Etappe 2: Nice Haut Pays - Nice, 186 kmNou, dat was me het ritje wel. Het had een makkelijke rit moeten zijn, maar het werd toch iets meer dan dat. Als het ergens vier maanden niet geregend heeft en dan ineens wel weet je dat het een drama wordt. Links en rechts gingen de renners onderuit. Soms op logische plaatsen, in een afdaling bijvoorbeeld. Behoorlijk vaak op minder logische plaatsen, kaarsrechte wegen zijn blijkbaar levensgevaarlijk. Het is geen doen alle valpartijen op te noemen, bijna iedereen lag wel op de grond vandaag. Het wegdek was spekglad. Zelfs toen men besloot stapvoets verder te rijden ging het nog mis, arme Sjors. Tony Martin probeerde de boel lam, te leggen, maar toen ging Astana even stoer doen. Niet zo slim, want Superman Lopez gleed meteen van de weg af. Heel veel valpartijen later won Kristoff, net iemand die je totaal niet noemt. Omdat ie er geen reet meer van kan, behalve als het de hele dag regent en iedereen op z'n bek gaat. Klootzak.
![2020-tdf-stage-2.jpg]()
![abdbd]()
We bevinden ons nog steeds in Nice, de stad waar in een ver verleden Henri Evenepoel geboren werd. Zou het familie zijn van Remco? Henri kwam in contact met een andere Henri, Matisse. Deze kunstenaar woonde in de buurt van Nice. Naar hem is een museum vernoemd, een van de vele musea in deze kustplaats met een droog, mediterraan klimaat. In de zomer is het een paar maanden lang 30 graden zonder een drupje regen, dan weet u ook meteen weer waarom het zo'n populaire badplaats is. De renners starten vandaag weer in de buurt van de Place Masséna, vernoemd naar André Masséna, een grote maarschalk uit het verleden. De belangrijkste naam in het leger van Napoleon, aldus Napoleon zelf. Zijn bijnaam was 'het geliefde kind van de overwinning', je zou voor minder een plein naar iemand vernoemen. Aan de rand van het plein ligt een tuin, de Jardin Albert 1er. Een van de oudste openbare parken van Nice, al in 1828 werd het geopend. Sindsdien heeft de tuin vele namen gehad, nu is het vernoemd naar de voormalige koning van de Belgen. Dit vanwege het standpunt van Albert rond de Eerste Wereldoorlog, stelling nemen tegen de Duitsers kan je blijkbaar een park in Frankrijk opleveren. Het park was belangrijk voor de bezoekers, omdat men in de winter graag wilde wandelen, ofzo. De hele dag in casino's en hotels verblijven was ook maar wat saai, dus was er groen nodig. Zodoende. Staat er tot op de dag van vandaag, tegenwoordig opgevuld met allerlei soorten moderne kunst. Nice is blijkbaar ook een slimme stad, allerlei innovatieve bedrijven hebben zich hier gevestigd. Er komen dus niet alleen maar debiele toeristen naar Nice, we zouden uiteindelijk ook nog echt wat aan de stad moeten hebben. Er wordt ook een poging gedaan om de stad wat fietsvriendelijker te maken, dat is altijd prijzenswaardig. Het fietspad langs de promenade valt op, maar in totaal ligt hier voor 90 kilometer aan fietspad. Het is nog geen Nederland, maar het begint ergens op te lijken. Verder doen ze hier blijkbaar ook aan carnaval en is er een Nice Jazz Festival. Er kan meer informatie bij over Nice, maar dat gaan we niet doen. De groeten.
![Arc_de_115%C2%B05%2C_Jardin_Albert_1er%2C_Nice%2C_Provence-Alpes-C%C3%B4te_d%27Azur%2C_France_-_panoramio.jpg]()
De tweede rit gaat van start op de Avenue de Verdun, achter de Jardin Albert 1er. Hemelsbreed een meter of 100 verderop ligt de startplaats van de vorige rit, we schieten tijdens dit openingsweekend niet echt op. Tijdens de neutralisatie rijden we naar de Promenade des Anglais, die we vandaag van de andere kant gaan bekijken. De hele neutralisatie volgen we de finale van de vorige rit, maar dan in tegengestelde richting. Zodra we over de Var rijden gaat de rit echt van start, waarna we de eerste acht kilometer rechtdoor rijden over de weg die we eveneens nog kennen van de eerste rit. In de buurt van Carros wijken we pas af van de bekende weg. We gaan hier niet naar de overkant van de Var, maar blijven rechtdoor aan deze kant van de Var rijden. Nog eens een kilometer of acht zo goed als rechtdoor, met uitzondering van een paar rotondes, over een brede en volledig vlakke weg. Na 16 kilometer komen we uit in Lac du Broc, waar vroeg op de dag al de tussensprint volgt. Voorbij de tussensprint slaan we bij de volgende rotonde rechtsaf, zo'n beetje de eerste echte bocht van de dag. Via een weg met nog wat rotondes volgen we nog een tijd de Var, terwijl we om ons heen toch flink wat bergen zien liggen. Even later rijden we over de Var en gaan we de rivier toch nog eens van de andere kant inspecteren. Aan die kant van de Var wordt het allemaal wat glooiender, we werken echt toe naar de eerste klim van de dag. De komende tien kilometer volgen we de rivier nog, maar dan via een bochtigere weg die op en af gaat. De weg brengt ons door een prachtige omgeving. De rivier is zo nu en dan in beeld, we zien fraaie bergtoppen en scheren af en toe langs de rotswanden. Tussendoor een paar dorpjes en een leuk bruggetje, het is een aardig toeristische route. Als je denkt dat we alles hebben gehad volgt er ook nog een mooi tunneltje, het kan niet op. De weg wordt mooier en mooier, een paar tunneltjes later slaan we rechtsaf en laten we de Var achter ons. We rijden nu verder langs de Tinée, de volgende rivier.
