Nee het klopt niet. |x| = -x voor x < 0. Duidelijk snap je het nog niet helemaal.quote:Op zaterdag 9 november 2013 13:24 schreef wiskundenoob het volgende:
Ik snap niet hoe je de voorwaarden van de absolute waarde moet schrijven
|x| = x als x>0 en x=0
|x| = -x als x<0 en x=0
en dit bijvoorbeeld toepassen op:
f(x) = |1 -(x +1)2|
Moet je eerst de nulpunten uitrekenen?
f(x) = 1 -(x +1)2 als 0≥ x≥ -2
En dan nog 2 voorwaardes voor x ≥ 0 en -2 ≥ x
Maar daar kom ik niet uit.
|1 -(x +1)2)| = 1 -(x +1)2 als 0≥ x≥ -2
|1 -(x +1)2)| = -(1 -(x +1)2) als x ≥ 0 en -2 ≥ x
Ok, volgens mij snap ik het al.
Jawel, de tweede voorwaarde is tegenovergestelde van de eerste voorwaarde. Heb het verkeerd opgeschreven.quote:Op zaterdag 9 november 2013 14:10 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Nee het klopt niet. |x| = -x voor x < 0. Duidelijk snap je het nog niet helemaal.
Heb even wat toegevoegd. Dat het nu toevallig uitkomt zegt niet dat het mag.quote:Op zaterdag 9 november 2013 14:14 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Jawel, de tweede voorwaarde is tegenovergestelde van de eerste voorwaarde. Heb het verkeerd opgeschreven.
Ok, geef een vergelijking dan probeer ik het op te lossen.quote:Op zaterdag 9 november 2013 14:16 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Heb even wat toegevoegd. Dat het nu toevallig uitkomt zegt niet dat het mag.
Maar je voorwaarden kloppen niet.quote:Op zaterdag 9 november 2013 14:30 schreef wiskundenoob het volgende:
Oke, misschien snap ik het toch niet? Als ik mijn antwoorden plot en de voorwaarden controleert dan klopt het gewoon?
Je hebt −0 = 0 want (−1)·0 = 0, dus je mag ook zeggen dat |x| = −x voor x ≤ 0.quote:Op zaterdag 9 november 2013 17:12 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Maar je voorwaarden kloppen niet.
|x| = x voor x ≥ 0
|x| = -x voor x < 0 niet x ≤ 0
Ik denk dat je vooral een notatieprobleem hebt. Het is gebruikelijk om functies die je niet met een eenduidig functievoorschrift weer kunt geven (althans: in jouw geval niet zonder absoluutstrepen te gebruiken) weer te geven met een accolade waarbij je de verschillende functievoorschriften met de bijbehorende voorwaarde voor de onafhankelijke variabele (meestal x) elk op een aparte regel achter de accolade zet. De benodigde TeX code om dit weer te geven werkt niet op FOK, dus dan maar even een plaatje als voorbeeld:quote:Op zaterdag 9 november 2013 14:30 schreef wiskundenoob het volgende:
Oke, misschien snap ik het toch niet? Als ik mijn antwoorden plot en de voorwaarden controleert dan klopt het gewoon?
In principe wel, maar waarom zou je dat jezelf aanleren? Definieer subdomeinen niet dubbel in een functievoorschrift, klaar.quote:Op zaterdag 9 november 2013 17:23 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je hebt −0 = 0 want (−1)·0 = 0, dus je mag ook zeggen dat |x| = −x voor x ≤ 0.
Gewoon, omdat het juist is. Als je wordt gevraagd wat de verzameling is van alle reële waarden x waarvoor geldt |x| = −x, dan is het correcte antwoord { x ∈ R | x ≤ 0 } en niet { x ∈ R | x < 0 }.quote:Op zaterdag 9 november 2013 17:46 schreef Amoeba het volgende:
[..]
In principe wel, maar waarom zou je dat jezelf aanleren?
Dit is een goed advies, maar het staat los van het voorgaande.quote:Definieer subdomeinen niet dubbel in een functievoorschrift, klaar.
Oke, maar dat waren functies die ik moest schetsen.quote:Op zaterdag 9 november 2013 17:40 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik denk dat je vooral een notatieprobleem hebt. Het is gebruikelijk om functies die je niet met een eenduidig functievoorschrift weer kunt geven (althans: in jouw geval niet zonder absoluutstrepen te gebruiken) weer te geven met een accolade waarbij je de verschillende functievoorschriften met de bijbehorende voorwaarde voor de onafhankelijke variabele (meestal x) elk op een aparte regel achter de accolade zet. De benodigde TeX code om dit weer te geven werkt niet op FOK, dus dan maar even een plaatje als voorbeeld:
[ afbeelding ]
Zie ook hier.
