quote:
Waarom wielrennen achterophinkt bij de jeugd
Chasse-patate. Volgens Van Dale “de achtervolging van koplopers door een renner die niet in staat is het gat dicht te rijden”. En dat is precies wat vandaag gebeurt met de wielersport zelf. Pijnlijk ver achter in vergelijking met andere sporten. Er zijn er minstens acht populairder bij de jeugd. NU ontdekt zes struikelblokken én zes oplossingen.
OBSTAKEL 1: Wegen zijn te onveilig
“Onlangs kwam mijn zoon thuis van een training. Het ging goed, ma, maar één keer gevallen”
Hét bezwaar van ouders met een fietsend kind: de onveiligheid in ons verkeer. Jaarlijks 600 verkeersdoden, bijna twee per dag. Je zal zoon- of dochterlief dan maar aanmoedigen om ’s avonds nog een trainingsritje te maken. “Fietsen is sowieso een gevaarlijke sport”, zegt Griet Langedock, organisator van Gent-Wevelgem en wielermama. “We hebben het hier in 2016 van dichtbij meegemaakt hoe profrenner Antoine Demoitié aangereden werd door een motor, en daarna overleed. Maar ook op training kan het fout gaan. Onlangs kwam mijn zoon thuis: Het ging goed, ma, ik ben maar één keer gevallen. En eigenlijk hou ik nog méér m’n hart vast als hij met de fiets naar school vertrekt, dan rijdt hij sowieso alleen.”
Vandaag is veilig trainen een stuk moeilijker dan twintig jaar geleden, zeggen onze experts. Na schooltijd nog even de weg op om een stukje te fietsen, is een beproeving geworden. “De wielerclub van mijn zoon traint soms op een industrieterrein waar het in het weekend veel kalmer is”, aldus Langedock. “Maar verkeer helemaal uitsluiten kan niet.”
Oplossing: afgesloten parcours
Eigenlijk bestaat er al veilige trainingsinfrastructuur. Alleen is die nog te beperkt, in sommige gevallen al tien jaar verloederd of simpelweg niet gekend. In het ergste geval een combinatie van die factoren. “In Veurne worden landelijke wegen op woensdagmiddag afgesloten voor verkeer”, zegt Frank Glorieux, CEO van Cycling Vlaanderen. “In Ursel kan je soms terecht op een vliegveld, in Heverlee op een militair domein en in Zolder op het racecircuit. Daarnaast telt Vlaanderen ook een tiental wielerpistes, waarvan sommige vergane glorie zijn. In Brugge is er een prachtige open wielerbaan die op een lijst staat om afgebroken te worden. We maken nu een inventaris van al die banen. Er is een plan om clubs te stimuleren om er zomercompetitie te rijden en pistes uit te bouwen voor clubwerking, jeugdwerking en recreanten.”
Dat de wielerpiste ook succesvolle wegrenners kan baren, heeft met name de Britse wielerbond het voorbije decennium bewezen. Mark Cavendish (wereldkampioen 2011), Bradley Wiggins (Tourwinnaar 2012), Geraint Thomas (Tourwinnaar 2018): allen draaiden ze in hun jeugdjaren eindeloos rondjes op de piste.
OBSTAKEL 2: Het is te duur
“Bij wedstrijden zie je op vijftig deelnemers soms veertig camionettes en mobilhomes, speciaal gekocht voor zoon of dochter”
Op wedstrijden zie je ze blinken: de fietsen van prestigieuze merken waarmee ook jonge rennertjes al rijden. Zo’n nieuwe fiets heb je niet voor minder dan 1.000 euro. En dan moet je helm, schoenen, verplichte medische controle en lidgeld nog betalen. “Een fiets van 2.000 euro heb je als jonge renner écht niet nodig”, zegt ex-prof Marc Wauters. “Sep Vanmarcke is begonnen op een occasiefiets, mijn eigen zoon ook. Als jongeling groei je snel uit een fiets, dan kan je de centen van bomma beter anders besteden. Het probleem is natuurlijk dat renners in een club soms opgezweept worden om mee te doen. Bij wedstrijden zie je op vijftig deelnemers soms veertig camionettes of mobilhomes: speciaal gekocht voor de carrière van zoon of dochter. Níét het goeie voorbeeld.”
Dan is voetbal een pak democratischer. Een paar voetbalschoenen en een lidkaart bij een club. Het grootste risico is dat de schoenen niet passen.
