Tappa 12: Siena - Bagno di Romagna, 212 kmNou, jongens en meisjes, dat was met het ritje wel. Hoewel, om maar meteen met een kritsche noot te beginnen: wat ging het in het begin van de rit vreselijk mis. Binnen een paar minuten was de vlucht van de dag vertrokken, een groep vol nobele onbekenden. Dat kan nog gebeuren, maar dat daarna niemand op het idee komt om te achtervolgen en die groep vol onbekend derhalve een voorsprong krijgt van bijna een kwartier is dan weer werkelijk schandalig. Hallo jongens, de rit van het jaar. Iedereen kijkt hier al maanden naar uit en dan geef je op zo'n makkelijke manier de ritzege weg, dat kan niet. Respect voor de koers, respect voor de kijker, als het even kan. Veel jongens in het peloton zullen wel slecht geslapen hebben, als ze dit hadden geweten waren ze natuurlijk ook in de aanval gegaan. Dit terzijde, verder werd het een werkelijk schitterende rit. Het was een lange zit tot de eerste onverharde strook, maar toen ging het meteen goed los. De eerste strook werd grotendeels in dalende lijn afgewerkt, wat eigenlijk lastiger is dan een strook in stijgende lijn. Het peloton werd meteen helemaal uit elkaar gereden toen Ineos het tempo verhoogde. Links en rechts wat valpartijtjes en lekke banden, voor en achter totale chaos. Geen touw aan vast te knopen. Een man van UAE die zich uit liet zakken, zou ie pech hebben? Zou het Formolo zijn? Vragen waar je een uur later een antwoord op kreeg. Waar is Evenepoel? Heb jij Evenepoel gezien? Het werd de horrorversie voor Jeroen. Al op de eerste strook zat Evenepoel dik in de shit, terwijl Ganna met Bernal in het wiel stevig op kop aan het boren was. Te stevig, in een van de bochten ging hij bijna onderuit. Maar het verschil groeide desondanks.
Aan het eind van de strook had de groep Bernal een halve minuut voorsprong op de groep Evenepoel, met in die groep ook jongens als Vlasov en Yates. Ineos bleef op kop rijden, maar de groep kwam toch terug. Evenepoel moest zelf het laatste gat dichten, nadat zijn knechten waren opgerookt. De tweede strook was de klassieke strook, die we nog kenden van 11 jaar geleden. Wel andere omstandigheden, stof in plaats van modder. Desondanks een lastige strook, waar het peloton steeds verder werd uitgedund. Dat was eigenlijk voor de strook al het geval, na de eerste strook was er van een peloton amper nog sprake. Formolo was inderdaad een van de slachtoffers, ook Dan Martin had een slechte dag. Het verschil met de koplopers liep snel terug, maar niet snel genoeg. Ze zouden het sowieso gaan halen, wat toch wel een smetje blijft. Op die tweede strook zagen we Bernal nog eens een versnelling plaatsen, maar het bleef toch redelijk bij elkaar. Een duo van Jumbo waagde ook een poging, Addy Engels stuurde Bennett en Foss naar het front. Niet echt de beste poging ooit, in aanloop naar de derde strook werden de mannen weer bijgehaald door Ineos. Op die derde strook kwam Evenepoel weer in de problemen. Hij moest iedere keer een gat laten op die gravelstroken. Toch wat angst, waarschijnlijk ook een deel onkunde. Iedere keer die kleine gaten dichten kost veel energie, dus na een tijd was hij ook gewoon moe. Het signaal voor Ineos om nog harder door te trekken. Moscon had een prima dag, maar het was vooral Bernal zelf die echt ijzersterk was. Evenepoel was ondertussen aan het zwemmen in z'n eentje, zijn lijdensweg werd uitgebreid in beeld gebracht door de regie. Het ging ondertussen vooral over Almeida, waar was Almeida? De Portugees liet zich uiteindelijk toch maar uitzakken. Een kort gesprek met Evenepoel volgde, waarna Almeida op kop begon te rijden. Tien meter later was hij al vijf meter weggereden van Evenepoel, geniale taferelen. Ik heb niet echt het idee dat Almeida de ultieme teamplayer is. Ik heb ook niet echt het idee dat Evenepoel het naar zijn had op het grind. Ostentatief je oortje weggooien, nee, hij was niet in zijn element.
De groep der favorieten werd steeds verder uitgedund. Op de laatste gravelstrook werd er weer flink aan gerammeld, terwijl Evenepoel al een minuut achterstand had. Marco Soler ging een keer in de aanval, waarna hij zijn brommer volledig opblies. Leuke rubriek, met het vingertje voor mijn mond zat ik druk naar de tv te gebaren. Bernal bleef lekker op kop rijden en de mannen van EF deden ook een duit in het zakje. Die zaten nog met drie vooraan in een groep van amper 15 man, knappe prestatie. Bettiol, Guerreiro en de niet-zieke Hugh Carty, straffen toebak. Na de laatste gravelstrook volgde er nog een klim op het asfalt, daar gingen nog eens wat mannen overboord. Bardet kwam zichzelf bijvoorbeeld enorm tegen, viel helemaal terug tot bij Evenepoel. Buchmann kwam zichzelf niet tegen, de anonieme Duitser wilde even wat minder anoniem zijn. Hij ging in de aanval en reed ook best een eind weg. Richting de top van de klim ging Bernal in de achtervolging, de rest had geen antwoord meer. Vlasov moest passen, de rest al helemaal. Waarbij het wel verrassend was dat Yates nog aan boord was. De saaiste Brit op aarde had vooraf al aangekondigd dat hij totaal geen zin had in deze rit en op de eerste strook zat hij dik in de shit. Daarna bleef hij in het laatste wiel hangen, maar wist op een of andere manier zich toch vooraan te handhaven. Sprankelend is het niet, maar hij maakt wel nog kans op de eindwinst. Al zal hij dan wel moeten hopen dat de masseur van Bernal een keer een offday heeft. Bernal reed naar Buchmann toe en samen reden ze naar de finish in Montalcino. Daar kwamen ondertussen een paar vluchters aan, je zou het bijna vergeten. De kopgroep vol onbenullen, met veel Belgen en Nederlanders. Harm Vanhoucke bijvoorbeeld, die buiten beeld scheen te zijn gevallen. Dries De Bondt, die als een nieuweling besloot te rijden. Bert-Jan Lindeman was ook aanwezig, maar hij was er vooral om het handje van Mauro Schmid vast te houden. Nou, dat hielp blijkbaar. De onbekende Schmid reed met Alessandro Covi, ook niet echt de bekendste van het stel, naar de finish in Montalcino. Schmid ging als eerste door de laatste bocht, heel slim. Niet dat het veel uitmaakte, hij was sowieso de snelste. Weer een ritzege voor Zwitserland. Een paar dagen geleden was een voormalig renner van Qhubeka aan het feest, nu een huidig renner. Een van de vele paniekaankopen nadat de ploeg op het laatste moment werd gered. Zonder enorm veel adelbrieven maakte hij de overstap naar de profs. Een 11e plaats in de Ronde van Zwitserland, het is wat. Maar veel keuze was er niet, en sponsoren als BMC en Assos wilden graag wel wat Zwitserse invloeden. De rest is geschiedenis. Dankzij Aart Vierhouten schijnt hij hier aan het vertrek te staan, wist Karsten meermaals te vertellen. Opslag voor Aart, dat kan niet missen. Een neo-prof aan het feest, waarbij het wel ernstig de vraag is of hij dit soort kunststukjes zal kunnen herhalen.
