Etappe 17: Muret - Saint-Lary-Soulan Col du Portet, 178,4 kmDe laatste week is begonnen, Parijs is bijna in zicht. De dag na de rustdag leverde precies op wat je kon verwachten, een rit voor de vluchters en praktisch geen actie tussen de klassementsrenners. Een slecht ontwerp, ik haal graag mijn gram. Het was wel een merkwaardig begin van de rit. We begonnen in Andorra, waar het nat en koud was. Daardoor besloten de renners na de neutralisatie beneden in het dal te stoppen om de winterjassen uit te trekken. Het idee om met de bus naar beneden te rijden werd afgeschoten, terwijl dat nog niet eens zo'n slecht idee was. In het vervolg maar niet meer starten met een lange afdaling, dat slaat eigenlijk ook gewoon nergens op. Hoe dan ook, toen de rit uiteindelijk begon was Kasper Asgreen een van de eerste aanvallers. Het liep nog wat verder naar beneden, terwijl het ook lekker nat was. Asgreen reed soepeltjes naar beneden en reed in z'n eentje een behoorlijk eind weg van het peloton. Daar gingen wel meer renners in de aanval, maar niemand kwam weg. Toen we begonnen aan de Col de Port had Asgreen een voorsprong van anderhalve minuut. Op deze klim ging ploeggenoot Mattia Cattaneo in de aanval, samen met Michal Kwiatkowski. Ze reden naar Asgreen toe, terwijl allerlei andere aanvalspogingen daarachter minder succesvol waren. Maar toen kwam de afdaling van de Col de Port, die was best lastig. Asgreen vloog bijna uit een bocht en ging daarna niet meer zo hard naar beneden, terwijl Juul Jensen zich als een baksteen naar beneden gooide. Juul reed in één keer naar voren, ging er dan ook maar meteen voorbij en bleef vlammen. Het werd in die afdaling aardig uit elkaar gereden, maar met een mooie groep reden we door de vallei op weg naar de volgende klim. Daar ging Juul nog maar eens in de aanval, samen met Jan Bakelants en Fabien Doubey. Die drie kregen een vrijgeleide, waarna andere renners ook wakker werden. Een groepje van een man of tien reed weg uit het peloton, met in dat groepje Matthews en Colbrelli. Nog even wat punten sprokkelen bij de tussensprint, wel zo belangrijk.
Deze achtervolgende groep kwam maar niet in de buurt van de kop van de koers, het gat bleef met name dankzij een sterke Bakelants redelijk gelijk. In het peloton was het ondertussen rustig geworden, we wisten voldoende, weer een dag voor de vlucht. Vanuit de achtervolgende groep ging Patrick Konrad op de Col de la Cora in de achtervolging op de drie koplopers. Dat leek mij ietwat ambitieus, ietwat te nerveus ook. Konrad had al een paar pogingen gewaagd deze Tour, maar hij leek steeds een beetje te actief te zijn. Naar eigen zeggen reed hij een paar keer achter de feiten aan omdat hij te lang had gewacht, daarom wilde hij er nu op tijd aan beginnen. Briljante logica, kunnen we achteraf zeggen. Hij reed naar de kop van de koers toe, terwijl de andere achtervolgers slecht bleven samenwerken en dus niet in de buurt kwamen van de koplopers. Juul Jensen was ondertussen vooraan afgehaakt, waardoor we met drie renners verder zouden fietsen naar de Portet-d'Aspet. In aanloop naar deze klim leek het gat tussen beide groepen even wat kleiner te worden, maar nog steeds hadden de koplopers een voorsprong van een halve minuut. Bij die achtervolgers was het vooral kijken naar David Gaudu, hij werd geacht de beste klimmer te zijn. Op de Portet-d'Aspet probeerde hij het ook, maar het was te laat en te weinig. Hij kreeg het niet eens voor elkaar Colbrelli te lossen, een grimmige zaak. Vooraan reed Konrad weg van Bakelants en Doubey, de Oostenrijker was duidelijk de sterkste. Op de top van de klim had hij een voorsprong van een seconde of 20 op Gaudu en Colbrelli, waardoor eigenlijk alles nog mogelijk was. De Oostenrijker reed klaarblijkelijk een perfecte afdaling, want beneden had hij zijn voorsprong verdubbeld. Gaudu ging iets minder hard door de bochten, Colbrelli had überhaupt alle moeite van de wereld om op z'n fiets te blijven zitten. In de laatste kilometers naar de finish kwam Konrad niet meer in de problemen. Colbrelli en Gaudu werden zelfs weer bijgehaald door de rest van de groep en de voorsprong liep op naar een minuut.
In de finale zat er nog wel een kort klimmetje in het parcours, dat klimmetje moest Konrad nog even zien te overleven. Hij verloor wat van zijn voorsprong, maar ondanks een demarrage van Gaudu behield zijn voorgift een geruststellende grootte. In de laatste kilometers richting Saint-Gaudens werd er bij de achtervolgers vooral weer naar elkaar gekeken, de vluchtersgroepen werken dit jaar slechter samen dan normaal. Je moet er als eerste aan beginnen, dan zien ze je niet meer terug, dat is ondertussen de gouden regel. Pierre-Luc Perichon probeerde nog even in de aanval te gaan, want voor Cofidis is een tweede plaats al heel wat. Hij werd een paar meter voor de finish nog ingehaald door Colbrelli en Matthews, dat was wel lullig. Een seconde of 40 daarvoor was Patrick Konrad al met de armen in de lucht over de finish gekomen. De Oostenrijkers hebben eindelijk een opvolger voor Georg Totschnig, Oostenrijks kampioen Patrick Konrad won in Saint-Gaudens voor de tribune van het voormalige autocircuit. Een fraaie zege voor een renner die nooit wint, een renner die vaak kiest voor een anoniem klassement maar die deze Tour heeft laten zien meer te kunnen dan dat. Dat hij maar op deze manier door mag gaan, veel beter. In het peloton zagen we ondertussen ook nog iets gebeuren, op dat korte klimmetje in de finale zagen we een aanval van Cofidis. Even later nam Jumbo-Visma over, want ze hadden van Teunissen gehoord dat er een paar jongens niet aan het opletten waren. Wie precies, dat zullen we nooit weten. De boel werd volledig uit elkaar gereden en er bleef maar een klein groepje over, maar de hele top 10 was mee. Een bijzonder nutteloze inspanning van Van Aert, die tot aan de finish bleef knallen. In het sprintje voor de eer klopte Carapaz Pogacar, maar uiteindelijk had het allemaal weinig betekenis. Achja, we hadden in ieder geval weer iets om over te praten. Verder was het een nutteloze dag voor de klassementsrenners, de zoveelste snipperdag. Daar zal vandaag geen sprake van zijn, we gaan nu echt de bergen in. Dat doen we alleen wel op de slechtst mogelijke manier, Thierry Gouvenou is een dropsleutel.
