quote:
In onze krant van gisteren kon u lezen dat maar liefst de helft van de profrenners niet rondkomt met zijn loon, zo bleek uit een exclusieve enquête. Binnen het peloton geldt nochtans niet alleen een omerta als het over doping gaat, ook over hun loon praten de renners niet graag. Wij vonden er wel één die zijn boekje anoniem wilde opendoen. We ontmoetten hem in het grensgebied tussen Oost- en West-Vlaanderen. Onze man is een dertiger, is getrouwd en heeft kinderen. Momenteel maakt ook hij deel uit van het peloton. Een monoloog.
“Ik ben beginnen te koersen op mijn twaalfde. In de jeugdreeksen heb ik alles met de natte vinger gedaan, ik had geen trainer. Op mijn 22ste tekende ik een profcontract van twee jaar bij een procontinentale ploeg. In mijn tweede jaar haalde ik meteen enkele podiumplaatsen en zo heb ik snel kunnen bijtekenen. Op dat moment ben je content. Als neoprof koerste ik aan een minimumloon. Als je dan plots een loonsverhoging krijgt, teken je snel bij. Te snel, mede onder druk van mijn makelaar. Zo hoefde hij twee jaar lang niets meer te doen, zijn geld was binnen. Achteraf gezien heb ik daar mijn eerste grote fout gemaakt. Vlak nadat ik had bijgetekend, kreeg ik telefoon van een team uit de World Tour. Mijn loopbaan had er heel anders uitgezien als ik daar had kunnen tekenen, maar dat kon dus niet meer.”
“Toen ik later opnieuw van ploeg veranderde, wilden ze me een contract van twee jaar voorschotelen. Maar ik wou maar voor één jaar tekenen omdat ik redelijk goed had gereden en de kans er dus inzat om een jaar later elders meer te gaan verdienen. Ik wilde toen dat risico nemen, ja. Maar het is misgelopen, ik had een slecht jaar. Ze hebben toen ook beslist om mijn contract niet te verlengen. Daar is nooit open over gecommuniceerd tegen mij of mijn makelaar. Maar ik voelde dat wel aankomen, net omdat er niet over gesproken werd. Ik kreeg het nieuws uiteindelijk te lezen in een ontslagbrief die ik thuis kreeg. Let op: soms sturen ze eerst je ontslagbrief, om je nadien tóch een nieuw contract te laten tekenen. Je zit als renner ook in een zwakke positie. Ploegen kunnen zeggen: Je tekent voor een minimumloon of je moet weg. Ik heb het zelf nooit meegemaakt, maar dat zijn zeker geen uitzonderingen.”
“Soms dwingen ze een coureur op zo’n moment om een sponsor aan te brengen als hij een nieuw contract wil tekenen. Zo zijn er bijvoorbeeld coureurs van wie pa een bedrijf heeft dat de ploeg sponsort. Dan betaal je eigenlijk je eigen loon. Of beter: je pa betaalt je loon. Dat werd dan ook openlijk gezegd: Of die presteert of niet maakt niets uit, die betaalt zijn eigen contract. Dat is wel ambetant, ik heb er bij de jeugd altijd hard voor moeten werken om die stap te zetten. En als je dan hoort dat er renners zijn die eigenlijk plaatsjes wegpikken... Je kan het ook niet bewijzen, hé, want het staat niet op papier. Toen ik begon, hoorde ik dat het bij Landbouwkrediet heel veel werd gedaan, net als bij de ploegen van Hilaire Van der Schueren. Iedereen weet dat het gebeurt. Coureurs die heel laat tekenen – pakweg in oktober, november of december –, daar moet je geen tekening bij maken.”
***
“Maar ik stond ondertussen dus wel op straat. Omdat ik zolang in het ongewisse werd gelaten, duurde het lang voordat ik iets nieuws had. De plaatsjes zijn ook weg bij de andere teams. Toen heb ik een stapje teruggezet naar een continentale ploeg om later opnieuw hogerop te geraken. De voorwaarden waren minder gunstig en de ploeg stelde weinig voor. Het ontbrak er aan een degelijke structuur en er was geen begeleiding. Zo erg had ik het nog nooit meegemaakt. Dat ik het met minder moest doen, daar had ik me intussen al overgezet. Maar tijdens het eerste ploegweekend – stages waren er zelfs niet – wist ik al genoeg. Het was één week voor het seizoen begon en ’s avonds werden er frieten geserveerd. En daarna werd ons gezegd: Ga maar iets drinken, mannen. Maar niet te zat. Allee, hoe kan zoiets? De week nadien begon het seizoen. We gingen naar de koers in een afgeleefde camper, zonder douche en wc. Er was ook geen fysieke begeleiding. En wattages? Ze wisten niet eens wat dat was. Zelfs de sponsors hadden er genoeg van.”
“Als we gingen koersen in Frankrijk, deden we de verplaatsingen de dag voor de koers met de auto. En na de wedstrijd reden we ’s nachts in één trek terug. Soms was je pas om vier uur ’s morgens thuis. Of het bij alle continentale teams op die manier gebeurt, weet ik niet. Ik praatte er ook niet over met andere coureurs, want het was gewoon gênant.”
“Gelukkig had ik in het midden van het seizoen een gesprek met een procontinentaal team. Ze wilden graag met mij in zee gaan. Nadat ik daar getekend had, heb ik mijn ploeg eerlijk laten weten dat ik wegging. Dat had ik beter niet gedaan. Ik had een contract van 40.000 euro met daarbovenop premies en prijzengeld, maar naar mijn prijzengeld heb ik kunnen fluiten. Die premies zouden dan ook nog eens gedeeltelijk in het zwart betaald worden.”
