Een goede serie lezingen.
Lecture 4: Is Economics a Science?Robert Skidelsky is verwarrend in zijn uitleg over de overeenkomst tussen de klassieke mechanica en een markteconomie. De overeenkomst is dat het beide uitwerkingen zijn van de kringloopgedachte.
Voor de economie geldt:
De macro-versie (globaal) is het idee van een economische kringloop,
de kringloop tussen consumenten en producenten. Dat is verduidelijkt in het evenwichtsmodel van Leon Walras. Het model veronderstelt dat alle markten tegelijk in evenwicht zijn en leidt daar de consequenties uit af (i.h.b. de matrix van alle substitutie goederen).
De micro-versie (lokaal, op de marktplaats) is het idee van een dynamische balans. In de economie is dat
de balans tussen vraag en aanbod. Het verwarrende daarvan is, dat de balans tussen vraag een aanbod een collectief verschijnsel is, een vorm van zelforganisatie binnen de groep (en dat verwacht je niet in de micro-versie van de theorie). Een economische evenwicht lijkt op een thermodynamisch evenwicht. De neiging tot evenwicht lijkt op een thermodynamische wet (een macroscopische wet! ).
Je zou, in plaats daarvan, de economische transactie als de micro-versie van de economische kringloop moeten zien. In een transactie vindt een herverdeling van geld en goederen plaats, net zoals er in een natuurkundige interactie een herverdeling van een impuls en energie plaatsvindt. De drijvende kracht of oorzaak in een markteconomie ('the force of gravity') is de behoefte bevrediging (en soevereiniteit) van de consument.
Zo beschouwd, is de dynamische balans van de micro-versie:
een ruil van gelijke waarde (wat erin gaat, komt er ook weer uit). Maar dat is alleen het geval in de evenwichtstoestand in een ideale vrije markt, want alleen dan is iedereen een prijsnemer, en zijn de marktprijzen een (gemeenschappelijk) gegeven. In een transactie betaalt de consument een geldbedrag, en dat bedrag is in balans met marktwaarde van het product dat hij daarvoor terugkrijgt. Daarmee wordt het ontstaan van de evenwichtstoestand en de marktprijzen een verhaal dat voorafgaat aan de economische kringloop (en dat is onlogisch).
De markteconomie, in vergelijking met de klassieke natuurkunde, bestaat uit:
1. een uitwerking van de economische kringloop. Een dubbele kringloop:
- een kringloop van geld die de ene kant opdraait,
- een kringloop van goederen die de andere kant opdraait.
In de evenwichtstoestand in een ideale vrije markt zijn het stromen van gelijke waarde, en is het volgen van 1 van beide voldoende, zeg de kringloop van geld. De kringloop van geld (en waarde) is vergelijkbaar met de kringloop van impuls (en energie). De herverdeling van geld en goederen is een transactie, en de markteconomie is de som van alle transacties. Het lijkt op de mechanica van Newton.
2. een verhaal over het ontstaan van de marktprijzen. De balans tussen vraag en aanbod is een collectief fenomeen, vergelijkbaar met een dynamische balans in de statistische mechanica. Het ontstaan van een uniforme marktprijs in de markt lijkt op het ontstaan van een uniforme temperatuur in een fysisch systeem. Maar dan zonder een overtuigende notie van
entropie*, want men zoekt de begrenzing van alle mogelijkheden in 'statische nutsfuncties', verzadiging en 'rationele nutscalculaties'. Overigens, de evolutieleer, het prijsmechanisme (de marktwaardeleer), en de statistische mechanica komen in dezelfde tijd op (eind 19
e eeuw) en gaan allemaal over zelforganisatie.
De reden waarom je niet snel in een evenwichtstoestand zal geraken, is omdat iedereen ervan wegvlucht. Alle winsten zijn er nul, in een situatie van volledige vrije competitie! Dat is alleen mogelijk, als iedereen op subsistence niveau vecht voor zijn leven, zonder groei.
