Interview met Boeitus in de VI van deze week
quote:
Jean-Paul Boëtius: ‘Je kunt snel vallen’
Over blessures gaat het niet in dit interview, dat onderwerp heeft hij genoeg besproken. Maar hoe Jean-Paul Boëtius (20) omgaat met een plek op de bank, dat is wél nieuw. En moet zeker niet te lang duren. ‘De trainer vindt me momenteel niet goed genoeg. Dát doet pijn, da’s toch een deuk in je ego.’
Gestoei op de vliegtuigtrap. Jean-Paul Boëtius pakt Elvis Manu vast. Gelach alom. Straks vliegt Feyenoord naar Kroatië voor de Europa League-wedstrijd tegen HNK Rijeka. Manu weet dat hij zal gaan spelen, ten koste van Boëtius. Een van de grootste talenten van Feyenoord vindt zichzelf terug op de bank naast trainer Fred Rutten. Maar tóch, weer gelach.
Wat valt er te lachen?
‘Ja, wat moet ik anders? Buiten het veld zijn Elvis en ik anders vrienden dan ín het veld. Ik ken die jongen zowat mijn hele leven. Moet ik ’m dan ineens gaan haten? We gunnen elkaar in principe alles, of nou ja, alles... Ik speel natuurlijk liever zelf dan dat ik wil dat hij speelt. Dezelfde positie, hè. Elvis weet dat ik extra hard werk om hem eruit te krijgen en hij werkt extra hard om zijn plek te behouden. Dat is concurrentie, worden we allebei beter van. Maar als we niet voetballen staan Elvis en ik elkaar niet naar het leven, daarvoor ken ik hem toch veel te goed en kan ik te veel met hem lachen. Elvis zit momenteel in dezelfde flow als waarin ik heb gezeten. Bijna alles wat hij aanraakt, gaat erin, hij maakt belangrijke goals, staat er op de juiste momenten. Ik zou zeggen: Geniet ervan, zolang het mag duren, want het kan ook weer anders worden. Weet ik alles van.’
Waarom speel je niet?
‘Vorm, denk ik. En er is nu een speler die het goed doet, die wel brengt wat ik eerder niet kon brengen. Ik begon wel, maar het liep niet. Je kunt er wel over filosoferen waarom het niet ging. Ik ben hetzelfde blijven doen wat ik altijd deed. Misschien dat het te maken had met tegenstanders die mij nu kennen, die zich instellen op mijn spel. De verrassing is weg, misschien. Nou ja, dan zal ik andere dingen moeten verzinnen. Zorgen dat ik op een andere manier de onvoorspelbaarheid terugkrijg. Zoiets begint altijd met hard werken en goed trainen. Volgens mij doe ik dat allebei. Daarna is het wachten op een kans. Ik val de laatste wedstrijden weer in en probeer dan een zo goed mogelijke indruk achter te laten. Op zich lukt dat aardig. Daarna begint het wachten. Dat is nog het moeilijkste: je hebt het niet zelf in de hand, je bent afhankelijk van of de trainer bereid is je weer een kans te geven. Als je zo graag wilt, als je zó gebrand bent om het weer te laten zien zoals ik, is het moeilijk dat je lot niet in eigen handen ligt. En dat hoop het enige is waarop je kunt vertrouwen.’
Is dit het lot van een buitenspeler?
‘Heeft er zeker mee te maken, ja. Wij zijn toch spelers die normaal gesproken het verschil moeten maken, die kansen moeten creëren, doelpunten moeten maken. Dat verwacht de trainer, je medespeler, het volk. Het valt veel eerder op dan een verdediger die effe niet lekker in zijn vel zit. Die speelt onder een loep met een vergroting van 32 keer, wij onder een vergroting van 64 keer.’
Wanneer merkte je dat de vorm er gewoon niet was?
