quote:
Man 1: Dag, meneer.
Man 2: Hè?
Man 1: Daag.
Man 2: O, daag.
Man 1: Daag.
Man 2: Hè?
Man 1 luider: Daag.
Man 2: O, daag.
Man 1: Wie bent u.
Man 2: Hè?
Man 1: U!
Man 2: Ik?
Man 1: Nee, hoor.
Man 2: Hè?
Man 1: Daag.Man 2: Daag.
Man 1 gaat weg. Man 2 gaat met stoel weg, komt terug.
Man 2: Hè?
Deze dialoog is afkomstig uit de absurdistische klassieker Herenleed van Armando en Cherry Duyns. Een tekst die niet gebruikt werd in, maar precies de sfeer weergeeft van De woorden de dingen van ’t Barre Land. Vier decemberavonden speelde het collectief in Frascati deze voorstelling, schijnbaar zonder kop of staart. Uit een enorme voorraad geschreven teksten, improvisaties en non-verbale scènes leken de makers uit de losse pols een associatieve collage te maken. Dat ging soms onhandig, dan weer bruut of juist uiterst omzichtig.
Eilandje
Een kwast. Een emmer met grijze verf. Een toneelvloer. Vincent van den Berg pakt de kwast en schildert een grote rechthoek op de vloer, van rechts naar links. Hij begint met de rechterzijde, maakt dan boven en onder een hoek, vult het tussendeel in en werkt gestaag verder naar links. Zijn medespeler, Martijn Nieuwerf, staat in wat ruwweg het midden van de rechthoek wordt en kijkt ernaar. De eerste schildert een eindje om hem heen, dan geeft hij met een veeg de linkerzijde van de rechthoek aan en – achteruitlopend naar rechts – vult de rest van het vlak in met verf. Tot hij tegen Martijn aanbotst. Daar staan de mannen, midden in het muisgrijze vlak, op een klein onbeschilderd eilandje. Ze kijken, naar elkaar en dan naar de vloer. De verf moet drogen voordat ze eruit mogen stappen. Wachten dus. Wachten op z’n Barre-Lands: stuntelig bijna-niet-toneelspelen op nog geen vierkante meter ongeschilderde vloer.
Een andere scène. Twee lange rode touwen hangen door een katrol aan het plafond. Beide touwen hebben aan het ene uiteinde een zandzakje en aan het andere een kwast met opgedroogde, grijze verf. Trek aan het zandzakje en de kwast gaat omhoog. Trek aan de kwast en het zakje gaat omhoog. Vincent van den Berg en Ingejan Ligthart Schenk staan tegenover elkaar, ieder met een kwast in de hand. Synchroon dopen ze hun kwast in een onzichtbaar bakje, schudden zachtjes de overtollige verf eraf en ‘poederen’ een beetje met de kwast in de lucht. Dan laten ze tegelijkertijd hun kwast los, waardoor die naar de ander slingert, die hem aanpakt en er hetzelfde ritueel van dopen, schudden en poederen mee uitvoert. Alle handelingen verlopen volledig gelijktijdig, het is een komisch gezicht. Maar waarom doen ze dit? En wat betekent het? De handeling roept associaties op met het slingeren met een wierookvat. Maar je kunt er ook het deppen van een poederdons in een poederdoos in zien. Of het ouderwetse optrekken van decorstukken met een trekkenwand. Het is abstract en tegelijkertijd slapstick, een geabstraheerde slapstick-act. ’t Barre Land ontkoppelt in deze korte stille scène object, beweging en inhoud en laat de invulling ervan over aan het publiek.
Taalspelen
Volgens de cryptische publiciteitstekst liet het collectief zich dit keer ondermeer inspireren door de filosofen Foucault en Wittgenstein. Beide denkers zagen de werkelijkheid als een tijdelijk construct, waarvan geen eenduidige uitleg kan worden gegeven. Zo behandelde Wittgenstein de idee dat taal ontoereikend is om de wereld in alle volledigheid te omschrijven. Daarom introduceerde hij het concept ‘taalspelen’, verwijzend naar de mogelijkheid om dezelfde elementen te gebruiken in uiteenlopende situaties, waardoor steeds een soort ‘familiegelijkenis’ tussen die situaties ontstaat. Verschillende situaties kunnen overeenkomstige kenmerken hebben, zoals familieleden op elkaar lijken zonder dat ze exact dezelfde gelaatstrekken hebben. De act met de kwasten kun je met een taalspel vergelijken. De dingen verliezen in deze scène hun oorspronkelijke betekenis en krijgen een nieuwe als de spelers ze met elkaar in verband brengen. Voor de toeschouwer hebben de objecten en handelingen een zekere familiariteit; ze doen denken aan andere, uiterlijk verwante objecten en handelingen. Maar de Barre Landers tonen met hun spel de relativiteit en tijdelijkheid van betekenissen.