Jongens, ik ben boos. De vorige rit in eindigde in Saint-Gaudens, aan de voet van de Pyreneeën. Deze rit start 75 kilometer verder naar het noorden, onder de rook van Toulouse gaan we van start in Muret. Waarom is dit een probleem? Nou, omdat we dus die 75 kilometer terug naar Saint-Gaudens gaan moeten overbruggen tijdens de rit, waardoor we met een lange en vlakke aanloop geconfronteerd worden. Als je wil weten hoe je een bergrit verneukt, nou, zo dus. Het zal een paar knaken opleveren, maar geen mooie koers. Deze tragische rit gaat dus van start in Muret, een stad met 27.000 inwoners in het departement Haute-Garonne, regio Occitanië. Het is de tweede keer in de Tourgeschiedenis dat hier een rit van start gaat, zes jaar geleden waren we hier ook al eens. Toen reden we van Muret naar Rodez, waar Greg van Avermaet Peter Sagan zou verslaan op een lastige aankomst. Muret is de geboorteplaats van Vincent Auriol, de eerste president van de Vierde Franse Republiek. Bovendien is het de geboorteplaats van Clément Ader, een pionier in de luchtvaarttechniek. Hij was zo'n beetje de eerste die een vliegtuig maakte. Toch lukte het hem niet om daadwerkelijk te vliegen met zijn creatie, dat is dan weer jammer. Een van de vliegtuigen die hij maakte noemde hij de Avion. Dit is later in Frankrijk een synoniem geworden voor vliegtuig. Ader was een handig mannetje, hij hield zich ook bezig met het in elkaar knutselen van telefoons, auto's en motoren. Ter ere van de beste man vinden we in Muret het Parc Clément Ader, een park met een aantal beelden. Een van die beelden is L'Envolée d'Icare, de vlucht van Icarus. Ader was ook een soort van Icarus, uiteindelijk. Dit beeld is gemaakt door dezelfde dude die dat mokergrote beeld van Jezus in Rio de Janeiro heeft gemaakt, wel geinig. Er is ook een museum, het Musée Clément Ader et les Grands Hommes. Een museumpje over Ader en al zijn creaties, waar ook aandacht is voor de andere grote mannen uit Muret, zoals dus bijvoorbeeld Vincent Auriol. We kunnen ook een paar Nederlanders in verband brengen met Muret, de broeders Van Schendel. Antoon en Albert van Schendel werden geboren in Lage-Zwaluwe in Nederland, maar verhuisden op jonge leeftijd naar Frankrijk, waar hun ouders in de buurt van Muret een boerderij hadden gekocht. De Van Schendeltjes zouden later allebei prof worden, het toeval wil dat ze samen met Theo Middelkamp en Albert Gijzen zelfs deel uitmaakten van de eerste Nederlandse ploeg die deelnam aan de Tour, in 1936. Antoon wist in 1938 zelfs een rit te winnen in de Tour, hij was daarmee de tweede Nederlander die dat voor elkaar kreeg. Opvallend genoeg kwamen beide broers in hetzelfde jaar te overlijden, 1990. Allebei stierven ze ook in Muret, onze startplaats van vandaag. Het is ook altijd leuk om op zoek te gaan naar de
régional de l'étape, maar dat kan nu eindigen in een gevecht. We hebben er namelijk twee, zowel Quentin Pacher als Anthony Perez wonen in Toulouse en dat is niet ver van hier. Schrijf ze allebei maar op voor de vlucht van de dag.
In Muret, waar ze ook nog over een deftige kerk beschikken, gaan we van start in de buurt van het Parc Clément Ader. Tussen het park en de Rue Clément Ader verzamelen de renners zich bij een rotonde. Na een lange neutralisatie van 20 minuten gaan we ver buiten Muret pas echt van start, het wordt een verschrikkelijke start. We waren in de bergen, daar hadden we kunnen blijven. Maar nee, we moesten weer zo nodig geld gaan schrapen in de vlakte. Dus rijden we in de eerste kilometers van deze rit door die vlakte terug naar de bergen, allervermoeiendste rubriek ooit op aarde. De dommekrachten mogen zich verzamelen, de lichtgewichten gaan een groot probleem hebben als ze zich in de vlucht van de dag willen nestelen. Buiten Saint-Hilaire, ik neem aan een ode aan Hilario, gaat de rit officieel van start. We rijden over een brede en redelijk rechte weg naar Lavernose-Lacasse, langs enorm veel akkers. Na een paar bochten en een rotonde in dit dorp rijden we verder over het platteland naar Bérat, een dorpje dat we na acht kilometer gaan bereiken. Het is voorlopig nog redelijk vlak, al loopt het wel alvast heel lichtjes omhoog richting de Pyreneeën. Het is kaal en lelijk in dit stukje Frankrijk, wie weet kan een zuchtje wind deze afgrijselijke openingsfase van wat schwung voorzien. De weg blijft breed, ondanks een aantal bochten is het een buitengewoon makkelijk begin van de rit. Als we uitkomen in Bérat pakken we wat bochten en verkeersmeubilair mee, daarna gaat het buiten het dorp weer tien kilometer verder over het platteland tot aan het volgende dorp. We rijden over een weg die wat meer begint te glooien, we komen ook wat meer bochten tegen. Af en toe zowaar ook een paar bomen, en in het midden van het niets ineens een rotonde. Verder, tja, nouja, niets. De renners komen uit in Pouy-de-Touges, waar ze ook maar weinig opmerkelijks tegenkomen. Een keer een bocht met wat vluchtheuvels daarna, het zal wel. Vervolgens gaat het weer eens meer dan tien kilometer verder over het platteland, in eerste instantie langs wat velden vol zonnebloemen. Het loopt soms wat vals plat omhoog en we komen soms een bocht tegen. De akkers verdwijnen incidenteel uit beeld door een bomenrij, maar het is toch vooral weer erg open. We maken niets mee, tot we voorbij Fabas rijden. Hier wordt de weg pas echt glooiend, in de 15 kilometer tot we Aurignac bereiken gaat het drie keer flink omhoog. We beginnen met een klimmetje van twee kilometer in het bos, waarvan de eerste halve kilometer vrij steil is. De bochtige weg gaat vervolgens een kilometer of twee naar beneden door een golvend landschap. Bepaald geen lastige afdaling, waarna het opnieuw een kilometer of twee iets meer dan vals plat omhoog gaat. Vervolgens gaat het weer kort naar beneden in de buurt van Boussan, waarna we drie kilometer vals plat omhoog gaan rijden richting Aurignac.
De weg naar Aurignac blijft breed en bochtig. In Boussan komen we een leuke kerk en een wegversmalling tegen, verder rijden we momenteel vooral door de bossen. Als we na 48 kilometer Aurignac bereiken komen we op het parcours van een rit uit 2019 terecht. Toen reden we van Toulouse naar Bagnères-de-Bigorre. Van Toulouse naar Aurignac reden we op een andere manier, maar vervolgens reden we vanaf Aurignac wel op dezelfde manier naar Bagnères-de-Luchon, om vervolgens over de Peyresourde te rijden. We noteren - voor de zoveelste keer - een schrijnend gebrek aan creativiteit. Als er wordt geknipt en geplakt kan ik niet achterblijven. Al loont het nog wel de moeite om te zeggen dat de passage in Aurignac vrij vervelend is, in het centrumpje komen we een paar flinke bochten en wat wegversmallingen tegen. Aan de rand van het dorp ligt ook nog en rotonde, kommer en kwel. Het dorp is verder vooral bekend vanwege een grot die net buiten het dorp ligt. In deze grot heeft men belangrijke archeologische vondsten gedaan. Daarom spreken we blijkbaar tegenwoordig over het Aurignacien. We pakken Wikipedia er even bij: Aurignacien is een archeologische cultuur uit het Laat-paleolithicum in Europa en Zuidwest-Azië. Het Aurignacien begon tussen 40.000 en 36.000 jaar geleden en eindigde tussen 28.000 en 26.000 jaar geleden. De naam is afgeleid van de vindplaats Aurignac in het departement Haute-Garonne in Frankrijk. Waarvan akte. In Aurignac fietsen de renners in de buurt van de rotonde langs het Musée de l'Aurignacien, waar je alles te weten kunt komen over deze historische periode. Ook wat vondsten uit die tijd, al schijnt een groot deel verloren te zijn gegaan omdat de menselijke botten die werden gevonden opnieuw werden begraven op een tot nu toe onbekende plaats. Lekker man, in 1850 stonden ze nog niet zo stil bij de archeologische importantie. Enfin, na de rotonde in Aurignac verlaten we dit dorpje en dan gaat het een kilometer of twee nog wat verder omhoog, over een brede en keurig geasfalteerde weg. Vervolgens gaat het twee kilometer naar beneden over deze weg, met daarna een wat langer stuk van een kilometer of zes waar het wat glooiender zal zijn. Paar keer licht op en af, maar over het algemeen stelt het niet veel voor. We rijden nog steeds door ruraal Frankrijk, alwaar de vervallen en soms verlaten dorpjes worden afgewisseld door land dat weinig om het lijf heeft. Een van de dorpjes die we passeren draagt de naam Aulon, en hier hebben ze een hekel aan automobilisten. Talloze vluchtheuvels, wegversmallingen en bloembakken. Buiten Aulon rijden de renners wat meer door een bos, eenmaal buiten het bos komen ze uit in Latoue. Hier ligt een rotonde, maar verder is het hier niet eens zo slecht fietsen. Van Latoue fietsen we naar Lieoux, over een weg die nog steeds mooi breed is. Het wordt wel wat bochtiger, vooral omdat we 2,5 kilometer omhoog gaan fietsen. Gemiddeld gaat het aan een procentje of vier omhoog, maar er zit wel een wat zwaardere strook tussen. Niet dat het veel uitmaakt, maar toch. Na 61 kilometer komen we uit in Lieoux en vanuit dit dorpje is het nog een kilometer of zeven fietsen tot in Saint-Gaudens. Het eerste deel van de tocht richting Saint-Gaudens is makkelijk. Het is een kilometer of drie zo goed als vlak, voor we twee kilometer gaan afdalen over een weg die weer voorzien is van wat vluchtheuvels. Buiten dat is het hier wel mooi breed, totdat we in de stad zelf zijn. We slaan rechtsaf en dan meteen weer linksaf, waarna we over een of ander achterafweggetje richting het centrum fietsen. Saint-Gaudens is een stad die we natuurlijk kennen, er kwam hier godbetert een rit aan gisteren. Daarom extra belachelijk dat we 68 kilometer hebben moeten fietsen om deze plaats weer te bereiken, de organisatie bestaat uit een ontelbare hoeveelheid berenbeffers. Wel willen we van deze gelegenheid gebruikmaken om Patrick Konrad nog een keer te feliciteren met zijn overwinning. Voorlopig zijn laatste, dus we hopen dat hij ervan zal genieten.
