quote:
De Amstel Gold Race wordt de laatste. Voor Mathieu van der Poel, en voor deze reeks. Dan verdwijnen we opnieuw uit de buik van het peloton. Zes weken lang zaten we in het spoor van de ploeg van Van der Poel. We zagen hem uitgroeien tot dé voorjaarssensatie, merkten dat hij ook een slechte dag kan hebben en ontdekten dat niemand met zoveel smaak pickleschips eet. Tijd voor een balans. “Die zenuwachtigheid op de weg … Ik kan er moeilijk van genieten.”
Beginnen we met ons leukste moment, op zondagochtend met de rennersbus richting de start van de Ronde van Vlaanderen? Het was je allereerste Ronde. Wij hadden een gewijde stilte verwacht. Een en al nervositeit. Maar…
(pikt in) “… wij speelden luide muziek. Mark with a K. Redelijk hard. Moet kunnen. Ik heb het al eerder gezegd: voor een wegkoers zal je mij nooit zenuwachtig krijgen. Ik lieg daar niet over. Dat was niet anders bij mijn eerste Ronde van Vlaanderen. Ik had die nacht ook heel goed geslapen. Voor een WK veldrijden ben ik veel zenuwachtiger. Dan slaap ik soms wel slecht.”
Gaat dat niet veranderen nu je je in je eerste voorjaar tot dé grote revelatie hebt ontpopt?
“Nee. Natuurlijk zijn mijn prestaties duizend procent meegevallen. Net als het gevoel dat ik had onderweg. Maar het koersen op zich blijf ik heel zenuwachtig en gevaarlijk vinden. In alle wedstrijden. Ik weet dat het erbij hoort op de weg, daarvoor had ik al genoeg klassiekers op televisie gezien. Maar ik blijf dat toch het minst leuke aan de wegkoersen vinden. Ik kan maar moeilijk genieten van die wedstrijden.”
Terwijl iedereen nu zal verwachten dat je in de toekomst meer op de weg zal rijden.
“Dat is helemaal niet zeker. Resultaten zijn één ding, maar je moet het ook graag doen. Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik cross en mountainbike het leukste vind en dat de weg niet primeert voor mij. Dat is na de klassiekers nog altijd zo. Met de ploeg hebben we voor twee jaar een programma uitgetekend. Maar de ploeg heeft ook aangegeven dat ik altijd terug kan naar hoe ik het vroeger deed als dit toch niet mijn ding blijkt te zijn. Sowieso zal ik altijd blijven crossen. Al-tijd.”
Tijdens een gesprek in Amsterdam liet de grote baas van Corendon ons verstaan dat hij best wilde investeren om Corendon-Circus in de World Tour te krijgen.
“Ik heb dat gelezen. Dat is geruststellend. Maar ik heb daar nooit enige druk voor gelegd op de ploeg. Het belangrijkste is dat we kunnen deelnemen aan de wedstrijden waaraan we willen deelnemen. Maar dat kan duidelijk ook met de huidige ploeg. Daarvoor hoeven we geen zogenaamde topploeg te zijn.”
Hebben er de jongste dagen al van die topploegen geïnformeerd naar je contract?
“Dat is al gebeurd, ja.”
En wat zeg je dan?
“Dat ik nog tot 2023 onder contract sta en voorlopig niet geïnteresseerd ben.”
Eddy Merckx zegt dat je nog zoveel meer kan winnen als je beter omringd zou zijn.
“Ik weet dat niet. Hoe sterker mijn ploeg, hoe liever ik het heb, natuurlijk. En ik zou het er ook niet moeilijk mee hebben om het kopmanschap te delen. Maar ik klaag niet. Ik vind het wel fijn om in een kleine ploeg te zitten. Het budget is beperkt. En een grote naam als luxeknecht zit er niet direct in. Maar ik heb veel inspraak in welke renners erbij gekomen zijn en ik stel vast dat die jongens honderd procent in mijn dienst rijden. Wat ze nog heel goed doen ook. Dat is toch mooi?”
Op de tactische bespreking de avond voor de Ronde hoorden we je zeggen dat je 270 kilometer voor een wegwedstrijd onzin vindt.
“Dat vind ik nog altijd. En niet alleen omdat zo’n lange aanloop vaak saai is. In de Ronde vielen die eerste honderd kilometer zelfs heel goed mee. Ik denk gewoon dat je een mooiere Ronde krijgt als ze iets korter is. Veel renners zullen het niet met mij eens zijn, en dat mag. Ik ga er ook nooit over klagen. Maar waarom moet dat 270 kilometer zijn? Nu wordt er in de finale niet meer gedemarreerd omdat iedereen dood zit. Maak er maximaal 220 kilometer van en je krijgt een spectaculairdere finale. Voor mijn part rijd je ook vijf keer over de Oude Kwaremont en de Paterberg. Die rondjes storen mij niet. Die opeenvolging maakt het net mooi en lastig. Daar wordt de schifting gemaakt.”
Het was naar verluidt niet het enige waarover je je verbaasde in de Ronde.
“Ik vond het heel raar dat er in de finale niet met mekaar gesproken werd in de groep achter Bettiol. Begrijp me niet verkeerd: Bettiol heeft zijn zege niet gestolen. Maar als we achter hem een beetje tempo maken, maakt hij geen kans. Nu is er eigenlijk niet gereden, alleen maar gedemarreerd en weer stilgevallen. Raar.”
Ook opvallend: ook al ben je de absolute kopman, in de bus of op de tactische besprekingen ben je niet de grote ‘patron’. We hebben je amper je stem horen verheffen.