Oplossing: ruilen en recycleren
Griet Langedock kan meespreken over het prijskaartje. “Alles samen staat hier voor 700 euro aan fietsmateriaal van m’n zoon. Mochten we alles nieuw gekocht hebben, dan was dat 2.000 euro. Helm en schoenen vonden we op een tweedehandsbeurs.” En als je een fiets gekocht hebt, moet die ook nog eens afgesteld worden, wil hij wedstrijdgeschikt zijn. Voor elke leeftijdscategorie geldt een maximale grootte van verzet, zodat jonge renners medisch verantwoord trappen. Een precisiewerkje voor de fietsenmaker. “Ik heb het geluk dat m’n partner iets van fietsen kent”, zegt Langedock. Kennis en materiaal uitwisselen onder ouders zou een oplossing voor veel problemen kunnen zijn. “Ik zie Facebookpagina’s met resultaten van jonge renners”, aldus Langedock. “Op zulke pagina’s zou je ook materiaal kunnen aanbieden dat anders in een garage staat te verkommeren. Clubs zouden ook een soort tweedehandswinkeltje kunnen opzetten met materiaal van leden.” Samen met de prijs kan het misschien de prestatiedruk en profileringsdrang drukken.
Obstakel3: vooral veel oude mannen
“Meer dan de helft van de clubs was niet geïnteresseerd in een meisjeswerking”
De koers in Vlaanderen stamt uit het kasseien tijdperk. Clubs verbonden aan lokale cafés, waar lokale renners verwelkomd worden door lokale mecenassen. Veelal oudere mannen die vandaag nog ouder zijn. Koerstraditie wordt van vader op zoon doorgegeven. Daardoor is jeugdwielrennen een geslotener milieu dan pakweg voetbal, waar veld en kantine een sociale hub vormen. “Ik heb zelf mee een club voor m’n zoon gezocht,” aldus Frank Glorieux. “In die zoektocht belandden we eerst in een café, in een achterafzaaltje bij de stoof. Komde gij u inschrijven? was de voornaamste vraag. M’n zoon kon er zonder meer starten. Niks over verwachtingen of visie. Dan had ik een beter gevoel bij de volgende club. Daar ging het ook over alternatieve trainingsvormen tijdens de winter. Dat kunnen stabilisatie-oefeningen zijn in een zaal, maar evengoed gaan schaatsen. Moderne clubwerking, kortom.”
Vooral de instroom van meisjes stokt: geen honderd nieuwe rennertjes per leeftijdscategorie per jaar, in heel Vlaanderen.
De oplossing: verlaag de drempel
Om de clubs aan te sporen ook met meisjes te werken, laat de overheid een deel van de subsidies daarvan afhangen. Dat blijkt niet genoeg. Toen de clubs vorig jaar gevraagd werd of ze een startdag voor meisjes zouden organiseren, bleek meer dan de helft niet geïnteresseerd, weet Lieselot Decroix, zelf coach bij een club mét meisjeswerking. “We hebben er nu 21, drie jaar geleden nog maar drie. Ze komen omdat vriendinnen al bij ons fietsen, omdat we niet enkel voortdoen met de twee beste, en omdat we in de week een vast trainingsmoment hebben. Tot en met de aspiranten (12 tot 14 jaar, nvdr.) rijden jongens en meisjes samen. Daarna apart, dat willen meisjes ook. Het is bewezen dat ze vanaf de puberteit 30 procent minder sterk worden dan jongens. De instroom kan in veel clubs beter, maar ik zie het goedkomen. Er is meer media-aandacht voor het vrouwenwielrennen, en meisjes kiezen nu ook al voor BMX.”
Obstakel 4: Het is te saai
“De weg naar een profcarrière is láng”
Elke profrenner weet het: soms is wielrennen verschrikkelijk saai. Uren rondjes malen voor de tv-verslaggever inpikt en het wat loskomt in het peloton. Voor een jonge renner is het niet anders: er wordt véél gemaald zonder meer. Chapeau voor wie dat van z’n 10de tot z’n 20ste spannend kan houden. “De weg naar een profcarrière is láng”, weet Marc Wauters. Reden temeer om jonge renners niet voor hun 15de aan wegwielrennen te laten doen, zeggen sommigen.
De oplossing: BMX, mountainbike en cyclocross
“Kinderen moeten eerst spelen met een fiets, niet te vroeg veel trainen of wedstrijden rijden”, zegt Wauters. “Het moet vooral fun blijven.” Er is cyclocross, er is mountainbike, voor kinderen vanaf 5 jaar zijn er al clubs om te BMX’en. Dé sport waarover elke expert zegt: de beste basis om later de weg op te gaan.
“De instroom van jonge wegrenners kalft wat af ten voordele van de instroom naar BMX”, zegt Frank Glorieux. “Het is hipper, en als ouder toffer om te weten dat je je kind bij een afgesloten parcours afzet. BMX’ers worden de behendigste renners, zien we. Als ze later overstappen naar het veldrijden of wegwielrennen, krijgen we de beste coureurs: zo behendig, nooit een probleem om in peloton te rijden. Nu al zien we er switchen naar de piste. Ze kunnen er doorgroeien en zelfs medailles pakken.”
