Onder Chinese heerschappij[bewerken]
De invloed van China werd nog groter toen in 1949 de communisten aan de macht kwamen. In dat jaar werd de onafhankelijke staat door Mao's Volksbevrijdingsleger veroverd, één jaar voor de inname van Tibet door datzelfde leger.
In 1955 stelde de Chinese overheid de 'Sinkiang Oeigoerse autonome provincie' in, wat neer kwam op het einde van Oost-Turkestan als een land. De Chinese overheid stimuleerde vanaf dat moment etnische Han-Chinezen om naar deze gebieden te verhuizen en omgekeerd. Ook investeerde de Chinese overheid veel in de economie van Sinkiang en Tibet. Deze westelijke provinciën van China hebben veel grondstoffen als aardolie en aardgas[6] en deze nieuwe industrieën verschaffen veel werk voor de Han-Chinezen uit andere gebieden. Zo legde Shell voor de Chinese overheid een 4000km lange pijpleiding van de hoofdstad van Sinkiang naar Peking. [7]
Naast de sinificatie van het gebied wordt ook de cultuur van de Oeigoeren onderdrukt, vergelijkbaar met de sinificatie van Tibet. Zo mag geen Oeigoers meer worden onderwezen aan kinderen en worden er tempels, moskeeën en islamitische scholen gesloten. [8]
Door de economische ontwikkeling, de migratie van etnische Han-Chinezen naar Sinkiang en de 'culturele genocide', komt het behoud van de traditionele Oeigoerse cultuur onder druk te staan, hoewel de Volksrepubliek China als beleid heeft om de culturen van erkende etnische minderheden te beschermen en te stimuleren. [9] Volgens de volkstelling van 2000 bestaat de bevolking van Sinkiang voor 45% uit Oeigoeren, 14% uit andere autochtone volkeren, zoals Kazachen, en voor 41% uit Han-Chinezen, die in vele steden, waaronder de hoofdstad van Sinkiang, Ürümqi, de meerderheid vormen.
De druk tot culturele assimilatie heeft soms tot verzet geleid, waarover in de buitenwereld echter relatief weinig bekend is. De 'Oost-Turkestaanse onafhankelijkheidsbeweging' wordt door China en de Verenigde Staten als een islamitische terreurorganisatie gezien.[10] Volgens Human Rights Watch gebruikt China echter sinds 11 september de strijd tegen terreur als dekmantel voor de onderdrukking van de Oeigoeren.[8] Een belangrijke voorvechtster van de culturele en maatschappelijke autonomie der Oeigoeren is Rebiya Kadeer, die tegenwoordig in de Verenigde Staten leeft.
Onrust in 2009[bewerken]
Zie ook Onrust in Sinkiang in 2009
In 2009 braken hevige rellen uit tussen Oeigoeren en Han-Chinezen in de provincie Sinkiang waarbij zo'n 200 mensen omkwamen. De rellen braken uit als reactie op de moord op ten minste twee Oeigoerse arbeiders in een speelgoedfabriek in de stad Kanton in het zuidoosten van China, waarvan al snel beelden op YouTube waren gezet.[11] De moorden vonden plaats na valse beschuldigingen dat Oeigoeren een Han-Chinees meisje zouden hebben verkracht.[12] De Turkse president Gül, die vlak voor de rellen als eerste Turkse president de Turkssprekende Chinese provincie had aangedaan, sprak van een genocide en zijn minister van buitenlandse zaken riep Turken wereldwijd op om Chinese producten te boycotten. [13] Intussen betichtten de Chinese overheid en het Oeigoerse Wereldcongres elkaar van het opstoken van het geweld.[14] Op 10 oktober werd een Chinees veroordeeld tot de doodstraf voor de moord op de twee Oeigoerse arbeiders. [15]De Chinese staatsmedia berichte twee dagen later dat zes Oeigoeren waren veroordeeld tot de doodstraf voor de rellen in Sinkiang. [16] Weer drie dagen later werden nog eens vijf Oeigoeren en een Chinees ter dood veroordeeld [17] en op 3 december werden nog eens vijf Oeigoeren ter dood veroordeeld. [18]
bron wikipedia
There is only one religion