Achter de vluchters werd Bernal 11e, de eerste van de klassementsrenners. Een waanzinnige rit van hem. Op de eerste strook reed hij al in het offensief, gedurende de rit ging hij meerdere keren in de aanval. Initiatief genomen, de koers gekleurd. Vooraf werd al gezegd dat hij tijdens deze rit goede zaken zou kunnen en misschien wel moeten doen, extra knap om het dan zo waar te maken. Buchmann, Vlasov, Caruso, Yates, de verrassende Foss, Guerreiro en Carthy wisten de schade redelijk te beperken. Daarachter ging het mis. Ciccone verliest bijna twee minuten, Evenepoel verliest meer dan twee minuten. Daarachter waren de verschillen nog groter, de rit over onverharde wegen stelde uiteindelijk toch niet teleur. Prachtige plaatjes en een prachtig slagveld. Maar één DNF, dus het was ook weer niet over het randje. Wel balen voor iemand als Formolo, dankzij een lekke band weggeslagen. Verder was het toch een behoorlijk eerlijke rit. Een uitputtingsslag richting het eind, waarbij bepaalde renners aan het eind nog veel tijd verloren wegens een ontploffende brommer, zoals Soler en Bardet. Maar bovenal een flinke tik voor Evenepoel en dus België als geheel. De vlag kan halfstok. Al moeten we er natuurlijk wel bij vermelden dat Ivan Basso in 2010 ook twee minuten verloor tijdens zo'n rit en uiteindelijk nog de Giro won. Ja, ja, jaja. Maar goed, voorlopig lijkt Egan Bernal soeverein op weg naar de eindwinst. Als de rust het blijft doen, tenminste. Na deze loodzware rit, weer een bewijs dat sterrato in de Giro een geweldige toevoeging is, maken we ons op voor de volgende rit. Weer een vrij lastige rit, met toch flink wat klimwerk onderweg. Toch lijkt het vooral een nieuwe kans voor de vluchters.
![81Xde7K1lXIILsHGb3GF_220421-024739.jpg?v=20210422164739]()
![BpaoIhlc0vUI7iM5PQda_220421-024731.jpg?v=20210422164731]()
Daags na het onverharde werk gaan de renners van start in Siena, dé stad van de Strade Bianche. Eén van de mooiste koersen van het jaar eindigt jaarlijks op het bekendste plein van de stad. Als je tijdens de vorige rit door het ijs bent gezakt kan dit wel voor wat PTSS zorgen. Siena is een stad in Toscane, Italië. Het is de hoofdstad van de provincie Siena. De stad telt volgens het roadbook bijna 54.000 inwoners. Door het zeer goed behouden middeleeuwse stadsbeeld en zijn bijzondere geschiedenis behoort Siena tot de belangrijkste toeristentrekkers van Italië. Siena was een Etruskische nederzetting en een kleine Romeinse stad, maar in de middeleeuwen werd het pas echt leuk. Daar hebben we de historische binnenstad aan overgehouden, die sinds 1995 op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat. De stad staat vol kicken gebouwen, zoals de kathedraal. De Kathedraal van Siena is een van de grote voorbeelden van Italiaanse gotische architectuur. Het bekendste plein van de stad is de Piazza del Campo, een schelpvormig stadsplein. Het plein staat wereldwijd bekend om zijn schoonheid en stedenbouwkundig-architectonische zuiverheid en wordt daarom beschouwd als een van Europa's mooiste middeleeuwse pleinen. Veel middeleeuwse straatjes komen uit op het plein. Geen woord aan gelogen, we zien dit jaarlijks tijdens de Strade Bianche. Op het laagste punt van het plein staan het Palazzo Pubblico, stadhuis en museum, en de Torre del Mangia. De Torre del Mangia is de redelijk grote klokkentoren die het plein toch wel domineert. Vanuit dit centrum is het plein, waaiervormig, ingedeeld in 9 segmenten, als dank en herinnering aan het bestuur van de 'Raad van Negen' (Sieneense gilden) die de stad tussen 1287 en 1355 bestuurden. Dit is te zien aan het karakteristieke plaveisel, gelegd in 1347, dat bestaat uit rode baksteen, afgewisseld met lichte stroken travertijn. Nou, ja, ik geef het toch maar even mee. Tegenover het Palazzo Pubblico ligt een openbare fontein: de Fonte Gaia ('fontein van de vreugde'). Deze fontein is het eindpunt van meer dan 30 km aan wateraanvoer via ondergrondse kanalen en aquaducten. Boh boh. Op dit plein eindigt dus jaarlijks een koers, sinds 2007 om precies te zijn. Wat toen nog de Monte Paschi Eroica heette werd later omgedoopt tot Strade Bianche. Een moderne klassieker, over onverharde wegen, met een karakteristieke aankomst in de smalle en steile straatjes van Siena. Een wedstrijd die ieder jaar aan belang wint. In ieder geval een van de favorieten onder de renners zelf, zo was Mathieu van der Poel begin dit jaar door het dolle heen toen hij won in Siena. Een wedstrijd die hoog op zijn lijstje stond.