Voor een brede BMX-werking heb je infrastructuur nodig, terreinen met bochels en bochten. Cycling Vlaanderen brengt die vandaag in kaart. Om er nieuwe aan te leggen, laat de wielerfederatie zich inspireren door het hockey-model: eerst geïnteresseerde ouders verenigen, daarna naar het gemeentebestuur. Met een plan dat iets kost: 250.000 euro voor een BMX-terrein. Of die som de investering waard is? “Waar infrastructuur is, ontstaan clubs,” aldus Glorieux. En waar clubs zijn, komen jongeren proeven van meer dan wegwielrennen alleen. Of zoals Marc Wauters zegt: “Wat Peter Sagan nu qua behendigheid te danken heeft aan BMX en mountainbike, leer je niet meer op je 18de.”
OBSTAKEL 5: Jeugd kan niet meer fietsen
“Sommige jongeren gaan al op stage terwijl ze eigenlijk nog recht moeten leren plassen”
Tijdens events valt het op. Dan staat er bijvoorbeeld een hindernissenparcours op de zeedijk, blijken de kinderen amper nog over een balkje te kunnen fietsen. Van die – geïnteresseerde – jongeren moeten we dan verwachten dat ze later in peloton sjezen zonder ongelukken? “Mijn zoon is aangesloten bij een club en moet eigenlijk eerst nog deftig leren rijden”, zegt Griet Langedock. “Bij andere clubs zie ik soms jongeren meegaan op buitenlandse stage terwijl ze eigenlijk nog recht moeten leren plassen.” (lacht)
Oplossing: Kidz on Wheelz
Het rondreizende promocircus Kidz on Wheelz is een eerste stap. Kinderen van 5 tot 15 worden er verleid om avontuurlijk te fietsen. Op de zeedijk, op autoloze zondagen of in de marge van Gent-Wevelgem. Begeleiders proberen ermee te ontdekken welk type renner je bent. Het project wordt nu uitgebreid met een sprong: vanaf maart krijgen 140 Vlaamse scholen bezoek van de Kidz on Wheelz-parcours en begeleiders. “We gaan van alle verschillende disciplines, van veld tot weg, wat proberen mee te geven”, zegt Frank Glorieux van Cycling Vlaanderen. “Meer dan de kegels en krijtstrepen van vroeger, bijvoorbeeld met een pumptrack (hobbelparcours, nvdr.). En dan hopen dat jongens en meisjes ook eens bij een wielerclub uit de buurt gaan kijken.”
Na de scholenronde van Vlaanderen hoopt Cycling Vlaanderen 3.000 kinderen aangesproken te hebben. Wie zich dan wil aansluiten bij een club, en ook wedstrijden wil rijden, wacht een verplichte proef. Die is er sinds twee jaar, en laat je pakweg een bal van een kegel plukken. De Cycling Vlaanderen-variant van het autorijbewijs, zeg maar.
Obstakel 6: Geen superheld
“Een Tom Boonen-effect konden we zien in de cijfers, een Greg Van Avermaet-effect niet”
De jaarcijfers liegen niet. “In 2005, het jaar dat Tom Boonen wereldkampioen werd, noteerde de federatie een stijging”, aldus Frank Glorieux. “Daarna zakte het weer, een Greg-effect zagen we niet.” Die heeft niet de sexyness van Boonen, is meer sporter dan vedette. Nochtans kan je het belang van een rolmodel moeilijk overschatten. Voor jongens zijn dat vooral topsporters, voor meisjes vaker familieleden, lijkt het. “Nogal wat meisjes gaan zelf fietsen omdat vader, broer of moeder er al mee bezig is”, zegt Lieselot Decroix. “Een Jolien D’Hoore-effect (zij pakte in 2017 olympisch goud op de piste, nvdr.) heb ik voorlopig nog niet gezien. Wat niet wil zeggen dat zo iemand onbelangrijk is voor ouders. Als die dat zien, verlaagt de drempel om hun dochter te laten fietsen. Misschien kan ze er ooit wel iets mee verdienen, kunnen ze dan ook denken.”
Oplossing: duimen voor Remco & Cameron
In wielermiddens spreekt men van een opkomend Remco-effect. Jongens die al op hun 18de denken prof te kunnen worden. Zoals Remco Evenepoel dus, het fenomeen van Deceuninck–Quick-Step. Voor alle duidelijkheid: géén exponent van een succesvolle wielerjeugdwerking, maar een toevalstreffer nadat Remco het voetballen bij Anderlecht voor bekeken hield. “Laten we wel wezen”, duidt Griet Langedock. “Wat Remco Evenepoel vooral al bewezen heeft, is dat je succesvol kan overschakelen van een andere sport naar de koers. Als hij zich verder ontwikkelt zoals hij nu doet, kan hij inderdaad voor een nieuw Boonen-effect zorgen. Hij heeft présence, zelfvertrouwen, en spreekt z’n talen. Maar ook bij de meisjes zie ik iemand met zo’n mogelijke aanzuigfunctie. Cameron Vandenbroucke, de 19-jarige dochter van wijlen Frank, ruilde de atletiek in voor het opleidingsteam van Lotto Soudal Ladies. Laten we hopen dat zij voor veel meisjes een voorbeeld kan zijn.”