Nog een verklaring van de onderzoekster zelf over de misvattingen van het stuk op OnzeTaal:
quote:
Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden, zinnen, klanken, regels), die verbonden zijn aan betekenissen. De vormen zijn als het ware een code. Uit taalverwervingsonderzoek blijkt dat die code voor kinderen en volwassenen het makkelijkst te leren is wanneer de relatie tussen de vormen en de betekenissen 1 op 1 is. Die situatie noem ik transparant. In mijn dissertatie heb ik 22 talen vergeleken op hun transparantie. Het blijkt dat die 1-op-1-relatie in de ene taal veel vaker geschonden wordt dan in de andere. Met andere woorden: talen verschillen in hun mate van transparantie.
Ten eerste blijkt dat geen enkele taal helemaal transparant is. Met andere woorden: in iedere taal wordt die 1:1-relatie wel ergens doorbroken. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Talen kunnen bijvoorbeeld vormen hebben die geen betekenis hebben, bijvoorbeeld ‘het’ in ‘het sneeuwt’. Dat woordje verwijst niet naar een concrete entiteit: het heeft geen betekenis, zodat een O:1-relatie ontstaat. Ook kunnen betekenissen op meerdere plaatsen in de zin worden uitgedrukt, zoals bijvoorbeeld het geval is wanneer je zegt ‘zij loopt’. In die zin wordt de betekenis ‘derde persoon enkelvoud’ zowel uitgedrukt door het persoonlijk voornaamwoord ‘zij’, als door de vorm van het werkwoord (loopt en niet loop of lopen). Hierdoor ontstaat een 1:2-relatie tussen betekenis en vorm.
In dit onderzoek heb ik een lijst samengesteld van 22 non-transparante eigenschappen die talen kunnen hebben. Ik heb vervolgens bestudeerd of deze eigenschappen voorkomen in 22 talen van de wereld. Op die manier heb ik die talen kunnen ordenen van relatief transparant (weinig non-transparante eigenschappen) tot relatief non-transparant (veel non-transparante eigenschappen). Hieruit is gebleken dat het Teiwa, een taal die in Indonesië wordt gesproken, het transparantst is, terwijl het Nederlands het minst transparant is.
Omdat ik een beeld wilde krijgen van de diversiteit die talen ten aanzien van transparantie kunnen vertonen, heb ik ervoor gekozen om 22 talen te bestuderen die een zo groot mogelijke genetische variatie laten zien. Daarom heb ik uit iedere taalfamilie 1 taal geselecteerd, en uit de grotere taalfamilies 2.
Ik hoefde de talen niet zelf te beheersen, maar kon gebruik maken van beschrijvingen, zogenaamde reference grammars. Bovendien heb ik steeds contact gezocht met de auteur van de beschrijving of met een andere expert op het gebied van de specifieke taal, om gedetailleerde informatie over de aanwezigheid van de non-transparante eigenschappen in de talen te achterhalen.
De belangrijkste onderzoeksvraag die ik in dit onderzoek stelde, is hoe de verschillende non-transparante eigenschappen over de talen verdeeld zijn. Zoals verwacht op basis van eerder onderzoek, zit daar een patroon in. Enkele non-transparante eigenschappen blijken in alle onderzochte talen voor te komen, sommige eigenschappen komen regelmatig maar niet altijd voor, terwijl weer andere eigenschappen zeer zeldzaam zijn. Het blijkt dat de veel voorkomende eigenschappen vrijwel allemaal van het type redundantie zijn, oftewel het meerdere keren uitdrukken van een betekenis. De meest zeldzame non-transparante eigenschappen zijn meestal gevallen van betekenisloze elementen.
De gevonden volgorde van typen non-transparantie kan gedeeltelijk verklaard worden aan de hand van taalcontact. De betekenisloze elementen zijn typisch erg moeilijk te leren voor tweedetaalverwervers. Wanneer een taal veel in contact is met andere talen, dan wordt die taal door veel mensen als tweede taal verworven, zoals bijvoorbeeld bij het Engels het geval is. Juist de betekenisloze elementen komen in zulke talen onder druk te staan, met op termijn tot gevolg dat ze uit de taal verdwijnen. Talen met veel taalcontact zullen dus relatief weinig van dergelijke eigenschappen hebben, en relatief transparant zijn.
Uitleg bij enkele (te) snel getrokken conclusies
Het Nederlands bevat heel veel rommel/onzin/overbodigheden.
Het Nederlands heeft van de 22 talen in mijn onderzoek de meeste non-transparante eigenschappen. Dat is geen negatieve kwalificatie: die eigenschappen kunnen geen kwaad, ze zijn niet slecht, lelijk of schadelijk. Het wonderlijke is juist dat het eigenschappen zijn die moeilijk te leren zijn, maar tóch in alle talen van de wereld en het meest in het Nederlands vóórkomen. Het Nederlands is dus niet slecht, maar extra bijzonder.
Transparante talen zijn makkelijk; het Nederlands is niet te leren.