Het enige aantrekkelijke aan deze situatie: alleen dan is de economische '
waarde kringloop' logisch consistent (wat ook nog samenhangt met een bepaald idee van rechtvaardigheid: perfecte wederkerigheid). In de kringloop van waarde kan waarde allerlei vormen aannemen, zoals nutswaarde, arbeidswaarde, ruilwaarde, geldwaarde, ..., net als energie in een fysische systeem. Als de waarde kringloop logisch consistent is, dan zijn al deze vormen van waarde in elkaar te vertalen, en het meest praktische is, om ze allemaal te vertalen in geld (de marktprijs). In de evenwichtstoestand lijkt de kringloop van geld op de kringloop van impuls, en de kringloop van waarde op de kringloop van energie.
Conclusie:
Wat economen de micro-economie noemen, is geen micro-economie. De balans tussen vraag en aanbod is een collectief verschijnsel, zelfs als het maar 1 goed betreft, en een collectief verschijnsel noem je geen micro-theorie.
---------------------------------------------------
* EntropieEntropie is een grootheid, die pas optreedt als je onderscheidt maakt tussen een microbeschrijving (met microtoestanden) en een macrobeschrijving (met macrotoestanden). Omdat er veel minder macrotoestanden zijn dan microtoestanden, vallen meerdere microtoestanden onder dezelfde macrotoestand. De logaritme van
het aantal microtoestanden dat valt onder een macrotoestand, is de entropie van de macrotoestand (de logaritme, want dat maakt van entropie een lineaire grootheid). Je kunt met dit begrip alleen uit de voeten, als je weet wat alle mogelijke microtoestanden zijn. Dat vereist een
totaal overzicht, of een idee van
het geheel. En dat is wat ontbreekt in de markteconomie. Wat zijn in een markteconomie alle mogelijke (micro)toestanden?
Net zoals 'het atoom' als een houvast voor het denken fungeert (het punt waar het inzoomen stopt), zo fungeert ook 'het geheel' als een houvast voor het denken (het punt waar het uitzoomen stopt). En daaraan schort het in dit geval. Het is de reden waarom in de economie het dynamische evenwicht tussen vraag en aanbod niet in termen van entropie wordt begrepen.
Er is wel iets, dat een zekere afbakening van de mogelijkheden begrijpelijk maakt: nutsfuncties & verzadiging. De nutsfunctie, die het nut van een goed voor de consument definieert, neemt af met de hoeveelheid. Het is voldoende om te kunnen bewijzen, dat er in het marktmodel een evenwichtstoestand bestaat (mbv de dekpunt stelling van Brouwer). Maar in de reele wereld ontstaan er nieuwe goederen, en vertaalt geld zich in status en macht. Treedt er dan nog steeds verzadiging op? En als het onprettig wordt, dan maken mensen andere (politieke) keuzes; hoezo 'statische nutsfunctie' en welke 'nutscalculatie'? Hoeveel vrijheidsgraden zijn er in het spel?
Kortom:
de economie is niet gesloten; er is geen idee van het geheel van alle mogelijkheden. Daarom is het niet noodzakelijk dat het systeem een evenwichtstoestand heeft, of daarnaar tendeert. Daar de marktlogica een ingebedde logica is, ingebed in de universele causale logica, is het niet verwonderlijk dat de markteconomie geen gesloten universum is. Zonder evenwicht is er geen (gemeenschappelijk) idee van een ruil van gelijke waarde,
en de kringloop van waarde gebroken.
Door de marktlogica (de wet van vraag en aanbod) te
veronderstellen, wordt alles dat niet deze logica volgt beschouwd als een externaliteit. Een externaliteit, niet in de gebruikelijke betekenis, als dat wat buiten de economische rekensom valt, maar als iets dat buiten de logica valt, zoals oorzaak en gevolg buiten de marktlogica valt (en zo is de wereld op zijn kop gezet).