![34076988.jpg]()
Ook de Thinée heeft een prachtig schouwspel weten uit te slijpen door de jaren heen, de omgeving blijft beeldschoon. Het blijft nog een kilometer of 20 min of meer vlak, het loopt hooguit een paar keer vals plat omhoog. Over een brede weg kronkelen we door het ravijn, op zoek naar de eerste echte klim van de dag. Na een tijd wordt het natuurschoon wel wat minder, de vallei wordt iets breder en de rotswanden verdwijnen uit het zicht. Onderweg passeren we een aantal pittoreske dorpje, tot we uiteindelijk na 47 kilometer koers de voet van de eerste klim van de dag bereiken. Na door een tweetal tunneltjes gereden te zijn houden we de rechterkant van de weg aan, direct loopt het stevig omhoog. Er gaat de komende 16 kilometer geklommen worden aan iets meer dan 6% gemiddeld, de Col de la Colmiane is begonnen. Deze beklimming van de eerste categorie begint serieus met twee kilometer aan 8%. Het is een klim die bekend zou kunnen zijn voor de renners, want Parijs tegen Nice eindigde dit jaar op deze klim. Dankzij corona kon de laatste rit niet verreden worden, dus stopte men een dag eerder. Toevallig eindigde de laatste rit hier, het zou ook meteen de laatste wedstrijd zijn voor we aan een maandenlange coronabreak begonnen. Op de klim bleek Nairo Quintana de sterkste te zijn, hij liet de tegenstand ver achter zich. Tiesj Benoot deed in de absolute slotfase nog een poging om de leiderstrui van Schachmann af te pakken, maar slaagde daar niet in. De Col de la Colmiane, ook wel bekend als de Col Saint-Martin, gaat na de lastige aanvangsfase verder met een kilometer aan 6% en daarna een makkelijke kilometer aan 4%. Over de Route de la Vésubie gaat het daarna aan 7,5% omhoog, waarna er weer een makkelijkere kilometer volgt aan 5%. De klim is een beetje grillig in het begin, al krijgen we nu twee kilometer aan zes procent achter elkaar. De berg die is voorzien van een brede weg leidt langs een aantal dorpjes, tussendoor is het flink bochtig. We rijden door de gemeente Valdeblore, op weg naar het skidorpje La Colmiane. Met nog een makkelijke kilometer aan 3,5% achter de rug resten er nog ongeveer zeven kilometer, waarin het steeds tussen de vijf en zeven procent omhoog gaat. Erg lastig wordt het niet meer, we moeten het zien als een opwarmertje. Al liet Quintana dus zien dat je hier flink wat verschil kan maken als het nodig is. Na 63,5 kilometer bereiken we de top van de Saint-Martin en rijden we het wintersportoord La Colmiane binnen. De eerste klim van eerste categorie zit er dan op.
![9d220]()
![506788.jpg]()
Ook in 2018 kende Parijs tegen Nice een aankomst bergop in La Colmiane. Toen ging de overwinning naar Simon Yates. In de Tour heeft deze beklimming ook wel eens gefigureerd, al moeten we dan wel heel ver in de archieven graven. We moeten helemaal terug tot 1975, toen zat de klim in een rit van Nice naar Pra Loup. Lucien Van Impe kwam als eerste boven, wel een grote naam. Twee jaar eerder zat de berg ook in de Tour en dat was het dan wel. Derde keer dus pas. Als we door La Colmiane zijn gereden volgt er een vrij lange afdaling van zeventien kilometer. Bijzonder steil gaat het niet naar beneden, de andere kant van de klim is met ongeveer 5% gemiddeld net wat makkelijker. De eerste acht kilometer van de afdaling gaat het zo nu en dan wel redelijk stevig naar beneden, maar het tweede deel van de afdaling is meer een veredeld vals plat in dalende lijn. In het begin van de afdaling rijden we door een aantal tunneltjes, de eerste echte bocht laat nog even op zich wachten. Het asfalt is niet overal even fraai, verder ziet het er voorlopig niet heel ingewikkeld uit. Pas na een paar kilometer wordt het wat bochtiger, al blijft het verrassend simpel. Hooguit een tweetal bochten die je vooraf wil kennen, verder is er weinig aan de hand. Na de helft van de afdaling gaat het grotendeels rechtdoor naar beneden, over een weg die nog maar een paar procent naar beneden loopt. We rijden door Saint-Martin-Vésubie, na een bochtige passage in dit dorp gaat het op een makkelijke manier verder richting Roquebillière. Negen kilometer lang rijden de renners op een vrij relaxte manier lichtjes naar beneden, opnieuw door een mooie omgeving. Na 80 kilometer koers komen we uit in Roquebillière, waar de afdaling bijna gedaan is. Roquebillière kent een oud en een nieuw gedeelte, dat oude gedeelte is ook meteen echt oud. Vervallen zooitje, het onderhoud heeft men hier al een tijd achterwege gelaten. Verder ligt het wel mooi, op een heuveltje. We steken hier een brug over waardoor we aan de andere kant van het ravijn uitkomen. Langs deze kant is het nog een kilometer of vier vlak danwel licht dalend, tot aan de voet van de Col de Turini.