![gruber-strade-bianche-19-of-27.jpg]()
Andere winnaars van deze wedstrijd luisteren naar de namen Wout van Aert, Julian Alaphilippe, Tiesj Benoot, Michal Kwiatkowski (x2), Fabian Cancellara (x3), Zdenek Stybar en natuurlijk Moreno Moser. Nooit vergeten, Moreno Moser won de Strade Bianche. In de eerste jaren wonnen figuren als Lofkvist en Kolobnev, tegenwoordig zijn er alleen maar kleppers aan het feest. Maar er eindigt niet alleen een koers op de Piazza del Campo, er vindt ook jaarlijks de Palio plaats. De Palio (Palio delle contrade) is een paardenrace die twee keer per jaar plaatsvindt, op 2 juli en 16 augustus. De Palio is zo belangrijk, dat een Italiaans spreekwoord luidt: "Chi dice Siena, dice Palio.", "Wie Siena zegt, zegt Palio". Het wordt gebruikt als twee zaken zo onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, dat men het ene niet zonder het andere kan noemen. Bedankt voor deze toelichting, Wiki. Tijdens de wedstrijd strijden de 17 wijken (contrade) die binnen de stadsmuren van Siena liggen tegen elkaar, al kunnen er per Palio blijkbaar slechts 10 wijken meedoen. De race bestaat uit slechts drie ronden over het centrale, schelpvormige plein van Siena, de Piazza del Campo. De race duurt dan ook slechts enkele minuten. Het record staat momenteel op 1 minuut en 13 seconden. Blijkbaar een gebruik dat al sinds de middeleeuwen bestaat, en in al die jaren heeft het niet aan belang verloren. Eerder aan belang gewonnen zelfs, fascinerend artikel op Wikipedia wel. De inwoners gaan heel ver, tot aan omkoping toe. Van levensbelang om de Palio te winnen, de vergelijking met voetbal wordt gemaakt. Bovenal leuk om een keer mee te maken lijkt me, het ziet er wel uit als een flinke
happening. Voorts heeft Siena nog wat andere kerken, musea, een vermaarde universiteit en een voetbalclub die een keer of 10 failliet is gegaan. Merkwaardig genoeg is het liefst 35 jaar geleden sinds de Giro hier nog eens wat. Amper voor te stellen, in een stad waar ieder jaar een moderne klassieker eindigt. Toch dateert de laatste Giroaankomst in Siena van 1986, de Pool Lech Piasecki won bij die gelegenheid. In een verder verleden kwam Siena vaker voor in de Giro, maar sinds 1986 is men de stad dus vergeten. Tot nu. Mag wel weer eens, ondanks de jaarlijkse aandacht dankzij de Strade Bianche is het toch een stad die het licht van de Giroschijnwerpers verdient.
![d048d91e99c8fa099c5e3fb544fd237d-piazza-del-campo.jpg]()
Het kan moeilijk een verrassing genoemd worden dat de renners van start gaan op het Piazza del Campo. Van Il Piazza rijden we via de smalle en van plaveisel voorziene straatjes naar beneden, het centrum uit. Ver buiten Siena gaat de rit pas officieel beginnen. In de eerste vijf kilometer van deze rit rijden we over een relatief vlakke weg door het prachtige Toscaanse land. De weg is breed, maar zo nu en dan wel vrij bochtig. Na een paar kilometer gaat het even kort naar beneden in Quercegrossa, met een bochtige passage tot gevolg. Buiten het dorp gaat het in het bos ook nog even verder naar beneden, alvorens we gaan beginnen aan de eerste klim van de dag. Een ongecategoriseerde klim, met vijf kilometer aan 4,5% stelt het ook niet direct heel veel voor. Op papier is dit een rit voor de vluchters, dus moeten we hier wel een mooie strijd kunnen krijgen. Iedereen gaat weer in de vlucht willen zitten en het zal wel tot na deze klim duren voor er een ontsnapping ontstaat. Het is niet lastig genoeg om hier gewoon al definitief weg te rijden, normaliter. De groene klim, vooral een lange weg rechtdoor, eindigt in Fonterutoli. Hierna rijden de renners een kilometer of tien over een plateau, net als tijdens de vorige rit tussen de wijnranken door. Wel andere wijnranken, we bevinden ons inmiddels in de streek van de Chianti. De weg op dit plateau is behoorlijk bochtig, maar relatief vlak. Een beetje op en af, mag niet echt een naam hebben. Wel een erg groene omgeving, als er geen wijnranken zijn te vinden dan rijden we door een bos. We rijden ook door een dorpje, Castellina in Chianti. Van dit dorpje gaat het verder richting Santa Maria a Grignano, een paar kilometer in dalende lijn. Niet de lastigste afdaling van allemaal, maar toch een paar flinke bochten onderweg. Voorbij Santa Maria a Grignano wordt de weg iets smaller. Even later slaan we scherp rechtsaf, rijden we over een bruggetje en begint de tweede ongecategoriseerde klim van de dag. Bij het verlaten van de provincie Siena en het betreden van de provincie Firenze gaat het vijf kilometer omhoog aan 4% richting Panzano in Chianti. In dit dorpje woont blijkbaar de bekendste slager van Toscane. Daniel Cecchini, misschien wel familie van Luigi. Voor 30 euro laat hij je een hele koe opeten, naar het schijnt. Enfin, het gaat dus vijf kilometer omhoog richting dit dorp, dat prachtig gelegen is op een heuvel. In het begin gaat het wat steiler omhoog door een bos, richting de top krijgen we een uitzicht over de omgeving en gaat het vals plat verder.
![157696-Panzano-In-Chianti.jpg]()
De renners rijden na 30 kilometer dwars door Panzano, daarna gaat het kort naar beneden richting Greve in Chianti. Alles in Chianti. Greve is de noordelijke toegangspoort tot de Chianti, maar we komen vanuit het zuiden. Schiet je dus ook niks mee op. Maarja, de weg richting Greve in Chianti is niet echt lastig, het gaat subtiel naar beneden. Een paar bochten, maar de weg is breed. De doortocht in Greve in Chianti is vrij bochtig, maar het wordt hier wel weer vlak. De komende 30 kilometer zal het sowieso behoorlijk vlak gaan blijven, het gaat hooguit een beetje op en af. Als Greve de toegangspoort is laten we de Chiantistreek dus juist achter ons, door een bosrijke omgeving rijden we verder richting Ponte a Ema. Een belangrijke plaats, omdat dit uiteraard, natuurlijk, vanzelfsprekend, de geboorteplaats is van Gino Bartali. Een van de grootste kampioenen uit de geschiedenis van het Italiaanse wielrennen, daar hoef ik verder geen tekst en uitleg bij te geven. De tocht tussen Greve in Chianti en Ponte a Ema is relatief eenvoudig. Wat werk op en af dus. Een keer een wat langer klimmetje met een paar haarspeldjes omhoog, verder stelt het niet veel voor. De passages in de dorpjes zijn misschien nog het lastigste, in Strada in Chianti komen we bijvoorbeeld twee rotondes tegen. Hierna wordt de weg ook wat smaller onderweg naar Grassina, in dit dorp komen de renners dan weer wat bochten tegen. Van Grassina gaat het vervolgens grotendeels rechtdoor naar Ponte a Ema, waar we stilstaan bij Bartali. Niet lang, want na de passage in zijn geboortedorp wordt er verder gefietst naar Firenze. Of Florence, net wat je wil. Bochtige passage tussen Ponte a Ema en Florence, maar het is in ieder geval wel vlak. Na 60 kilometer rijden we door Florence, de bakermat van de renessaince. Prachtige stad uiteraard, al rijden we vooral door de buitenwijken en laten we het historische centrum voor wat het is. Desalniettemin kan het geen kwaad om te vermelden dat renners als Francesco Casagrande en Franco Ballerini (RIP) uit deze stad afkomstig zijn. In 2013 werd hier het WK wielrennen georganiseerd, toen Mathieu van der Poel bij de junioren won en toen Rui Costa wist te profiteren van onderlink Spaans gekonkel tussen Rodriguez en Valverde. De laatste aankomst in de Giro dateert van hetzelfde jaar, toen wist Maxim Belkov vanuit de vlucht een compleet verregende rit te winnen. Carlos Betancur ging vanuit het peloton in de tegenaanval en dacht als eerste over de streep te komen, hij kwam uitgebreid juichend over de streep. Jarlinson Pantano reed een paar meter achter hem en wist wel beter, hij was Betancur ronduit aan het uitlachen. Later zou het lachen Pantano wel vergaan. Enfin, Firenze dus. In 2017 ging hier nog een rit van start, met aankomst in Bagno di Romagna. Hey, toevallig, daar gaan we nu ook naartoe.
![pUY6o9b.png]()
De doortocht in de stad is dus vrij bochtig. Helaas blijven we wel ver bij de hoogtepunten vandaan, al heeft de organisatie toch nog een leuke weg gevonden. Net ten noorden van de stad, in de buurt van Fiesole, gaan we na flink wat rotondes en bochten beginnen aan een klim. De klim van Via Salviati, een klim die ook in het parcours van het WK zat. In 2013 zagen we hier bijvoorbeeld Van der Poel naar boven flitsen, prachtige beelden waren dat. We rijden nu wel op een iets andere manier naar die klim toe, na een brede weg vals plat omhoog richting Fiesolo slaan we ineens linksaf een supersmalle weg in. Écht smal, in dalende lijn ook nog eens. Vervolgens gaat het bij een kruising rechtdoor, daarna loopt het ineens omhoog. Dat is de Via Salviati, een meter of 600 aan 8% gemiddeld. Stukje aan 20%, als we het bord langs de kant mogen geloven. Leuke flashback naar dat WK, maar ze maken het zichzelf vooral onnodig moeilijk. Een paar bochten later slaan we namelijk weer een bizar smalle weg in, waar het ook weer even kort steil omhoog gaat. Wonderlijk, gezien het moment halverwege de rit ook niet echt nodig allemaal. Achja, er zal tegen die tijd nog wel rustig gereden worden, dus de schade zal wel meevallen. Het wordt na een tijdje weer vlak, maar het blijft toch vrij lang smal en bochtig. In Careggi rijden de renners bijna tegen een nepkasteel aan, bij een rotonde hier gaat het naar links. Vervolgens gaat het verder over een bredere weg, dat werd ook wel weer eens tijd. Via een stuk of 100 bochten gaat het nu verder richting Sesto Fiorentino, waar na 76 kilometer de eerste tussensprint van de dag volgt. Het is wel weer wat vlakker, ondertussen. Breder, ook. Sesto Fiorentino kennen we van een nieuwe koers, waarvan dit jaar de eerste editie werd verreden. Per Sempre Alfredo, vernoemd naar Alfredo Martini. Voormalig bondscoach van de Italiaanse ploeg, en ritwinnaar in de Giro van 1950. De eerste editie van de wedstrijd die is vernoemd naar deze overleden voormalig renner werd gewonnen door Matteo Moschetti, ze hebben er weer eens een koers van gemaakt die eindigt in een sprint. Om te vieren dat de beste man 100 jaar geleden geboren werd. Nou, die kan zich mooi omdraaien in z'n graf. Vergelijkbaar met die flopkoers voor Pantani. Of we een tussensprint in de Giro als een prachtige ode moeten omschrijven is ook nog maar de vraag.
![9f90fb7b4063eeb30115ed68edbbfa17.jpg]()
Na deze tussensprint pakken we nog een paar bochten mee en dan begint de eerste gecategoriseerde klim van de dag. Het gaat omhoog naar Monte Morello. Een klim van de derde categorie, 7,6 kilometer lang aan 6,6% gemiddeld. Na anderhalve kilometer vals plat geklommen te hebben gaat het 2,5 kilometer omhoog aan 11%, als we de organisatie mogen geloven. Stroken tot aan 19%, een heftige passage. De weg wordt ook ineens een stuk smaller zodra het steil wordt, bovendien volgen de haarspeldbochten elkaar kort achter elkaar op. Donker bos, smalle weg, steil omhoog. Leuke klim dus. Na de bizar steile strook gaat het buiten het bos en voorbij de haarspeldbochten nog 3,5 kilometer verder omhoog aan 6,3% gemiddeld. Het vlakt steeds meer af richting de top, van zeven procent naar uiteindelijk een procent of twee à drie. Bredere weg richting de top, als we bijna boven zijn begint het een panoramische weg te worden. Mooi uitzicht over de omgeving, ook wat waard. De top bereiken we na 85 kilometer, vervolgens gaat het een kilometer of acht voorzichtig naar beneden. Een brede weg omlaag, die niet altijd omlaag gaat. Slecht asfalt, dat mag natuurlijk ook niet ontbreken. Bij nadere inspectie zou ik zeggen dat het hooguit een paar kilometer naar beneden gaat, tussendoor is het gewoon vlak. Soms gaat het zelfs wat vals plat omhoog, jeetje. Aan het eind van dit stuk in dalende lijn, als je het zo mag noemen, rijden de renners langs een voormalig sanatorium. Volkomen vervallen, het lijkt op een gebouw dat je zou kunnen aantreffen in de omgeving van Tsjernobyl. Hierna volgt een vrij onlogische terugdraaiende bocht naar links, waarna de renners richting Pratolino rijden. Dit is een dorp met een opvallende villa, met een bijbehorend opvallend parkje. De Villa Demidoff, met in het park de Gigante
dell'Appennino. Een vijvertje, met aan de rand van de vijver, ja, nouja, dit.
![V1Hv8WVOoFhIpnFSi0kt_220421-024743.jpg?v=20210422164743]()
![Parco_di_pratolino_appennino_del_giambologna_05.JPG]()
Leuk parkje wel, daar kun je prima een paar uur doorheen wandelen. Dat zal de renners niet gegeven zijn, zij rijden zonder dat het park echt in beeld komt dwars door Pratolino, waar de weg toch wat meer omhoog loopt. De komende acht kilometer gaat het drie keer omhoog en twee keer kort omlaag, voor er aan het eind van deze strook een langere afdaling volgt. Dat stuk van acht kilometer is vrij rommelig. Paar keer op en af dus, redelijk wat bochten. Steeds een andere weg. Af en toe wat smaller, dan weer wat breder. Eén stuk in dalende lijn over zo'n smallere weg, met een paar echte bochten. De stukken omhoog vallen al bij al wel mee, waarschijnlijk is het stuk in Pratolino zelf het meest lastig. Aan het eind van deze strook volgt er een lange afdaling, het gaat ongeveer tien kilometer naar beneden. In het begin is het nog wel een pittige afdaling, de eerste vijf kilometer gaat het vrij steil naar beneden. Wel een brede weg, met behoorlijk goed asfalt, maar het is toch een bochtige tocht door het bos. Een klein beetje opletten, derhalve. Het tweede deel van de afdaling wordt het zo goed als vlak, dat stelt weinig meer voor. Pas als we beneden zijn, in Le Sieci, wordt het weer wat technischer. De weg wordt iets smaller en men rijdt onder een brug door waar het nóg smaller wordt, dat was het verder wel zo'n beetje. Bij de oevers van de Arno slaat het peloton linksaf voor een tocht richting Pontassieve. Zes kilometer lang vooral rechtdoor over een vlakke en brede weg. Af en toe en onderbreking door een rotonde en af en toe een flauwe bocht, meer niet. De Arno komt zo nu en dan in beeld, niet echt de schoonste rivier op aarde heb ik het idee. Na 116 kilometer rijden we door Pontassieve, waar iets bijzonders gaat gebeuren. We komen hier terecht op het parcours van de rit van 2017, toen we van Firenze via Ponte a Ema naar Bagno di Romagna reden. De drie klimmen die nu gaan volgen deden we toen allemaal aan, ook in deze volgorde. Alleen werd de derde klim toen wel van een andere kant bedwongen en volgde er toen na die derde klim nog een langer stuk richting de finish, maar verder is het knip- en plakwerk. Kan ik ook, RCS. Kan ik ook.
![Pontassieve%2C_sieve%2C_02.JPG]()
We laten Pontassieve eigenlijk links liggen en rijden over de grote doorgaande weg verder. Tot er ineens een afslag volgt aan de rechterkant. Daarna nog een bocht naar rechts en even verderop gaat het naar links, we beginnen dan aan de Passo della Consuma. In 2017 schreef ik dat de Passo della Consuma een klim was van 16 kilometer lang aan 6%, anno 2021 schijnt ie volgens de organisatie 17,1 kilometer lang te zijn aan 5,7% gemiddeld. Een redelijk lastige klim, waarbij het zomaar zo zou kunnen zijn dat alles lastig aanvoelt na de dag van gisteren. Het is een vrij onregelmatige klim, na een vals platte aanloop wordt het snel vrij lastig. Een paar kilometer aan 7%, met aan het eind van deze lastige strook een kilometer aan bijna 9%. Hierna vlakt het wat af, een paar vlakke stukken tussendoor, afgewisseld met wat spul zo rond de 5%. Daarna volgt richting de top weer een lastig stuk, met een kilometer aan 9%. De tweede helft van die kilometer schijnt helemaal lastig te zijn, daarna is het een kilometertje vals plat vooraleer het in de laatste meters nog eens omhoog zal gaan tegen 5%. Na 132,6 kilometer komen de renners boven op deze klim van de tweede categorie, in het dorpje Consuma. Een prima klim, toch mooi dat er een paar steilere stroken aanwezig zijn. Ook mooi vanwege de brede weg omhoog, het goede wegdek en de bosrijke omgeving.