Waarvoor leer je al deze wiskunde eigenlijkquote:Op zaterdag 9 november 2013 18:18 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Oke, maar dat waren functies die ik moest schetsen.
Gewoon niks te doen soms en dan maak ik wat opgaves in mijn boek.quote:Op zaterdag 9 november 2013 23:42 schreef tacos049 het volgende:
[..]
Waarvoor leer je al deze wiskunde eigenlijk
Maar het voorgaande staat los van het originele vraagstuk.quote:Op zaterdag 9 november 2013 17:55 schreef Riparius het volgende:
[..]
Gewoon, omdat het juist is. Als je wordt gevraagd wat de verzameling is van alle reële waarden x waarvoor geldt |x| = −x, dan is het correcte antwoord { x ∈ R | x ≤ 0 } en niet { x ∈ R | x < 0 }.
[..]
Dit is een goed advies, maar het staat los van het voorgaande.
Het was daarom ook niet bedoeld op het originele vraagstuk, maar juist wat jij beweerdequote:Op zondag 10 november 2013 13:35 schreef Amoeba het volgende:
[..]
Maar het voorgaande staat los van het originele vraagstuk.
Maar ik begrijp je wel.
Waarom niet? Daar ging de vraag juist over.quote:Op zondag 10 november 2013 13:56 schreef tacos049 het volgende:
[..]
Het was daarom ook niet bedoeld op het originele vraagstuk, maar juist wat jij beweerde
Hmm, ja eigenlijk wel he.quote:Op zondag 10 november 2013 15:14 schreef wiskundenoob het volgende:
[..]
Waarom niet? Daar ging de vraag juist over.
Je notatie is compleet hopeloos. Het kost mij meer tijd om je bericht te ontcijferen dan om je vragen te beantwoorden, en dat kan niet de bedoeling zijn. Gebruik om te beginnen nooit, maar dan ook helemaal nooit, de letter x als teken van vermenigvuldiging. Dit teken is ook geen x, maar een Andreaskruis × dat je op FOK kunt krijgen door & times; te typen zonder de spatie na de ampersand. Maar dan nog, gebruik liever de middle dot · die je krijgt door & middot; te typen zonder spatie na de &.quote:Op maandag 11 november 2013 17:16 schreef JelleTheOwner het volgende:
Even een paar simpele vragen,maar ik kan niet echt concreet antwoord vinden in mijn boek:
Parameters differentieer je niet, je differentieert een functie die afhangt van een parameter. De parameter hangt hier niet af van je variabele x, en is dus een constante.quote:1) Als je een parameter differentieert ...
Om een functie als deze te inverteren pas je elementaire algebraïsche regels toe die je als het goed is al jaren geleden hebt geleerd. De grafiek van de inverse van een functie krijg je door de grafiek te spiegelen in de lijn met vergelijking y = x, en aangezien hierbij een punt met coördinaten (x;y) overgaat in het punt met coördinaten (y;x) verkrijg je de vergelijking van de grafiek van de inverse functie door x en y om te wisselen. Vervolgens kun je dan proberen uit je nieuwe betrekking weer y op te lossen om zo een functievoorschrift te krijgen voor de inverse functie. Dat kan uiteraard alleen als de oorspronkelijke functie inverteerbaar is. Hier heb je danquote:2) Als je de inverse moet geven van: 3/(2x+4) ...
sorry hiervoor,ik wist zo 1,2,3 niet hoe het moest,bedankt voor de uitleg daarvan, ik zal dat volgende keer zeker toepassenquote:Je notatie is compleet hopeloos. Het kost mij meer tijd om je bericht te ontcijferen dan om je vragen te beantwoorden, en dat kan niet de bedoeling zijn
Het is niet nodig om de oplossingen expliciet te vinden. Ik zou persoonlijk even een cirkel tekenen. Als je dat doet zie je dat er voor sin(x)=y met y in (-1, 1) heb je twee oplossingen x in [0°,360°).quote:Op maandag 11 november 2013 19:44 schreef DefinitionX het volgende:
Vraag 2009a, 6.
http://www.kaveurne.be/wiskunde/wiskunde.htm
Het antwoord moet hier D zijn.