![1024px-Roquebilli%C3%A8re-le-vx.jpg]()
Aan het eind van een schijnbaar eindeloze afdaling nemen de renners een terugdraaiende bocht naar links, waarna de Col de Turini officieel is begonnen. Een beklimming niet vorig jaar nog in Parijs-Nice zat, toen werd hier een aankomst bergop georganiseerd. De Colombiaan die recent de Dauphiné won, Dani Martinez, ging toen met de winst aan de haal. De Tour is hier ook wel eens geweest, maar ook dit vraagt weer om een diepe duik in het archief. 1973, godbetert. Vicente Lopez Carrill kwam toen als eerste boven. Die rit in 1973 kende dezelfde combinatie, La Colmiane en de Turini. Blijkbaar toch niet goed bevallen, aangezien ze er daarna bijna 50 jaar niet meer zijn geweest. Daarvoor werd de Turini ook in 1948 en 1950 in het parcours opgenomen, met grote namen als Jean Robic en Louison Bobet als eerste op de top. De Col de Turini is verder bekend van de Monte Carlo Rally, autootje rijden. Blijkbaar reden ze hier tot een aantal jaar geleden 's nachts naar boven, klinkt niet echt als een topidee. Door de vele haarspeldbochten is dat toch geen sinecure. Het is wel een klim met uitstraling, daarom zijn de mannen van Top Gear hier ook ooit geweest. De klim is in totaal 15 kilometer lang met een gemiddeld stijgingspercentage van 7,4. Het begint makkelijk met een kilometer aan 4%, daarna gaat het wel omhoog aan 8%. We komen ook meteen de eerste haarspeldbochten tegen, er gaan er nog veel volgen. Het wegdek is iets smaller dan tijdens de vorige klim en het asfalt ziet er ook iets minder aantrekkelijk uit. Na een makkelijke kilometer aan 5% komen we al vrij snel het zwaarste deel van de klim tegen, na een kilometer aan 7,5% gaan we tijdelijk omhoog aan 10%. Het gaat even terug naar 9%, maar daarna gaan we weer verder aan 10%. Toch een stevige klim, zo op de tweede dag van de Tour. We rijden door een dorpje en slingeren ons door wat haarspeldbochten heen, waarna we na een tijd in een mooie omgeving terechtkomen. De uitzichten worden steeds magistraler, er is weer een riviertje geweest dat flink z'n best heeft gedaan om wat mooie
gorges uit te slijten. Rotsachtig en veel groen tegelijk, niet slecht. Na de zware kilometer aan 10% wordt de fotogenieke berg weer wat minder zwaar, een kilometer aan 4,5% en daarna twee kilometer aan 6,5%. Daarna is het nog maar vijf kilometer fietsen tot de top, maar de allerlastigste kilometer komt er nu wel meteen aan. Het gaat tijdelijk aan 11% omhoog, daarna zwakt het dan weer af naar 7%. Na nog een kilometer aan 6% en een laatste steile kilometer aan 9% gaan we in de laatste meters richting de top aan 6% omhoog. Na 99,5 kilometer komen de renners boven op deze klim van de eerste categorie.
![c6b5d]()
![1567b19a-4971-11e9-abcc-02b7b76bf47f.jpg]()
Best een leuke klim, eigenlijk. Behoorlijk zwaar, mooie omgeving. Vrij idyllisch, de haarspeldbochten liggen er ook leuk bij. Het schijnt alleen wel zo te zijn dat het mooie deel nu voorbij is. Een aantal renners zijn niet te spreken over de afdaling, die zou te gevaarlijk zijn. Slecht wegdek, grind op de weg, dat soort dingen. Normaal gesproken haalt iedereen dan z'n schouders op, maar iedereen staat momenteel op scherp. Na de ongelukken van Jakobsen en Evenepoel staat veiligheid tijdelijk bovenaan de agenda. Daarnaast ging het in de afgelopen Dauphiné ook mis in een afdaling. Gaten in de weg, eveneens grind. Onder meer Kruijswijk ging onderuit, waardoor hij er nu niet bij is. Ook jongens als Buchmann en Pinot vielen, met allerlei fysiek malheur tot gevolg. Mede daarom is er nu momentum ontstaan voor een klacht van de renners en warempel, een klacht van de CPA. De rennersvakbond, die nooit iets voor de renners doet. Er is een klacht ingediend bij de ASO over deze afdaling. Dus misschien verdwijnt ie wel, de ASO zal daar na de afgelopen weken iets gevoeliger voor zijn geworden. Het kan dat ik dus dus allemaal voor niets aan het optikken ben, maar om het zekere voor het onzekere te nemen duik ik toch de afzink in. Boven op de Turini slaat het peloton, of wat er nog over is, rechtsaf. De renners rijden tien kilometer over dezelfde weg, die behoorlijk rechtdoor gaat. De eerste vijf kilometer gaat het niet eens echt naar beneden, het gaat zelfs nog een tijdje licht omhoog. Vervolgens begint de afdaling, heel voorzichtig. Dit is nog niet het deel waar de renners problemen mee hebben, al ziet het wegdek er wel meteen vrij pover uit. Na dit niemendalletje van tien kilometer, waarin we niet veel lager uitkomen, slaan de renners linksaf. Nu begint het echte werk, dit wordt mogelijk lachen. Er wordt tien kilometer gedaald richting Lucéram, in deze tien kilometer komen de renners liefst 25 haarspeldbochten tegen. Daarnaast nog talloze andere bochten, je snapt wel waarom ze hier geen zin in hebben. Grind valt via Streetview niet direct te ontdekken, maar het is wel duidelijk dat het asfalt niet goed is en dat er behoorlijk wat listige bochten aanwezig zijn. De weg is iets smaller, maar niet per definitie enorm smal. Het gaat wel steil naar beneden hier, in tien kilometer tijd komen we bijna 800 meter lager uit. Ja, dit is een pittige afdaling. Vrij onvoorspelbaar ook, allerlei soorten bochten wisselen elkaar willekeurig af. Als het doorgaat, tenminste. Voor ons zou dat wel prima zijn, het levert dan in ieder geval mooie plaatjes op. Gelukkig hebben we altijd nog de razende reporter DigitalNomadPCS die op zijn bamboefiets naar beneden is gereden, er valt inderdaad wat grind te bewonderen blijkbaar.
![img4b1ef06a945f1.jpg]()
![Ega7f0BXsAAxiLk?format=jpg&name=large]()
Eenmaal in Lucéram, na honderd bochten, wordt de afdaling weer wat makkelijker. In de laatste haarspeldbochten voor het mooie dorp ligt er ineens nieuw asfalt, het kan dus wel. We dalen na de passage in het dorp nog wel even verder, minstens zeven kilometer naar L'Escarène. De haarspeldbochten zijn nu even verdwenen, het is überhaupt een stuk minder bochtig. Gaat ook minder steil naar beneden, een opluchting kortom. De weg is ook een stuk breder en het asfalt is onberispelijk. In L'Escarène de renners onder een kicken spoorbrugje door, waarna we buiten het dorp weer op weg gaan naar Nice. Was immers alweer een tijd geleden dat we daar nog eens waren, kan niet de bedoeling zijn. Als we het dorp achter ons laten loopt de weg meteen omhoog, er moet zowaar een kilometer geklommen worden. Het gaat aan 5% omhoog, ik vermoed dat dit is wat ze op het profielkaartje de Col de Nice noemen, terwijl we ons nochtans niet in Nice bevinden. Als dit korte klimmetje achter de rug is wordt er nog eens vier kilometer lichtjes gedaald over een weg die enorm breed en behoorlijk recht is. We komen nog vier haarspeldbochten tegen, maar dat stelt niets voor in vergelijking met het werk dat we eerder hebben gehad. Het enige nadeel is dat hier in het dagelijks leven paaltjes staan in het midden van de weg, het geniet de voorkeur dat die tijdelijk even verwijderd worden. Hoe dan ook, uiteindelijk wordt het vlak. Het peloton komt uit in Blausasc, wat een naam. Na een rotonde in dit dorp steken we via een brug een klein riviertje over, slaan we linksaf en rijden we naar Cantaron. Warempel, een stuk of vier vlakke kilometers, met op een rotonde na geen gekke dingen. Hoewel, we rijden nog wel door een vrij lange tunnel. Enfin, na Cantaron rijden we nog een paar kilometer verder over een brede en vlakke weg langs de rivier Paillon, tot aan La Trinité. We passeren onderweg het dorpje Drap, daar wil je niet wonen. Drie vlakke kilometers erbij, zonder problemen. In La Trinité krijgen we wel met wat bochten en wat wegversmallingen te maken. We gaan naar de andere kant van de Paillon, slaan daarna rechtsaf en fietsen aan de andere kant van de rivier Nice in. De weg hier heet de Pénétrante de Paillon, kan nooit lekker ruiken. Na een stuk of drie kilometer fietsen over deze weg zien we aan de rechterkant boven op een heuvel een abdij liggen, die van Saint-Pons. Prima dingetje.
![1200px-Abbaye_de_Saint_Pons.jpg]()
Eén kilometer later laten we de penetrante weg achter ons, we slaan linksaf en rijden nu echt Nice in. Na een versmallinkje en een bocht naar rechts gaat het even rechtdoor, maar al snel volgen er weer een paar bochten. Vier bochten later bevinden we ons aan de voet van de volgende klim van de dag. De Col d'Eze begint bijna direct, we gaan acht kilometer klimmen aan 6% gemiddeld. Voor de echte kenner een enorm bekende klim, de Col d'Èze zit eigenlijk ieder jaar wel in Parijs-Nice. Dit jaar niet, want de laatste rit werd geschrapt. De Col d'Eze zit eigenlijk altijd in de laatste rit. Vroeger vooral als afsluitende tijdrit, de laatste paar jaar als onderdeel van een korte maar explosieve rit met een stuk of zes klimmetjes achter elkaar. Levert vaak leuke duels op, waarbij het uiteindelijk altijd uitdraait op een secondenspel. Daardoor hebben we soms ook nog wel eens verrassende winnaars, dat was vroeger wel anders. De winnaars in Parijs-Nice op de Col d'Èze in de tijd van de afsluitende tijdrit, amai, dat is een lijst hoor. Kelly een keer of zeven, Poulidor, Zoetemelk een keer of vier, Knetemann twee keer zelfs, Merckx, Roche, Rominger, ga zo maar door. In de Tour heeft de Col d'Eze minder vaak zijn opwachting gemaakt. Drie keer maar, eigenlijk. Voor het laatst in 2009, toen we vertrokken vanuit Monaco. Tony Martin kwam toen als eerste boven, dat zal Jumbo nu ook wel zien zitten. Over Monaco gesproken, dit is natuurlijk ook wel de trainingsomgeving van alle profs die daar wonen. De Col d'Èze werd verder ook ooit beklommen in 1919 en 1953. Eigenlijk zijn we er nu weer te snel dus, er had minstens 30 jaar tussen moeten zitten na 2009. Maar goed, we beginnen dus aan een beklimming van de tweede categorie. We gaan nu helemaal tot de top, over een aantal kilometer komen we terug en doen we 'm voor iets meer dan de helft. Scheelt wel dat de zwaarste kilometers meteen in het begin zitten, de klim vangt aan met twee kilometer aan 8,5%. De weg omhoog leidt redelijk rechtdoor, aan de linkerkant is er een prachtig uitzicht over Nice en haar voorsteden. Na nog een redelijke kilometer aan 5,5% wordt het wat makkelijker, twee kilometer aan iets meer dan 3%. Dan zijn we alweer bijna boven op de Col des Quatre Chemins, daar waar we de volgende keer gaan afhaken. Nu gaan we door, helemaal tot de top. In plaats van rechtsaf te slaan rijden we rechtdoor, omhoog. Direct stijgt het weer aan 7%, een kilometer lang. Daarna volgen er nog twee kilometer tot aan de top aan 6%. Op 33 kilometer van de finish komen we boven, er volgt nu een afdaling naar de finish. Maar dan zijn we er nog niet.
![ab18e]()
![CEEWpVERSr57C-jTvbwEdZWC9WUufv96F2POq_V8ob_tRt3WELGd8a1_gJdKhZtjJ_iDFayifCsyq9KBOp0-88pgrJ0]()
De Col d'Èze zat dit jaar ook in de Tour du Haut Var, al schijnen we die koers tegenwoordig Tour des Alpes Maritimes et du Var te noemen noemen. Aankomst bergop tijdens een van de eerste wedstrijden van het jaar, een goede graadmeter om te kijken hoe enkele renners uit de winter zijn gekomen. Nou, Nairo Quintana kwam in ieder geval heel behoorlijk uit zijn winterslaap. Op de flanken van de Col d'Èze reed hij weg en hij duldde niemand in zijn buurt, met veertig seconden voorsprong won hij. In het achtervolgende groep zaten onder meer Pinot en Bardet, toch geen misselijke tegenstand. Ondertussen is Nairo, mede dankzij een aanrijding op training, wat minder in vorm. Of hij nu ook weer met 40 seconden voorsprong bovenkomt valt te bezien. Dit verder terzijde. Op de top slaan we rechtsaf, richting het dorpje Èze. De afdaling van de Col d'Èze begint redelijk pittig, maar dat veel renners de afdaling al lang en breed kennen zou een voordeel moeten zijn. Vooral de eerste paar bochten zijn steil en lastig, maar zodra het dorpje Èze in beeld komt wordt het makkelijker. Mooi dorp wel, gelegen op een heuvel. In het dorp slaan we rechtsaf, daarna rijden we over een brug waar we een mooi uitzicht hebben op de Côte d'Azur. Langs de rotswanden rijden we naar Nice, terwijl de afdaling ondertussen doodeenvoudig is geworden. Brede weg, weinig echte bochten. De renners rijden nog een keer door een tunneltje, waarna ze weer kunnen genieten van een uitzicht over de zee. Avenue Bella Vista, geen woord aan gelogen. Na een tijd zien we aan de rechterkant een weg, daar gaan de renners straks vandaan komen. Ze sluiten dan aan op de weg die we nu aan het volgen zijn, andermaal op weg naar de Promenade des Anglais. Nog een paar kilometer tot aan de finish, de weg hier mag verondersteld worden bekend te zijn. Brede weg, soepeltjes naar beneden, renners die hard achter Contador aanfietsen zodat hij uiteindelijk met een seconde verliest. Dat soort werk. Druilerig weer, dat misschien een keertje niet. In de laatste drie kilometer bevinden we ons in de stad, alwaar er nog wat bochtenwerk volgt. Stelt allemaal geen drol voor, weten we dankzij Parijs-Nice. We rijden langs de haven, slaan linksaf en even verderop rechtsaf en ja hoor, daar is ie, de promenade. Paar flauwe bochten nog en dan gaat het in de laatste kilometer zo goed als rechtdoor tot aan de finish. Na 168,5 kilometer bereiken we de finish voor het eerst, over een kilometer of 18 zijn we weer terug.
![49060819731_400481786c_b.jpg]()
Een paar meter na de finish slaat het peloton scherp rechtsaf. Ze rijden nu over de weg waar de rit een paar uur geleden begon, lachen! We gaan wel de andere kant op nu en fietsen dwars door de stad. Langs de winkel van Louis Vuitton rijden we even rechtdoor, zodra we aankomen bij het MAMAC en het inmiddelse bekende blokhoofd slaan we rechtsaf. Hierna rijden we weer een tijdje rechtdoor, waarna we de weg kruisen waar net over werd gereden bij het binnenkomen van Nice. Hier gaat het naar links, op weg naar de Quatre Chemins. De weg loopt vals plat omhoog, je zou het kunnen beschouwen als het begin van de laatste klim van de dag. Aan het eind van dit stuk vals plat omhoog slaan we rechtsaf en jawel hoor, dan begint de Col des Quatre Chemins. 5,5 kilometer aan 5,7% gemiddeld, volgens de jongens van La Flamme Rouge. Profiel van deze site ziet er wel iets anders uit dan dat van de organisatie. Volgens de ASO spreken we in het begin over twee kilometer aan 8,5%, met daarna een kilometer aan 5,5%. La Flamme Rouge gaat voor een kilometer aan 7%, daarna eentje aan 8% en vervolgens een aan iets meer dan 6%. Nouja, in ieder geval een redelijk pittig begin. Daarna vlakt het verschrikkelijk af richting de top, drie vals platte kilometers zo ongeveer. Na 177 kilometer komen we boven op de klim, op negen kilometer van het eind. Er wacht een bonificatiesprintje op de renners, er kunnen hier nog wat seconden gesprokkeld worden. Dat experiment van vorig jaar is blijkbaar toch wel enigszins bevallen, dus probeert men het nog een keer. Op de top van de heuvel waar we eigenlijk met een boog omheen fietsen ligt trouwens een observatorium, gaaf hè?
![tour-de-france-2020-stage-2-climb-n4-c478758ab8.jpg]()
![18891728lpw-18891722-libre-jpg_6247246.jpg]()
Boven op de Col des Quatre Chemins gaan we deze keer niet rechtdoor, maar slaan we rechtsaf. De naam van de klim is overigens best logisch, er komen hier nogal wat wegen bij elkaar, een stuk of vier zelfs. Wij pakken de weg die naar beneden gaat, terug naar Nice. Ook deze afdaling moet bekend zijn bij bijna alle renners, want de Quatre Chemins zit de laatste jaren met enige regelmaat in Parijs-Nice. Dat we eerst de Col d'Èze doen en daarna alleen de Quatre Chemins is ook wel eens eerder voorgekomen in die andere door de ASO georganiseerde koers. Al deden we in ieder geval in het recente verleden de Col d'Èze wel van een andere kant, dus het is ook weer geen volledig knip- en plakwerk. Goed, de afdaling van de Col des Quatre Chemins. Kort maar krachtig, zo zou ik het willen omschrijven. Het stuk tot aan de grote doorgaande weg naar Nice is eigenlijk maar twee kilometer lang, maar in die twee kilometer komen we wel een paar haarspeldbochten en een aantal technische bochten tegen. Het kan hier misgaan, is wel gebleken. Als er tijdens zo'n laatste dag van Parijs-Nice veel op het spel staat willen mensen nog wel eens wegglijden in een bocht. Zou nu toch wel goed moeten gaan, dit zal tot in den treure zijn voorbereid. Enfin, na het lastige stuk van twee kilometer bereiken we de grote weg. Vanaf nu is het terrein helemaal bekend, een paar minuten eerder reden de renners hier ook al. Het is nog zeven kilometer tot aan de finish, zonder dat er veel gevaren op de renners wachten. Ik geloof het verder wel, dit is gewoon bekend.
