abonnement bol.com Unibet Coolblue
pi_131306250
quote:
:o Wel een flink boekwerk (661 pagina's in pdf)
There is only one religion
pi_131307626
quote:
Zometeen eens even kijken!
"They are rage. Brutal, without mercy. But you.... You will be worse. Rip and tear, until it is done!"
"Omae wa mou shindeiru."
"All we know is... he's called The Stig!"
  donderdag 31 oktober 2013 @ 09:42:47 #106
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132751329
Het is vandaag 31 oktober en na zonsondergang begint halloween. gezocht naar wat verhaaltjes.
hier het resultaat.

De pompoen

Er was eens een bejaarde vrouw, die Allah haar hele leven vruchteloos had gesmeekt haar een kind te geven. "Ik verlang er zo naar," zei ze tegen haar man, "dat ik het lief zou hebben en als een moeder zou koesteren - al zou het er uitzien als een pompoen."

En zowaar, op zekere dag toen ze de buitendeur opende om de morgenzon binnen te laten, rolde een kleine ronde pompoen de drempel over en de kamer binnen. Maar daarbij bleef het niet. De pompoen begon de oude vrouw om de voeten te buitelen. Even later begon hij te schreien als een pasgeboren kind. Hij schreide zo verdrietig, dat de oude vrouw hem in haar armen nam en begon te wiegen, net alsof ze een echte zuigeling suste. Tot haar verbazing werd de kleine pompoen al gauw stil en het geluid van zijn zachte ademhaling was duidelijk in de kamer te horen.

"Hij slaapt, mijn kleine schat," zei de oude vrouw vertederd en ze legde de pompoen in een zachte wieg.

Het duurde niet lang of de oude vrouw was de pompoen als een eigen kind gaan beschouwen, mijn dochter, zei ze. Dagelijks bracht ze de wieg naar buiten in de zon, ze suste de pompoen als ze huilde, baadde haar in geurig water en droogde behoedzaam de schil met een schone witte baddoek.

De oude vrouw en haar kind konden uren aaneen in de tuin spelen en het liefst speelden ze krijgertje. De pompoen wist verbazend vlug weg te komen en de oude vrouw riep dan: "Denk je dat ik je niet kan pakken, jij kleine ondeugd? Wacht maar eens!"

Door al haar goede zorgen werd de pompoen voortdurend groter; de schil ging over in prachtig goudgeel met strepen en de oude vrouw had het zo druk met haar kind, dat de dag te kort leek. Toen haar pompoendochter ten slotte zo levenslustig en ondeugend werd dat de oude vrouw de drukte niet meer aankon, leek het haar tijd te worden het kind naar school te sturen. Daar zou de ongebreidelde kinderaard wel getemd worden door de strenge tucht van de onderwijzer.

De school stond dicht bij het paleis van de padisjah en de zoon van de padisjah ontvluchtte dikwijls zijn leermeester om uit het raam te kijken; de jongen was zo afgunstig op de kinderen van zijn vaders onderdanen, die gezellig met elkaar speelden en stoeiden op het schoolplein.

Toen hij weer eens voor het raam stond, ontdekte hij tussen de schoolkinderen die naar buiten stroomden en naar huis gingen, een prachtige goudgele pompoen, die de anderen narolde.

De zoon van de padisjah kon zijn ogen niet geloven en de volgende dag zorgde hij op dezelfde tijd weer voor het raam te staan om nog eens te kijken. Wat hij te zien kreeg was nog vreemder dan wat hij de dag tevoren had gezien - hij kon zijn ogen niet geloven. Terwijl hij stond toe te kijken, begon de pompoen bij het naderen van de wijngaard steeds langzamer te rollen, liet alle kinderen voorbijgaan en bleef liggen. Plotseling barstte de schil open als een oesterschelp en er stapte een beeldschoon meisje uit, een meisje mooier dan de maan.

Hij zag het meisje in een van de staken klimmen, waarlangs de wingerdranken zich omhoog slingerden; ze plukte een forse tros sappige druiven, die ze gretig opat. Nadat de laatste druif tussen twee rijen parelende tanden was verdwenen, liet het meisje zich omlaag glijden, stapte weer in de pompoen en rolde snel weg.

De rest van de dag en ook de daarop volgende nacht kon de prins alleen aan het meisje in de pompoen denken en hij werd zo verliefd op haar als een jonge prins maar kan zijn.

Weer werd het morgen en zijn leermeester wachtte tevergeefs op hem. Bevend van verlangen en ongeduld lag de jonge prins te wachten op het dak van de hut in de wijngaard in de hoop, dat het beeldschone meisje nog eens zou komen.

Toen ze dat eindelijk deed, was hij buiten zichzelf van blijdschap. Ze was nog niet uit de pompoen gestapt en langs een staak naar boven geklommen, of de prins boog zich over de dakrand en schoof haar zijn eigen kostbare ring aan de vinger, eer ze besefte wat er gebeurde. De ring was evenwel te ruim voor haar ringvinger en daarom schoof de prins hem om haar middelvinger, waaraan hij precies paste. Daarna nam hij de ring terug. Nadat hij dit had gedaan, sprong de jongeman van het dak en rende regelrecht naar het paleis en de kamer van zijn moeder. Hij knielde voor haar neer en zei: "Lieve moeder, ik zou willen gaan trouwen, maar alleen met het meisje dat mijn ring aan haar middelvinger kan dragen. Hier is de ring."

De moeder van de prins die grote genegenheid voor haar zoon koesterde, gaf de ring aan haar oudste hofdame en zond haar met een groot gezelschap dienaren uit om de omliggende streek te doorzoeken en het meisje op te sporen, dat de ring aan haar middelvinger kon dragen.

De hofdame liep dagen aaneen van huis tot huis, maar ontdekte geen spoor van een meisje, dat de ring van de prins aan haar middelvinger kon dragen. Eindelijk kwam ze ook bij het huis ver buiten de stad, waar de oude vrouw woonde met haar pompoendochter. De dienaren bonsden op de deur en riepen luid, zoals ze dat al dagen aaneen hadden gedaan: "Woont er een meisje in dit huis?"

"Hou me niet voor de gek," zei de oude vrouw, die opendeed. "Mijn hele leven heb ik Allah gesmeekt om een kind, maar hij zond me een pompoen. Allah is almachtig en weet wat hij doet. Ik ben van die pompoen gaan houden alsof het mijn eigen dochter was en geloof maar dat ze een bron van trots en vreugde voor me is, thuis zowel als op de school, waar ze elke morgen heen rolt."

De hofdame en de dienaren schaterden van het lachen, toen ze dit hoorden en wilden beslist die bijzondere pompoen zien. De oude vrouw nodigde hen binnen en zodra ze met eigen ogen de mooie pompoen aanschouwden, die er zo doodgewoon uitzag, moesten ze zich vasthouden van het lachen en de tranen stroomden hun over de wangen. Zodra ze weer op adem waren, deelden ze de oude vrouw mee wat het doel van hun komst was en vertelden erbij, dat ze nog geen meisje hadden gevonden wie de ring paste.

Het was nog niet gezegd of er werd plotseling een tengere meisjeshand uit de pompoen naar buiten gestoken en iedereen verstarde. De hofdame was de eerste die tot zichzelf kwam. "De hand is er," zei ze. "Laten we de ring aan de middelvinger schuiven." En met verbazing zagen allen, dat de ring precies paste.

Onverwijld repte de hofdame zich naar de prins en stelde hem op de hoogte van hun verbijsterende ervaring. Nadat hij haar had aangehoord, gaf de prins bevel de pompoen ogenblikkelijk naar het paleis te halen en zodra dit was gebeurd, zei hij: "Dit is degene met wie ik zal trouwen, ik wil geen andere."

Vruchteloos smeekte zijn vorstelijke moeder hem van zijn dwaze voornemen af te zien, de prins hield voet bij stuk. En er zat niets anders op dan voorbereidingen voor de trouwpartij te treffen. Na de plechtigheid, toen het bruiloftsfeest op het hoogtepunt was, stond de kamerheer op, trok zijn zwaard en riep luid: "Kom nu uit de pompoen te voorschijn!"

Hij had het nog niet gezegd of de pompoen barstte open, zoals dat tevoren in de wijngaard was gebeurd, en er stapte een meisje uit zo verblindend schoon, dat alle aanwezigen de adem in de keel stokte. De padisjah en zijn gemalin waren met stomheid geslagen. Dezelfde avond nog werd de oude vrouw ontboden en toen ze verscheen en met eigen ogen zag hoe liefelijk het meisje was, dat in haar huis was opgegroeid en nu de bruid was van een koningszoon, voelde ze zich innig gelukkig.

Hierna bezocht de bejaarde vrouw haar dochter op gezette tijden en ze zag niet op tegen de vermoeienissen van de langdurige en veelvuldige wandelingen en die twee toonden elkaar de genegenheid, die alleen tussen ouders en kinderen kan bestaan.

Op zekere dag toen ze als gewoonlijk op weg was naar haar dochter en nog een flink eind te lopen had, zag ze zich de weg versperd door een leeuw, die haar te kennen gaf dat hij haar wilde verscheuren, want het was zo ongeveer etenstijd voor hem.

"Zoek vandaag dan iets anders te eten, beste leeuw, als je zo vriendelijk wilt zijn," smeekte de oude vrouw. "Ik ben op weg naar mijn getrouwde dochter. Laat me haar nog eenmaal zien. Als ik terugkom, doe je maar met me wat je wilt."

De leeuw bedacht dat hij altijd een nobel dier was geweest, hij was ten slotte de koning van de dieren, en hij voldeed aan het verzoek.

De oude vrouw vervolgde haar weg, maar ver kwam ze niet. Terwijl ze langs een dichte begroeiing van struiken kwam, sprong er een wolf op haar af en zijn ogen waren van de honger met bloed doorlopen en zijn slagtanden waren bloot. De blaffende stem waarmee hij haar begroette was het enige verschil tussen hem en de leeuw, want wat hij wilde kwam op hetzelfde neer. Evenals de leeuw liet evenwel ook de broodmagere wolf met zijn hol staande ogen zich overhalen zijn maaltijd uit te stellen tot de vrouw een bezoek aan haar dochter zou hebben gebracht.

En ze liep door, maar veel verder kwam ze niet. Terwijl ze om een groot brok steen heenliep dat haar pad versperde, veranderde het rotsblok plotseling in een gruwelijke verschijning, die niemand minder was dan de woestijnduivel. Zijn wrede lach was nog angstaanjagender dan de scherpe tanden van de wolf en hij luisterde vol wantrouwen, terwijl de vrouw nog eens smeekte door te mogen lopen. Ze moest lange tijd aanhouden, eer hij haar eindelijk toestond verder te gaan.

Zo bereikte de oude vrouw dan toch haar bestemming. Drie dagen bleef ze bij haar dochter. Toen was het ogenblik aangebroken waarop ze afscheid moest nemen en de gemalin van de prins merkte, dat haar moeder gekweld werd door een zware zorg.

"Wat is er aan de hand, lieve moeder?" vroeg ze en de oude vrouw vertelde haar met een stem die trilde van angst, wat er op de heenweg was gebeurd en wat haar op de terugweg wachtte.