We beschouwen een goniometrische vergelijking: sin²(2x)= 1/2
Hoeveel oplossingen voor deze vergelijking liggen tussen 0° en 360°
<A> 1
<B> 2
<C> 4
<D> 8
Ik had C, maar ik weet geloof ik waarom het D moet zijn. Als ik het m.b.v. algebra oplos kom ik op 4 antwoordmogelijkheden uit, echter deze bestaan tot 180 graden:
x= 23.5° + k * 180°
x= -23.5° + k * 180°
x= 67.5° + k * 180°
x= -67.5° + k * 180°
360 graden is het dubbele van 180 graden, dus het moet D zijn. Redeneer ik zo correct?
yupsquote:Op maandag 11 november 2013 19:44 schreef DefinitionX het volgende:
Vraag 2009a, 6.
http://www.kaveurne.be/wiskunde/wiskunde.htm
Het antwoord moet hier D zijn.
We beschouwen een goniometrische vergelijking: sin²(2x)= 1/2
Hoeveel oplossingen voor deze vergelijking liggen tussen 0° en 360°
<A> 1
<B> 2
<C> 4
<D> 8
Ik had C, maar ik weet geloof ik waarom het D moet zijn. Als ik het m.b.v. algebra oplos kom ik op 4 antwoordmogelijkheden uit, echter deze bestaan tot 180 graden:
x= 23.5° + k * 180°
x= -23.5° + k * 180°
x= 67.5° + k * 180°
x= -67.5° + k * 180°
360 graden is het dubbele van 180 graden, dus het moet D zijn. Redeneer ik zo correct?
Dit is niet correct geredeneerd. Bestudeer de uitwerking van de oplosser van Veurne. De helft van 45° is 22,5°, niet 23,5°. Verder geef je hier niet de juiste hoeken na elkaar. Bij de sinus is het zo dat supplementaire (rotatie)hoeken dezelfde sinus hebben, maar jij lijkt hier te veronderstellen dat tegengestelde (rotatie)hoeken dezelfde sinus hebben, en dat is niet zo. Tegengestelde rotatiehoeken hebben ook tegengestelde sinussen (maar wel dezelfde cosinus).quote:Op maandag 11 november 2013 19:44 schreef DefinitionX het volgende:
Vraag 2009a, 6.
http://www.kaveurne.be/wiskunde/wiskunde.htm
Het antwoord moet hier D zijn.
We beschouwen een goniometrische vergelijking: sin²(2x)= 1/2
Hoeveel oplossingen voor deze vergelijking liggen tussen 0° en 360°
<A> 1
<B> 2
<C> 4
<D> 8
Ik had C, maar ik weet geloof ik waarom het D moet zijn. Als ik het m.b.v. algebra oplos kom ik op 4 antwoordmogelijkheden uit, echter deze bestaan tot 180 graden:
x= 23.5° + k * 180°
x= -23.5° + k * 180°
x= 67.5° + k * 180°
x= -67.5° + k * 180°
360 graden is het dubbele van 180 graden, dus het moet D zijn. Redeneer ik zo correct?
Nitpicking, maar wel terecht.quote:Op maandag 11 november 2013 20:21 schreef Riparius het volgende:
Dit is niet correct geredeneerd. De helft van 45° is 22,5°, niet 23,5°.
Daar ligt het probleem niet; de fout, voor zover je het een fout kan noemen, die DefinitionX daar heeft gemaakt is dat hij de negatieve oplossingen niet dusdanig verschoven heeft, dat ze binnen dezelfde periode, die van 0 tot pi loopt, waarin ook de positieve oplossingen zitten, komen te liggen. Doordat de sinus in de oorspronkelijke opgave gekwadrateerd is, heb je hier met zowel positieve als negatieve oplossingen te maken, en zowel de positieve oplossing als de negatieve oplossing komt in de vorm van een paar, nl. arg + 2kπ, én π-arg + 2kπ. Je ziet dit mooi in mijn oplossingsstrategie; de derde oplossing op lijn 4 ligt niet binnen 0 en 2π, maar door 2π erbij op te tellen krijg ik uiteindelijk 1¾pi wat wel daarbinnen ligt. Als we vervolgens alle 4 gevonden oplossingen ( ¼π; ¾π; (5/4)π; (7/4)π) delen door 2, krijgen we uiteindelijk alle 4 de antwoorden binnen een periode van 0 tot π .quote:Verder neem je hier niet de juiste hoeken. Bij de sinus is het zo dat supplementaire (rotatie)hoeken dezelfde sinus hebben, maar jij lijkt hier te veronderstellen dat tegengestelde (rotatie)hoeken dezelfde sinus heben, en dat is niet zo. Tegengestelde rotatiehoeken hebben ook tegengestelde sinussen (maar wel dezelfde cosinus).
Niet nodig zoals je even hierboven kunt zien. 6 regels en klaarquote:Je kunt het hier weer veel eenvoudiger doen dan wat de oplosser van Veurne doet als je gebruik maakt van het procédé dat bekend staat als overgaan op de dubbele hoek (zie het boekje van Van der Linden, p. 59).
Nee, dat is niet waar ik op doelde. DefinitionX zegt dat hij de vergelijking 'algebraïsch' heeft opgelost. Daarmee bedoelt hij hoogstwaarschijnlijk datquote:Op maandag 11 november 2013 20:59 schreef VanishedEntity het volgende:
Daar ligt het probleem niet; de fout, voor zover je het een fout kan noemen, die DefinitionX daar heeft gemaakt is dat hij de negatieve oplossingen niet dusdanig verschoven heeft, dat ze binnen dezelfde periode, die van 0 tot pi loopt, waarin ook de positieve oplossingen zitten, komen te liggen.
[..]
Overgaan op de dubbele hoek is een beproefde techniek die vroeger in Nederland ook op school werd geleerd, en in Vlaanderen is dat nog steeds zo. Er komen in die Vlaamse toelatingsexamens vaak goniometrische vergelijkingen voor met een kwadraat van een sinus of een cosinus, en dan is het uitermate zinnig om te weten dat je deze kwadraten kunt herschrijven met behulp van een cosinus van de dubbele hoek:quote:Niet nodig zoals je even hierboven kunt zien. 6 regels en klaar
Nee, die conclusie kan je uit zijn twee antwoordenparen niet trekken, dat is te voorbarig becommentarieerd van jou!! Het klopt idd dat tegengestelde (rotatie)hoeken een tegengestelde sinus hebben, maar als men twee tegengestelde sinuswaarden elk afzonderlijk kwadrateert, blijken zowel de positieve sinus als de negatieve sinus beide dezelfde oplossing te geven. Dit is geen toevalligheid, maar volgt direct uit de eigenschap van 2 oplossingen voor even machten. Daar maak ik hier gebruik van. Bovendien, die -1/8pi en -3/8pi zijn op te vatten als de 5/8pi en 7/8pi van de vorige periode/golf, en je weet dat het antwoord niet verandert wanneer je een periode opschuift.quote:Op maandag 11 november 2013 21:25 schreef Riparius het volgende:
Nee, dat is niet waar ik op doelde. DefinitionX zegt dat hij de vergelijking 'algebraïsch' heeft opgelost. Daarmee bedoelt hij hoogstwaarschijnlijk dat
sin22x = ½
equivalent is met
sin 2x = ½√2 ∨ sin 2x = −½√2
Voor de eerste vergelijking hebben we dan
x = 22,5° + k·180° ∨ x = 67,5° + k·180°, k ∈ Z
en voor de tweede vergelijking
x = −22,5° + k·180° ∨ x = −67,5° + k·180°, k ∈ Z
Maar als je nu kijkt naar de volgorde waarin DefinitionX deze vier mogelijkheden opschrijft, dan zie je dat hij (afgezien van zijn rekenfout) eerst x = 22,5° + k·180° en x = −22,5° + k·180° geeft en dan x = 67,5° + k·180° en x = −67,5° + k·180°. Dit verraadt dat hij is uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat tegengestelde (rotatie)hoeken dezelfde sinus hebben. Het komt hier inderdaad goed uit, maar de onderliggende redenatie blijft gewoon fout.
Dat neemt niet weg dat strikt genomen dat stuk gonio niet nodig is geweest om dit vraagstuk tot een goed einde brengen.quote:Overgaan op de dubbele hoek is een beproefde techniek die vroeger in Nederland ook op school werd geleerd, en in Vlaanderen is dat nog steeds zo. Er komen in die Vlaamse toelatingsexamens vaak goniometrische vergelijkingen voor met een kwadraat van een sinus of een cosinus, en dan is het uitermate zinnig om te weten dat je deze kwadraten kunt herschrijven met behulp van een cosinus van de dubbele hoek:
cos2a = ½(1 + cos 2α)
sin2a = ½(1 − cos 2α)
De oplossing wordt dan toch stukken eenvoudiger:
sin22x = ½
cos 4x = 0
x = 22,5° + k·45°, k ∈ Z
De identiteiten voor de herleiding van het kwadraat van een cosinus of een sinus tot de cosinus van de dubbele hoek worden ook vaak gebruikt in de integraalrekening, en ook daarover kunnen opgaven voorkomen bij de Vlaamse toelatingsexamens.