![852f8]()
De Promenade des Anglais, geen ontkomen aan. Ja, tijdens Parijs-Nice lukte dat aardig. Nu niet meer. Finishen bij de Jardin Albert 1er, die hele tuin komt me ondertussen ook m'n strot uit. Wat moet een mens verder nog over Nice vertellen? Nouja, we zouden de volledige erelijst kunnen afraffelen. De ploegentijdrit van 2013 hebben we al gehad, als je verder gaat graven kom je uit in 1981. Toen ook al een Grand Départ hier dus, net als nu drie dagen in Nice. Vier ritten in totaal, het kan altijd nog erger. Overwinning voor Hinault in de proloog, Freddy Maertens in een rit in lijn en TI-Raleigh in de ploegentijdrit. Om een of andere reden is Nice verder helemaal niet zo populair, om nog een aankomst in deze stad te vinden moeten we helemaal terug naar 1950, toen Ferdi Kübler hier een rit won. Daarvoor kwam er in 1947 ook een rit aan in de stad. In vooroorlogse tijden kwam men hier ook wel eens, na de oorlog werd dat allemaal een stuk minder klaarblijkelijk. Misschien omdat Nice ieder jaar al Parijs-Nice heeft. De laatste jaren een topkoers. De eerste dagen altijd slecht weer met veel wind, waaiers tot en met. Daarna een aantal bergritten, met vaak een spannende ontknoping in de straten van Nice. De laatste jaren zagen we bijvoorbeeld een spannende strijd tussen Geraint Thomas en Alberto Contador. Contador ging in de aanval, maar wist in de afdaling richting Nice net niet voldoende voorsprong te behouden. Hij eindigde vier seconde achter Thomas, een zure uitslag. Eén jaar later was het nog erger, toen eindigde hij twee seconden achter Henao. Het jaar ervoor reed Henao hard op kop voor Thomas, nu was de Colombiaan zelf kopman van Team Sky. En dat wist hij af te ronden, al scheelde het weer niet veel. In de straten van Nice reed Contador samen met David De la Cruz, die hem klopte in de sprint. Mede daardoor ging de overwinning toch naar Henao, arme Bert. In 2018 won godbetert Marc Soler Parijs-Nice, met vier seconden voorsprong op Simon Yates. Onvoorstelbaar, toch? Dat is Parijs tegen Nice, altijd onvoorspelbaar. Hopelijk wordt deze rit net zo leuk. Om toch nog maar iets over Nice zelf te zeggen: in de finale van de rit rijden we twee keer om een heuveltje heen. Aan de rand van dit heuveltje komen we een oorlogsmonument tegen, ter ere van inwoners van Nice die om het leven kwamen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Deze plek noemen ze ook wel de Rabau Capeu, wat in het lokale dialect blijkbaar zoveel wil betekenen als het stelen van hoeden. Dit omdat het op deze plek altijd hard waait. Ik weet niet of we veel aan deze informatie hebben, maar de bron is inmiddels uitgeput.
![Monument_aux_morts_P1010207.JPG]()
Waar het zaterdag nog een beetje onstuimig kan zijn, schijnt het zondag een prachtige dag te worden. Zon, 29 graden, er staat alleen wat wind. Hoewel de verschillende weersites elkaar deftig tegenspreken, andere sites houden het dan weer op een graad of 20 met zelfs kans op regen, maar dan weer minder wind. Nou, hebben we niets aan dus. Mocht het inderdaad hard waaien, en dan wel vanuit het westen, staat de wind tegen in de finale. Slecht voor de aanvallers, mogelijk. Wel wind in de rug op de laatste klimmetjes. Als het klopt. Dat gaan we van vanaf 13:00 's middags ontdekken, tegen die tijd staan de renners aan het vertrek. Na een neutralisatie van liefst 20 minuten vertrekken ze vervolgens echt. De NOS is er meteen bij, maar dat willen we niet. De Belg kent een wat gefragmenteerd programma. Als het goed is beginnen we bij Canvas, vanwege het onvermijdelijke nieuws. Na een tijd kunnen we dan overschakelen naar Een, terwijl Canvas verder gaat met een koers waar nooit iemand op zit te wachten, de Brussels Cycling Classic. Eurosport is er uiteraard ook meteen weer bij, maar dat behoeft verder geen toelichting. Die zijn er altijd integraal bij. De finish wordt laat verwacht, tussen 17:52 en 18:25. Koers met het bord op schoot.
![idcZd22.png]()
Ook de tweede rit van de Tour is niet zo makkelijk te voorspellen. Het is een rit die nogal wat mogelijke winnaars kent. Onderweg komen we een aantal zware beklimmingen tegen, terwijl we vanuit het verleden weten dat je op de Col d'Èze ook best een gat kunt slaan. De renners maken de koers, en als ze dat in dit geval doen gaan we meteen echte verschillen zien. Is maar de vraag of ze daar meteen zin in hebben, misschien wachten ze wel tot het laatste klimmetje. In dat geval krijg je een sprintje van een kleinere groep. Kan allemaal, ik heb verder ook geen glazen bol natuurlijk. Dat het een rit is voor de klimmers mag in ieder geval wel duidelijk zijn, dus ik ga de mannen die voor geel gaan eens overlopen.
Uiteraard beginnen we met de winnaar van vorig jaar, Egan Bernal. De eerste Colombiaan die de Tour heeft gewonnen, hij maakt meteen kans om zijn tweede te winnen. Hoewel hij de Dauphiné verliet met rugklachten, nadat hij een paar keer vroeger moest afhaken dan te verwachten viel. Of hij echt rugklachten had valt te bezien, op dezelfde dag als zijn abandon legde hij wel een training af. Kan dus nooit heel dramatisch zijn geweest, maar het is duidelijk dat hij in de Dauphiné niet in topvorm was. Ook in de Tour de l'Ain was hij niet opgewassen tegen het geweld van Jumbo-Visma. De Tour blijft desondanks de Tour, onze Grenadiers weten wel hoe ze deze koers moeten winnen. Het zou een fout zijn om de mannen te onderschatten, dus is en blijft Egan Bernal een grote favoriet. In zijn schaduw gaan we waarschijnlijk moeten letten op Pavel Sivakov en Richard Carapaz. Vooral Sivakov, die jongen heeft ook echt toegewerkt naar de Tour en was tijdens de voorbereiding behoorlijk goed in orde. Carapaz is dan weer op het laatste moment ingevlogen, hij zou eigenlijk voor de Giro gaan. Tel daar nog een valpartij in Polen bij op, een zogenaamde kuitblessure bovendien en ik denk dat ik iets minder rekening met hem ga houden. Hoewel de Girowinnaar van vorig jaar een steengoede renner blijft, hij kan ook zomaar verrassen. Over verrassend gesproken, geen Froome en geen Thomas. Amai, Brailsford heeft keuzes gemaakt. Wel terecht, beide heren hebben er niks van gebakken. In het geval van Froome mochten we dat ook niet verwachten, Thomas is dan weer een ander verhaal. Een aflopend verhaal, de Britse dominantie zit er gelukkig op.