Nadat we 68 kilometer van onze levens hebben weggegooid volgt er een vervelende tocht door Saint-Gaudens zelf. Een aantal rotondes, flink wat bochten en behoorlijk veel verkeersmeubilair. Ook buiten deze stad gaat het nog een tijdje zo verder. We dalen een tijdje af richting de Garonne en pakken onderweg nog wat rotondes mee. Na de zoveelste rotonde slaan de renners in Valentine linksaf, waarna ze nog een aantal bochten tegenkomen. Gisteren reden ze ook al door Valentine, we rijden hier een paar meter over dezelfde weg, maar dan wel in tegengestelde richting. Ook hier weer wat vluchtheuvels en dat soort werk, maar buiten Valentine gaat het dan weer ouderwets een aantal kilometer rechtdoor over een brede weg langs akkers en weilanden. De weg is een kilometer of zes behoorlijk recht en heel vlak, terwijl we tussendoor dorpjes als Labarthe-Rivière en Ardiège passeren. Buiten dat laatste dorpje rijden we een bos in waar de weg wat bochtiger wordt en waar het ook wat meer omhoog gaat. Een kilometer of twee vals plat, met aan het eind zelfs nog een wat lastigere halve kilometer. Blijkbaar bereiken we dan de top van de Col de Hountarède, niet echt de naam col waardig. We dalen lichtjes af richting Barbazan, waar de straatjes wat smaller en bochtiger worden. Barbazan is een thermenstadje, daar heb je er in deze regio nogal wat van. Buiten het thermenstadje is het wat draaien en keren, waarna we via een wat smallere brug over de Garonne rijden, richting Loures-Barousse. In dit dorpje slaan we na nog een rotonde ontweken te hebben rechtsaf, waarna we een tijd door de vallei van de Garonne mogen rijden. Over deze weg valt eigenlijk bijzonder weinig te vertellen. Van Loures-Barousse rijden we simpelweg 14 kilometer min of meer rechtdoor, over een weg die breed is en af en toe een beetje vals plat omhoog loopt. We passeren wat lelijke dorpjes, zoals Bagiry en Saléchan. Het volgende dorpje, Esténos, is eigenlijk meer het vermelden waard. Hier staan namelijk enorm veel paaltjes, ik hoop dat die ondingen wel op tijd verwijderd gaan worden. Buiten Esténos rijden de renners nog eens vier kilometer rechtdoor, tot ze bij een rotonde uitkomen in Cierp-Gaud. We hebben inmiddels 98 kilometer afgewerkt en we zijn nog geen fatsoenlijke klim tegengekomen. Wat is daar toch het nut van, jongens? Ik ben teleurgesteld, boos, verdrietig en niet blij. Maarja, de bergen komen in ieder geval wel dichterbij. Al zijn het dan wel van die klotebergen die ieder jaar terugkomen zo'n beetje, willen we eigenlijk ook weer niet. Dit terzijde, in Cierp staat een gek gebouwtje dat zomaar ergens in een pretpark had kunnen staan.
Na de rotonde in Cierp rijden de renners nog een aantal kilometer verder door de vallei over een brede weg. Direct na de rotonde begint de weg omhoog te lopen. Het zal de komende zeven kilometer grotendeels vals plat omhoog lopen, met tussendoor ook nog een keer een wat steilere strook. De weg begint na een tijd behoorlijk te kronkelen. We steken bijvoorbeeld drie keer kort achter elkaar via een brug de rivier over, maar buiten dat is het fietsen hier behoorlijk evident. Na de kilometers vals plat loopt het nog zeven kilometer verder vooral rechtdoor richting Bagnères-de-Luchon. In deze kilometers hebben we vooral te maken met een paar rotondes, verder niets. Bij het binnenrijden van Bagnères-de-Luchon volgt na 113,4 kilometer de tussensprint van de dag. Alsof dat nog niet genoeg is gaan we na de tussensprint een grote ronde door de stad rijden, wat niet per definitie had gehoeven. Als je na de tussensprint rechtsaf slaat en dan rechtdoor rijdt kom je uiteindelijk weer op het parcours terecht, maar de renners slaan na de bocht naar rechts linksaf en dan volgt er dus de ronde door de stad. Een overbodige ronde, aangezien iedereen Bagnères-de-Luchon ondertussen wel kent. Teringjantje, wat komen we hier vaak zeg. Voor mijn gevoel ieder jaar zowat, ik begin er een beetje genoeg van te krijgen. Flikker lekker op met je Bagnères-de-Luchon joh. Paupergat met je thermen en je casino. En dan te bedenken dat ik dit in 2019 schreef, zijn we verdomme in 2021 gewoon weer terug. Het rondje door Luchon is precies hetzelfde, de tussensprint ligt op exact dezelfde plek, het is allemaal totaal compleet volkomen kut. In 2018 eindigde hier nog een rit, toen won Julian Alaphilippe. Bergop werd hij nog gelost door Adam Yates, maar de Brit ging in de afdaling onderuit en daar kon Alaphilippe mooi van profiteren. Een dag later ging er dan ook nog een rit van start in deze stad, dat was de lachwekkende rit die slechts 65 kilometer lang was. Tijdens die rit zagen we ook de legendarische Formule 1-start. Wat een unaniem belachelijk groot succes was dat, niet meer normaal. Om een of andere reden wordt dat experiment niet meer herhaald, ik zou niet weten waarom. Hoewel er wel sprake is van een andere herhaling. We gaan namelijk die rit van 65 kilometer nu opnieuw afwerken. Volledig, volkomen hetzelfde. Peyresourde, Val Louron-Azet en de Portet, tot op de centimeter gelijk. Het enige verschil is dat we nu nog 113 vlakke kilometers hebben afgewerkt op voorhand, totaal nutteloze kilometers. Ja, daardoor zijn de renners ongetwijfeld wat vermoeider, ofzo. En de omschakeling van het vlakke naar de bergen is lastig, je kunt er net zoveel punten aan lullen als je wil. Zoals Sjerrie Goevenoe zegt: "De kopgroep zal een vrijgeleide krijgen in de eerste 115 vlakke kilometers. Maar ezlfs met een voorsprong van tien minuten aan de voet van de eerste berg zal de ritwinnaar niet uit de vlucht komen." Welk jaar denkt deze onbenul dat het is, 1950? Met tien minuten voorsprong aan de voet van de Peyresourde is het binnen, geen enkel probleem. Maarja, goh, ze zouden ook eens een keer iets verstandigs zeggen. Zucht.
