Dr. Jack Plooij: pitreporter, theatermaker en publicist dankzij Formule 1
De Formule 1-tandarts geeft gas
Door BERT DIJKSTRA
3 uur geleden in BINNENLAND
Nederlands bekendste pitsreporter in gesprek met Nederlands beroemdste autocoureur. Globetrotter Jack Plooij ziet Max Verstappen vaker dan zijn eigen vrouw.
Nederlands bekendste pitsreporter in gesprek met Nederlands beroemdste autocoureur. Globetrotter Jack Plooij ziet Max Verstappen vaker dan zijn eigen vrouw.Ⓒ FOTO PETER VAN EGMOND
De doctor in de medische wetenschappen verstopte zich in een wc om illegaal te kunnen doordringen tot het Walhalla van de Formule 1. Hij werd tandarts, pitreporter, theatermaker. Zijn boek Verhalen uit de pits is net uit en afgelopen weekeinde was hij bij de Grand Prix van Canada, waar het twintig jaar geleden voor hem allemaal begon.
De Formule 1-coureur, wiens naam vanwege medisch beroepsgeheim niet genoemd mag worden, verrekte van de kiespijn en dat is knap lastig als je pal voor een race staat op een circuit in the middle of nowhere van een ver en vreemd land. Zijn Godsgeschenk heette Jack Plooij (58), pitreporter van de Nederlandse televisie.
Tussen schone onderbroeken, toiletspullen en autosportdocumentatie had Plooij in zijn koffer een tandartstasje gestopt en de inhoud daarvan bleek toereikend om de beroemde rijder aan een noodvulling te helpen.
Jack Plooij.
Jack Plooij.Ⓒ WIJNBERGEN, MATTY VAN
Een tandartstas meenemen wanneer je als verslaggever aan het werk gaat in de autosport…
Grijnzend: „Logisch toch?” In de artiestenfoyer van het Amsterdamse DeLaMar-theater, waar hij zo samen met commentator Olav Mol voor een volle zaal een Formule 1-show gaat brengen, doet hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
„Ik heb die tas altijd bij me, waar ik ook naartoe vlieg. Tijdje geleden kon ik er ook een monteur van Renault mee helpen. Hij lag gestrekt in een vrachtwagen met veel pijn in z’n snavel. Ik met mijn lampje erboven, terwijl een collega van hem in z’n mond bijscheen met een zaklantaarn. Hilarische taferelen, maar die jongen was wel mooi van zijn probleem verlost.”
Een vaste stek voor de tandartstas in de bagage van de globetrotter schijnt dus logisch te zijn. Maar hoe normaal is het dat hij als doctor in de medische wetenschappen, gespecialiseerd in implantologie, regelmatig lezingen gevend in zalen met duizenden studenten, in zijn ’vrije tijd’ de wereld over reist om met een microfoon in zijn hand achter autocoureurs aan te rennen?
„Je lijkt mijn vader wel”, zegt hij. „Die begreep er ook geen zak van. ’Heb ik jarenlang kromgelegen om jou te laten studeren, héb je een prachtig beroep, ga je dit doen’, zei hij. Meer mensen vinden me gestoord, maar dat ben ik dus niet. Ik val best mee.”
Na de theatershow gaat hij voor een korte nachtrust naar huis in Noordwijk, waar de koffer (met tandartstas) al klaarstaat, want de volgende ochtend vliegt hij naar Montreal voor de Grand Prix van Canada. Op de kop af twintig jaar nadat Mol hem in de Renault-box van Zandvoort op de schouder tikte en de wonderlijke woorden sprak: ’Leuk dat jij en ik elkaar over een paar dagen gaan zien in Canada’.
’Wat moet ik in dat land?’, vroeg Plooij. ’De Grand Prix verslaan’, zei Mol. ’Dus regel maar wat in die tandartspraktijk van jou, ik reken op je.’ En weg was hij. Plooij ging.
Jaren eerder, op het circuit van Monza in Italië, werd hij door Mol op dezelfde schouder getikt. „Ik was daar als regelneef van het Verschuur-raceteam. Onze Renaultjes reden in het voorprogramma van de Formule 1 en toen we klaar waren, werd de pitsstraat leeg geveegd door bewakers met een touw. Gaat mij niet gebeuren, dacht ik en verstopte me in een wc. Toen ik even later hartstikke illegaal door de pitsstraat liep, voelde ik de vinger van Olav op mijn schouder. ’Wat sta jij hier te doen, vriend?’ Iets wat niet mag, zei ik. ’Niet bewegen’, mompelde hij en kwam terug met een geel pers-hesje en een walkietalkie. Stond ik tijdens de Formule 1-race in dat kastje naar Olav te brullen ’Gerhard Berger komt binnen met een lekke band’… De voorloper van de pitreporter, hahaha.”
Met de successen van Max Verstappen steeg ook zijn aanzien, want zo gaat dat in de sport: de boodschapper deelt in de roem, het Kees Jansma-effect van het EK-voetbal in 1988.
De onverwachte eerste Formule 1-overwinning van Verstappen in Barcelona bezorgde Plooij behalve extatische blijdschap ook een aanval van paniek. „Hij kwam op me aflopen en het zweet brak me uit. Wat moest ik doen? Hem om de nek vliegen? Een high five geven? Roepen: fantastisch man, hier hebben we jaren naartoe geleefd? Moest ik hem zoenen? Maar net op tijd keerde de rust in mijn hoofd terug en deed ik wat ik moest doen: gewoon vragen hoe hij zijn triomf heeft beleefd.”
