quote:
The National in de HMH: mooi, maar pas aan het slot in écht grootse vorm
Joris, Vrijdag 08 11 2013, 13:19
The National in de HMH: mooi, maar pas aan het slot in écht grootse vorm
The National live. Foto: Ethan Trewhitt (CC)
We moesten er dit keer even op wachten, een concert van The National na de release van jongste album Trouble Will Find Me. Na doorbraakplaat High Violet uit 2010 bezocht de New Yorkse band Nederland voor meerdere clubshows, Lowlands, Crossing Border en nog eens een ronde van vijf optredens met het rondreizende Cross-Linx festival. Een innige band met Nederland leek met zoveel concerten vol bezieling definitief bestendigd, maar nu The National zich een veel bekendere (en gewíldere) band mag noemen, worden de shows groter – inclusief megascherm met visuals en een uitgekiende lichtshow - en moeten er duidelijk keuzes worden gemaakt in het tourschema.
Dus is de eerste keer The National live sinds het uitkomen van Trouble Will Find Me een half jaartje terug direct in de Heineken Music Hall, die na alle goede herinneringen uit 2010/2011 vlotjes uitverkocht raakte. En terecht, want let wel: vooraf is er geen enkele twijfel of de band rond de broers Dessner en Devendorf en in zichzelf gekeerde frontman Matt Berninger een zaal van dit formaat wel aankan. Mogen de zes albums vooral warme, ingetogen treurballades laten horen, ook deze avond blijkt vanaf de eerste tellen van opener I Should Live In Salt weer dat The National op het podium veel robuuster durft te klinken.
Blijft het gitaarspel van de gebroeders Aaron en Bryce Dessner op plaat meestal redelijk op de achtergrond, op de momenten dat vroeg in de set gespeelde songs Don’t Swallow The Cap en Bloodbuzz Ohio openbarsten, gieren hun bijna postrock- tot noise-achtige gitaren door de Heineken Music Hall en kun je The National op zulke momenten zowaar als een ‘harde band’ ervaren, wat live uitstekend werkt. En dan zijn er nog de vaak stuwende en strakke drumpartijen van John Lennon look-a-like Bryan Devendorf, die zo ook in de soberder liedjes een heerlijk meeslepende drive weet te leggen. Dat hardere gitaren en een zichzelf soms overschreeuwende Berninger soms de subtiliteiten in de songs grof wegvegen, is niet eens zo’n bezwaar. De schoonheid van de nummers blijft gedurende twee uur en liefst 24 songs op de setlist grotendeels intact, terwijl het tempo hoog ligt.
Wat zeker tijdens het eerste uur van het concert nog eens duidelijk wordt, als uitsluitend nummers van Trouble Will Find Me en High Violet elkaar afwisselen: de meeste nieuwe liedjes gaan muzikaal toch echt minder diep dan de intensere, wat grootsere High Violet-hoogtepunten. Van de nieuwste songs krijgen vooral I Need My Girl – met zo’n prachtig, karakteristiek National-gitaarloopje - en This Is The Last Time een enthousiast onthaal; ander nieuw werk lijkt bij een groot deel van het publiek nog niet echt te zijn geland, zoals Sea Of Love of de intiemere songs Pink Rabbits of Hard To Find.
Dat is wel anders bij een intense High Violet-combi halverwege, als de band een verschroeiend intens Afraid Of Everyone speelt – vanaf het scherm loeren paranoïde ogen de zaal in -, direct gevolgd door Conversation 16, waarbij een hele zaal “I am evil!” kan meeschreeuwen, een hoogtepunt van acht minuten tijdens een tot dat moment goed, maar nog niet groots concert. Fans die het oudere werk hoger hebben zitten, komen in de tweede helft meer aan hun trekken, met prijsnummers All The Wine en een nog altijd verbeten klinkend Abel, waarbij Berninger graag wat met zijn microfoonstandaard mag smijten. Hij blijft een spannende, onvoorspelbare frontman om naar te kijken, meestal ingetogen en zichzelf gekeerd zingend, totdat de opgebouwde woede er bij tijd en wijle eens driftig uit moet. Meer mooi oud werk: een flard van Cardinal Song aan het einde van Available (te vinden op Sad Songs For Dirty Lovers).
Al met al een goed, oerdegelijke reguliere set van twintig nummers, met een hoogtepunt halverwege en twee handen vol fraaie momenten, al hebben we een zich soms overschreeuwende Berninger beslist wel eens beter bij stem gehoord en zou iemand de band misschien eens moeten vertellen dat niet elk liedje de toevoeging van trompet en trombone nodig heeft. En ach ja, we hadden misschien nog meer willen horen van Boxer dan enkel Slow Show en de nog altijd een gevoelige snaar kietelende publieksfavoriet Fake Empire aan het slot, bij de invallende bassdrum zoals gebruikelijk goed voor een massaal meeklapmoment.
Het is echter de toegift die dit goede concert alsnog een stukje richting ‘groots’ tilt, als de subtiele drumpartij en gitaarloopjes van About Today plots de zaal vullen. “How close I am to losing you”, fluistert Berninger met de ogen gesloten, en eindelijk voelen we zijn sores echt een keertje mee, waarna de song zo’n mooie stormachtige gitaaruitbarsting krijgt als climax. Het nieuwe Humiliation sluit hier perfect op aan, met z’n rustige opbouw en een onverwacht woest slot, opmaat naar een intense optater van een Mr. 'I won't fuck us over!' November – Berninger molt nog eens microfoon, rent dit keer door de zaal naar de bar, menen we te zien – en High Violet-opener Terrible Love. Twintig afsluitende minuten waarbij The National wel weer ouderwets in vuur en vlam staat: van die bezieling hadden we in de anderhalf uur ervoor nog iets meer willen zien.
Maar wees gerust: ook als deze groep ietsje meer vertrouwt op de automatische piloot dan voorheen, levert dit nog steeds een minstens mooi concert op, waaraan je je kunt warmen in deze killere herfstdagen. Op welk groot festival komen we The National volgend jaar weer eens tegen?