Nouja, oké, de finale van deze rit is niet helemaal gelijk aan de 17e rit van de Tour van 2018. Toen reden we na de Peyresourde ook nog even naar Peyragudes, een kleine omweg waardoor we wat extra klimwerk moesten afwerken. Nouja, goed, voor de rest is het gewoon een exacte kopie. Alle levensvreugde wordt uit me gezogen, wéér de Peyresourde, wéér deze finale. Zou strafbaar moeten zijn, maar helaas is dat nog steeds niet het geval. Na een diepe zucht begin ik dan ook maar weer aan een kopie, ze kunnen me wat. Onderweg naar Bagnères-de-Luchon zagen we al steeds meer bergen verschijnen, maar we bevinden ons nu echt in de Pyreneeën. Na een aantal onnodige bochten in dit thermendorpje gaan we beginnen aan een beklimming die ik ondertussen ook wel vaak genoeg heb gezien. We gaan wéér aan de Peyresourde beginnen. Sinds ik begon met schrijven zat de Peyresourde alleen in 2015 niet in het parcours. Dit is dus in acht jaar tijd de zevende keer dat we hier zijn. We kunnen deze klim allemaal dromen, van welke kant ie dan ook wordt beklommen. De weg waar we nu omhoog gaan werd in 2016 gebruikt als afdaling, toen reed Froome op de buis zittend al bijtrappend weg van de rest. Tja, sindsdien had je hier eigenlijk nooit meer naartoe moeten gaan. Vorig jaar zat de klim ook in het parcours, maar toen deden we niet de hele Peyresourde. We reden via de Port de Balès naar deze klim toe en sloegen daardoor het onderste deel over. Tijdens die beklimming van de Peyresourde reed Tadej Pogacar weg van iedereen, een gegeven waarvan we toen nog dachten dat het van weinig betekenis zou blijken te zijn. Maar goed, anyway, de Col de Peyresourde is een beklimming die we allemaal wel kennen, want de berg zit tegenwoordig bijna ieder jaar in het parcours. In 1910 debuteerde de klim al en sindsdien heeft men deze klim een keer of 50 opgezocht. Vanuit Bagnères-de-Luchon is de Peyresourde 13 kilometer lang en 7% gemiddeld. Direct gaat het een kilometer omhoog aan 6%. Daarna wordt het wat makkelijker met een kilometer aan 3%. Een kilometer aan 6% wordt opgevolgd door een steile aan 8%, waarna er een kilometer aan 7,5% volgt, wat dan weer het einde is van het eerste deel van de klim. Een kilometer ter recuperatie aan 4% volgt. Dit is dan weer het startschot voor het tweede, lastige deel van de Peyresourde. Het gaat zeven kilometer omhoog tussen de 7 en 8,5%. Geen makkelijke stukken meer, steeds stevig bergop. Na 13,2 kilometer klimmen bereiken we dan de top van de Peyresourde, waar redelijk wat bergpunten te rapen vallen. De Peyresourde is een klim van de eerste categorie, iets wat niet altijd het geval is. De paar keer dat we de omweg naar Peyragudes namen lagen daar pas de bergpunten, voor zover het wat uitmaakt. Vorig jaar zat die omweg er niet in en nu ook niet, mja, allemaal één pot nat. Na 129 kilometer komen we hier overigens boven, voor wie het wil weten.
De afdaling van de veel te vaak gebruikte Peyresourde is nog steeds behoorlijk simpel. Vorig jaar ging het hier wat meer op leven en dood naar beneden omdat de rit zou eindigen in Loudenvielle, waar Nans Peters de beste vluchter bleek te zijn. Nu is het de eerste afdaling, niks aan de hand. We verwachten hier weinig problemen, vooral omdat die er in deze afdaling nooit zijn. De weg is breed en langs deze kant niet heel erg bochtig. Het gaat op een enorm makkelijke manier naar beneden, richting Loudervielle. Na een aantal kilometer min of meer rechtdoor gedaald te hebben komen we in Loudervielle twee haarspeldbochten tegen. Daarna gaat het weer anderhalve kilometer min of meer rechtdoor, tot Estarvielle. Het is echt een eenvoudige afdaling, waarbij het ook wel helpt dat we hier dus zowat jaarlijks komen. Iedereen kent deze afdaling ondertussen wel. In de buurt van Estarvielle volgt er een scherpe bocht naar links, waarna we over een iets smallere weg door het dorp te rijden. Buiten Estarvielle daalt het nog even kort verder, de weg is ook nog even bochtig. Even later rijden we dan weer door Armenteule, waar het gedaan is met dalen. Na een paar bochten komen we ineens twee haarspeldbochten tegen, op twee kilometer van de streep van vorig jaar. Deze haarspeldbochten lopen omhoog, eerst vals plat maar daarna volgt er toch nog een halve kilometer aan zes procent. Boven op dit knikje komt het meer van Génos-Loudenvielle in beeld, we rijden nu min of meer rechtdoor verder naar Loudenvielle. In dat Loudenvielle won Nans Peters dus vorig jaar, terwijl een ontketende Pogacar een seconde of 40 wist te pakken op de andere favorieten. In een verder verleden won Alexandre Vinokourov hier, totdat bleek dat hij stout was geweest waarna ze de overwinning uitdeelden aan Kim Kirchen. Nee, die was clean. Gilberto Simoni in 2003, nog zo iemand. Merkwaardige sport, hè?
Loudenvielle ligt aan het Lac de Génos-Loudenvielle en langs dit meer fietsen de renners over een rechte weg naar Génos. Toen we in 2018 die superkorte rit afwerkten lag hier ergens de tussensprint, er is dus nóg meer verschil. Wauw, geniaal. Vlak voor waar toen de de tussensprint lag komen ze nog wel een vervelende bochtencombinatie tegen, met daarna nog twee bochtjes naar rechts, maar vervolgens gaat het anderhalve kilometer rechtdoor richting Génos over een vlakke weg. In het dorpje Génos ligt de voet van de volgende klim van de dag, de Col de Val Louron-Azet. In het dorp begint de weg omhoog te lopen en na een bocht naar links krijgen we meteen met stevige percentages te maken. De Col de Val Louron-Azet is 7,4 kilometer lang en 8,3% gemiddeld. De eerste kilometer van deze klim van de eerste categorie stijgt het meteen aan 7,5%, maar dat is niets vergeleken met de kilometers die volgen. Twee kilometer aan 9% en een kilometer aan 10%, straffe kost. Daarna wordt het wel weer wat makkelijker met een kilometer aan 7,6%, gevolgd door een duizendtal meter aan 6%. Richting de top wordt het dan weer wat lastiger, we nemen afscheid van de klim met een kilometer aan 8,5% en een afsluitende strook aan meer dan 10%. Na 149,5 kilometer komen de renners boven op deze klim van eerste categorie die de laatste jaren aan populariteit heeft gewonnen. In 1997 debuteerde de klim pas en Marco Pantani was toen de allereerste die als eerste boven wist te komen. In 1999 keerde de klim terug, de altijd scheef op zijn fiets zittende Fernando Escartin was toen de eerste die de col wist te bedwingen. Daarna kwam de klim alleen in 2001 en 2005 nog terug, tot 2013. Sinds 2013 is dit de vijfde keer dat we hier passeren. De laatste keer dat we hier waren was dus in 2018, toen kwam Julian Alaphilippe als eerste boven. Daar had hij uiteindelijk weinig aan, de uiteindelijk winnaar was iemand anders.