Foucault lanceerde in zijn boek Les mots et les Choses […], waaraan ’t Barre Land de voorstellingstitel ontleende, het epistemisch denken. Een van de daaruit volgende conclusies was dat de menselijke vrijheid niet werkelijk bestaat. We zitten vast in betekenisstructuren, tijdelijke epistèmè, die we niet zelf hebben gekozen. ’t Barre Land speelt een voortdurend spel met die betekenisstructuren. Het collectief doet in zijn voorstelling voortdurend pogingen een nieuwe orde aan te brengen in de woorden en de dingen die tot zijn beschikking staan. In de ruimte die daardoor ontstaat, de speling tussen de oude en de nieuwe betekenissen, maakt het theater.
Liegen
Eigenlijk worden de hele voorstelling lang spelletjes gespeeld. En niet alleen filosofische. Is het omdat het gros van de Barre Landers inmiddels zelf kinderen heeft dat veel scènes de grenzen met kinderspel en -beleving verkennen? Margijn Bosch vertelt met grote, bange ogen over de zes slechtgehumeurde draken die beneden ons, in zaal 3, zitten en die elke avond een beetje dichterbij durven komen. Waarschijnlijk komen ze vanavond bij ons de zaal in! Net daarvoor heeft ze al behoorlijk overtuigend beredeneerd dat wij ons nu in zaal 11 bevinden en dat Frascati een geweldig groot gebouw is met ontelbaar veel zalen, lange gangen en clandestiene rookruimtes. Dus die draken kunnen er ook nog wel bij.
Even later verliest Bosch zich samen met Ligthart Schenk in een sprookje over twee knechten die in afwezigheid van hun meester op De Oppas moeten passen. De Oppas is een ongedefinieerde substantie in een pot en alleen al het inademen van de wind die erover heen waait, kan je dood doen neervallen. De nieuwsgierige knechten presteren het echter om De Oppas op te eten zonder te overlijden, waarna ze elkaar de kop inslaan om hun meester een uiterst ongeloofwaardig excuusverhaal te kunnen vertellen. En om die verklaring gaat het. Zoals kleine kinderen alles bij elkaar liegen omdat ze weten dat ze iets heel stouts hebben gedaan, met krokodillentranen uit angst voor de komende straf, zo staan de twee tegenover hun meester. Brullend en jankend van zelfmedelijden doen ze hun hilarische relaas, waarna ze stommelend en onder luid ‘ach en wee, vergeef ons’-geroep aan de toorn van hun meester proberen te ontsnappen.
Kinderspel
De mooiste momenten doen zich voor als de inspiratiebronnen met elkaar vervlochten raken. Anouk Driessen besteedt bijvoorbeeld een groot deel van de avond aan het bereiden van een minimaaltijd in minipannetjes, gekookt op waxinelichtjes en geserveerd op serviesscherven. Iedereen die als kind een keukentje had, zal zich in haar geduldige kookexperimenten herkennen. Maar haar koken is meer dan een kinderspel. Haar zorgvuldige pietepeuterige werk doet denken aan het bereiden van Japanse sushi. Als ze ten slotte de gerechtjes opdient in die scherven, voorzichtig op een ruwhouten plankje geplaatst, is het kinderspel voorbij en glijdt de scène soepel over in een vertelling over een Japanse zenmonnik die een lange reis naar een magische berg maakt. De zes spelers beschrijven de tocht langs steden en dorpen, langs meren en bergen, over de zee. ‘Omdat we ons hebben gehaast zijn we al bij de veerpont gekomen. We zijn al bij de veerpont, omdat we ons gehaast hebben.’ Tot ze, eenmaal op de berg aangekomen, naar de volle maan kijken. De zes staan naast elkaar en kijken omhoog, naar de maan. Het publiek kijkt mee.
In De woorden de dingen doet ’t Barre Land wat het altijd doet: herschikken, uitproberen, twijfelen, de grenzen tussen spel en werkelijkheid opzoeken. De spelers doen pogingen. Dat hebben ze altijd gedaan, alleen in steeds veranderende vormen en met steeds nieuwe inspiratiebronnen. Ze pogen, ze maken aanstalten.
Man 1 maakt grabbelbewegingen.
Man 2: Wat doet, wat grabbelt?
Man 1: Nou, ik maak de aanstalten.
Man 2: O!
Man 1: Dit zijn de zogenaamde aanstalten.
Man 2: Juist.
Man 1: Ik ga mijns weegs. Leuk hè.
Man 2: Ja, heel leuk.
Man 1 door opening doek: Leuk hè.
Man 2: Ja, heel leuk
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !