quote:
Oud-renner, commentator en cultfiguur Karsten Kroon: “Wielrennen is geen spel. Het is een fokking zwaar beroep”
Geen kwaad woord over Wuyts-De Cauwer, maar als de Vuelta niet kan boeien, helpt het om af en toe eens te zappen naar Eurosport. Co-commentator daar is de Nederlandse oud-renner Karsten Kroon (43) en die kent altijd wel een verhaaltje dat de vaart er weer in brengt. Over Guus Meeuwis of een leuk ezeltje aan de kant van de weg. Soms ook over wielrennen. “Fabian Cancellara? Een narcist.”
We zitten aan de André Van Duinboulevard in Hilversum, net buiten de studio’s van Eurosport. Zo meteen moet Karsten Kroon op antenne om de Vuelta te becommentariëren, maar nu staat hij naast de tafel uit te beelden welke oefeningen hij vanochtend in een crossfitsessie van achttien minuten heeft gedaan: handstand en opdrukken, overhead lunges met een halter van veertig kilo boven je hoofd. “De hele tijd beuken”, zo verzekert hij.
Kroon komt vandaag werken in teenslippers en een zwembroekje met flamingo-print. Hij is een non-conformist: een renner die een Tourrit won, tweede werd in de Amstel Gold Race, maar ook columns schreef voor de krant en boeken las van Nabokov. Hij is geïnteresseerd in nagenoeg alles, geeft je tijdens het interview zelfs huiswerk mee. Een podcast met Mike Tyson – om naar te luisteren op de terugweg – en de biografie van Wim Hof, de Nederlandse Iceman, die een uur en vierenveertig minuten in een bad gevuld met ijsblokjes kan zitten.
Het interview met Kroon gaat precies zoals hij al het hele seizoen wielerwedstrijden verslaat: kwantum-zijsprongen aan hoge intensiteit, met uitgebreide toelichting bij alles wat in zijn ooghoeken komt. Ergens halverwege: “Kijk nu toch, wat een prachtige mier op deze tafel. Kijk wat ze doet. Is dat niet wonderlijk?”
Zo heeft de Belgische wielerfan u dit jaar leren kennen tijdens de Giro, de wedstrijd die niet op Sporza kwam. We keken allemaal naar Eurosport en hoorden daar Karsten Kroon, de co-commentator die het vaker over de dieren aan de kant van de weg had dan over de renners.
“Wat kan ik zeggen? In mijn commentaar probeer ik mijn liefde voor de koers uit te dragen. Duidelijk te maken aan de mensen dat ze die jongens daar moeten respecteren. Wielrennen is niet gewoon een spelletje, het is een fokking zwaar beroep. Maar als er een mooi paard in beeld komt, of een ezeltje of een bever, dan zeg ik: Hé, een mooie bever. Dat is toch niet gek? Ik mag toch zeggen dat ik het een mooi beest vind?”
Het was zo’n beestenboel dat de Giro bij ons in België de Diero heette.
(lacht) “Die had ik nog niet meegekregen. Maar ik ben gewoon een buitenmens. Ik heb thuis geiten, kippen en katten. De liefde voor de natuur is me met de paplepel meegegeven.”
Uw stijl van commentaar verdeelt wel de meningen: u heeft fans en haters.
“Ik vermoed dat die eerste groep het best vertegenwoordigd is. Ik mag voorlopig nog gewoon verder blijven doen. (lacht) Dat er mensen zijn die me niet lusten, is niet erg. Ik ben al min of meer mijn hele leven uitgelachen: ik groeide op in Dalen, een klein dorpje. Mijn ouders waren hippies. We hadden geen auto en verbouwden ons eigen voedsel. Alle jongetjes zaten op voetbal en gingen met de karavaan op vakantie. Wij gingen fietsen en ons ma maakte onze eigen kleren. Dan ben je gewend dat er met je gelachen wordt.”
“Ik hoorde er niet bij. Dat was lastig als kind, maar tegelijk ben ik er dankbaar voor. Het is mijn brandstof geweest. Het zorgde ervoor dat ik een extreme bewijsdrang had. Dat zie je bij veel renners: er zit altijd wel iets achter.”
U ziet veel ‘misfits’ in het peloton?
“Vind ik wel. Al heb je ook uitzonderingen: Tom Dumoulin, die zijn hele leven is een sprookje geweest. Mooie man, intelligent, zoon van een dokter. Ik heb daar gesprekken met hem over: Wat doe je jezelf aan, man? Wielrennen? Was toch gewoon zelf arts geworden. Hij snapt het zelf ook niet.”
Het valt op dat u in uw verslaggeving weinig over uw persoonlijke carrière praat en dat u er zeker niet nostalgisch op terugkijkt. Renner zijn was niet de beste periode in uw leven?