Door met Jumbo-Visma, onze killer wasps of killer bees. Wat is geel en rijdt hard? De trein van Jumbo-Visma. Primoz Roglic is de absolute kopman, daar mag geen twijfel over bestaan. Die man heeft de afgelopen tijd alles met heel veel vingers in zijn neus gewonnen. Tot hij viel in de Dauphiné, iets waar hij uiteindelijk toch nogal wat last van had. Meer dan een week later droeg hij nog pleisters tijdens de ploegenpresentatie in Nice. Dat gaat hem toch wat energie kosten, desalniettemin blijft hij de grote favoriet. In zijn schaduw hoopt Tom Dumoulin te profiteren. ONZE Tom is na meer dan een jaar zonder koers weer helemaal terug, langzaam lijkt de vorm beter te worden. Hij groeide tijdens de Dauphiné, ook tijdens de Tour zal hij moeten blijven groeien. Voorlopig is hij nog geen topfavoriet, maar met een paar procentjes erbij kan hij ineens toch een grote rol gaan spelen. De trein bestaat verder uit kleppers als Kuss, Bennett, Gesink en ook zeker Van Aert. Dat worden showtjes bergop, zin in. En dan te bedenken dat Kruijswijk ontbreekt, de tridente is uit elkaar gevallen. Stiekem alleen maar beter, gok ik. Kruijswijk als knecht is een ingewikkeld verhaal, voor zichzelf had hij deze Tour niet kunnen rijden. Nu is hij tenminste kopman in de Giro, alwaar hij de smet van 2016 uit gaat wissen.
Bora-Hansgrohe komt met een heel contingent aan vraagtekens. Emanuel Buchmann werd vorig jaar vierde, de karakterloze en volledig onzichtbare Duitser was ook dit jaar weer goed in vorm, tot hij in dezelfde afdaling als Kruijswijk viel tijdens de Dauphiné. Hij hield er geen gebroken botten aan over, maar wel een hoop schaafwonden en kneuzingen. De vraag was of hij de Tour zou halen, dat is uiteindelijk gelukt. Maar in welke vorm? Niemand die het weet. Dat geldt ook voor Max Schachmann, die in de finale van de Ronde van Lombardije tegen een auto reed die ineens op het parcours kwam. Gebroken sleutelbeen, maar hij is er toch bij. Tyler Hamilton kan een opvolger krijgen, toch leuk. Al zal Schachmann sowieso alleen voor ritten gaan, geen man voor het algemeen klassement. Misschien gaat Kämna wel voor het klassement, als Schachmann het niet doet en Buchmann eventueel door de mand valt. Achtste in de Dauphiné, bergrit gewonnen, de jonge Duitser is in vorm. Kan een verrassing worden. Bij AG2R kijken we - heel kort - naar Romain Bardet en Pierre Latour. Beide jongens kunnen beter voor een ritzege gaan, dat is eigenlijk ook wel wat ze zelf aangeven. Misschien om de druk wat weg te halen. Van Bardet verwacht men nog steeds veel, maar een Bardet in huidige doen haalt misschien net de top 10. Geen feest.
Deceuninck-Quickstep heeft de absolute smaakmaker van vorig jaar in huis, Julian Alaphilippe. De Fransen hopen dat hij dat kunststukje dit jaar kan herhalen, maar daar hebben hij en ik een hard hoofd in. Hij ziet er toch iets minder goed uit nu. Op het Frans kampioenschap bijvoorbeeld kwam hij met een mooie demarrage, maar daarna viel hij in de finale stil waardoor Coquard en Demare hem bij konden halen. Een Alaphilippe in absolute topvorm laat dat natuurlijk niet gebeuren. Een paar weken lang in het geel rijden zie ik nu minder snel gebeuren, maar hij kan wel zomaar weer een paar ritten gaan winnen. Bij Groupama-FDJ kijken we naar Thibaut Pinot. Oh, wat was dat verdrietig vorig jaar. Zo goed op dreef, en dan door een lullig accidentje de Tour moeten verlaten. De tranen van Thibaut gingen door merg en been. Het past wel een beetje bij hem, er gaat toch vaak iets mis. Dat kan dit jaar ook zomaar weer gebeuren, Pinot blijft Pinot. De Dauphiné liep ook weer zo lullig af. Door het niet meer opstappen van Roglic was Pinot ineens de virtuele leider. Toen bleek dat zijn ploeg niet zo sterk was, en hij zelf enorm onrustig. Op alles reageren, heel veel alleen willen doen. De concurrentie profiteerde, zodoende kon Dani Martinez de eindzege behalen en werd Pinot maar weer eens tweede. Mentaal zal het een stuk stabieler moeten zijn tijdens de Tour, met de benen zit het verder wel goed.
Bahrain-McLaren komt met de man met de mooiste klimstijl van het peloton, Mikel Landa. De altijd onfortuinlijke Landa, altijd tegen hem. Dit jaar is er geen excuus. Hij is de absolute kopman, met een hele ploeg in dienst. Jongens als Caruso, Bilbao en Poels als knechten, het kan slechter. Mikel moet nu tonen wat hij echt waard is, zonder allerlei gezeik in de kantlijn. Of dat lukt of niet, we gaan vast weer een paar prachtige aanvallen zien. Guidon van onder, Pantani imiteren. Ik heb er zin in. EF heeft een Colombiaanse tridente in dienst, Rigoberto Uran, Dani Martinez en Sergio Higuita. Uran lijkt voorlopig niet echt op punt te staan. Ook wel een beetje de keuze van EF, op de Dauphiné na heeft hij verder niets gereden. Daar reed hij anoniem mee rond, maar dat kan tijdens de Tour zomaar anders zijn. Higuita reed iets minder anoniem rond, maar dan vooral omdat hij besloot tegen een verkeersbord aan te rijden. De schorpioen van René imiterend eindige hij op het asfalt, waarna de rest van zijn Dauphiné een drama was. Mede daardoor kwam Dani Martinez bovendrijven, op papier misschien de minst grote naam van de drie. Niemand hield rekening met hem en dus won hij de Dauphiné. We moeten nu wél rekening met hem houden. Over Colombianen gesproken, bij Arkea-Samsic kijken we naar Nairo Quintana. Eindelijk verlost van het juk van Movistar is Quintana al het hele jaar in topvorm. In het begin van het jaar won hij alles wat los en vastzat. Tijdens de coronabreak reed hij in Colombia tegen een auto aan, waar hij een beetje kniepijn aan overhield. Daardoor zijn de uitslagen na de break toch wat minder, hoewel het nog steeds niet slecht is. Wel afgestapt in de Dauphiné, om die knie toch wat meer rust te geven. Andermaal een vraagteken, de meeste mannen die voor geel gaan dragen een vraagteken met zich mee.
Movistar, hahahahahahahahahahahahahahahahahahaha. Wat een strontpot. Hoe een ruzie met een zaakwaarnemer totaal verkeerd kan uitpakken. Zonder Carapaz, Landa en Quintana blijft er heel, heel weinig over. Valverde lijkt eindelijk oud te zijn geworden, op zijn 40e is hij amper nog vooruit te branden. Niks gewonnen dit jaar, hij rijdt behoorlijk anoniem rond. Zelfs die laffe sprintjes op het eind zitten er niet echt meer in. Je mag Alejandro nooit onderschatten, maar het einde van het tijdperk komt nu echt dichtbij. Ter vervanging van Quintana en co kwam Enric Mas, maar Enric mist duidelijk de Patbonus. Misschien gebruikt hij de trainingsschema's van neef Antonio Colom ook wel niet meer. Dramatische prestaties, 35e in Burgos en 20e in de Dauphiné bijvoorbeeld. En dan hebben ze ook nog Soler, haha. Won ooit Parijs-Nice, nu gaat de vlag uit als hij de finish haalt. Bij Trek brengen ze Porte en Mollema mee. Porte lijkt niet echt in vorm te zijn, bovendien haalt Porte toch nooit Parijs. Volgend jaar gaat ie waarschijnlijk naar Ineos, om zijn oude rol van knecht weer op te nemen. Porte als kopman is een falikante misslukking geworden, mogen we wel concluderen. Tenzij hij deze Tour ineens boven verwachting presteert. Op papier is hij de kopman, terwijl Mollema eigenlijk de betere uitslagen kan overleggen. Als SRAM een beetje mee blijft werken zie ik Mollema wel weer een prachtige anonieme ereplaats behalen.
CCC heeft, ja, Zakarin ofzo? Miskoop. Cofidis komt dan weer met een van de renners die momenteel het best in vorm is, Guillaume Martin. De filosoof op de fiets reed bij Wanty altijd prima rond, maar nu kan hij ineens met de groten der aarde wedijveren. Of hij dat ook in de Tour kan laten zien is nog afwachten, maar we mogen best wel wat van hem verwachten. In de kantlijn heeft Cofidis ook nog Jesus Herrada, maar die zal eerder voor een ritzege moeten gaan. Door naar UAE, alwaar ze een van de grootste talenten hebben. Tadej Pogacar, vorig jaar tijdens zijn eerste gronde ronde meteen derde, met drie ritzeges erbij bovendien. In de Dauphiné was hij goed, maar niet buitenaards. Of hij het kunststukje van de Vuelta van vorig jaar kan herhalen is geen zekerheid, maar ik durf deze jongen niet meer te onderschatten. In al m'n pouletjes gaat ie mee, 100%. UAE neemt ook nog Formolo mee, goed in vorm. Daarnaast Aru, gelooft er iemand nog in Aru? Ik niet echt meer. Astana zet alle ballen op de Giro, daar gaan Fuglsang en Vlasov naartoe. Daarom mag Miguel Angel Lopez als kopman de Tour doen. Superman is niet zo super, de laatste rit van de Dauphiné begon sterk maar eindigde een beetje pijnlijk. Tel er de hectiek van de Tour bij op en Lopez zou wel eens een enorme tegenvaller kunnen worden. Of de vorm is groeiende en hij piekt op het juiste moment, mag je ook niet uitsluiten natuurlijk. Lotto Soudal heeft niemand, werkelijk niemand. Mitchelton-Scott komt met Chaves en Adam Yates, die eigenlijk wel hebben aangegeven voor ritzeges te gaan. Kan ik ze ook alleen maar van harte aanraden, het klassement wordt niets. Bij Israel moeten we kijken naar Dan Martin en Ben Hermans, die zullen eveneens voor ritzeges moeten gaan. Dan Martin is eigenlijk nog half geblesseerd, daar verwacht ik niet veel van. Hermans wilde op zijn beurt dan eigenlijk de Tour helemaal niet rijden, maar is er nu toch. Niet echt de best uitgangspositie.
Total Direct Energie heeft... ja, niemand? Calmejane kan op een goede dag misschien voor een ritzege gaan, maar de goede dagen zijn tegenwoordig dungezaaid. Bij NTT moeten we met een vergrootglas naar Domenico Pozzivivo kijken, omdat ie zo klein is. Komt terug van een zware blessure, het is eigenlijk al een wonder dat hij nu überhaupt weer kan fietsen. We noteren hem voor een redelijk anonieme 12e plaats in het algemeen klassement. Kreuziger is met pensioen, daar mag u een streep doorheen zetten. Bij Team Sunweb is Tiesj Benoot de kopman, maar die viel in de Dauphiné al snel uit. Uitstekend in Parijs-Nice, net voor de coronastop. Na de maandenlange pauze iets minder indrukwekkend. Sowieso niet echt een jongen voor het klassement, Tiesj moet ook lekker ritten gaan kapen. Met Marc Hirschi heeft Sunweb nog wel een interessant talent, maar daar mogen we tijdens zijn eerste Tour ook weer niet zo veel van verwachten. Sluiten we af met B&B, alwaar de eeuwige Pierre Rolland voor het eerst sinds jaren weer benen lijkt te hebben. Benen om ritten mee te kapen.
Goed, nu hebben we het halve peloton wel benoemd zo ongeveer. Eens kijken wat dat gaat opleveren voor deze rit specifiek.
Deze beschrijving is overigens opgeleverd voor de eerste rit, dus alle valpartijen zijn niet meegerekend.
1. Formolo. Ik speel op de verrassing. Er blijft een groepje vooruit, ofzo. Of een eenling. Kan. Kan ook niet.
2. Tejada. Harrie! Gewoon, om te lachen.
3. Roglic. Op safe spelen.
4. Bernal. Que si que no.
5. Valverde. #pray4movistar
[ Bericht 0% gewijzigd door Rellende_Rotscholier op 30-08-2020 05:15:53 ]