"Zet die angst nu maar van u af, ik zal u helpen," zei de prinses. En ze ging de pompoen halen. "Kijk - stap er maar in en rol naar huis."

Dat deed de oude vrouw en ze rolde terug langs het pad waarlangs ze was gekomen, maar ze werd op zeker ogenblik tegengehouden door de gespleten hoef van de boze geest.

"Zeg eens, ronde streepjespompoen, heb je onderweg soms een oud wijf gezien?"

"Nee, ik niet," zei de pompoen. "Ik zweer bij de soep waarin de Profeet zijn baard liet hangen en bij alle vellen van de ui, dat ik onderweg geen enkel menselijk wezen, laat staan een oud wijf heb gezien. En zou je me nu een zetje willen geven? Ik moet verder, ik heb nog een lange weg voor de boeg."

En de boze geest gaf haar een zetje met de punt van zijn gespleten hoef en de pompoen rolde dapper verder en bleef rollen tot hij werd tegengehouden door de wolf. En omdat de wolf dezelfde vraag stelde als de boze geest, lag het voor de hand dat hij hetzelfde antwoord kreeg. En ook hij gaf de pompoen een zetje met zijn bek en de pompoen rolde maar verder, pardoes in de klauwen van de leeuw. De leeuw vroeg hetzelfde als de twee anderen voor hem en de pompoen gaf hem hetzelfde antwoord.

En dat was jammer - ditmaal had de oude vrouw beter over haar antwoord moeten nadenken.

De manen van de leeuw kwamen overeind van woede bij de gedachte, dat een doodgewone pompoen hem een dienst had durven vragen. En hij had reden tot woede, want was hij niet de koning van de dieren? En in plaats van het zetje te geven, waarom de pompoen hem had verzocht, greep hij de pompoen, hief hem hoog op en smeet hem tegen een rots. De schil sprong open en o schrik, wat eruit sprong was de oude vrouw, die hem in een eindeloze woordenstroom begon uit te schelden.

De leeuw vergat zijn woede en in zijn plotselinge angst en verbijstering drong het niet eens tot hem door dat dit de oude vrouw was, waarmee hij zijn maal had willen doen. Met de staart tussen de achterpoten sprong hij weg, op de vlucht voor die scheldende stem. Hij verdween in het hoge gras langs de weg.

En de oude vrouw kwam veilig thuis en toen zij haar dochter weer bezocht, lachten de twee vrouwen hartelijk om wat haar was overkomen.

* * *

Toelichting

Vgl. het aanpassen van de ring met het aanpassen van de glazen muiltjes van Assepoester.


Bron

"Perzische sprookjes" bewerkt door Margot Bakker. Uitgeverij N. Kluwer N.V., Deventer, 1972. ISBN: 9020200151


Feest/viering:
Halloween
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 09:47:49 #107
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132751443
Hoe Halloween ontstond: het begon allemaal met Jack

Jack, een Ierse man, bracht zijn avonden graag door in zijn stamkroeg, waar hij het ene glaasje na het andere dronk, om de tijd te doden. Op zo'n avond ontmoette hij in een dronken roes de duivel, die maar één ding wou: bezit nemen van zijn ziel. Maar de listige Jack wist de duivel over te halen om samen met hem nog één glas te drinken.

Op het einde van de avond nam de duivel de gedaante aan van een muntstuk om zijn pils te betalen. Jack greep het muntstuk en sloot hem op in een buidel met een kruisvormig slot. Pas toen hij Jack had beloofd hem tien jaar met rust te laten, liet Jack hem weer vrij.

Tien jaar later botste Jack weer op de duivel op een verlaten landweg. Om tijd te winnen vroeg hij hem nog om één gunst: een appel uit de dichtstbijzijnde boom.

Toen de duivel in de boom klom om een mooi exemplaar uit te zoeken, zag Jack zijn kans schoon om met zijn zakmes een kruis te kerven in de stam van de boom. De duivel zat klem in de kruin en Jack liet hem beloven dat hij hem nooit meer lastig zou vallen. Vanuit zijn benarde situatie kon de duivel niet anders dan hiermee akkoord gaan en hij sloeg jammerend op de vlucht.

Toen Jack stierf, werd hij weggejaagd uit het paradijs, omdat hij met de duivel had geheuld. In de hel wilden ze hem ook niet, omwille van de belofte van de duivel. Jack was verdoemd om eeuwig te dolen en smeekte de duivel om een gloeiend kooltje, waarmee hij zijn lange en donkere weg kon verlichten. Die kreeg hij gelukkig nog en hij stak het in een uitgeholde raap.

Sindsdien dwaalt 'Jack of the Lantern' - later verbasterd tot 'Jack O'Lantern' - door het duister, met zijn lantaarn in de hand.

* * *

Toelichting

Tot enkele eeuwen gelden geloofden de mensen dat geesten en spoken tijdens de nacht van Halloween uit hun graf kwamen om de huizen te bezoeken waar ze vroegen hadden gewoond. Om de geesten af te schrikken, verkleedden de dorpelingen zich als monsters en plaatsten ze kaarsen in uitgeholde rapen aan de voordeur. Zo was het vroeger al in Ierland.

Bij hun aankomst in Amerika vervingen de Ierse kolonisten de raap door een pompoen, maar het ware verhaal van Jack O'Lantern wordt nog steeds van generatie op generatie doorverteld. Een oude gewoonte die je zelf aan je kinderen kunt doorgeven. Bij kaarslicht, uiteraard.

Dit verhaal heeft overeenkomsten met De ketellapper van Tamlacht en De duivel in de notedop.
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 09:54:31 #108
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132751612
Het verhaal van de soepsteen

Er was eens een vagebond die door het land trok en zich zo goed en zo kwaad als het ging door het leven sloeg. Vaak bleef zijn maag leeg en de wind floot door zijn versleten kleren.

Op een dag vond de man dat een warm soepje hem goed zou doen. Wel bezat hij geen penny, maar hij wist dat in een boerenhuis in de buurt een vrouw woonde die wat simpel was. Dus besloot hij daar zijn geluk te beproeven. Bij de rivier zocht hij een mooie ronde steen uit die de grootte van een appel bezat. Toen liep hij naar het boerenhuis en vroeg de vrouw of hij misschien een pan en wat schoon water kon krijgen. Toen de pan met het water voor hem stond, waste hij de steen tot die helemaal schoon was en glom. De boerin stond erbij en keek verwonderd toe.

"Je geeft je veel moeite voor die steen," zei ze.

"Waarom niet, goede vrouw," antwoordde de vagebond, "het is immers ook een soepsteen."

"Een soepsteen?" vroeg de vrouw verwonderd, "betekent dat soms dat je met deze steen soep kan koken?"

"Zeker," antwoordde de vagebond zonder van zijn werk op te kijken, "en zelfs een heel bijzonder smakelijke soep."

"Wat zeg je nou? En kan iedereen dat?"

"Er is niets op tegen," zei de vagebond, "natuurlijk heb je er wel een beetje verstand voor nodig."

"Ja dan..;" zei de vrouw verbaasd, "wil je me misschien verklappen hoe je zo'n soep van die soepsteen maakt?"

"Met groot genoegen, beste vrouw," riep de arme hongerige man uit.

Hij gooide het vuile water weg, liep met de vrouw het huis in, zette de pan op het vuur, goot er een halve liter schoon water in en legde er toen voorzichtig de steen bij.

"Zo," zei hij en wreef in zijn handen, "nu kunnen we beginnen met het koken."

De vrouw keek oplettend toe, opdat haar geen enkele handeling ontging.

"Wat peper en zout zouden geen kwaad kunnen," mompelde de hongerige man.

De boerenvrouw rende al weg om de kruiden te halen. Het water begon te koken en de hongerige man fronste zijn voorhoofd: "Het bindt niet genoeg," zei de man als bij zichzelf, "een snufje meel zou er nog bij moeten."

De vrouw gaf hem gauw het meel aan.

De man roerde. De vrouw staarde geboeid naar de steen op de bodem van de pan, die nu nog slechts onduidelijk te zien was. "Ach," zei de vagebond, "ik zie daar een bot schapenbout dat je zeker aan je hond wilde geven. Dat is beter op zijn plaats in onze soep."

De boerenvrouw was eigenlijk helemaal niet van plan het bot schapenbout aan haar hond te voeren, want er zat nog een groot stuk vlees aan, maar opdat haar niets zou ontgaan, gehoorzaamde zij de vagebond zonder tegenspraak.

De man proefde de soep: ."..smaakt goed en krachtig. Er ontbreken alleen nog een paar aardappelen."

En zonder zich om de vrouw te bekommeren die haar ogen niet van de borrelende soep in de pan nam, schilde de arme hongerige man een half dozijn aardappelen en deed die in de soep.

"De steen kookt goed uit," verklaarde hij, nadat hij nogmaals geproefd had, "maar weet je wat de soep op smaak af zou kunnen maken? Een paar uien!" Zo gezegd, zo gedaan. De hongerige man sneed de uien en gooide ze in de pan.

"Zo," verkondigde hij, "nu zijn we klaar. En dat zal je smaken... zo'n goede soep heb je nog nooit eerder gegeten. Wil je direct eens proeven?"

"Een beetje maar," zei de boerenvrouw, "ik heb net mijn middageten op. Hier is een klein bord. Als je daar wat voor me in wilt doen. O ja... het smaakt voortreffelijk. Wat zo'n soepsteen geen wonderen kan doen! Kun je me de steen niet verkopen?"

"Ik geef je hem cadeau," zei de vagebond royaal, terwijl de warme soep prettig door zijn koude en uitgehongerde lichaam in zijn maag stroomde.

"Dat is al te goed," zei de boerenvrouw, "maar dan moet je me een plezier doen, en ook een paar kleinigheden van mij aannemen. Wat tabak, een stuk spek... en hier, neem ook nog dit flesje met zelfgestookte jenever. Ik laat me niet graag door iemand in goedgeefsheid overtreffen."

De vagebond bedankte haar. Hij had zijn soep op. Hij stak de geschenken in zijn zakken en stond op. "Hartelijk bedankt, goede vrouw," zei hij, "nu moet ik weer verder om ook elders aan de mensen te tonen hoe je met een soepsteen omgaat. Het beste en veel geluk!"

Daarop ging hij weer op weg. De simpele vrouw bleef haar buurvrouwen maar doorzagen over de heerlijke soep die je met een soepsteen kunt maken. En daar zij zich ook iedere keer precies aan het recept van de landloper hield, lukten haar soepjes met de soepsteen steeds heel voortreffelijk.

* * *

Toelichting

Dit sprookje kent een wijde verspreiding in Europa, en staat als type in de internationale catalogus van Aarne & Thompson geregistreerd als AT 1548, The Soup-stone. Volgens de catalogus is het verhaal in de mondelinge overlevering vooral gevonden in Scandinavië en Oost-Europa.

Volgens de Portugese nationale traditie heeft dit verhaal plaats gevonden rond Almeirim. Tot op de dag van vandaag hebben vrijwel alle restaurants in Almeirim "sopa de pedra" (steensoep) op het menu.

Vergelijk ook: De geluksteen


Bron

"Ierse sprookjes" door Frederik Hetmann. Uitgeverij Elmar, Rijswijk, 1991. ISBN: 90-6120-9382
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:10:27 #109
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132751929
Daniel Crowley en de geesten

http://jaapvanlelieveld.x(...)n%20de%20geesten.mp3

Eens, lange tijd geleden, leefde er in Cork een man die Daniel Crowley heette. Hij was kistenmaker en had een grote voorraad kisten gemaakt, zodat zijn gezel ook bestellingen kon uitvoeren als de meester niet thuis was.

Op een dag kwam er nu een bode in Crowley's zaak en zei dat aan het andere eind van het stadje een man gestorven was, en of hij naar het sterfhuis wilde gaan om er een kist te brengen. Daniel Crowley haalde dus een kist uit de kistenopslagplaats, laadde hem op een wagen waarvoor een ezel was gespannen en reed naar het huis van de gestorven man. Daar werd het lijk in de kist gelegd en op een tafel in de kamer naast de keuken opgebaard.

Vijf of zes vrouwen hielden de dodenwacht en veel familieleden en kennissen van de dode waren bijeen in de keuken.

Ze nodigden Daniel uit plaats te nemen, en gaven hem een glas punch en gingen daarna met liederen en verhalen de tijd van de dodenwacht doden.

Crowley deed flink mee en toen het zijn beurt was, zette ook hij een lied in. Het was echter een heel bijzonder lied. Het vertelde van feeën. Het beviel de mensen en hij moest het telkens opnieuw zingen.

De rouwenden waren zo geestdriftig over het lied en de mooie stem van Crowley dat een van de vrouwen opperde of zij de kistenmaker niet als echtgenoot voor een van haar drie ongetrouwde dochters aan de haak kon slaan. Crowley was vrijgezel en had nog nooit aan trouwen gedacht. De moeder van de drie dochters wilde hem niet zelf vragen en fluisterde een andere vrouw die naast haar zat toe: "Dat zou toch een goede partij zijn voor mijn oudste dochter. Dat is een nette man. Hij heeft een mooie stem en bij het vak dat hij uitoefent, heeft hij zeker ook een heleboel geld opzij gelegd. Spreek jij met hem en luister wat hij van een huwelijk denkt, maar zeg hem voorlopig niet dat ik je erom heb gevraagd."

De vrouw ging naar Daniel Crowley en zei hem dat zij een jong mooi meisje wist dat een goede echtgenote voor hem zou zijn, eens moest het er immers van komen.

Crowley antwoordde echter heel kwaad: "Er is geen vrouw die kleren draagt en die ik zou willen trouwen. Er is geen vrouw met wie ik bereid ben mijn brood te delen."

De moeder van de dochters was beledigd en zij begon Crowley uit te schelden. "Daar zul je eens spijt van hebben, lelijke schoft," sprak zij, "je zou de grootvader van mijn kind kunnen zijn. Je bent niet eens waard haar schoenen te poetsen. Dag en nacht ben je alleen maar bij doden en aan doden verdien je je geld."

"Je hebt helemaal gelijk," antwoordde Daniel, "ik geef verre de voorkeur aan doden boven levenden, vooral als ik jou aankijk. De doden geven me werk en brood en de levenden niet, want alleen de doden hebben kisten nodig."

"Waarom ga je dan niet naar de doden als ze je zo goed bevallen, huh?"

"Dat zou ik direct doen als ik maar wist hoe," antwoordde Daniel.

"Misschien zou je ze te eten moeten vragen," antwoordde de vrouw met scherpe tong.

Toen sprong Daniel op, liep naar buiten en riep door de nacht: "Mannen, vrouwen, kinderen, soldaten, matrozen, jullie allemaal voor wie ik kisten heb gemaakt, ik nodig jullie vanavond bij mij thuis. Ik zal een groot feest geven."

De mensen die vlak bij de kist stonden, zagen dat de dode glimlachte, alsof hij de uitnodiging had gehoord.

Het gezelschap maakte dat het buiten kwam, en Daniel Crowley reed terug naar zijn winkel, zo snel zijn ezel kon draven.

Op weg naar huis kwam hij langs een kroeg. Daar stopte hij even, ging naar binnen en kocht een grote fles whisky die hij in zijn zak stopte. Toen reed hij verder. Crowley had de werkplaats afgesloten en de luiken gesloten voor hij wegging. Toen hij nu echter zijn huis naderde, zag hij dat de luiken opengestoten waren en in alle kamers brandde licht. Toen vreesde hij dat er ingebroken kon zijn. Hij sprong van de wagen en verborg zich achter een uitstekend deel van de muur aan de voorkant van het gebouw dat tegenover zijn winkel lag, om te zien wat zich daar afspeelde. Toen zag hij dat mannen, vrouwen en kinderen zijn zaak binnen stroomden, maar niemand kwam eruit. Na geruime tijd sloeg iemand hem op zijn schouder en zei: "Ach, hier sta je. Wij wachten al op je. Schandelijk, je gasten zo te behandelen. Kom nou eindelijk."

Crowley ging met de man naar de winkel en toen hij op de drempel stond, zag hij dat de ruimte vol mensen was. Een paar van hen waren buren die hij vroeger had gekend. Ze dansten allemaal, ze zongen en maakten pret. Hij staarde nog steeds verbluft naar hen, toen een man op hem toetrad en zei: "Je schijnt me niet te herkennen, Daniel Crowley." - "Ik weet het niet," zei Daniel, "moet ik je kennen?" - "Maar jij bent vergeetachtig," sprak de man, "ik ben de eerste voor wie je een kist hebt getimmerd. Met mij is je bedrijf begonnen."