Kijk, als je nou je merkwaardige producten kende en vroeger had geleerd om kwadraten af te splitsen, dan deed je gewoon dit:quote:Op dinsdag 12 november 2013 14:56 schreef tacos049 het volgende:
Bepaal alle complexe getallen z, met Re(z^2)=Im(z^2).
Ik dacht laat z=a+bi dan Re(z^2)=a^2-b^2 en Im(z^2)=2ab en dan oplossen a^2-b^2=2ab, maar dat lukt me niet echt. Iemand een ander idee?
Dus als ik het goed heb is de verzameling van alle z die daaraan voldoet: v = {z=(1+sqrt(2))x+xi of z=(1-sqrt(2))x+xi met x element van de reële getallen} ?quote:Op dinsdag 12 november 2013 15:36 schreef Riparius het volgende:
[..]
Kijk, als je nou je merkwaardige producten kende en vroeger had geleerd om kwadraten af te splitsen, dan deed je gewoon dit:
a2 − b2 − 2ab = 0
(a − b)2 − 2b2 = 0
(a − b − √2·b)(a − b + √2·b) = 0
a = (1 + √2)b ∨ a = (1 − √2)b
Re(z) = (1 + √2)·Im(z) ∨ Re(z) = (1 − √2)·Im(z)
V = { z ∈ C | (z = (1 + √2)x + xi ∨ z = (1 − √2)x + xi) ∧ x ∈ R }quote:Op dinsdag 12 november 2013 15:55 schreef tacos049 het volgende:
[..]
Dus als ik het goed heb is de verzameling van alle z die daaraan voldoet: v = {z=(1+sqrt(2))x+xi of z=(1-sqrt(2))x+xi met x element van de reële getallen} ?
Bissectricequote:Op dinsdag 12 november 2013 17:49 schreef Rezania het volgende:
Als je een lijn vanuit het midden van een hoek tekent, hoe heet die lijn dan ook al weer?Dus je hebt bijvoorbeeld een hoek van 90 graden ten opzichte van lijn a en de lijn teken je dan op een hoek van 45 graden ten opzichte van lijn a.
Daar heb ik te weinig gegevens voor.quote:Op donderdag 14 november 2013 19:49 schreef wiskundenoob het volgende:
Iets met dit?
x2 +y2 + ax +by +c =0
Bedoel je nu dat je het middelpunt van een deel van een cirkel wil bepalen, en daarmee de straal?quote:Op donderdag 14 november 2013 19:40 schreef Rezania het volgende:
Ik heb een kopie van een stuk van een CD, 1 op 1, en moet de straal van de CD bepalen daarmee. Nu is me dat al gelukt door twee raaklijnen te tekenen en dan loodrecht daarop lijnen te tekenen, die lijnen te laten kruisen, en dan gewoon te meten. Maar de docent zei dat ik er ook een formule was. Met wat googelen kan ik eigenlijk niet veel vinden, kom vaak terecht op formules om de omtrek van de cirkel te bepalen aan de hand van de straal. Iemand een idee?
Dat met de loodlijnen heb ik dus al gedaan. En hij zei dat we die formule moesten opzoeken, dus denk niet dat het de stelling van Pythagoras is.quote:Op donderdag 14 november 2013 20:07 schreef Aardappeltaart het volgende:
[..]
Bedoel je nu dat je het middelpunt van een deel van een cirkel wil bepalen, en daarmee de straal?
Misschien wat analytische meetkunde: kies drie punten op het cirkelsegment. Geef deze coördinaten. Laat deze een driehoek vormen. Stel vergelijkingen voor de middelloodlijnen van twee zijdes van die driehoek op. Die snijden elkaar in het middelpunt (want de middelloodlijnen van een driehoek snijden elkaar in het middelpunt van de omgeschreven cirkel; dit gebruik je andersom). Afstand van het bepaalde middelpunt tot één van de drie gekozen punten bepalen (Pythagoras) en je hebt de straal.