![5fDebwUpK2zWLX9TXYq4_220421-024745.jpg?v=20210422164745]()
![qJTkuRH.jpeg]()
De afdaling van de Passo della Consuma is niet ontzettend lastig. De weg is breed en de bochten zijn over het algemeen goed in te schatten. Het wegdek is soms wel weer wat slechter, maar dat is eigenlijk het enige minpunt van deze afdaling. Tijdens het dalen zal er regelmatig een prachtig uitzicht over het Toscaanse landschap zijn. Pas aan het eind van de afdaling, als de renners het dorp Stia binnenrijden, zal het lastiger worden. Het laatste stuk van de afdaling, richting deze stad, kent nog een paar haarspeldbochten en in de stad zelf is er een linke bocht naar rechts, waarna de renners tussen de huizen komen de rijden over een smallere weg. In Stia begint de weg meteen weer omhoog te lopen. De volgende klim van de dag gaat direct beginnen, zonder dat het tussendoor nog vlak wordt. Een klim die we dus ook nog kennen van 2017, al was het toen een klim van de derde categorie. Nu is het een klim van de tweede categorie, die qua lengte ook veranderd schijnt te zijn. Een klim van 16 kilometer, aan 5,3%, vond ik in 2017. De organisatie vindt dat het nu een klim is van 15,3 kilometer aan 5,5%. Lijkt wat dat betreft best wel op de vorige klim, en daarom vond ik in 2017 dat het eigenlijk dezelfde categorie hoorde te zijn. Nou, kijk eens aan, mijn feedback is blijkbaar meegenomen. Het is wel een klim met minder uitschieters naar boven dan de vorige klim. Wat regelmatiger, met veel kilometers rond 6%, afgewisseld met een aantal wat vlakkere stroken. Een lastiger stuk van de klim komt na vijf kilometer klimmen, dan gaat het twee kilometer aan 7% omhoog. Na een kilometer of tien klimmen zit er blijkbaar ook nog een kilometer aan 8% in, dat is dan wel het zwaarste gedeelte. Ook richting de top gaat het nog even aan 7% omhoog, maar eigenlijk valt deze klim al bij al ook wel mee. Na 164 kilometer komen de renners boven op de klim, verlaten ze Toscane en rijden ze een nieuwe regio binnen. We gaan Emilia-Romagna verkennen.
![wfnDZDuauJCm5dGdJoX3_220421-024748.jpg?v=20210422164748]()
![MjET2mQ.jpeg]()
Na de extreem bochtige klim, door een dichtbegroeid bos, volgt nu een afdaling die eveneens enorm bochtig is. We bevinden ons in een andere regio, en in die regio vonden ze het niet zo nodig om een brede weg aan te leggen. De weg is in de afdaling dus een stuk smaller dan de weg omhoog. Het is bochtig en donker, alle bomen laten weinig licht door. Meteen in het begin komen de renners flink wat haarspeldbochten tegen, die niet altijd even duidelijk aangekondigd worden. Het gaat in het begin ook nog eens steil naar beneden, aan 7%. Het blijft draaien en keren, met enkele bochten die zeer scherp zijn en een aantal pittige haarspeldbochten. Ik heb eigenlijk geen idee of er in 2017 iets is gebeurd tijdens deze afdaling, maar een verrassing zou dat niet zijn. Pittig genoeg, vooral die eindeloze stroom aan bochten in het begin. Na drie zeer lastige kilometers in dalende lijn rijden de renners door een dorpje en wordt het even vlak. Na een vlakke kilometer gaat het weer verder naar beneden, het tweede deel van de afdaling begint. Dit deel is dan wel weer een stuk makkelijker. De bomen verdwijnen en het zicht wordt daardoor beter. Wel blijft de weg smal en het blijft ook zeer bochtig, dus helemaal simpel is het ook zeker niet. Door al die bochten blijft het een technische afdaling, waar nog steeds voor chaos kan worden gezorgd. Richting het eind van de afdaling krijgen de renners nog een paar haarspeldbochten voorgeschoteld, terwijl de kwaliteit van het wegdek inmiddels wat te wensen overlaat. Af en toe is er wel een mooi uitzicht over de omgeving, tussen de bomen door. Na 13 kilometer in dalende lijn komen de renners door Cornolio en is het vervelendste deel van de afdaling geweest. In het kleine gehucht Cornolio, waar nog tekenen zijn te vinden van de vorige passage in de Giro, staat een mooie kerk en bovendien is het uitzicht over de bergen hier niet verkeerd.
![800_faafed48-bf8c-4429-927f-787a6be7d5d9.jpg]()
In Cornolio is het ook even vlak, anderhalve kilometer hoeft er niet gedaald te worden. Vervolgens gaat het wel 11 kilometer verder naar beneden, richting Santa Sofia. De weg blijft nog een aantal kilometer smal en het blijft bochtig, maar zo lastig is het niet meer. Het gaat vals plat naar beneden, met tussendoor een aantal vlakke stroken. Op zes kilometer van Santa Sofia is er in het gehucht Cabelli een scherpe bocht naar rechts, maar daarna komen de renners wel op een bredere weg terecht. In de laatste kilometers van de afdaling wordt het niet meer lastig. Wel nog een boel bochten en de weg is weer heel pover, maar verder is er niks aan de hand. Na 191 kilometer rijdt het peloton door Santa Sofia, waar we een andere weg volgen dan in 2017. We gaan wel naar dezelfde top toe, maar op een andere manier. Nu volgt er een bocht naar rechts, waarna we over de Bidente rijden. Aan de andere kant van deze rivier volgt even later de tweede tussensprint van de dag, daar waar men een paar tellen kan oprapen. Kan heel significant zijn, volgens de mannen van Sporza. Na de tussensprint komen we een chicane tegen, als we daar heelhuids doorheen zijn gekomen begint de volgende klim van de dag, ook meteen de laatste. Een lastigere kant van de Passo del Carnaio zal bedwongen moeten worden.
![Santa-Sofia-fc-centro-storico-Archivio_Comune_SantaSofia-CC_BY_NC_S.jpg]()
In 2017 spraken we over 11 kilometer aan 4,3%, deze kant meet 10,8 kilometer aan 5,1%. Nou, toe maar. Welke kant van de Passo del Carnaio je ook bedwingt, blijkbaar is het altijd een onregelmatige klim. In de straten van Santa Sofia begint het niet eens zo steil, de weg is wel vrij smal en vooral vrij slecht. In eerste instantie gaat het tussen de huizen door omhoog, buiten Santa Sofia komen we in een bos terecht. Een eerste kilometer aan 3%, daarna gaat het via 4% naar 6%. Aan het eind van het eerste deel van de klim volgt er een halve kilometer aan 9%, gevolgd door eentje aan 6,6%. Het is vrij bochtig geworden, wat vooral van belang is voor de halve kilometer hierna. Het gaat namelijk kort naar beneden, met een paar bochten snel achter elkaar. Na dit korte afdalinkje volgt het zwaarste deel van de klim, het gaat drie kilometer omhoog aan 9,5% gemiddeld. Toch wel het punt waar het moet gaan gebeuren, als er iets gaat gebeuren. Er zit zelfs een halve kilometer aan 12% tussen, met daarna een halve kilometer aan 11%. Uitschieters tot 14%, tel uit je winst. Niet meer in het bos inmiddels, maar in een stukje grasland. Het lijkt niet eens zo enorm steil te zijn, tot we na een tijd een paar haarspeldbochten zien verschijnen. Ja, daar gaat het stevig omhoog. Voorbij dit steile gedeelte gaat het een halve kilometer naar beneden, eigenlijk gewoon rechtdoor. Vervolgens slaan de renners rechtsaf en begint het laatste gedeelte van de klim. Een gedeelte dat niet veel voorstelt, in de laatste drie kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 3,7% omhoog. Een paar stevige stroken omhoog, dan weer wat vlak, dan weer wat vals plat, de renners rijden vooral over een plateau. Weinig vegetatie hier, ze kunnen de omgeving goed bestuderen. De wind zou hier dus ook iets kunnen doen, al is het wel zo bochtig dat we om de 100 meter een andere kant opgaan. Hoe dan ook, na 202,6 kilometer komen we boven op de Passo del Carnaoi, net als in 2017 een klim van de derde categorie. In de laatste meters van de klim gaat het alleen maar vals plat omhoog. We bevinden ons nu op minder dan tien kilometer tot de finish.
![kNJErHObZrdDK74OOXC9_220421-024750.jpg?v=20210422164750]()
![GkDHlRV.png]()
Na de top van de klim is het een kleine kilometer vrij vlak, doch vrij bochtig. Even later bereiken we de andere top van de Passo del Carnaio, de weg die we eventueel met een beetje mazzel nog kennen van vier jaar geleden. Zodra de wegen samenvloeien gaat het nog een paar meter vals plat omhoog, vooraleer de afdaling richting Bagno di Romagna begint. De afdaling kennen sommige renners misschien nog wel, al hebben ze 'm toen niet in volle finale hoeven te bedwingen. Eigenlijk gaat het maar een kilometer of vijf naar beneden, maar het wordt toch een lastige afdaling. De bochten gaan elkaar in hoog tempo opvolgen en ze zijn bijna allemaal zeer scherp. Er zitten een paar haarspeldbochten tussen, eentje daarvan is echt bijzonder steil. We kunnen moeilijk beweren dat de weg overal even fantastisch is, maar het is in ieder geval wel tamelijk breed. Een lastig afdalinkje, waar een durfal zijn slag kan slaan met het oog op de ritzege. Na deze lastige afdaling van vijf kilometer rijden de renners door San Piero in Bagno, waarna het nog drie kilometer fietsen is tot de finish in Bagno di Romagno. Deze laatste kilometers kennen de renners van 2017, toen reden ze dit stuk twee keer. In die laatste drie kilometer gaat het steeds een beetje vals plat omhoog, al komen we slechts 30 meter hoger uit. Toch gaan ze zeker wel merken dat het niet volledig vlak is. Verder merken ze vrij weinig, het gaat eigenlijk volledig rechtdoor. Ze komen wel een paar rotondes tegen, maar in 2017 werden die aan een kant afgezet. Je hoeft geen keuze te maken, steeds aan de rechterkant passeren. In 2017 bleek het een vrij makkelijke finale te zijn, qua verkeersobstakels in ieder geval. Door dat vals platte werk is timing bij een eventuele sprint nog wel van belang. Paar flauwe bochten nog in het slot, maar dat mag allemaal geen naam hebben. Na de lastige afdaling een eenvoudige aankomst.