Al gauw kwam er een ander bij, een lamme, en ook hij vroeg: "Herken je me niet, Daniel Crowley?"

"Niet dat ik weet!"

"Ik ben je neef. Het is nog niet lang geleden dat ik ben gestorven."

"Ach, nu herken ik je, je bent kreupel. In Gods naam," zei Crowley tegen zijn neef, "hoe raak ik hier al die mensen weer kwijt? Hoe laat is het eigenlijk?" - "Nog vroeg. Het is juist elf uur." Crowley verbaasde zich. Naar zijn gevoel moest hel veel later zijn.

"Neem het maar vriendelijk op," raadde zijn neef hem aan, "wees aardig tegen hen en zorg ervoor dat ze zich prettig voelen."

"Ik heb geen geld bij me om spijzen of dranken voor hen te kopen en bovendien zijn alle winkels al lang gesloten," antwoordde Crowley.

"Doe wat je kunt," zei de neef.

Het dansen en pret maken ging door en toen Daniel Crowley om zich heen keek, merkte hij een vrouw op die in de verste hoek stond. Ze danste niet mee en scheen heel schuw te zijn.

"Waarom is deze vrouw zo schuchter - zij is blijkbaar bang," zei Crowley tegen zijn neef, "waarom danst ze niet mee en maakt ze geen pret als de anderen?"

"Zij is nog niet lang dood. En haar kist is nog niet betaald. Nu is zij bang dat je de rekening bij haar komt innen en dat de andere gasten kunnen horen dat ze schulden bij je heeft," verklaarde de neef hem.

De beste danser van het gezelschap was een pijper die John Reardon heette, hij kwam uit Cork, en de violist was een zekere John Healy. Hij had zijn fiedel niet meegebracht maar behielp zich op andere wijze. Hij wreef over het weinige vlees dat hij op zijn botten had. Op en neer wreef hij over zijn borst en elke rib gaf een andere toon en op die manier maakte hij de mooiste muziek die Daniel Crowley ooit had gehoord.

Na een poosje volgde het hele gezelschap zijn voorbeeld. Ze dansten de jig en bliezen daarbij op hun naakte botten.

Crowley danste mee, hij moest wel, maar hij moest alle moed bij elkaar rapen om niet van angst te sterven en hij dacht: was het maar gauw morgen, maar het duurt nog zo lang. Er was een man, John Sullivan, die hem bijzonder opviel. John was twee keer getrouwd geweest en hij had zijn twee vrouwen meegebracht. Crowley zag dat hij met zijn tweede vrouw een polka danste en de twee dansten vergenoegd rond, terwijl het hele gezelschap opgetogen de maat klapte en van plezier lachte.

Toen werd de eerste vrouw van Sullivan jaloers. Zij liep hem na en zei dat zij de eerste rechten had.

"Hoor dat mens nou eens aan," riep de tweede vrouw, "het recht is geheel en al aan mijn kant. Toen hij met mij trouwde, was jij al lang dood en hij was vrij, en bovendien dans ik beter dan jij, of je het nou goed vindt of niet."

"Pas op je tong," kijfde de eerste vrouw,"dan heb je zeker de benen van een ander moeten lenen voor je hier op het feest kwam om mij hier de ogen uit te steken."

Sullivan bekeek zijn twee vrouwen en vroeg toen aan zijn tweede vrouw:

"Ben je hier dan niet met je eigen benen?"

"Nee, ik heb ze geleend... van de vrouw van een buurman."

"En hoe heet die vrouw van wie je ze hebt?" wilde Sullivan weten.

"Catherin Murray. En toen zij leefde was zij een eerlijke vrouw."

"Maar waarom ben je niet op je eigen benen hier?"

"O, toen ik leefde heb ik het een en ander uitgehaald. Toen kreeg ik straf. Ik mocht zo lang niet naar een feest of bal gaan tot iemand mij zijn benen leende."

Sullivan werd woedend toen hij hoorde dat de benen met wie hij had gedanst een derde vrouw toebehoorden, en hij gaf zijn tweede vrouw een slag die haar tegen de grond wierp.

De vrouw had echter familie onder de aanwezige geesten, die werden woedend en zeiden: "Dat kun je niet over je kant laten gaan. Wij moeten genoegdoening krijgen van Sullivan!"

Ze sprongen op, en daar ze geen knuppels of andere wapens bij zich hadden, rukten zij hun linkerarm af en begonnen daarmee op Sullivan in te slaan.

Al gauw was er een wilde vechtpartij ontstaan. Terwijl dat zich afspeelde, stond Daniel Crowley aan het eind van het vertrek te beven en te bibberen en hij bedacht dat zijn laatste uurtje wel was aangebroken.

Sullivan die de slagen probeerde af te weren, was teruggeweken, kwam op Crowley toe en trapte op zijn voet. Vol woede gaf Daniel Sullivan een vuistslag waardoor hij de schedel afsloeg, welke op de grond viel en door de kamer rolde. Het hoofdloze spook greep Crowley beet, vocht met hem en probeerde hem te wurgen, Crowley nam nog waar dat hij tegen de grond viel en onder een bank rolde, daarna verloor hij het bewustzijn.

De volgende morgen vond de knecht zijn meester onder de bank. Naast hem lag een lege fles. Crowley was gewond en had littekens van duimen op zijn hals. Hij wist niet te zeggen hoe het feest van het dodengezelschap was afgelopen, noch wanneer zijn angstaanjagende gasten hem hadden verlaten.

* * *

Toelichting

Oorspronkelijk verschenen in "The Gael" uit 1899, pagina 43-44.


Bron

"Ierse sprookjes" samengesteld door Frederik Hetmann. Uitgeverij Elmar, Rijswijk,1991. ISBN: 90-6120-9382


Feest/viering:
Allerzielen
Halloween
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:20:55 #110
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132752156
De geesten van de nacht

De Warau Haboeli was op jacht gegaan en toen de nacht viel, bevond hij zich nog midden in het bos. Haboeli kon geen hand voor ogen meer zien en wachtte op de maan. Plotseling hoorde hij stemmen, zeer vreemde stemmen die hem angst inboezemden en hij verstopte zich achter een boom. Tussen de bladeren door zag hij de vreemdelingen naderbij strompelen. Ze hadden een gedrongen gestalte en liepen gebogen met zware tred op voeten die net vuisten leken, terwijl hun handen eruit zagen als die van een kikker. Hun behaarde oren hingen over grijze wangen en ze keken om zich heen met de ogen van een uil. Haboeli verstond ze eerst niet, maar ontdekte opeens dat zij een soort lied zongen:
Wij zijn de geesten van de nacht
Wij wonen in het donker, wij lopen heel zacht
Met ons akelig gezang
Maken wij mensen en dieren bang.
Nachtgeesten! Haboeli had zich al omgedraaid en hij sloop weg, maar de nachtgeesten hadden hem toch gezien of gehoord en kwamen hem achterna. Plotseling stond hij voor een grote zwamp. Wat nu? Snel klom hij een boom in, net op tijd... Een van de geesten had zijn rechtervoet al te pakken, maar Haboeli schopte van zich af en bereikte de hoogste tak. Nu was hij veilig, want hij wist dat nachtgeesten nooit naar boven kijken, omdat zij bang voor het hemellicht zijn.

De geesten van de nacht gingen rondom de stam van de boom staan en staken hun enge koppen bij elkaar. "Broertje," zei er één, "als jij naar boven klimt, gooi je hem voor ons naar beneden!" - "Hoe moet ik klimmen?" vroeg Broertje. "Met je ogen naar de grond en je bil naar boven," luidde het advies. Haboeli, die alles gehoord had, nam een pijl. Toen hij de bil van Broertje nachtgeest op zich af zag komen, stak hij zijn pijl in diens achterste. Broertje slaakte een gil en tuimelde naar beneden. Daar wachtte hem een warme ontvangst: de nachtgeesten sloegen hun broer bont en blauw.

De slimme Haboeli maakte van de verwarring gebruik om vlug omlaag te glijden en ervandoor te gaan. Maar de nachtgeesten zagen hem ontsnappen en gillend van woede zetten zij de achtervolging in, alles wat onder hun voeten kwam vertrappend. Haboeli dook een kuil in en hield zich muisstil. "Waar is hij? Waar is hij?" riepen de nachtgeesten door elkaar. "Bijen, kom ons helpen zoeken." De bijen van de nacht, die geweldig goed kunnen ruiken, hadden Haboeli in een mum van tijd gevonden en begonnen hem overal te steken. "Ik geef me over," schreeuwde Haboeli en hij deed of hij flauwviel. Daar schrokken de nachtgeesten van, want zij wilden hem levend in handen hebben. "Medicijn, medicijn!" riepen ze door elkaar en ze stoven alle kanten op om medicijnen voor Haboeli te zoeken. Die sprong op en verdween in het struikgewas waar een holle boomstam lag. Hij kroop erin en maakte het zich gemakkelijk.

Toen de geesten van de nacht hem hadden gevonden, durfden zij niet naar binnen, omdat zij bang waren dat hij zijn pijlen in hun ogen zou steken. Dus riepen zij de hulp van de steekmieren in, die vlammetjes spugend de holle boomstam introkken. De nachtgeesten lachten: "We roken hem uit!" Haboeli keek angstig om zich heen. Hij wist niet wat hij tegen die venijnige vuurspuwende mieren moest beginnen. Toen voelde hij wat speeksel in zijn mond en hij begon ook te spugen. Zoals je weet, kunnen vlammetjes niet tegen vocht en het vuur doofde en de mieren renden - kletsnat! - weg.

De nachtgeesten konden van woede wel uit hun vel springen en ze vloekten zo luid dat de bladeren van de bomen vielen. Straks zou het ook nog licht worden en dan was hun macht voorbij. "De maka-slang is de enige die ons kan helpen!" riep een van de geesten. "We moeten er twee hebben," zei een ander. Twee maka-slangen meldden zich en rolden zich op voor de uitgangen van de holle boomstam. Haboeli zat nu echt in de val. Niemand haalt het in zijn hoofd over een maka-slang te stappen. Als je op hem trapt, richt hij zich sissend op, zijn tong schiet uit zijn giftige bek en een kleine beet betekent de dood. De nachtgeesten waren lachend en fluitend verdwenen: "Tot vanavond! Vanavond komen we terug!"

De dag brak aan en Haboeli hoorde de regenroofvogel schreeuwen. "Hé, oom," riep Haboeli, "liggen die slangen nog voor de deur?" - "Ssst," sisten de slangen, "gil niet zo. Is die vogel echt familie van je?" - "Ja, hoor," antwoordde Haboeli. "Hij zal me zo wel te hulp komen." - "Dat hoeft niet," slisten de slangen, "we zijn al weg." - "Willen jullie niet met hem kennismaken?" vroeg Haboeli schijnheilig. "Ik ken hem al," fluisterde een van de slangen. "Kijk maar, je oom heeft een van mijn ogen uitgepikt en ik wil mijn andere oog graag houden." Haboeli moest erom lachen, al vond hij het ook wel zielig voor de slang die als de heer en meester van het bos bekendstaat en toch een vijand heeft: de regenroofvogel. Hij kroop uit de holle boomstam, sprong op en rende aan een stuk door tot hij thuis was. Daar maakte zijn verhaal over de nachtgeesten weinig indruk. Men vond Haboeli dom. Als het donker wordt, moet je zorgen dat je binnen bent. Zo niet, dan word je uiteraard door de nacht(geesten) overvallen.