De beklimming is behoorlijk bochtig, met in het begin meteen een stuk of 10 haarspeldbochten. Kan Wilco Kelderman je alles over vertellen, die ging hier in 2016 vol op z'n muil in de afdaling. Maar goed, dat zou Wilco Kelderman overal kunnen overkomen. We dalen nu in ieder geval langs de andere kant van de klim af en deze afdaling is wat langer dan de klim. 10 kilometer lang, daardoor is het gemiddelde dalingspercentage ook wat lager, 'slechts' 7%. Het eerste deel van de afdaling valt best mee, de eerste vier kilometer komen de renners wel wat bochten tegen, maar weinig onoverkomelijkheden. Pas in het dorpje Azet wordt de afdaling echt technisch. Net buiten het dorpje ligt er een venijnige haarspeldbocht en in het dorpje zelf is het enorm veel draaien en keren, terwijl er allemaal stenen muurtjes en huizen langs de kant van de weg staan. Als we het dorpje uitrijden komen we weer in een lastige fase met wat haarspeldbochten terecht, dit houdt nog een aantal kilometer aan. Net buiten het volgende dorpje, Estensan, liggen er nog twee listige bochtjes op de coureurs te wachten en dan is het lastige deel van de afdaling wel geweest. Er wordt nog drie kilometer licht verder gedaald tot we Saint-Lary-Soulan bereiken. Dit dorpje met 1000 inwoners passeren we op weg naar de voet van de slotklim. Aan het eind van de afdaling is er een bocht naar rechts en daarna gaat het in Saint-Lary anderhalve kilometer min of meer rechtdoor, al komen we nog wel drie rotondes tegen.
Bij de derde rotonde slaan de renners linksaf en daarna is het nog even een halve kilometer vlak. Een bocht naar rechts volgt en dan zijn we vertrokken. We gaan beginnen aan de Col de Portet. Deze col is 16 kilometer lang en 8,7% gemiddeld, daardoor een beklimming van de buitencategorie. De eerste zeven kilometer van de klim rijden de renners over een voor velen bekende weg. De Tour is al behoorlijk vaak in Saint-Lary-Soulan geweest en meestal eindigde de rit dan op Pla d'Adet. We rijden over een brede, bochtige en steile weg naar boven. In de eerste kilometer van de klim gaat het meteen aan 9% omhoog en daarna zelfs drie kilometer achter elkaar aan 10%. Het zwakt dan wel even af met twee kilometer aan iets meer dan 8,5%, maar het blijft lastig. Hierna krijgen we een kilometer aan 9,5% en dan rijden de renners door het dorpje Espiaube, waar er een heel kort knikje naar beneden in het parcours ligt, met een lange bocht naar links. Aan het eind van deze bocht kan je rechtdoor rijden, dan kom je uit in Pla d'Adet. Doen we niet, we gaan direct rechtsaf. De weg begint weer omhoog te lopen en we zijn definitief begonnen aan de Col du Portet. Nog negen kilometer tot de finish, en het zijn pijnlijke kilometers. Mede door het korte stukje in dalende lijn valt deze kilometer wel mee, het gaat gemiddeld aan 5% omhoog. Daarna wordt het evenwel weer een stuk heftiger, met een kilometer aan 9%, gevolgd door een kilometer aan 8%. Vervolgens weer twee heftige kilometers aan 9%, waarna er toch nog even een moment van ontspanning volgt, een kilometertje aan 6,7%. Het is nu nog drie kilometer fietsen tot de top, over een weg met nogal wat haarspeldbochten. Verder is het terrein behoorlijk open, de organisatie maakt graag de vergelijking met de Ventoux en die valt om meerdere redenen te maken. Richting de top krijgen de coureurs nog twee kilometer aan 8,5% voorgeschoteld, voor het in de laatste kilometer nog eens aan 10% omhoog gaat. Het leukste bewaren we voor het laatst. Na 178,4 kilometer eindigt de rit ergens in het midden van het niets op een bijzonder hoge berg, terwijl we in de slotkilometer nog even door een tunneltje hebben moeten rijden.
Het is de tweede keer dat de Col du Portet voorkomt in de Tour de France. Andere bronnen spreken trouwens van de Col de Portet, maar aangezien du organisatie voor du gaat doe ik dat ook. Ergens in 1982 was men al van plan om de Portet een keer te beklimmen, na een tip van de lokale bevolking in Saint-Lary-Soulan. Kwam er niet van, dus heeft men tot 2018 moeten wachten. Er is wel een goede reden te bedenken waarom de organisatie nooit aan de Portet is begonnen. Pas ergens in 2018 werd het bovenste deel van de klim eindelijk een keer geasfalteerd. Of nouja, er lag wel ooit asfalt, maar daar had men al zo ontzettend lang niets meer aan gedaan dat het vanzelf een grindweg was geworden. Enkele renners fietsten in 2018 tijdens de verkenning nog over de grindweg, maar toen de klim in koers werd bedwongen zagen we het verse zwarte asfalt in beeld verschijnen. Langs de kant van de weg zullen er niet alleen menselijke toeschouwers staan, want in het dagelijks leven is dit toch vooral het terrein van enkele groepen loslopende koeien. Het is een mooie, lastige klim. De organisatie hoopt dat dit een 'nieuwe Tourmalet' wordt. Hoewel ze drie jaar later spreken over een nieuwe Ventoux. De vergelijking valt te maken, want dit is een loodzware klim. Het ligt er maar net aan hoe je het bekijkt, maar je zou kunnen stellen dat deze Portet lastiger is dan de Ventoux. Sowieso vrij kaal ook, die overeenkomst heb je meteen te pakken. Waarschijnlijk wel de lastigste aankomst bergop die mogelijk is in de Pyreneeën, waardoor deze recente 'ontdekking' de laatste jaren veel vaker beklommen gaat worden. Dat is nu nog niet echt een probleem, dit wordt pas de tweede keer. Dat kunnen we nog net aan. Maar in de komende tien jaar komen we hier vijf keer langs en dan kan die hele Portet ook mooi in de stront zakken natuurlijk. Het is overigens wel een hoge berg, met 2215 meter boven zeeniveau was het de hoogste berg van de Tour van 2018. Nu hebben we de Envalira al gehad waardoor die vlieger niet opgaat, maar de renners mogen alsnog in de laatste kilometers aan een procent of 10 klimmen terwijl ze zich boven de 2000 meter bevinden, geen sinecure. Dat zagen we ook in 2018, in de rit met de totaal nutteloze gridstart zagen we gewoon zoals altijd een kopgroepje wegrijden en werd de koers pas beslist op de slotklim. Op de loodzware Col du Portet waren we getuige van een ontketende Nairo Quintana. Hij ging al vroeg in de aanval en reed naar een aantal ploeggenoten toe, die zowaar als bruggenhoofd konden fungeren. Niet veel later koos Quintana voor de solo, die hij wist af te ronden. Hij reed - zoals wel vaker - een teleurstellende Tour, maar dit was zijn wonderdag. Dan Martin werd tweede op een halve minuut, Geraint Thomas derde op 45 seconden. Een paar tellen later kwamen Dumoulin en Roglic over de streep, terwijl we nog wat langer moesten wachten op Chris Froome. Die ging kopje onder op deze klim en moest door een jonge Egan Bernal naar boven worden gesleept. Goh, hoe tijden kunnen veranderen hè? Amper drie jaar verder en alles wat hier staat slaat nergens op. Kruijswijk werd 6e bijvoorbeeld, kun je nagaan. Drie jaar geleden toonde de Col du Portet zich voor het eerst aan de wereld, de kans is groot dat we hier nog vaker gaan komen. We zagen een strijd tussen de klassementsrenners, met Quintana als winnaar. Een Colombiaan op grote hoogte, of wat had u gedacht. De weg omhoog ligt in het hart van het skigebied boven Saint-Lary-Soulan. In de zomer is het een van de toegangspoorten tot het Néouvielle-massief en het Nationaal park Pyrénées voor wandelaars. Het is ook een toegangspoort voor knuppelgrage agenten. Froome had in 2018 al moeten lossen en verloor kostbare tijd, maar na de rit werd hij ook nog eens van zijn fiets gemept door een overactieve gendarme. Die had niet in de gaten dat Froome een coureur was, haha. Vooruitziende blik, zullen we maar zeggen.