![auUmczCvEdIeNd6ZAqIE_220421-024734.jpg?v=20210422164734]()
![Aq1A84xFRTTDhFQs8b40_220421-024741.jpg?v=20210422164741]()
Ik heb het al een paar keer over 2017 gehad, geloof ik. Niet zonder reden, vier jaar geleden eindigde daar voor het eerst een Girorit. Het werd een onvergetelijk debuut voor Bagno di Romagna, want er won een Bask. De rit van toen was redelijk vergelijkbaar met de rit van nu, in ieder geval twee beklimmingen die exact hetzelfde zijn, de derde klim wordt van een andere kant bedwongen. In 2017 volgde daarna nog een andere klim, maar die is nu weggelaten. Direct na de Passo del Carnaio naar de finish, ook een optie. Deze rit is daardoor wel wat lastiger, zou ik zeggen, maar alsnog verwacht ik in grote lijnen wel hetzelfde verloop. In 2017 reed er een behoorlijk grote groep weg, van liefst 25 renners. Daarin vooral veel Basken. Igor Anton ging als een van de eersten in de aanval, later werd hij vergezeld door onder meer Omar Fraile en Mikel Landa. Fraile en Landa hadden het niet zo naar hun zin in die groep van 25, waardoor ze met z'n tweeën verder besloten te gaan. Lang reden ze met z'n tweeën op kop, bij de eerste passage in Bagno di Romagna hadden ze nog een mooie voorsprong van een minuut op de rest van de groep. Op de laatste klim van de dag werden ze alleen weer ingerekend, waarna Landa zelfs meteen moest lossen. Omar Fraile niet, die had de dag van z'n leven. Toen Pierre Rolland even later in de aanval ging sprong de onvermoeibare Fraile gewoon weer op het wiel. Met z'n tweeën doken ze de afdaling in richting Bagno di Romagna, de altijd lepe Rui Costa wist even later nog de oversteek te maken. Eenmaal beneden werd het een tactisch steekspel tussen deze drie. Ze werkten dezelfde laatste drie kilometer af als nu. Rolland ging in de aanval, en Costa deed niets. Typisch Rui. Omar Fraile moest het dan maar oplossen, en dat deed hij. Het tempo slabakte wel nogal, waardoor even later Tanel Kangert kon aansluiten. Die wilde erop en erover, maar dat lukte niet. Met z'n vieren betraden ze daarna de laatste kilometer, terwijl in de achtergrond de rest van de achtervolgers in aantocht waren. In de laatste 500 meter leek Visconti het gat met de kop van de koers te dichten, maar Fraile had alles onder controle. Je zou verwachten dat Costa dat sprintje zou winnen, maar er was die dag helemaal niets aan Omar te doen. Hij ging als eerste de sprint aan en niemand kwam meer aan zijn wiel. Een overwinning voor Dimension Data, ook toen won die ploeg wel eens vanuit het niets een rit. Een Bask aan het feest, altijd een memorabel moment. Bagno di Romagna is verder een kuuroord met 6000 inwoners. De thermen werden hier al lang geleden gebouwd door de Romeinen, maar het dorp zelf werd eigenlijk pas in de middeleeuwen gebouwd. Bagno di Romagna heeft een prachtige locatie, tussen verschillende groene heuvels in, maar in het dorp zelf is niet veel te beleven. Er staat nog wel een redelijke kerk, maar verder moet je hier toch vooral voor de spa zijn. Het dorp beschikt over een groot aantal hotels, ieder natuurlijk met zijn eigen warmwaterbron. Het dorp is ook speciaal aangepast voor alle toeristen, zo kom je hier zelfs fietspaden tegen. Is in Italië toch altijd weer even schrikken. Er schijnt ook nog wel een museum te zijn en een palazzo, maar Bagno di Romagna is verder toch niet echt een hoogtepunt. Al is het pad van de gnomen dat hier in de bossen ligt wel lachen. Als je vijf jaar oud bent, tenminste.
![IMG_6126.jpg]()
In startplaats Siena wordt het prima weer. Een graadje of 21 in de middag, praktisch geen wind en ook bijna geen kans op regen. In Bagno di Romagna, waar je in de bossen dus een pad vindt vol met kabouters en kabouterhuisjes, wordt het iets frisser. Het ligt iets hoger, dus moeten we het hier met 18 graden doen. Iets meer wind, maar nog steeds niet gek veel. Dat beetje wind staat in de laatste kilometers wel in de rug, fijn voor een eventuele aanvaller. Sprint vroeg beginnen dus ook. Kleine kans op regen, een procent of 20. Zou droog moeten blijven, dus. Het is de eerste rit van meer dan 200 kilometer, dus gaan de renners er een keer vroeg aan moeten beginnen. De start vindt al om 11:20 plaats, waarna om 11:30 het echte vertrek zal geschieden. Het kan de moeite lonen om meteen te kijken, want het gevecht om in de vlucht van de dag te belanden kan interessant worden. Interessanter dan gisteren alleszins, hoop ik tenminste. Karsten was al een beetje aan het jammeren over de lange dag die zou volgen, uiteraard is ook Eurosport er nu meteen weer bij. Vanaf 11:15 zelfs, blijkbaar. De aankomst wordt verwacht tussen 16:54 en 17:36. Een uur of zes koers, wat een feest.
![AteG91Y.png]()
In 2017 werd de rit met aankomst in Bagno di Romagna een prooi voor de vluchters en een ander scenario kan ik me nu moeilijk voorstellen. Redelijk veel beklimmingen onderweg, maar het wordt nooit écht lastig. Een paar lastige kilometers, maar het is moeilijk voor te stellen dat klassementsrenners hier echt in de problemen gaan komen. Derhalve lijkt het me niet heel waarschijnlijk dat de ploegen van de klassementsjongens hier een bommetje gaan gooien. Sowieso moet je dan ook nog eens 200 kilometer lang controleren, men vondt 160 kilometer gisteren al van het goed teveel. Nee joh, gewoon vluchters. Hopelijk een interessante strijd, mag wel een uurtje duren voor de goede vlucht vertrokken is. Met daarna heel veel voorspelbare namen vooraan natuurlijk. Uiteraard. Het enige voorbehoud dat ik nog zou willen maken is dat er misschien wel een ploeg is die wil kijken of er nog klassementsrenners zijn met pijn in de benen na gisteren. Buiten dat zou dit gewoon een dag voor de vluchters moeten worden, met weinig actie tussen de klassementsrenners. Op de laatste klim kan dat steile gedeelte wel interessant worden, maar er valt waarschijnlijk niet veel te winnen. Nee, dat wordt eerder sparen voor het weekend. Denk ik, maar ik heb er geen klote verstand van. Mauro Schmid die in Montalcino wint, schiet mij maar lek.
1. Mollema.
![WellmadeInfatuatedFinnishspitz-size_restricted.gif]()
Het stokpaardje. Inmiddels in de barrage. Ooit gaat het lukken.
2. Bilbao. Omdat de Basken het de vorige keer zo goed deden in Bagno di Romagna. Al kan het ook best zijn dat Pello bij Caruso moet blijven de rest van de Giro. Wat dom zou zijn. Zijn absolute hoogvorm lijkt er niet te zijn, wat wel merkwaardig is na zijn prestaties voor de Giro. Desondanks zou hij in zo'n vlucht toch een eind moeten kunnen komen.
3. Bouchard. Inkoppertje wel, alleen al vanwege de bergpunten.
4. Vervaeke. De random Belg van de dag. Gisteren enorm veel tijd verloren, dat klassement is derhalve verleden tijd. Om Jeroen een plezier te doen in de aanval dan maar, ofzo.
5. Fabbro. Ofzo. Denk dat iedereen wel in de aanval wil tijdens deze rit, dus kun je ook iedereen noemen. Fabbro is alleen zo iemand waarvan je op voorhand meer had verwacht, dus dit zien we als een schop onder zijn kont. Aan de slag, Matteo.