“Ik voel me niet de grote patron. Laat staan dat ik bizarre eisen zou stellen of renners ga liggen uitschelden in de finale. Zonder namen te noemen: ik weet dat er kopmannen zijn die anders zijn. Ze noemen dat temperament. Maar ik zit zo niet in mekaar, en eigenlijk vind ik het ronduit onbeleefd. Iedereen doet wat hij kan. Daarom zal ik op zo’n tactische bespreking zelden veel zeggen. Je moet iets kunnen toevoegen. Als voor iedereen duidelijk is wat zijn taak is, hou ik liever mijn mond.”
Op stage reed een cameraploeg van fietsenfabrikant Canyon voortdurend achter je aan, ook in een kleine rittenwedstrijd wordt de rennersbus bestormd , en zelf trippelden we ook constant achter je aan. Je bent op korte tijd een fenomeen geworden in de hele wielerwereld.
“Canyon vond ik wel cool. Dat zo’n merk zich met mij wil associëren, blijf ik flatterend vinden. Maar het klopt: de impact van het wegwielrennen is inderdaad heel groot. Veel internationaler. Ik merk het zelfs in eigen land. Als ik vroeger in Nederland kwam, werd ik altijd veel minder herkend dan in Vlaanderen. Dat verandert ook.”
Hoe reageren de andere toppers nu ze er plots een megaconcurrent bij krijgen?
“Na mijn zege in Dwars door Vlaanderen heb ik in de eerste honderd kilometer van de Ronde veel felicitaties gekregen. Trentin, Lampaert … Van Sagan niet, neen. Ik weet niet of hij mij kent. Ik heb nog nooit met hem gesproken. Ik heb de indruk dat hij sowieso met niet veel renners praat tijdens de wedstrijd.”
Ook gezien, en waarvoor dank: je bent een van die twintigers die nog kranten leest. Al veel onzin gezien?
“De meeste dingen die over mij gaan, lees ik wel. Ik vond het vooral leuk dat ik kon tonen dat ik ook in die lange wedstrijden kan presteren. Dat was misschien wel het beste aan de Ronde van Vlaanderen. Ik had vooraf zien passeren dat de grote afstanden mij wellicht wat minder zouden liggen, dat ik dat niet zou kunnen. Dat kunnen ze niet meer schrijven.”
Nog rechtzettingen?
“Die 6 op 10 na de Ronde van Vlaanderen in jullie krant vond ik belachelijk.”
Voor alle duidelijkheid: we noemden je de beste renner in koers, maar opperden dat je val te wijten was aan de vele risico’s die je nam.
“Ik zou te veel de gootjes en stoepranden opzoeken. Maar wie neemt er dan geen risico? Tachtig procent van het peloton rijdt zo. Doe je dat niet, dan lig je honderd keer op je gezicht in de Ronde. Dat ik daar op een bloembak rijd, is ook niet mijn fout. Vlak voor mij werd de deur dichtgedaan, dat was mijn enige uitweg. Is het omdat ik die naam een beetje heb vanuit de cross? Geen idee. Maar ik ben net iemand die weinig risico’s neemt op de weg.”
Wij zagen je vooral met je ogen draaien als je witte broek ter sprake kwam.
(lacht) “Wat daarover geschreven is … Terwijl ik die gewoon aangedaan heb omdat ik ze mooi vind. Later moet ik van mijn pa dan lezen dat het zogezegd een strategisch manoeuvre was. Ik zou beter herkenbaar geweest zijn. Dat was het eerste wat ik daarvan hoorde. Onze pa zegt soms maar wat.”
Een keer hebben we je slecht gehumeurd gezien: de dag na je val in Nokere Koerse.
“Oei. Sorry. Dat was de dag waarop we het parcours van de Ronde hebben verkend. Dat was inderdaad niet mijn beste dag. Het was ook een klap, die val. De verkenning moest ik een beetje tegen mijn zin doen. Maar het moest gebeuren. Ik had ook met de auto kunnen verkennen. Maar ik ken mezelf: na vijf minuten heb ik er dan al spijt van dat ik niet op de fiets gestapt ben. Ik kan dat niet verdragen. Dan nog liever slechtgezind fietsen.”
Ook dat prees je hoofdsponsor: hij had zelden iemand met zoveel beroepsernst gezien.
“Dat klopt wel, denk ik. Ik leef best wel voor mijn vak. Ik ga op tijd naar bed en qua alcohol of voeding zul je mij tijdens het seizoen niet veel slippertjes zien maken.”
Zegt de man die we in het Circuit de Sarthe een zorgvuldig verstopte zak pickleschips zagen binnensmikkelen.
(lacht) “Een chipske af en toe moet kunnen, toch? Zeker na een zware rit. In de Ronde van de Elzas vroeger gingen we nog verder. Nadat we er in de voorlaatste rit een keer helemaal niets van gebakken hadden, stelde Christoph (Roodhooft, sportief manager, nvdr.) voor om eens alles te doen zoals het niet hoort. Toen waren we ’s avonds frieten, hamburgers en pizza’s aan het eten. De dag erna vlogen we. Sindsdien is het zelfs een traditie op zaterdag in de Elzas. Een beetje vettigheid kan soms geen kwaad.”
Tot slot: ga je na de Amstel Gold Race direct weer de mountainbike op?
“Eerst toch maar even niets doen. Die mountainbike volgt nadien wel. Trouwens: na de Amstel ga ik samenwonen. Eerst verhuizen dus. (haalt schouders op) Dat is weer iets om naar uit te kijken.”