Zou de zaal vanavond ook vol zitten als Max Verstappen niet in de Formule 1 reed?
„Dan hadden we ongetwijfeld niet in theaters gestaan, omdat de directeuren ons zonder de successen van Max niet hadden geprogrammeerd. Maar we vragen ook vanavond weer: wie van jullie volgt al langer dan vijftien jaar fanatiek de Formule 1 en dan steken de meeste mensen hun vinger op. De sport is altijd al populair geweest. We hadden hier in januari ons eerste optreden van het jaar en toen was de vraag naar kaarten zo groot dat we vanavond een extra voorstelling geven.”
Zijn eigen fascinatie voor snelheid op wielen werd in zijn kinderjaren geboren. Sleutelen aan brommers, een karretje in elkaar zetten en daar een motortje op prutsen.
Hij studeerde af als tandarts, maar er was geen werk, dus ging hij noodgedwongen een promotie-onderzoek doen bij een professor in Nijmegen. Plooij verveelde zich te pletter en toen de professor ook nog – tijdens een lezing – met zijn dia’s aan de haal ging, was voor hem de maat vol. Hij stond op en zette de prof voor een volle zaal te kijk als valsspeler. Desondanks maakte hij z’n proefschrift af. „Ik mag daardoor dr. voor mijn naam zetten, maar wat heb ik eraan? Geen reet.”
Lichtpuntje in die Nijmeegse jaren: de garage van Frans Verschuur, waar hij zijn oude Volkswagen Polo in onderhoud had en waar het zalig rook naar benzine en olie. „Frans had een eigen raceteam en nodigde me uit op het circuit van Zandvoort. ’Vond je ervan?’, vroeg hij na afloop. ’Dat team van jou is nogal chaotisch’, zei ik. Frans vond dat ik dan maar moest laten zien hoe het wel moest en zo kwam ik in het wereldje.”
Als Formule 1-pitreporter begon hij bij RTL, later werd het SBS, inmiddels is het Ziggo en straks (als John de Mol Ziggo Sport heeft overgenomen) wordt het Talpa.
De verslaggever als estafettestokje.
„Ja, wie de rechten koopt van deze sport, zit met Olav en mij opgezadeld.”
Het boek Verhalen Uit De Pits geeft een aardig beeld van het hectische wereldje. Vroeg Jack Plooij aan de uitgevallen Michael Schumacher ’wat is er gebeurd?’, sloeg de Duitser de microfoon uit de hand van de pitreporter. ’Dit was kennelijk niet het goede moment voor een vraag’, sprak Plooij tot Mol.
Is dat niet iets te veel begrip voor een teleurgestelde sporter?
„Die klap was natuurlijk niet goed. We zouden het uitpraten, maar ik heb drie uur vergeefs op hem gewacht. De volgende race dacht hij het goed te maken door rechtstreeks naar mij te lopen en te zeggen ’Jack mag de eerste vraag stellen’. Ik antwoordde: ’Ik heb jou helemaal niks te vragen, de groeten’. Het is later allemaal weer goedgekomen.”
Tegenwoordig moeten bijna alle interviewtjes in Het Vierkantje, een afgebakend stukje grond waar de pitreporters binnen dienen te blijven. Plooij mijmert nog wel eens over de dagen dat hij ongestoord pitboxen in kon lopen.
Krijgt de man met de microfoon ook nog vaak te horen: Je mag één vraag stellen. „Om gestoord van te worden. Uit protest zei ik tegen Sebastian Vettel: ’Eén vraag: kun je even de afgelopen vijf jaar van je carrière samenvatten’. Moest hij wel om lachen. ’Klootzak’, zei hij in het Nederlands.”
Als Max Verstappen – zoals vorig jaar in Monaco – aan het eind van de vrije training de muur in rijdt en daardoor zijn kans op een goede klassering in de race weggooit, moet je hem dan niet die ene vraag stellen: ’Hoe kan een zeldzaam talent als jij zo dom doen?’
„In die vraag zit een conclusie die ik op dat moment niet kan trekken. Misschien was er wel iets afgebroken, waardoor hij tegen die muur klapte. Dus kan ik beter vragen: ’Wat was dat nou?’ Achteraf was Max de eerste om zich te realiseren: dom, dom, dom.”
Was er weer zo’n hectisch seizoen voorbij, kon de dr. zich eindelijk weer concentreren op zijn vak als tandarts gespecialiseerd in implantaten, ging hij samen met Leo Oldenburger commentaar geven bij de omvallende steentjes van Domino Day. In hun onderbroek, want het was bloedheet in dat presenteerhokje boven de steentjes. En zodra ze eruit kwamen omringd worden door beveiligers, want er was – ter bescherming van de steentjes – een musje doodgeschoten en dat vonden dierenliefhebbers een doodsbedreiging waard.
„Ik moest in het hotel inchecken onder een fake-naam: Kees Motorkap. We zijn ’s avonds via de regenpijp naar buiten geglipt om in het café door te kunnen zakken, even weg van de bewaking.”
Wat moet een doctor in de geneeskunde, tevens pitreporter van de Formule 1, met omvallende steentjes?
„Ze dachten: we willen iemand hebben die begint te kletsen als je er een knaak in gooit en nooit meer ophoudt. Dan zit je met mij wel redelijk goed.”