Van begin mei tot begin juni 2019 ben ik met mijn auto per veerboot naar IJsland en de Faeröer eilanden afgereisd.
De extra kosten van het meenemen van een eigen auto op de boot wogen ruimschoots op tegen een auto ter plekke moeten huren. Achteraf was een gewone personenauto niet helemaal ideaal, uiteindelijk loop je toch best wel tegen de beperkingen van een lage grondspeling en het gemis van vierwielaandrijving aan.
In IJsland ben ik om planningstechnische redenen met de klok mee de ringweg 1, die langs de rand van het land loopt, afgereden. Begin- en eindpunt was het havenplaatsje Seyðisfjörður.
Omdat de veerboot naar IJsland een tussenstop maakt op de Faeröer eilanden besloot ik hier ook nog een week te verblijven. Door net voor het hoogseizoen te gaan ontweek ik de grote drukte. Op kosten heb ik vooral bespaard door zelf te koken en niet buiten de deur te eten en door te (wild)kamperen in plaats van van (dure) accommodatie gebruik te maken.
Helaas waren een hoop plekken en wandelroutes gesloten vanwege ‘nature conservation’. Dat deze zo vroeg in het seizoen al gesloten zijn geeft wel aan dat de toeristische druk te groot is op veel hotspots.
De totale kosten bedroegen circa ¤1900,- waarvan ¤900 voor het vervoer heen en terug met de veerboot. Dus circa 35 euro per dag gemiddeld ter plekke uitgegeven aan voedsel, brandstof en campings.
HeenreisDe eerste dag bestaat vooral uit een lange zit in de auto richting Denemarken. In Duitsland is het letterlijk hollen of stilstaan. Rondom de steden Bremen en Hamburg is er door de ‘baustelle’ en de vrijdagmiddagspits geen doorkomen aan. Na Hamburg kan er gelukkig wel vol gas richting de Deense grens gereden worden.
Rond een uur of 8 is het genoeg geweest en vind ik met google maps binnen een paar seconden een camping. Een half uur later staat de tent en is het eten gemaakt: lang leve de woknoedels!
Met nog slechts 2 ½ uur rijden naar Hirtshals, waarvandaan de veerboot richting Ijsland om 15uur vertrekt, kan er rustig ingepakt worden.
Net voor Hirtshals stop ik bij een shell tankstation waar ik de auto nog vol kan gooien met mijn shell tankpas. De komende maand zal ik weer zelf voor mijn brandstof moeten betalen
Om 13uur aangekomen bij de vertrekterminal is het achteraan sluiten in de lange rij auto’s en kampers die er al staan. Meer dan een uur later ben ik pas aan de beurt om de Norröna op te rijden.
De MS Norröna van de Smyril Line blijkt een indrukwekkend groot schip te zijn. Dit is bijna ook wel een vereiste gezien de weersomstandigheden af en toe in de noord Atlantische oceaan. Minder indrukwekkend is de geboekte couchette. Met 6 man in zo’n donkere ruimte gepakt zitten voor de komende 3 nachten is niet zo aantrekkelijk als de prijs in de eerste instantie leek.
In de avond vaart het schip langs onderlangs de Noorse kust, zo dicht lang de kust dat het zelfs een bruikbaar 4G signaal oplevert. Dat biedt mooi de mogelijkheid om nog wat podcasts te downloaden voor de komende dagen.
Rond 11 uur is het al uitgestorven aan boord en liggen de meeste passagiers al te snurken.
Dan volgt de eerste dag die compleet op zee doorgebracht moet worden. Wel zijn er nog aardig wat boorplatforms en boten te zien het eerste stuk vanuit de Noorse territoriale wateren.
Sinds het vertrek uit Denemarken is het uitsluitend nog rustig en zonnig weer geweest.
Wel begint bij veel mensen de verveling toe te slaan aan boord. Wat zich voor velen vooral uit in het eten van snacks en drinken van drankjes; de scheepsbar doet goede zaken.
Voordeel van met de boot zo’n afstand afleggen is dat je je heel gelijkmatig kunt aanpassen aan de nieuwe tijdszones. De 2 uur tijdsverschil met Ijsland merk je weinig niks van als je 3 dagen de tijd hebt om eraan te wennen.