“Nou, don’t look back in anger, maar het is wel wat. Er is veel druk: je moet presteren. En iedere dag heb je te maken met pijn. Ik heb nog een foto van de allereerste keer dat ik viel met de fiets. Ik was veertien, had een beetje bloed aan mijn knie en moest heel erg huilen. En vijftien jaar later ging ik aan vijftig per uur op mijn bek, schuurde ik open tot op het bot (Kroon brak zijn gezicht bij een zware val in de Waalse Pijl, nvdr.) en het interesseerde me gewoon niet. Pijn wordt iets waaraan je verslaafd raakt. Me laten opereren zonder verdoving vond ik interessant. De pijn eens helemaal over je heen laten komen. Dat helpt als wielrenner, maar het is niet heel erg normaal.”
“Het maakt wielrennen tot een rare wereld: druk, pijn en daarbij is ook de factor angst zwaar onderschat. De angst om dood te gaan. Ik heb een vriend die geestelijk raadsman is in het leger. Bij militairen – die net als wielrenners hun maten dood zien gaan – spelen dezelfde mechanismen: de ene nog wat stoerder dan de andere, maar dat is allemaal onderdrukking. Een wielrenner is heel goed in zichzelf voor de gek houden.”
U zegt vaak dat u op planeet Kroon leefde als renner.
“Precies. Dat komt er ook nog bij. Wielrennen is egocentrisch: je bent 250 dagen per jaar op de baan. Zestien jaar lang ben ik niet op bruiloften en verjaardagen geweest. Dat creëert een grote sociale instabiliteit. En wanneer je wel thuis bent, ben je nog de hele tijd met jezelf bezig. Dat zorgt er allemaal voor dat je vervreemdt van iedereen die niet in het wielrennen zit. In mijn tijd kwam daar ook nog doping bij. Die normvervaging speelt ook mee. Zestig procent van de renners scheidt na zijn carrière. Ik ook.”
“Als renner draait alles rond jou. Je hoort de hele tijd: Wat jij doet is geweldig, fantastisch. Je maakt iedereen gelukkig. Voor je het weet ga je daar zelf in geloven.”
Dat was zo bij jou?
“Ik mag hopen dat het nooit zo erg is geweest. Bij mensen die heel erg veel aandacht krijgen, kan het twee kanten uit. Als ik een verhaal mag vertellen: op de Olympische Spelen liep ik in het Holland House ooit Guus Meeuwis tegen het lijf. Die naam kende ik nog van de studententijd: Kédeng-kédeng, dat liedje. Dus ik vroeg: Zo Guus, wat doe jij tegenwoordig nog? Optreden op trouwfeesten en partijen? (lacht) Bleek dat hij net vier de keer Ahoy had uitverkocht. Guus zijn ego had heel erg gekwetst kunnen zijn door mijn opmerking, maar hij vond het net grappig. Dat had ik ook nog wel, ik vond het leuk als iemand mijn status onderuit haalde met een kutgeintje.”
“Daarnaast heb je ook echte narcisten. Iemand als Cancellara, die zelf ging geloven dat hij een halfgod was. Bij CSC zaten we samen op de bus voor de start van de Ronde van Vlaanderen. Dan zei hij: Karsten, can you hand me my shoes? Maar hij zat er net zo ver van af als ikzelf. Ik zei: Gozer, neem ze mooi even zelf. Dan vroeg hij het aan de volgende. Belachelijk, zeg.”
U bent niet alleen wielercommentator, maar volgt ook een opleiding tot ademtherapeut. Met welk idee?
“Ook weer een verhaal. (lacht) Ik ben heel erg bezig met koude. Tegenwoordig gaan we ge-airconditioned door het leven: van 21 graden in je huis, naar 21 graden in de auto, naar 21 graden in de winkel. Niemand heeft tegenwoordig nog warm, koud, pijn of honger. En toch zijn zoveel mensen ongelukkig.”
“Ik vraag me af: Is het niet beter om dat wel allemaal te voelen af en toe? Met name koude zoek ik bewust op: in de winter ga ik het gletsjerwater in en ademhalingstechnieken helpen me daarbij. Je komt tot een andere laag van bewustzijn. Het laat je toe te ontspannen, emoties op te roepen, trauma’s te verwerken: de angst en de pijn als renner, mijn scheiding… Het helpt me. Ik volg een opleiding tot therapeut omdat ik ook andere mensen wil helpen.”
Floyd Landis gebruikt cannabis om zijn trauma’s te verwerken.U ook?
“Ik wil daar best een eerlijk antwoord op geven, maar maak daar nu niet het hele stuk van. Ayahuasca (Zuid-Amerikaanse plantenthee met hallucinogene werking, nvdr.) heb ik geprobeerd. Dat is fantastisch: het zorgt voor lucid dreaming. Het is voor mij meer reizen dan hallucineren. We hadden het net over ego: ayahuasca houdt je een spiegel voor, je maakt het sterven van je eigen ego mee. Ik heb op mijn knieën zitten huilen, man. Een lifechanging ervaring. Het heeft me na mijn carrière echt weer met beide voeten op de grond gebracht. Hier is wat telt, Karsten. Goed zijn voor de wereld en voor je kinderen. Wielrenner zijn is sinds dat inzicht helemaal voorbij. Ik ben dankbaar voor de herinneringen, de goede en de slechte, maar verder ben ik er nu totaal niet meer mee bezig.”