Of denk ik te moeilijk? Bedoelt de docent iets anders?
quote:Voor de berekening van de straal moet je ook zelf op zoek naar een formule. Afleiden is niet nodig, maar geef wel aan wat de formule is die je gebruikt hebt en waar die vandaan komt (bronvermelding!).
Pythagoras is helemaal niet de kern van mijn idee. Het is een stukje analytische meetkunde (dus met formules). Je kiest drie punten op de cirkel, je geeft die coördinaten en de rest van je oplossing komt neer op dat het snijpunt van de middelloodlijnen van een driehoek het middelpunt van de omgeschreven cirkel is. Dat is iets heel anders dan raaklijnen tekenen en daar lijnen loodrecht op nemen.quote:Op donderdag 14 november 2013 20:11 schreef Rezania het volgende:
[..]
Dat met de loodlijnen heb ik dus al gedaan. En hij zei dat we die formule moesten opzoeken, dus denk niet dat het de stelling van Pythagoras is.
Het rechte stuk is een koorde van de cirkel gevormd door de omtrek van de CD. Noem de straal van de cirkel r en de halve middelpuntshoek die door de koorde wordt omspannen α, dan is de lengte van de koorde 2·r·sin α en de afstand van het midden van de koorde tot de cirkel r·(1 − cos α). Het quotiënt van deze lengtes is danquote:Op donderdag 14 november 2013 20:13 schreef Rezania het volgende:
[ afbeelding ]
Zo'n stuk heb ik dus, en dan moet ik de straal bepalen op twee manieren. Dit is het enige wat de docent er over zegt:
[..]
Ik had de formule net gevonden in mijn boek, en toen las ik je post, toevallig allemaal.quote:Op donderdag 14 november 2013 20:46 schreef Riparius het volgende:
[..]
Het rechte stuk is een koorde van de cirkel gevormd door de omtrek van de CD. Noem de straal van de cirkel r en de halve middelpuntshoek die door de koorde wordt omspannen α, dan is de lengte van de koorde 2·r·sin α en de afstand van het midden van de koorde tot de cirkel r·(1 − cos α). Het quotiënt van deze lengtes is dan
r·(1 − cos α) / 2·r·sin α = ½·tan ½α
aangezien
tan ½α = (1 − cos α)/sin α
zodat je tan ½α en daarmee α kunt bepalen (0 < α < ½π). Zodoende ken je ook sin α en cos α en kun je dus r berekenen uit de opgemeten lengte 2·r·sin α van de koorde.
Het kan natuurlijk ook met Pythagoras, en dat is misschien hier wel zo makkelijk.quote:Op donderdag 14 november 2013 21:08 schreef Rezania het volgende:
[..]
Ik had de formule net gevonden in mijn boek, en toen las ik je post, toevallig allemaal.In ieder geval bedankt.
Ja, die is wel een stuk makkelijker inderdaad, vooral met het plaatje. Ik gebruik die wel.quote:Op donderdag 14 november 2013 21:31 schreef Riparius het volgende:
[..]
Het kan natuurlijk ook met Pythagoras, en dat is misschien hier wel zo makkelijk.
[ afbeelding ]
Noem de lengte van de koorde k en de afstand van het midden van de koorde tot de cirkel p, en de gezochte straal R, dan hebben we volgens Pythagoras
(½k)2 + (R − p)2 = R2
Uitwerken geeft
¼k2 + R2 − 2Rp + p2 = R2
¼k2 − 2Rp + p2 = 0
2pR = ¼k2 + p2
[ afbeelding ]
Je probleem was kennelijk dat je niet wist hoe z'n stuk van een cirkelschijf heet. Welnu, zo'n stuk noemen we een cirkelsegment.quote:Op donderdag 14 november 2013 21:57 schreef Rezania het volgende:
[..]
Ja, die is wel een stuk makkelijker inderdaad, vooral met het plaatje. Ik gebruik die wel.
Hoe vind je zoiets iets eigenlijk, dat plaatje bedoel ik? Heeft het een specifieke naam, zoek je op specifieke termen, of maak je het gewoon zelf? Want ik probeerde eerst te zoeken op internet, maar daar kwam ik niet heel ver mee. Misschien ook wel doordat ik zocht op "omtrek cirkel straal berekenen".
Oh mijn god, zo simpel.quote:Op donderdag 14 november 2013 22:00 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je probleem was kennelijk dat je niet wist hoe z'n stuk van een cirkelschijf heet. Welnu, zo'n stuk noemen we een cirkelsegment.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |