez draagt nog steeds de roze trui, want door het lanterfanten van de drie beste klimmers werd de laatste kilometer vrij traag verreden. Lopez hield 12 luttele tellen over, iets waar bepaalde renners nog blij mee zullen zijn ook. Hoeven ze het roze de komende week nog niet te dragen. Tenzij je zoiets overkomt als Yates, dan heb je er achteraf misschien wel spijt van. Enfin, zelfs na de loodzware Blockhaus zijn de verschillen nog beperkt. Acht renners binnen de minuut, jeetje. Landa, Carapaz en Bardet geven bergop de beste indruk, maar vlak ook Almeida niet uit. Er kan nog een hoop gebeuren, al moeten we waarschijnlijk nog een tijd wachten op nieuwe actie tussen de klassementsrenners. Na de rustdag gaan we verder met een merkwaardige rit, eerst een lang vlak stuk en dan een aantal korte klimmetjes. Een muurtjesrit zonder echte muurtjes, min of meer. Daarna een volledig vlakke rit door de Povlakte, een heuvelrit richting Genua die waarschijnlijk voor de vluchters zal zijn, een Messina-achtige rit richting Cuneo, een lastige heuvelrit in Turijn en dan een echte bergrit in de Aostavallei. Vermoedelijk hoeven de klassementsrenners dus pas op zaterdag en zondag weer aan de slag. Of kent die muurtjesrit toch wel echte muren? Dat gaan we nu maar eens bekijken, zeker.
Na de tweede rustdag van deze Giro gaan de renners verder in Pescara, een stad waar we veel over kunnen vertellen. Maar we laten het toch vooral over aan Wikipedia: Pescara (122.577 inwoners) is een plaats in Italië en hoofdstad van de gelijknamige provincie Pescara. De stad is gesticht in de eerste eeuw voor Christus als de Romeinse stad Aternum. In 1927 is Castellammare Adriatico bij Pescara gevoegd. In de Tweede Wereldoorlog heeft de stad veel geleden, vooral vanwege de zware bombardementen van 1943. Sindsdien is het een moderne stad, anders dan de andere Italiaanse steden, door de afwezigheid van een historisch centrum. Er is een grote jachthaven en een internationale luchthaven. Pescara heeft een voetbalclub, die vooral opvalt vanwege de dolfijn in het logo. Deze club bracht Marco Verratti voort, tevens een zoon van de stad. Daarnaast organiseren ze hier jaarlijks een wielerkoers, de Trofeo Matteotti. Een van de vele Italiaanse najaarskoersen, de laatste jaren althans. Richting het einde van september werken de renners iedere dag een andere 1.1-koers af, waaronder dus eentje in Pescara. De Trofeo Matteotti werd vorig jaar gewonnen door Matteo Trentin, zit naamtechnisch gezien wat in. Ik weet niet of het door die koers komt, maar het is wel een feit dat er belachelijk veel semi-bekende wielrenners uit Pescara afkomstig zijn. Wat te denken van de voltallige familie Masciarelli? Andrea, Francesco en Simone, ooit reden ze allemaal voor Acqua & Sapone. De water en zeepploeg mis ik nog steeds, moet ik heel eerlijk toegeven. Hun vader, Palmiro Masciarelli, was ook coureur en eveneens afkomstig uit Pescara. Naast de Masciarelli's is ook Matteo Rabottini afkomstig uit deze stad. Hij was een van de vele fenomenen van Vini Fantini, won in de Giro van 2012 warempel een rit op een Francesco De Bonis-manier en werd niet lang daarna betrapt op het gebruik van verboden middeltjes, uiteraard. De vorig jaar op veel te jonge leeftijd overleden Fabio Taborre was ook van Pescara. De Giro is hier in het verleden ook wel eens gepasseerd, al schijnt de laatste aankomst alweer van 2013 te dateren. Toen won de act Adam Hansen hier solo. Rik Verbrugghe won in 2001 dan weer de proloog in de straten van Pescara, een heuglijk feitje voor Jeroen.
Vanuit deze moderne stad volgt een merkwaardige start. De eerste 100 kilometer van de rit volgen de renners volledig de kustlijn en dus is het bijzonder vlak. Van de ene kant is dat een fijne en rustige start voor de renners na de rustdag. De dag na de rustdag is altijd een lastige, dus een start zonder veel klimwerk zou aangenaam moeten zijn. Maarja, zo'n vlakke start, dan is het ook weer lastig voor de vluchters om weg te rijden, dus zou het vrij lang kunnen duren voor de vlucht vertrokken is. Gok ik in ieder geval, want dit lijkt natuurlijk een prima rit voor de vluchters. Enfin, in die eerste 100 kilometer langs de kust komen de renners natuurlijk niet veel tegen. Behalve dan een aantal bekende plaatsen, zoals San Benedetto del Tronto. Hier eindigt jaarlijks de Tirreno-Adriatico. Normaal met een korte tijdrit, maar dit jaar lag er zowaar een rit in lijn op het parcours. Een vlakke rit, gewonnen door Bauhaus in de sprint. Meer bekende plaatsen passeren de revue, zoals Porto Sant'Elpidio, waar de Tirreno en de Giro ook vaak genoeg passeren. Tortoreto Lido, nog zoiets. Won Sagan in 2020 nog een rit, na zelf de hele dag in de aanval gereden te hebben. Geen boeiende tocht verder, af en toe liggen er in de verschillende badplaatsen wat bochten, maar grotendeels gaat het rechtdoor langs het water. Na een kleine 100 kilometer komen de renners uit in Civatanova Marche, waar de eerste tussensprint van de dag ligt. Hier, waar in 2017 Gaviria nog een rit won in de Tirreno en waar in de Giro van 2015 nog een rit van start ging, laten de renners de kustlijn achter zich en begint een heuvelachtige tocht in het binnenland.
Het tweede deel van de rit zou wél leuk moeten zijn. De etappe met de muurtjes, zoals er ook jaarlijks een in de Tirreno zit. Al moet ik heel eerlijk toegeven dat de muurtjes hier een beetje tegenvallen. Het is een vrij tamme muurtjesrit, het zijn eerder schuttingen. Kijk maar naar dat eerste klimmetje, bijvoorbeeld. Buiten Civitanove Marche gaat het eerst omhoog naar Civitanova Alta en daarna richting Montecosaro. De Crocetta di Montecosaro is vijf kilometer lang en het gaat gemiddeld aan iets meer dan 2% omhoog, jeetje. Ligt wel een beetje aan een klein stukje in dalende lijn, er komen ook een paar stroken aan 5% voorbij. Een heel voorzichtige opwarmer, zullen we maar zeggen. Voorbij de klim volgt er een snelle afdaling over een vrij matige weg, vooraleer er een nieuw klimmetje volgt. Richting Montelupone, waar Joaquim Rodriguez in 2008 en 2009 twee keer na een Puritosprintje een zege boekte in de Tirreno, gaat het opnieuw omhoog. Ditmaal twee kilometer aan ongeveer 6%, dat lijkt er al iets meer op. Montelupone bereiken we alleen net niet helemaal, voor we het hoogste punt bereiken slaan de renners rechtaf en dalen ze over een bochtige weg af richting het grootste obstakel van de dag. De afdaling is door de bochten enigszins de moeite waard, maar het wordt ook vrij snel weer vlak. Dan volgen en nog wat bochten en slaan we rechtsaf, richting Recanati. Om dit plaatsje te kunnen bereiken moet er voor de eerste en enige keer vandaag écht geklauterd worden. Het gaat 3,5 kilometer omhoog aan 7% gemiddeld, met halverwege een halve kilometer aan 14% en een steilste strook aan 18%. De moeite, maar wel kort. En ver van de finish, boven in Recanati is het nog 70 kilometer fietsen tot de finish. De Colle
dell'Infinito, wel een goede naam, eindigt met een strook aan 10%. Maarja, daarna is het dus nog infinito ver tot de finish.