In de officiële aankondigingen heeft men het steeds over Saint-Lary-Soulan als aankomstplaats, maar inmiddels mag duidelijk zijn dat dit lariekoek is. We passeren Saint-Lary-Soulan op 16 kilometer van de finish en moeten dan nog een heel eind bergop, ver weg van het nietige dorpje met amper 1000 inwoners. Het grappige is dat de Tour al 12 keer in Saint-Lary-Soulan is geweest, maar nog nooit in het dorpje zelf is geëindigd. De vorige tien keer dat we door het dorp reden moesten de renners iedere keer verder naar Pla d'Adet. Voor het eerst in 1974, toen een 38-jarige Raymond Poulidor wist te winnen. Andere winnaars op Pla d'Adet zijn onder meer onze eigen Joop Zoetemelk en Lucien van Impe wist zelfs twee keer te winnen. Recentelijk wonnen een aantal jongens met een streep door hun naam op Pla d'Adet. In 2005 reed George Hincapie hier de lafste koers van zijn leven, wat hem dan wel weer een ritzege opleverde. Een paar jaar eerder, in 2001, won zijn kopman Lance Armstrong dan weer. Hij reed Ullrich, Beloki en co frontaal de vernieling in. De laatste aankomst op Pla d'Adet dateert van 2014. Rafal HGHajka won zijn tweede rit van die Tour, na het wegvallen van Alberto Contador ontpopte hij zich als een waardig rittenkaper. Een echte opvolger gaat Majka opnieuw niet krijgen, ondanks het feit dat de naam Saint-Lary-Soulan weer in alle krantenkoppen zal staan. Er zit toch wel een significant verschil tussen Pla d'Adet en de Col du Portet. 10,2 kilometer aan 8,3% tegenover 16 kilometer aan 8,7%. Dat de naam van de Col du Portet een beetje weggemoffeld wordt ten gunste van Saint-Lary-Soulan heeft vooral een economische betekenis. Dit hele gebied is zo ongeveer het grootste skigebied van de Franse Pyreneeën en moet daarom zoveel mogelijk onder de aandacht gebracht worden. Lekker voorspelbaar allemaal, daarom krijgen jullie van mij een foto met koeien.
Het gaat weer een pittig begin van de rit worden. In startplaats Muret zal het amper 18 graden worden, met kans op regen en behoorlijk veel wind. Het gaat waaien aan 25 km/u, met windstoten tot 45 km/u. Vanuit het westen, waardoor we in de eerste kilometers van de rit geconfronteerd gaan worden met tegenwind. Ondanks de harde wind is er niet direct waaiergevaar, zou ik zeggen. Wel redelijk wat open terrein in het begin, maar om voor waaiers te zorgen had de wind eerder vanuit het oosten moeten komen. Of vanuit het noordwesten, dat had ook nog wel gekund. Volledig uit het westen wil vooral zeggen dat het toch met name tegenwind gaat zijn, waardoor we met een slome openingsfase te maken gaan krijgen. Misschien ook wel een nerveuze, je weet maar nooit of de wind ergens ineens wél goed staat. Dat zou ter hoogte van Saint-Gaudens heel kort het geval kunnen zijn, maar nee, daar zal het eerder zijwind zijn. Geen waaiers, wel een vervelende aanloop met ferme tegenwind. Dat gaan de vluchters niet leuk vinden, de klassementsrenners wel. In Saint-Gaudens zou er overigens minder wind moeten zijn, het is dus alleen de eerste pakweg 60 kilometer van de rit een vervelende exercitie. In Saint-Gaudens is er ook minder kans op regen, richting de Pyreneeën gaan we van 80% kans op regen naar een procent of 30 à 40. Eenmaal in de bergen, in Bagnères-de-Luchon, is er bijna geen wind meer. In Saint-Lary-Soulan, aan de voet van de Col du Portet, wordt het overdag 15 graden, er is 20 à 30% kans op regen en er staat een beetje wind uit het noorden. Dat gaat op de kale slotklim in sommige bochten voor wat tegenwind zorgen, maar het grootste deel van de tijd zouden de renners er geen last van moeten hebben. Als het droog blijft hebben we vooral in het begin van de rit last van tegenwind maar worden de omstandigheden daarna beter. Al blijft het vrij fris, boven op de Portet houden we bijvoorbeeld amper 10 graden over. Koud, dus toch geen al te aangename dag. De rit begint relatief vroeg, om 11:50. Na een neutralisatie van 20 minuten gaat het gevecht met de tegenwind om 12:10 echt beginnen. Eurosport 1 is er meteen bij, net als de PLAYER. Ook Sporza is direct van de partij, we beginnen om 11:45 op één. Daarna moeten we tussendoor een paar keer zappen, het bekende recept. Bij de NOS hebben ze schijt aan de neutralisatie, die nitwits zijn er om 12:00 pas bij. De aankomst wordt verwacht tussen 16:49 en 17:24. Gezien de tegenwind in de eerste 40-45 kilometer ga ik eerder uit van 17:24, maar ze mogen me verrassen.