In mijn onderzoek ga ik ervanuit dat transparante structuren makkelijker te leren zijn dan non-transparante structuren. Een taal die weinig non-transparante eigenschappen heeft, is dus relatief makkelijk ten opzichte van een taal met veel non-transparante eigenschappen, zoals het Nederlands. Maar om te bepalen hoe makkelijk een taal te leren is, moet je met veel meer factoren rekening houden. Als het om tweedetaalverwerving gaat, maakt het heel veel uit wat de eerste taal is: voor een Nederlander is het heel moeilijk om Japans te leren, ook al is dat een behoorlijk transparante taal. Er zijn nog veel meer factoren die bepalen of een taal makkelijk of moeilijk is; transparantie is daar slechts één van.
We moeten de non-transparante eigenschappen uit het Nederlands halen, zodat het makkelijker wordt.
Dat is niet wat ik als onderzoeker voorsta, en ik denk dat niemand zich ten doel zou moeten stellen het Nederlands te veranderen – het Nederlands functioneert perfect en is goed zoals het is, net als alle andere natuurlijke talen. Het Nederlands is een moeilijke taal om te leren, maar het is wel te leren, zoals de om en nabij 24 miljoen sprekers ervan laten zien. Het is nergens voor nodig om het Nederlands makkelijker of transparanter te maken.
Daarbij blijkt het onmogelijk om een taal op die manier gestuurd te veranderen. Een taal kun je zien als levend organisme: die evolueert door de tijd in reactie op de omgeving. Als gebruiker noch als wetenschapper heb je daar invloed op.
Ik heb ooit Chinees/Fins/Russisch/andere taal geleerd, en dat was veel moeilijker dan Nederlands!
Het is altijd moeilijk een vreemde taal te leren, of die taal nou transparant is of niet. Bovendien maakt het bij het leren van een vreemde taal uit wat je eerste taal is. Fins, Chinees, en heel veel andere talen zijn geen directe familie van het Nederlands, en zijn daarom voor mensen met Nederlands al moedertaal relatief moeilijk te leren, ongeacht hun transparantie.
Maar het Fins heeft wel 16 naamvallen! Dat is pas moeilijk!
Non-transparante structuren zijn relatief moeilijk te leren, maar niet alles wat moeilijk is, is ook non-transparant. Uitzonderingen en ‘betekenisloosheid’ zijn non-transparant en moeilijk te leren, maar naamvallen kunnen heel transparant zijn wanneer ze regelmatig vervoegd worden en een duidelijke betekenis hebben. De vele naamvallen van het Fins, net als de vele werkwoordsvervoegingen van het Hebreeuws en het Turks bijvoorbeeld, zijn dus misschien wel moeilijk omdat je het vanuit je eerste taal niet kent, maar niet omdat ze non-transparant zijn.
Je noemt bepaalde verschijnselen (bijv. ‘het’ in ‘het sneeuwt’) betekenisloos, maar zulke woordjes hebben wel degelijk een functie.
Als ik iets betekenisloos noem, bedoel ik dat er geen directe concrete entiteit is waarnaar wordt verwezen. Zulke woordjes kunnen wel een oorzaak of functie hebben (bijvoorbeeld ‘het’ staat in ‘het regent’ omdat er een onderwerp in de zin moet staan, en dat zorgt er dan weer voor dat alle zinnen meer op elkaar lijken), maar die functie bestaat dan op een abstracter niveau. Dat ik dergelijke elementen betekenisloos noem wil overigens ook niet zeggen dat ze onbelangrijk zijn – ze zijn een essentieel onderdeel van het Nederlands, net als alle andere woorden.
Elementen in talen die je overbodig noemt, maken die taal juist rijk. Je kunt er complexiteit en subtiliteiten mee uitdrukken die je anders niet zou kunnen benoemen.
Alle natuurlijke talen van de wereld zijn even expressief: je kunt er iedere betekenis mee uitdrukken die je wilt. Ook als een taal geen woord voor ‘gezellig’ o.i.d. heeft, kan dat begrip wel omschreven worden. In een transparante taal kan dat even goed als in een relatief non-transparante taal – mijn onderzoek maakt hier geen onderscheid in. Dat de ene constructie wellicht moeilijker te leren is dan de andere, maakt voor de complexiteit of subtiliteit van de betekenis geen verschil. Inderdaad kan het Nederlands dus heel complexe, subtiele betekenissen uitdrukken, dat is prachtig.
‘Regen valt’ betekent iets anders dan ‘het regent’!
Ik heb een letterlijke vertaling gemaakt van anderstalige constructies. Die betekent in het Nederlands inderdaad net iets anders, maar in de oorspronkelijke taal is de betekenis zoals 'het regent'. De Fongbe zin 'jí jà' betekent bijvoorbeeld 'het regent', maar jí betekent regen en jà betekent vallen, letterlijk vertaald dus 'regen valt'. Dat soort dingen weet ik uit de grammatica’s die over die talen geschreven zijn, en heb ik gecontroleerd bij de auteur van die grammatica of bij een andere expert. Door de vertaling naar het Nederlands kan ik laten zien dat de grammaticale structuur van die andere taal anders is – de betekenis is gelijk (het regent), maar de grammatica is anders (het regent vs. regen valt).