“Ik was bij die ploeg wel een van de beter betaalden. Ze hadden allemaal parttimecoureurs, die tussen 500 en 700 euro netto per maand verdienden. Zo’n parttime statuut, ik vind dat niet kunnen. Ofwel ben je prof, ofwel niet. Echt triest dat die renners zo rijden. Ze doen dikwijls niets naast het wielrennen. Ze wonen nog thuis of worden deels in het zwart betaald. Van zo’n laag loon kan je niet leven en niet op niveau rijden. Wij oefenen een risicoberoep uit en daar moet iets tegenover staan.”
“Momenteel ben ik nog altijd beroepsrenner. Het was niet zo simpel om dat contract binnen te halen. Ik had een manager, maar daar had ik niets aan. Ik ben op eigen initiatief mijn cv beginnen rond te sturen, want mijn manager deed het niet. Mijn huidige contract heb ik zelf onderhandeld. Ik heb wel de indruk dat de ploegmanagers het appreciëren dat je zelf als renner je contract onderhandelt. En door mijn eigen ervaring weet ik intussen wel welke de gangbare lonen zijn.”
“Mijn makelaar deed enkel alles voor zijn toppers, aan wie hij veel geld verdiende, voor de anderen niet. Als je als makelaar naar de ploegen gaat en je geeft daar een bundeltje af met vijf coureurs van hetzelfde type, dat is niet onderhandelen, hè. Probleem is dat die makelaars veel te veel coureurs hebben. Ze zouden er maximum tien mogen hebben om goed werk te kunnen leveren. Sommige ploegmanagers werken ook niet graag samen met makelaars. Die onderhandelen liever rechtstreeks met de renners.”
“Bij die onderhandelingen zijn de ploegmanagers altijd heel vriendelijk. Ze hebben in hun hoofd hoe ze willen dat je presteert, maar achteraf was er vaak nauwelijks opvolging en kreeg je verwijten dat je niet genoeg trainde. Het interesseert hen gewoon niet. Wat hen wel interesseerde, waren de uitslagen.”
***
“Ik verdien nu ongeveer 70.000 euro per jaar, zonder premies en prijzengeld. Niet slecht, zeker als je ziet wat ik zou verdiend hebben met mijn diploma. Maar in vergelijking met andere profcoureurs is het niet zoveel. Dat de partner mee moet gaan werken bij de meeste coureurs om rond te komen, kan ik geloven. Mijn vrouw werkt ook. Het is ook zeker niet zo dat je kan rentenieren na je carrière. Ik sta er niet bij stil dat ze in het voetbal veel meer verdienen dan in de koers. Dan had ik maar voor het voetbal moeten kiezen.”
“Dat de contracten in het wielrennen slechts één of twee jaar duren, is mentaal wel zwaar. Het gaat allemaal goed tot half juli en dan begint dat in je hoofd te spelen. En wat in je hoofd speelt, dat bepaalt ook je prestaties. Die onzekerheid was ook voor mijn vrouw en kinderen niet plezant. Het zorgde voor stress in het huishouden. Gelukkig heeft die onzekerheid altijd maar geduurd tot oktober, drie maanden dus. En gelukkig is het tot nu toe altijd goed uitgedraaid. Ik ben toch nog steeds beroepsrenner.”
***
“Ik ben nu ouder dan dertig en heb de World Tour opgegeven. Het kan nog wel, maar de kans is klein. Ik zit nu goed. Als ik zou kunnen verlengen voor drie jaar of zo, dan zijn we toch alweer ouder. Maar de World Tour blijft wel nog altijd het schoonste, denk ik. Al proberen die mannen je vaker weg te duwen in het peloton. Maar je moet er niet aan toegeven, iedereen moet vechten voor zijn plaats. Sommige landgenoten die bij een World Tour-ploeg zitten, zeggen ook geen goedendag tegen procontinentale of continentale renners.”
“Wat er volgens mij zou moeten veranderen aan de koers? Die ploegleiders van de oude stempel moeten eruit. Zij zijn niet goed voor de wielersport. En de jongere renners die prof worden, moeten beter begeleid worden door de ploegen, want dat is de basis van je carrière. Het is nuttig dat je gecoacht wordt, zowel over de koers zelf als over alles wat erbij komt kijken. Er zouden meer opleidingsploegen à la Sport Vlaanderen moeten zijn. En als ik jonge renners nog een tip mag geven: zoek een goede boekhouder. Dat is veel belangrijker dan een manager. Omdat je in het wielrennen veel in het buitenland zit, maakt het veel verschil uit hoeveel belastingen je betaalt. Je moet je whereabouts ingeven en die steek je bij je belastingfiche en dan weten ze hoeveel dagen je gereden hebt in het buitenland. Voor een renner is het heel gunstig om in Nederland, Spanje of Italië te rijden, want daar word je lager belast.”
***
“Met het leven na mijn carrière ben ik nu totaal nog niet bezig. Ik zou graag manager of ploegleider willen zijn bij een ploeg omdat ik denk dat ik dat in me heb. Maar bijna iedereen wil graag in de koers blijven en daar is geen plaats voor. Ik begrijp dat wel, je zit er ook zoveel jaren in. Iets wat je graag doet, wil je blijven doen. Maar het is sowieso belangrijk dat je zo snel mogelijk iets vindt om niet in het gevreesde zwarte gat te vallen. Ik denk niet dat mij dat zal overkomen, maar misschien denk ik er over vijf jaar anders over.”
Momenteel dertiger, prof geworden op zijn 22e. Wie o wie?