--------------------------------
Perry G. Mehrling's college (in 22 delen, ook in dezelfde link te vinden,
shortcut, ook interessant) gaat over de zienswijze in de financiele wereld. In de eerste twee lezingen legt hij uit hoe zij voortdurend in termen van balansen denken. De onderliggende logica is:
1. geld is een vaste hoeveelheid, zeg nul,
2.
waar alleen nullen bij opgeteld mogen worden.
Door nul te lezen als de som van een
positief bedrag en een
negatief bedrag, kun je dus positieve geldbedragen creeren als je tegelijkertijd ook schuld creeert. In dat geval is iedere euro die je bezit, een euro schuld voor iemand anders. Als iemand veel geld bezit, dan zijn mensen hem veel verschuldigd.
Zo krijgt geld zijn waarde. Als de totale hoeveelheid geld nul is, dan bestaat alles uit kredietrelaties en heeft geld geen (eigen) essentie.
Geld behoud zijn waarde alleen, als je je houdt aan de regel, dat je alleen nullen bij de geldhoeveelheid mag optellen (always keep the balance). Als de centrale bank geld creeert, dan koopt het er iets voor dat
nominaal van gelijke waarde is. Het daarvoor gecreeerde geld staat dan als een negatief bedrag (een schuld) op de balans van de centrale bank, en de aankoop als een positief bedrag.
Normaal gesproken koopt een centrale bank niet direct iets op de markt, zoals in het geval van QE, maar via intermediaire instituties. Zo is er een hierarchie van balansen, waarvan de balans van de centrale bank de top is (the lender of last resort), deze koopt iets van een lagere balans, en geeft zo (nieuw) geld door richting de marktspelers die het geld uiteindelijk lenen (the borrower of last resort). Marktspelers, zoals individuele huishoudens en bedrijven, die ook ieder hun eigen interne boekhouding of balans hebben.
Maar als de marktspelers, de leners / investeerders, het geld uitgeven zonder er veel zinnigs mee te doen, dan verliest het geld alsnog zijn waarde door een gebrek aan productiviteit. Kortom, welvaart ontstaat door iets zinnigs te doen (zo denken economen, zo denken ondernemers). Ondernemers beginnen met de omzetting van niets (nul) in de som van een positief en een negatief bedrag, en winst bestaat uit het uiteen laten lopen van deze twee bedragen, zodat het positieve bedrag de overhand krijgt. Maar het zijn de managers van de balansen die beoordelen of je voor een lening in aanmerking komt. Volgens de zienswijze in de financiele wereld bepalen de managers van de balansen wat er gebeurd (hedgefund managers bijvoorbeeld).
Het
positieve geld is in circulatie; het vormt een kringloop van geld. Dat positieve geld is wat men normaal gesproken bedoeld met 'de geldhoeveelheid' (en deze is niet nul). Door de balansen te laten krimpen of expanderen, krimpt of expandeert de geldhoeveelheid (in circulatie) mee. Zo managen de managers van de balansen de economie (en zo managen politici het land). Zo bepalen ze wat groeit en wat krimpt, wat gered wordt en wat niet, een management keurslijf.
Tegenwoordig is ook
- het negatieve geld (de schuld) meer en meer in circulatie (securitisatie),
- de centrale bank een marktspeler (Quantitative Easing),
- de marktspeler een bank (shadow banking),
- de marktspeler een regulerende overheid (marktplaatsen zoals Uber, sociale media zoals Facebook).
- de producent soeverein i.p.v. de consument (reclame & search engines)
Rolvervaging alom.
Het leidt tot een financieel mercantilistisch wereldbeeld dat louter bestaat uit een hierarchie van balansen (dealers) en een netwerk van transacties (marktspelers). Het onderscheid tussen 'de dealer' en 'de marktspeler' is vaag / ongedefinieerd, alleen de hierarchie blijft. Accountability?
[ Bericht 27% gewijzigd door deelnemer op 27-09-2019 01:10:37 ]