‘Zoiets sluipt erin. Tijdens de voorbereiding liep alles prima. Ik speelde lekker, scoorde regelmatig en voelde me steeds fitter worden. Precies waarvoor een voorbereiding is bedoeld, maar wist ik veel. Ik had nooit eerder een voorbereiding meegemaakt met Feyenoord 1. Twee jaar terug speelde ik rond die tijd nog in de A1, vorig seizoen was ik geblesseerd en kwam ik er in september bij. Ik voelde me prima, begon ook als basisspeler en vervolgens gebeurde er iets wat ook nieuw was voor mij. De dingen die ik in mijn hoofd haalde, lukten niet. Het voelde of tegenstanders mij anders gingen bespelen. Ik begon na te denken. Als ik de bal krijg, doe ik zus, zus of zo. Als ik goed ben, ga ik gewoon aan een actie beginnen. Ik heb eerder verteld dat het net is of een onzichtbare hand me bedient met een joystick als ik in vorm steek. Nu voelde het of die joystick in handen was gekomen van iemand die het spel niet zo goed beheerst.’
Is je leven nu anders?
‘Ja, toch wel. Ik maak andere dingen mee, zoals spelen op maandagavond. Laatst nog, tegen Jong NEC/FC Oss, geeneens een competitiewedstrijd, maar een oefenwedstrijdje op Varkenoord voor nog geen handvol toeschouwers. Ik ben eerlijk: dat is niet wat ik wil natuurlijk. Het moeilijke van alles is de entourage. Ik ben gewend aan volle stadions, want zo is het voor mij ook ooit begonnen. Als je tegen Ajax in De Kuip debuteert, is er eigenlijk geen weg meer terug, maar ik heb geen keus. Ik zal weer van onder af aan moeten beginnen. Tegen Jong NEC/FC Oss scoorde ik en gaf een assist. Dat is aan iedereen voorbij gegaan, maar voor mezelf gaf het gek genoeg wel een goed gevoel. Ik denk gewoon alle randzaken weg. Dus: de omstandigheden, het weinige publiek, de sfeer. Als je dat weglaat, komt het aan op het veld. Dat is hetzelfde als in De Kuip, even groot, twee doelen, et cetera. Als ik zo denk, haal ik wel voldoening uit die goal en assist. Het is toch een bewijs dat het er nog in zit. Ik zie dit gewoon als een test die ik moet doorstaan.’
Hoe bedoel je?
‘Mij is alles tot op zekere hoogte wel voor de wind gegaan. Los van blessures speelde ik vrijwel altijd. Nu niet. En het komt een keertje niet door die knie of een ander ongemak. Ik speel niet op voetbaltechnische gronden, omdat de trainer op dit moment een andere speler beter vindt. Dát is nieuw. Het komt nu aan op mentaliteit, op niet bij de pakken neerzitten, op doorgaan, knokken voor je kans, laten zien dat de coach niet om jou heen kan. Ik ben op dat gebied vrij sterk, heb ik bewezen. Niet dat ik er zin in heb alles weer op te rakelen, maar het is geen geheim dat m’n knieblessures me ontzettend in de weg hebben gezeten. Door blessures heb ik nog geen enkele eindronde kunnen spelen, niet met Onder-17, Onder-18, Onder-19 en Jong Oranje. Telkens als er een toernooi was, zat ik geblesseerd thuis. Daarvan kun je ontzettend in de war raken, maar die pech heeft me nooit gebroken. Ik kon er zelf niks aan doen, het lag niet aan mijn kwali-teiten. Die wetenschap gaf rust, alleen ben ik nu wél zelf de reden dat ik niet speel. De trainer vindt me momenteel niet goed genoeg. Dát doet pijn, da’s toch een deuk in je ego.’
Hoe is dat, een wedstrijd vanaf de bank moeten beleven?
‘Erg onrustig vooral. Ik kijk en zie situaties waarvan ik denk: Dat had ik zus en zo gedaan, maar ja, op het veld heb je vaak niet zo veel tijd. Verder leef ik vooral gewoon mee. Het is niet zo dat ik zit te balen als Feyenoord scoort. We zijn een team, hè. Elke dag sta je met elkaar op het trainingsveld, je kent elkaar door en door, dan zou het toch raar zijn dat je blij bent als je vrienden verliezen.’