Recanati, daar komt Riccardo Stacchiotti vandaan. Zo'n typische Italiaanse B-sprinter. In de Tirreno van 2019 eindigde hier een rit, gewonnen door Jakob Fuglsang. Het is de regio van de Tirreno, voor zover u dat nog niet in de gaten had. Slotklimmetje was toen hetzelfde als deze klim, zal niet voor alle renners onbekend terrein zijn derhalve. Goed, na de klim volgt er een bochtige afdaling, die wel voorzien is van een brede weg. Aantal haarspeldbochten achter elkaar, maar het zou te doen moeten zijn. Eenmaal beneden bereikt men een vrij slechte weg, die de komende pakweg tien kilometer vrij recht en vrij vlak zal zijn. Beetje glooiend, je kent het wel. Uiteindelijk komen de renners uit in een gehucht waar een rotonde ligt, hier volgt een terugdraaiende bocht en dan gaan we op weg naar Filottrano. Het gaat een kilometer of drie lichtjes naar beneden, met wat bochten onderweg, voor er een klimmetje van grofweg vijf kilometer volgt. In deze vijf kilometer komen we 150 meter hoger uit, heel interessant is het dus niet. Vooral veel vals plat, met een paar iets steilere stroken. Enfin, na 154 kilometer bereiken de renners Filottrano, waar op het hoogste punt de bonussprint van de dag is te vinden. Dit alles ter nagedachtenis aan Michele Scarponi, die vijf jaar geleden het leven liet in zijn Filottrano. Scarponi, in dienst van Astana, had een paar dagen eerder nog een rit gewonnen in de Tour of the Alps, maar werd tijdens een trainingsritje geschept door een busje. Scarponi, die via de groene tafel de Giro van 2011 won, wordt sindsdien in meerdere koersen geëerd. In de Giro van 2018 reden we al eens door Filottrano, onderweg naar Osimo. Daarnaast eindigde een rit in de Tirreno van 2018 hier, Adam Yates ging toen met de zege aan de haal. Nu volgt er dus weer een passage in Filottrano, waar Scarponi woonde, waarna er over een kilometer of 40 een finish volgt in Jesi, daar waar hij geboren werd. We hopen Franky aan te treffen langs de kant van de weg.
In de laatste 40 kilometer van de rit gaan de renners over glooiend terrein rijden dat zich lastig laat vangen door het officiële profiel. Je zou bijna denken dat het voorbij Filottrano steeds vlakker wordt, maar niets is minder waar. Nadat we wat filottranen hebben laten rollen ter nagedachtenis aan de betreurde Scarponi volgt er een scherpe en listige afdaling na de tussensprint. In het verleden reed men wel eens omhoog over deze weg, men sprak dan over 1,5 kilometer aan 9%. Op die manier gaat het nu dus naar beneden, dat wordt een nieuwe spaakbreuk voor Kelderman. Al is de weg omlaag breed en voorzien van goed asfalt, dus valt vast mee. Enfin, beneden gaat het direct weer een kilometer aan 5% omhoog, dan volgt er een kort stukje omlaag en moet er vervolgens iets meer dan twee kilometer aan 5% geklommen worden richting Santa Maria Nuova. Dit weggetje omhoog is iets smaller en iets slechter, maar over het algemeen komen de renners brede en goede wegen tegen. Boven in het dorpje slaan de renners linksaf en volgt er een nieuwe afdaling, over een brede weg die wel wat haarspeldbochten kent. Stelt in principe niets voor, maar je weet maar nooit. Aan het eind van deze afdaling fietsen we bijna Jesi binnen, maar om de rit nog wat langer en lastiger te maken heeft de organisatie een extra lusje toegevoegd. Dit lusje begint met twee vlakke kilometers, waarna het opnieuw twee kilometer aan 5% omhoog zal gaan. Een klimmetje met zes haarspeldbochten, leuk terrein voor een aanval. Na dit klimmetje is het een kilometer of vijf behoorlijk vlak, het gaat hooguit lichtjes naar beneden. Dat is dan weer lastiger terrein voor de aanvallers. Aan het eind van dit stukje plateau volgt er een korte afdaling met enkele haarspeldbochten, waarna we het industrieterrein van Jesi bereiken. Dit afdalinkje was voorzien van heel slecht asfalt, ik mag hopen dat hier een nieuwe laag ligt. Als we hopelijk zonder ongelukkigen het industrieterrein bereiken pakken we daar een paar bochten mee, daarna gaat het even rechtdoor en dan staat de laatste klim van de dag op het programma. Het gaat omhoog naar Monsano, 4,2 kilometer aan 4,2%. Dat is grotendeels vals plat, eigenlijk is maar anderhalve kilometer van dit klimmetje interessant. Dan gaat het een tijd aan 6% omhoog, met tussendoor een halve kilometer aan 7,5% en een uitschieter naar 11%. Het ultieme terrein voor een late aanval. De top bereiken we op 8,5 kilometer van het eind.
De weg omhoog naar Monsano is breed en hetzelfde kunnen we zeggen over de afdaling. Het gaat omlaag tot op 1,5 kilometer van de finish en in de tussenliggende zeven kilometer komen we tal van bochten tegen. Een late aanvaller is niet kansloos, me dunkt. Hoewel, even nuanceren: na de klim is het nog een kilometer vrij vlak, daarna begint het dalen pas. Je moet je inspanning op de klim nog wel even door kunnen trekken dus. Enfin, na een flinke bocht naar links begint de afdaling echt en die is voorzien van breed en goed asfalt. Paar flinke bochten wel, maar eigenlijk mag dit weinig problemen opleveren. Na het eerste stukje in dalende lijn volgt een kort knikje omhoog, daarna gaat het echt continu naar beneden tot in Jesi. Heel link ziet het er niet uit, maar het is wel volle finale dus de renners kunnen al snel geneigd zijn om te grote risico's te nemen. Eenmaal beneden in Jesi gaat het in de laatste 1,5 kilometer behoorlijk rechtdoor naar de finish. Vlak is het niet helemaal, het gaat zelfs vals plat omhoog. Tegen de 2% in de laatste kilometer, jeetje. Een sprintje op de macht, mocht er gesprint worden. Laatste echte bocht op iets meer dan een kilometer van het eind, daarna alleen nog een flauwtje naar rechts in de laatste meters. Te overzien.
Jesi is een gemeente in de Italiaanse provincie Ancona in de regio Marche en telt 40.554 inwoners (30 april 2013). Jesi vormde enige eeuwen de hoofdplaats van een kleine stadstaat. Het is zetel van de bisschop van Jesi. In het plaatselijke museum bevinden zich schilderijen van de Venetiaanse schilder Lorenzo Lotto. Jesi is ook bekend om zijn witte wijn, de Verdicchio dei Castelli di Jesi, die nog vaak in een amfora-achtige fles wordt gebotteld. De geboorteplaats van Michele Scarponi, dat had ik al verklapt. Deze rit staat in het teken van hem, het is alweer vijf jaar geleden dat hij helaas kwam te overlijden. Prof geworden bij Acqua & Sapone, gereden voor Domina Vacanze en Astana. Nadat bekend werd dat hij ooit adviezen inwon bij dottore Ferrari werd hij een tijd geschorst, waarna hij terugkeerde in het peloton bij Androni-Giocattoli. Daar had Savio in die jaren een handje van, alle gevallen talenten mochten het bij hem nog eens proberen. Sella, Pellizotti, noem maar op. Na een paar jaar voor Androni gereden te hebben werd Scarponi opgepikt door Lampre, waar hij zijn grootste succes voor wist te boeken. De Giro van 2011 staat op zijn naam. Die Giro werd eigenlijk gewonnen door Contador, maar die had dan weer een biefstuk gegeten. Achteraf ging de zege naar de nummer twee, en dat was Scarponi. Naast deze zege via de groene tafel wist Scarponi wel een paar keer zijn handen in de lucht te steken in koers, zo won hij drie ritten in de Giro. Hij won ook etappes in de Tirreno en Catalonië, en pikte dan ook meteen het eindklassement mee. Een week voor zijn dood won hij ook nog een koers, blijft toch bizar. Toch is Scarponi waarschijnlijk niet eens de bekendste persoon uit Jesi, want ook Roberto Mancini werd hier geboren. De bondscoach van de Italianen. Maakte ze in 2021 Europees kampioen, maar kreeg het daarna wel voor elkaar om zich niet te plaatsen voor het WK in de zandbak. Italianen zullen het daarom wel met mij eens zijn dat voetbal geen sport is. In de Giro van 1985 won Orlando Maini ooit een rit in Jesi, waarna in de Tirreno van 2019 Julian Alaphilippe zijn naam bij mocht schrijven op de lokale erelijst. In een licht oplopende sprint was hij Cimolai en Viviani te snel af, in die tijd piekte Alaphilippe nog vaker dan één keer per jaar. Marianne Vos won hier ook nog ooit overigens, in de Giro voor vrouwen. Tot zover Jesi, volgens Peter753 op tripadvisor meer dan de moeite waard.
quote:
Opvallend zijn de hoge muren aan de voet van de stad. Een klimmetje naar boven en een gezellig centrum ligt aan je voeten.Diverse pleinen worden verbonden met leuke winkelstraatjes. Mooie winkels met divers aanbod. De Duomo is een bezoekje waard. De jaarlijkse Tombola brengt een massa mensen op de been erg gezellig maar vreselijk druk. Bezoek meer dan waard
Nou!
Het is een lange rit, maar vooral dankzij het vlakke eerste deel zijn we er niet eens zo vroeg bij, om 12:20 pas. De aankomst verwachten we na vijf uur, het normale werk dus. Het wordt een warme en broeierige dag, met toch al snel een graad of 25 aan de kust. In het binnenland nog warmer, uiteraard. Richting de 30 graden in Jesi, lekker man. Wind op kop in de eerste 100 kilometer, wat het ontstaan van de vlucht kan bemoeilijken. In de laatste paar kilometer eerder wind in de rug, kan een aanvaller eventueel helpen. Gaan we door naar de voorspelling, dat wordt weer een lastige opdracht. In principe zou ik Alpecin en Intermarche hetzelfde advies geven als in Napels. Niet zelf in de aanval gaan, maar proberen een groepje vol debielen weg te laten rijden en dan zelf de boel controleren. Mathieu zal ondertussen weten hoe het voelt om alleen in de kopgroep te zitten, dan gaat iedereen van je profiteren. Dat zal nu niet anders zijn, dus is mijn advies aan Alpecin om Mathieu in toom te houden en de rest van de ploeg te gebruiken om de boel te controleren. Hetzelfde kunnen we zeggen over Bini. Die eerste 100 kilometer zouden moeten helpen, het is makkelijker om hier de boel te controleren dan in Napels. Met die tegenwind in het begin zal een vluchtersgroepje ook niet snel heel ver wegrijden. Het tweede deel van de rit is dan wel weer lastig, bochtig en bijna continu op en af. Maar toch, met vereende krachten moet je hier de vluchters in bedwang kunnen houden, zeker als de groep niet al te groot is. In de finale zou ik dan weer adviseren om zelf aan te vallen, logischerwijs op de laatste klim. Op dat steile strookje daar kun je na een lange en heuvelachtige rit best wel het verschil maken, me dunkt. In die paar kilometer daarna is het moeilijk om een late uitvaller nog terug te halen. Dus als Mathieu een brein heeft - heeft ie niet - laat ie z'n ploeg werken en valt ie aan op de laatste klim. Wielrennen is zo simpel. Maar die zit gewoon weer in de kopgroep dus, hahaha. Voor Intermarche is dit ook een belangrijke dag, als ze met Biniam tenminste echt voor de puntentrui willen gaan. De punten liggen hier weer voor het oprapen, in principe is dit een bijzonder geschikte dat om in te lopen op Demare. Probeer maar eens een keer verantwoordelijkheid te nemen, gaarne. Het zal een utopie blijken te zijn, maar ik ga tegen beter weten in uit van gezond verstand bij Alpecin en Intermarche. Matige vlucht laten gaan, controleren en het dan in de finale tegen elkaar uitvechten. Kan het een uitgedunde sprint worden, uiteraard zonder de pure sprinters, of een late uitval die het haalt.
1. Van der Poel. Ik heb al beschreven hoe hij deze rit kan winnen. Vanuit de vlucht gaat het niet lukken, dan wordt hij gewoon weer geflikt. Op de door mij aangedragen manier wordt de kans een stuk groter.
2. Biniam. Die gaat weer het wiel van Van der Poel volgen, maak je geen zorgen. Als ze bij elkaar blijven klopt hij hem ook nog in de sprint, maar Van der Poel maakt in mijn scenario bergop het verschil en ze zien hem daarna in de afdaling niet meer terug.
3. Natnael. Volgens mij ben ik nu gewoon hetzelfde rijtje aan het herhalen als in Napels. Als Natnael geen blessures heeft overgehouden aan zijn val voor de rustdag kan hij hier voor een mooie uitslag gaan. Vanuit de vlucht of vanuit het peloton als de boel gecontroleerd wordt, hij heeft laten zien beter te klimmen dan ooit en mengde zich ook al eens in een massasprint. Zijn daalkunsten mogen nog wel wat verfijnd worden, een minimaal detail.
4. Albanese. Toch maar een keer een andere naam noemen.
5. Covi. Die heb ik ook nog niet genoemd. Terecht tot nu toe, maar dit wordt zijn week.