Halverwege de dag doemen ineens de Shetland eilanden op. Gelijk staat het voordek vol met mensen die daar foto’s van moeten hebben.
Bij het ontwaken de volgende dag om 6 uur s ’ochtends liggen we al aangemeerd in de haven van Torshavn op de Faeröer eilanden. Na een ontbijt aan boord met uitzicht op het regeringsgebouw is het tijd om van boord te gaan om de stad even snel te bezoeken voor het schip in de middag weer vertrekt.
Even stil staan in een winkel en je merkt gelijk wat 2 dagen op zee met je doet; mijn evenwichtsorgaan is behoorlijk van slag waardoor ik aardig sta na te deinzen alsof ik dronken ben en daardoor mijn evenwicht niet kan bewaren.
IJslandVroeg in de ochtend is er land in zicht; IJsland doemt op vanuit zee en vanuit de mis. Het duurt echter nog 2 uur voordat het hele fjord is afgevaren en we aangemeerd aan de kade liggen.
Eenmaal van boord staat een 5 man sterk douaneteam klaar voor de 1500 passagiers die het schip verlaten. Niemand die dus gaat contoleren of jij je wel houdt aan de limiet van 3kg voedsel die je per persoon het land in mag voeren.
De weg vanuit Seyðisfjörður naar het grotere plaatsje Egilsstaðir is direct stijl omhoog en over een stijl bergplateau, welkom in IJsland!
Ik pak de road 953 en maak gelijk kennis met de kwaliteit van de tertiaire gravelwegen (wegen met 3 cijfers). Langs het water aan het fjord waar deze weg langs loopt vind ik een mooie plek om te lunchen. Hier zijn ook de restanten te zien van een oude IJslandse woning. Dit in de vorm van wat overgebleven stenen die de basis van de woning hebben gevormd. Ook ligt een oud en vergaan langdingsvaartuig hier in de baai.
Het is al vroeg dag vandaag als het licht mij wakker maakt (vanaf morgen echt dat slaapmasker gaan gebruiken!). Omdat ik nog totaal niet gewend ben aan het gave landschap duik ik onderweg naar het zuiden vaak een parkeerhaven in om wat moois te aanschouwen. Dit zijn onder andere een ruig stukje kust, een steile berghelling met geiten en een windstil plekje om te lunchen.
Laatste stop van de dag is de meest indrukwekkende; het Jökulsárlón, vol met blauw gekleurde ijsschotsen die van de gletser afkomen en richting de zee drijven. Hier wordt ik er voor het eerst vandaag weer aan herinnert niet alleen te zijn in IJsland op de grote en bomvolle parkeerplaats van deze attractie.
Na 2 fantastisch zonnige dagen tikt vandaag de IJslandse waarheid op mijn tent; regen!
Toch is het prima weer om de wandelroutes in het nationale park Skaftafell, waar ik ook kampeer, te gaan lopen. Uiteindelijk zijn het zo’n 25km in totaal die ik wandel, waarvan een deel langs de gletsjer wat een geweldig uitzicht geeft. Helaas is de meest uitdagende route afgesloten vanwege ‘nature conservation’
Op de route richting het zuiden is de eerste stop bij Stjórnarfoss waterval, waar ik op dat moment de enige bewonderaar ben. Er is een stijl pad aanwezig de berg op voor een beter uitzicht. Naar boven gaat nog wel redelijk maar naar beneden moet ik echt op handen en voeten weer afdalen om niet weg te glijden op de natte glibberige ondergrond.
Vlak voor het plaatsje Vik doemt de berg Hjörleifshöfði op. Deze staat eenzaam op de vlakte en daardoor extra indrukwekkend. Met de auto kun je over een gravelpad een rondje om de berg heen rijden waarbij je ook langs de ingang van een grot komt. Natuurlijk kun je hem ook beklimmen, wat ik dan ook besluit te doen.
Een volgende stop is black sand beach waar de hoge zeshoekige basalt zuilen vanuit het strand omhoog reizen.
De dag eindigt enigszins troosteloos rond middennacht in het plaatsje Selfoss waar de tent in de stromende regen opgezet moet worden. Wat hier ook weer opvalt is dat de camping vol staat met tot mini omgebouwde bestelbusjes en nauwelijks mensen die met de tent kamperen.
Net voor Reykjavik ligt langs de ring een actief geothermisch gebied. Hier wordt door de IJslanders gebruik gemaakt door de warmte op te vangen en te distribueren naar de hoofdstad om de woningen te verwarmen en te douchen.
Het eerste bezoek van vandaag is ‘Reykjadalur Hot Spring Thermal River’ waar het koude en schone bergwater natuurlijk verwarmd wordt door geothermie. Hier heb je de mogelijkheid zelf een bad te nemen in het heerlijk warme riviertje. Wel moet je nog ruim een uur omhoog de berg opwandelen voor je er bent.
Laatste stop van vandaag is de vuurtoren Knarraros. Gebouwd in 1939 was dit het hoogste gebouw van ijsland en geheel gebouw met behulp van gewapend beton en geheel vrij van andere toeristen.
In het centrum van de hoofdstad zelf is de sfeer precies zoals in andere hoofdsteden waar toeristen het beeld bepalen. Het is weer even wennen tussen de drukte van een stad te zitten na een week van rust. Genoeg hippe tentjes in ieder geval waar ik ook mijn vitaminen weer even aanvul met een super gezonde smoothie.
De camping waar ik verblijf in Mosfellsbær is een bijzondere doordat je hier omringd bent met bomen en dus uit de wind kunt staan. De eigenaar verteld mij dat ze hier ruim 20 jaar geleden begonnen zijn, toen toerisme (en kamperen) nog in de kinderschoenen stond en nu dus de vruchten ervan kunnen plukken.
Helaas verstoord een scheepscontainer met koeler de rust op de camping. Waardoor ik alsnog genoodzaakt ben met oordopjes te gaan slapen.
Nabij de camping bevind zich de berg Esja op een half uurtje rijden waar ik vandaag heen ga voor een wandeling.
Het eerste stuk klimmen leid naar punt ‘steiner’ op 500meter hoogte. Dit gaat best stijl omhoog maar is nog prima te doen met wat uit-hijg stops. Na dit punt kun je nog naar de daadwerkelijke top klimmen. Dit is wel een wat uitdagendere klimpartij. Helemaal als de route het laatste stuk te onduidelijk en gevaarlijk wordt waardoor ik besluit om om te keren. Wel heb je hier op 700m hoogte een perfect uitzicht op Reykjavik.
In de avond sta ik op de ‘gata free camping’. Hier mag je een donatie doen naar wat je de camping waard vindt. De camping is basic maar verder meer dan prima alleen omdat de camping aan de kust ligt wordt je gek van het gekrijs van de vogels, ook hier zijn oordoppen weer een noodzaak.
Als je dan toch in IJsland bent ontkom je er niet aan de meest bezochte attracties die in de ‘golden circle’ liggen af te rijden. Als eerst is aan de beurt het kratermeer Kerið.
Daarna de watervallen van Gullfoss en vervolgens het plaatsje Geyser.
Afsluiter is een rit door het nationale park Þingvellir waar goed de werking tussen de Noord-Amerikaanse en Euraziatische tektonische plaat te zien is. Er loopt hier een goed zichtbare scheur door het rotslandschap heen.
De camping ‘Hjalli Kjós’ is helemaal leeg op behoorlijk wat vliegjes na, gelukkig is er een luxe binnengedeelte om te koken en eten. Na een regenbui in de avond zijn de vliegen gelukkig ook verdwenen op het grasveldje waar de tent staat.
Voordat je de Westfjords in trekt passeer je het schiereiland Snæfellsnes waar wederom een hoop gave dingen in het landschap te zien zijn. Zo passeer je Gerðuberg, een 500meter lang en 14 meter hoge basaltwand.
Echt een plaatje is het plaatsje Hellnar, waar de rotspartijen diep ingeslepen zijn door de zee.
De camping in Hellissandur ligt op z’n 300 meter van zee waar vandaag een mooie zonsondergang te zien is.
Road 54 richting de Westfjords is grotendeels een gravel weg. Dat geeft gelijk een beetje aan hoe drukbezocht deze regio is. Omdat het weer droog en zonnig is, is de weg goed te bereiden met een gewone personenauto. Wel zit de auto onder een dikke laag stof aan het einde van de dag.
Road 60 leidt je al kronkelend langs de fjorden richting het westen, waar in elk fjord wat je passeert zo’n 2-3 huizen staan. Net genoeg om je niet helemaal alleen op de wereld te hoeven voelen.
De camping van vandaag is de meest westelijke van Europa. Om er te komen moet road 612 gevolgd worden en 614 uitgereden worden tot over een bergpas heen. Eenmaal aan de andere zijde van de berg waan je je in een totaal geïsoleerde wereld. Slechts 2 boerderijen en een camping vullen het landschap hier. Verassend genoeg zijn er genoeg andere kampeerders die deze plek ook hebben weten te vinden.
De volgende dag is het alweer fantastisch weer, dat matched mooi met het verlaten zwembad wat na een paar uur rijden ineens in langs de weg ligt. Hoewel verlaten, is het zwembad keurig schoon en wordt het continue verwarmd word door een naastgelegen geothermische bron. Door de relatief koude buitenlucht komt het stoom zelfs van het water af.
Ook al is het vrijwel de hele dag in de auto zitten, hier over deze wegen rijden is fantastisch. Bij elke bocht die je omgaat zie je weer een compleet nieuw landschap.
Op de ringweg 1 richting het noorden heb je vooral veel lege vlaktes waar je op uitkijkt.
Pas bij Blönduós in de buurt begint het landschap weer echt te veranderen in langgerekte fjorden. Ook staat er hier een stevige wind vanuit het noorden, die de koude noordpoollucht met zich mee brengt waardoor de temperatuur ineens rond de 3 graden zit.
Als uitstapje van de ringweg richting Akureyri wordt aanbevolen om road 76 te nemen als je de tijd ervoor hebt. En niet zonder reden, er valt veel te zien langs deze weg!
De weg voert langs een fjord aan de noordkust langs smalle wegen en diverse tunnels.
Twee van deze tunnels (Héðinsfjarðargöng) van 3 en 7 kilometer lengte zijn aangelegd om het plaatsje Siglufjörður in de winter ook bereikbaar te houden en om zo leegloop van het plaatsje te voorkomen.
Dit wel tegen een prijs van $100 miljoen voor circa 1300 inwoners, dus een prijs van bijna $80.000 per inwoner. Een bewoner vertelde mij dat het project destijds in 2010 erg controversieel was en bij een hoop IJslanders het bloed liet koken.
In Dalvik, waar ik overnacht, is het voor het eerst dat ik een paar sneeuwvlokjes uit de lucht zie komen in IJsland.
Vanuit Akureyri gaat de tocht richting Myvatn. Vrij vertaald betekend dit ‘het muggenmeer’ echter in de winterse omstandigheden waarin ik het bezoek is er geen mug te bekennen.
Omdat het al later op de dag is kan ik niet zoveel meer bekijken. Wel besluit ik nog de enige berm, de Vindbelgur, hier te beklimmen. Met een hoogte van 529 meter niet erg hoog. Maar wel ijzig koud door de harde windkracht 8 in combinatie met een temperatuur van 0 graden.
Het weer begint steeds slechter te worden en bij het opzetten van mijn tent begint het ook echt goed te sneeuwen. Door de kou zijn zelfs de waterleidingen van de wasbakken bevroren geraakt en is het wel even behelpen met koken en afwassen.
De laatste dag op IJsland begint met een ingesneeuwde tent. Inmiddels heb ik dus eindelijk alle weersomstandigheden kunnen afvinken.
Voordat ik richting de veerboot ga, wil ik vandaag nog een hoop zien rondom Myvatn zelf. Bij de lavavelden ‘Dimmuborgir’ blijf ik veel langer dan gepland. Het is hier één groot dolhof van grillige rotsformaties van lava.
Bij een stop in Hverarönd barst het van de modderpoelen en komt zwavel zo aan de oppervlakte om op te scheppen en buskruit van te maken. Ik krijg hier een deja-vu met Yellowstone, waar je ook van dit soort vergelijkbare verschijnselen hebt.
De rit vanuit Myvatn richting Seyðisfjörður is vrij eentoning. Feitelijk rij je over een stuk van het ‘ruige’ binnenland waar maar een echte weg overheen is aangelegd om de ringweg compleet rond te maken. Na het boarden vertrek de veerboot vrijwel gelijk. Tot ziens IJsland!