Wat houdt je op de been?
‘Mijn geloof in eigen kunnen. Dat is onbreekbaar. Ik heb meer tegenslagen gekend in mijn leven dan elke andere speler van mijn leeftijd. Ik heb de meest vervelende blessures moeten overwinnen en dat maakt je wel sterk. Ik heb uren alleen doorgebracht in fitnessruimtes, heb vaak alleen moeten trainen en heb de mooiste toernooien gemist. Maar ik ga er niet over janken, want ik ben blij dat ik kán voetballen. Ik ben een vechter, een positivo. Negativisme helpt mij niet vooruit, heb ik geen mental coach voor nodig, wél de Bijbel. Ik ga nog steeds dagelijks naar de kerk, de Society Church of God. Deze stroming is ontstaan in Zuid-Korea. Mijn moeder is naar dat land geweest en ze kwam terug als een ander mens. Ik zou ook wel willen, maar toch houdt iets me dan weer tegen. Wie weet, ooit. Voorlopig beperk ik me tot de diensten en bijeenkomsten hier in Rotterdam. Op dinsdag en zaterdag is er dienst, zaterdag kan je zelfs wel drie keer per dag. Soms, als ik niks te doen heb, ga ik ook alle drie de diensten. En dinsdag ook, ja, dan neem ik het Champions League-voetbal wel op. Voor mij is dat belangrijk, het geeft me rust en kracht. Ik kan de Bijbel wel honderd keer lezen en steeds kom ik weer stukken tegen die dan, opvallend genoeg, betrekking hebben op de situatie waarin ik op dat moment verkeer. Dan stap ik opgewekt naar buiten, kan ik er weer tegenaan. We vormen een hechte gemeenschap. Iedere keer als ik scoorde, liep ik weg en deed ik of ik mezelf omarmde. Van mijn handen maakte ik een hartje. Dat betekent zoiets als dat ik van de mensen in de gemeenschap hou, en eigenlijk van iedereen. Ik hoop die beweging weer snel te kunnen maken.’
Wie zei ooit dat alles in het leven met een reden gebeurt?
‘Dat was ik zelf. En zo zie ik het nog steeds. Ook dit zal wel weer een reden hebben. Misschien moest ik weer even beseffen dat niet alles vanzelf gaat, dat ik gewoon hard moet werken en dat spelen in Feyenoord 1 niet vanzelfsprekend is. Wellicht moest ik leren te leven in de wetenschap dat ik nu word bekeken door een veel grotere lens dan vroeger. Een wake-up call, zo zie ik het maar, met als reden dat ik hierna nooit meer in zo’n situatie terechtkom. Zo ging het ook met de blessures. Ik heb meer dan mijn portie gehad, maar de laatste maanden heb ik nergens meer last van. Trouwens: die blessures overwinnen was stukken zwaarder dan nu even op de bank zitten bij Feyenoord. Alleen weet ik niet of het nog zo is als deze situatie langer blijft duren.’
Je bent niet de enige zelfopgeleide speler in deze situatie.
‘Tonny (Vilhena, red.) zit in hetzelfde schuitje. Ook hij heeft eigenlijk altijd alles gespeeld, maar zit nu naast mij op het bankje. Natuurlijk praten we veel met elkaar, dat helpt wel. Het ís gewoon moeilijk. De ene week geld je als het grote talent van Feyenoord en de volgende keer kom je helemaal niet meer aan de beurt. We proberen elkaar te motiveren. We hebben het allebei meegemaakt, mensen die je vorig jaar op de schouders sloegen, het kon allemaal niet op. Nu is het totaal anders.’
Dan reageer je ook nog eens boos naar je trainer als die je uit bij Zorya Luhansk naar de kant haalt.