Wat een waardeloze rit. Ik vind het gewoon oprecht kut, kun je nagaan. Ten eerste de start in Muret, waardoor we overgeleverd zijn aan een ellenlange vlakke aanloop. Een aanloop die een eeuwigheid gaat duren, die in het nadeel is van de klimmers en er vooral voor zal zorgen dat we een onvoorspelbare kopgroep gaan krijgen. De pocketklimmers gaan steun moeten krijgen van hun knechten. Woods in het wiel van Greipel, Quintana in het wiel van Swift, Poels in het wiel van Mohoric, Van Aert in het wiel van... nee, laat maar, die redt zichzelf wel. Als je als klimmer hier in je eentje gaat lopen te springen ben je gezien, dan gaat het niet lukken. Meeschuiven of rekenen op een knecht, iets anders is niet mogelijk. Door de tegenwind in het begin gaat het waarschijnlijk alleen maar moeilijker worden, ik zie niet snel een groep wegrijden daardoor. Als we van riching veranderen en de wind minder invloed heeft zal de kopgroep waarschijnlijk pas gaan ontstaan, rijkelijk laat. Daardoor is er wel minder tijd om een mooie voorsprong te verzamelen richting de eerste klim, waardoor de klassementsrenners weer in het voordeel zouden zijn. Als die klassementsrenners nog wat willen doen, tenminste. Wil Ineos nog iets proberen met Carapaz of gaan ze hun andere renners voor de ritzege laten gaan? Kwiatkowski reed gisteren even in de aanval en ook Thomas probeerde iets, dat zou een signaal kunnen zijn. UAE gaat normaal niet strak controleren, want dat doen ze al heel lang niet. Tenzij Pogacar nog een keer een rit in lijn wil winnen, maar dan is de volgende rit geschikter wegens een kilometer of 50 korter. Scheelt weer wat controlewerk, natuurlijk. Ik leun eigenlijk wel weer richting de vlucht, vooral omdat ik niet snel een ploeg zie controleren. EF reed gisteren even op kop, waarschijnlijk met het oog op het ploegenklassement, nou, jezus, de ambitie straalt er weer vanaf. Als de controle opnieuw ontbreekt is de kopgroep bijzonder kansrijk, al ligt dat dan wel aan de samenstelling van die kopgroep. Door de vlakke aanloop valt daar amper iets over te zeggen, er kunnen hier bij wijze van spreken alleen maar sprinters en tijdrijders in de kopgroep zitten. Zelfs Cavendish zou mee kunnen schuiven met het oog op de tussensprint, stel je voor. Als er wat klimmers in de kopgroep zitten geef ik die wel een goede kans. De drie beklimmingen aan het eind zijn zwaar, maar UAE rijdt niet zomaar een gat dicht. De andere ploegen waarschijnlijk ook niet, al weet je nooit wat Ineos van plan is. Walgelijke rit verder, bijna alles is gekopieerd. Muret kennen we van 2015, als we na een kilometer of 50 uitkomen in Aurignac rijden we over exact dezelfde weg naar de Peyresourde als een paar jaar geleden, en daarna plakken we er een combinatie van bergen aan vast die we nog kennen van 2018. Alleen daarom al heb ik helemaal geen zin in deze rit. Ook amper zin om vijf namen te noemen, zo teleurstellend is het allemaal. Terwijl de slotklim nochtans de zwaarste klim van deze Tour genoemd zou kunnen worden. Dat is op zich spectaculair genoeg en daar kan een hoop gebeuren, maar de rest van de rit is zo jammer. Een repeterend kutparcours, zo zou ik het willen typeren. Dat we na drie jaar terugkeren naar deze klim is ergens ook jammer, doe dat lekker eens in de vijf jaar ofzo, is meer dan genoeg. Maar oké, zware slotklim waar we toch wel wat actie gaan zien tussen de klassementsrenners, dat kan hier bijna niet anders. Toch denk ik dat een paar vluchters nog wel vooruit gaan weten te blijven. Die Portet is ook zo zwaar dat niemand het in zijn hoofd gaat halen eerder aan te vallen, wat dan wel weer gunstig is voor de kansen van de vluchters. Zou je denken, maar het blijft een merkwaardige sport natuurlijk.
1. Quintana. Dit slaat nergens op, want hij rijdt deze hele Tour al als een patatje in de rondte. Maarja, hij won hier drie jaar geleden en op dat soort sentiment bouwen we altijd verder. Het gaat voor Quintana al een heel gedoe worden om de vlucht van de dag te bereiken, hij heeft ook nog maar twee ploeggenoten over. Maarja, op een of andere manier gaat dat lukken. Daarna neemt hij onderweg wat bergpunten mee en aan het eind van de dag blijkt hij weer zijn wonderbenen gevonden te hebben, die hij altijd één keer per Tour heeft. De geschiedenis herhaalt zich.
2. Poels. Wout heeft aangegeven dat hij voor de ritzege gaat, en wie zijn wij om aan Wout te twijfelen? Naast de ritzege zal het ook om de bergtrui gaan, de leukste strijd die nog over is. Een aantal renners kunnen die bergtrui nog winnen, dat zal leuke gevechten gaan opleveren tijdens deze rit. Ze zullen allemaal aanwezig zijn, linksom of rechtsom. Maar Wout gaat niet winnen, dat kan niet. De Bahreinbonus is nog steeds niet helemaal op hem van toepassing. Maar goed, als hij de bolletjestrui wint gaat hij ook al de geschiedenisboeken in, net zo goed de moeite waard.
3. Woods. Zo, nu hebben we bijna alle mannen die om de bergtrui strijden wel gehad. Woods valt tot nu toe ook iedere keer vies tegen, maarja, ergens zou hij wel goede benen moeten hebben, toch?
4. Cattaneo. Want die rijdt zo'n beetje iedere dag in de aanval. Probeerde het gisteren ook, maar was er eigenlijk net te vroeg bij. Vandaag weer een nieuwe kans.
5. Pogacar. Het is weer wat slechter weer, dus Pogacar komt weer bovendrijven. Hij gaat hier iedereen even op een hoop rijden, waarna hij met een vinger voor de mond over de streep komt. In het interview na de koers herhaalt hij de woorden van zijn coach: hij is niet goed, de rest is gewoon slecht. Je moet maar durven.