‘Ja, zo zag het eruit, hè. Maar wie mij kent weet dat dát toch niets is voor mij. Hoe kan ik boos zijn op andere mensen als ik zelf niet goed speel? Ik weet nu hoe het werkt, als je uit vorm bent, gaan mensen dingen zoeken. Ik zou anders zijn dan vroeger, ik zou beter op rechts kunnen spelen, want vanaf links ga ik toch alleen maar naar binnen en komt er geen voorzet. Geen voorzet... Vorig jaar had ik tien assists en tien goals. Je kunt niet veranderen hoe mensen naar voetbal kijken, het is erg opportunistisch. Laat ik het zo zeggen: ik ben niet veranderd. Gelukkig lees ik niet alles, maar ja, door al die social media krijg je genoeg mee, hè. Ik doe er niet veel aan, maar er is een aantal fake-Jean-Paul Boëtiussen actief op Twitter en zo. Helpt ook al niet mee. Ik was in Kiev op niemand anders boos dan op mezelf en bij mij kun je dat van mijn gezicht lezen. Ik ben niet boos op Fred Rutten. Sterker nog, ik kán dat helemaal niet zijn, omdat deze trainer precies uitlegt waarom ik niet speel en tegelijkertijd nog steeds heel veel vertrouwen in mij heeft. We hebben over dat moment gesproken. Ook trainer Rutten had niet het idee dat die boosheid op hem was gericht. Vond hij ook geen probleem. Ik ben goed met deze coach, ook al ben ik natuurlijk niet blij dat ik niet word opgesteld.’
Je hoort nu toch een hekel te hebben aan je trainer?
‘Ja, ik haat hem, haha, nee natuurlijk niet! Ronald Koeman heeft me ook weleens gepasseerd, een paar dagen nadat ik had gedebuteerd voor Oranje uit tegen Frankrijk. Zat ik in Groningen op de bank. Even met beide voetjes op de grond. Vond ik niet leuk, maar ook onder hem heb ik in een moeilijke periode gezeten en kwam ik er weer uit. Koeman was wel belangrijk voor me, hij heeft me geleerd wat topvoetbal inhoudt, hij was hard en dat had ik nodig. Fred Rutten is anders dan hij, praat veel meer met spelers, maar kan ook hard zijn, hoor, vergis je niet. Ik vind dat hij zijn werk goed doet. Hij probeert ons verzorgd te laten voetballen, geeft iedere speler de aandacht die hij verdient. Hij zegt dat mijn tijd weer komt en ik weet dat hij gelijk heeft.’
Had Adrie Koster dat ook?
‘Ik heb de play-offs met Jong Oranje moeten missen tegen Portugal. Er stond iets op het spel wat ik nog nooit heb meegemaakt: een eindronde. Maar de trainer belde donderdagavond op. Ik had net tegen Standard Luik op de bank gezeten. Hij zou de volgende ochtend zijn selectie bekendmaken en ik maakte daarvan geen deel uit, net zoals Tonny. Kon er ook nog wel bij. De bondscoach vond dat ik niet in vorm was, zijn goed recht. Maar om nou te zeggen dat de spelers die hij had opgeroepen, dat wél waren... Al weet je natuurlijk nooit of het beter was gegaan als Tonny en ik hadden meegedaan.’
Had jij op basis van je statistieken niet op meer krediet gerekend?
‘Stiekem wel een beetje. Ik heb vorig jaar niet eens alles gespeeld, door de nasleep van die meniscusblessure miste ik de eerste vijf wedstrijden, doelpuntrijke wedstrijden, maar toch kwam ik uit op tien doelpunten en tien assists. Geen slechte cijfers voor een buitenspeler. Dit seizoen had ik een heel pittige doelstelling bedacht. Die ik ga ik nu niet prijsgeven, maar als je logisch nadenkt, ga ik natuurlijk niet iets in mijn hoofd halen wat minder is dan wat ik afgelopen seizoen heb gepresteerd.’
Meer goals, meer assists, is dat, bijna begin november, nog reëel?
‘Ben ik van overtuigd. Het telt niet, dat weet ik ook wel, maar tijdens de trainingen ben ik eigenlijk nooit uit vorm geweest. Daar lukt het meeste wel wat ik probeer, ben ik mijn ouderwetse zelf, maar gek genoeg verandert dat zodra ik tussen die vier lichtmasten kom te spelen. Onverklaarbaar. Ik zocht me rot naar oorzaken, maar kon gewoon niks vinden. Daarom ben ik maar gestopt met zoeken.’
Ja?
‘Ja, joh. Na mijn doelpunt tegen FC Groningen heb ik er maar een dikke streep door gezet. Ik viel gretig in, nadat ik twee keer negentig minuten op de bank had gezeten zonder dat ik mocht invallen of zelfs maar warmlopen. Dat was tegen Go Ahead Eagles-uit en thuis tegen Standard Luik voor de Europa League. Twee keer bankie negentig minuten! Totaal nieuwe ervaring. Maar tegen Groningen mocht ik weer invallen en die goal, ook al was het een intikker, voelde wel als het begin van iets nieuws. En tegen Heracles Almelo viel ik wéér goed in. Lekker gevoel, al wil ik dadelijk niet alleen de naam van een speler zijn die als supersub een wedstrijd openbreekt. Dat is echt niet wat ik wil. Ik vertel nu een keertje hoe deze situatie voelt voor iemand die altijd gewend is te spelen, maar nu laat ik het allemaal lekker los. Waarom zou ik in deze vervelende situatie blijven hangen, als ik er niet in wil blijven hangen? Ik ben klaar voor een nieuw hoofdstuk.’
Past daarin een nieuw contract bij Feyenoord? Jouw zaakwaarnemer Jonathan Barnet van de Stellar Group heeft onlangs met Martin van Geel gesproken.
‘Hij is langs geweest voor een oriënterend gesprek. Dat ging goed. Feyenoord heeft zijn plannen gepresenteerd en daarin hebben ze een rol in gedachten voor mij. Zelf denk ik dat ik nog veel kan leren hier. Het feit dat ik nu op de bank ben beland, wil niet zeggen dat ik maar meteen weg wil bij Feyenoord. Waarom ik nog niet heb bijgetekend? Ik wil me nu eerst focussen op mijn prestaties om weer van waarde te zijn. Wat betreft het bijtekenen is er sowieso geen haast. Ik sta nog tot 2016 onder contract.’
Afgelopen zomer was er belangstelling van onder meer Sevilla, waarom ben je bij Feyenoord gebleven?
‘Simpel, nog niet uitgeleerd en nog steeds niet. Ik voelde me niet rijp voor een stap naar het buitenland, in alle opzichten niet. Je hebt daar nooit de garantie dat je speelt, dus wat als ik daar dan op de bank was komen te zitten, ver weg van mijn vrienden en familie? Nu maak ik dit dieptepuntje mee bij Feyenoord, nou, liever hier dan daar. Nu heb ik de mensen die me op de been houden, dichtbij. Wat dat betreft is dit dan wel weer een goede les. Ik hoop niet dat het ooit nog gebeurt, maar als ik in de toekomst ergens op de bank kom te zitten, weet ik in ieder geval hoe het voelt. Ik denk dat hetzelfde geldt voor Tonny en Terence (Kongolo, red.). Ook voor hen was er veel interesse, maar zij besloten ook te blijven.’
Heeft dat nog iets te maken met het verbond dat jullie jaren geleden al sloten: pas weg bij Feyenoord met een prijs?
‘Dat is nog steeds wat we willen, al zijn we nu wel zover dat het ook weer niet je toekomst mag belemmeren. Als je denkt dat je de stap moet maken, móét je ’m maken. Ook al heb je dan nog geen prijs gepakt met Feyenoord. Dingen veranderen naarmate je ouder wordt.’
Je weet nooit of de clubs van vorig jaar zich in de toekomst weer zullen melden.
‘Dat is dan de ingecalculeerde gok die ik neem. Het is aan mij ervoor te zorgen dat ze zich wél weer melden. Ik denk gewoon aan wat het beste is voor mijn carrière. Ik beslis, maar luister echt wel naar de mensen om me heen, naar mijn familie en zaakwaarnemers. Ook zij vinden dat ik beter nog bij Feyenoord kan blijven. De toekomst zal uitwijzen of het een goede beslissing is geweest. Ik denk het wel. Nog steeds.’