* * *

Toelichting

In 1978 verscheen te Paramaribo 'Haboeli en de boze Teteli', door Tecumseh naar Waraus verhaal van Stella Vlet. Tecumseh is de schuilnaam van een hoofd-onderwijzer van Indiaanse afkomst (Arowak). Stella Vlet is half-Indiaans (Warau). 'De geesten van de nacht' is een bewerking van een hoofdstuk uit dit boekje, gecombineerd met een moment uit het toneelstuk 'Roy nanga den foefoeroeman', Thea Doelwijt, Paramaribo, 1982.


Bron

"Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Draken en andere vreemde wezens. Verhalen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991.


Feest/viering:
Halloween
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:32:58 #111
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132752439
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 09:42 schreef Dance99Vv het volgende:
Het is vandaag 31 oktober en na zonsondergang begint halloween. gezocht naar wat verhaaltjes.
hier het resultaat.

De pompoen

Er was eens een bejaarde vrouw, die Allah haar hele leven vruchteloos had gesmeekt haar een kind te geven. "Ik verlang er zo naar," zei ze tegen haar man, "dat ik het lief zou hebben en als een moeder zou koesteren - al zou het er uitzien als een pompoen."

En zowaar, op zekere dag toen ze de buitendeur opende om de morgenzon binnen te laten, rolde een kleine ronde pompoen de drempel over en de kamer binnen. Maar daarbij bleef het niet. De pompoen begon de oude vrouw om de voeten te buitelen. Even later begon hij te schreien als een pasgeboren kind. Hij schreide zo verdrietig, dat de oude vrouw hem in haar armen nam en begon te wiegen, net alsof ze een echte zuigeling suste. Tot haar verbazing werd de kleine pompoen al gauw stil en het geluid van zijn zachte ademhaling was duidelijk in de kamer te horen.

"Hij slaapt, mijn kleine schat," zei de oude vrouw vertederd en ze legde de pompoen in een zachte wieg.

Het duurde niet lang of de oude vrouw was de pompoen als een eigen kind gaan beschouwen, mijn dochter, zei ze. Dagelijks bracht ze de wieg naar buiten in de zon, ze suste de pompoen als ze huilde, baadde haar in geurig water en droogde behoedzaam de schil met een schone witte baddoek.

De oude vrouw en haar kind konden uren aaneen in de tuin spelen en het liefst speelden ze krijgertje. De pompoen wist verbazend vlug weg te komen en de oude vrouw riep dan: "Denk je dat ik je niet kan pakken, jij kleine ondeugd? Wacht maar eens!"

Door al haar goede zorgen werd de pompoen voortdurend groter; de schil ging over in prachtig goudgeel met strepen en de oude vrouw had het zo druk met haar kind, dat de dag te kort leek. Toen haar pompoendochter ten slotte zo levenslustig en ondeugend werd dat de oude vrouw de drukte niet meer aankon, leek het haar tijd te worden het kind naar school te sturen. Daar zou de ongebreidelde kinderaard wel getemd worden door de strenge tucht van de onderwijzer.

De school stond dicht bij het paleis van de padisjah en de zoon van de padisjah ontvluchtte dikwijls zijn leermeester om uit het raam te kijken; de jongen was zo afgunstig op de kinderen van zijn vaders onderdanen, die gezellig met elkaar speelden en stoeiden op het schoolplein.

Toen hij weer eens voor het raam stond, ontdekte hij tussen de schoolkinderen die naar buiten stroomden en naar huis gingen, een prachtige goudgele pompoen, die de anderen narolde.

De zoon van de padisjah kon zijn ogen niet geloven en de volgende dag zorgde hij op dezelfde tijd weer voor het raam te staan om nog eens te kijken. Wat hij te zien kreeg was nog vreemder dan wat hij de dag tevoren had gezien - hij kon zijn ogen niet geloven. Terwijl hij stond toe te kijken, begon de pompoen bij het naderen van de wijngaard steeds langzamer te rollen, liet alle kinderen voorbijgaan en bleef liggen. Plotseling barstte de schil open als een oesterschelp en er stapte een beeldschoon meisje uit, een meisje mooier dan de maan.

Hij zag het meisje in een van de staken klimmen, waarlangs de wingerdranken zich omhoog slingerden; ze plukte een forse tros sappige druiven, die ze gretig opat. Nadat de laatste druif tussen twee rijen parelende tanden was verdwenen, liet het meisje zich omlaag glijden, stapte weer in de pompoen en rolde snel weg.

De rest van de dag en ook de daarop volgende nacht kon de prins alleen aan het meisje in de pompoen denken en hij werd zo verliefd op haar als een jonge prins maar kan zijn.

Weer werd het morgen en zijn leermeester wachtte tevergeefs op hem. Bevend van verlangen en ongeduld lag de jonge prins te wachten op het dak van de hut in de wijngaard in de hoop, dat het beeldschone meisje nog eens zou komen.

Toen ze dat eindelijk deed, was hij buiten zichzelf van blijdschap. Ze was nog niet uit de pompoen gestapt en langs een staak naar boven geklommen, of de prins boog zich over de dakrand en schoof haar zijn eigen kostbare ring aan de vinger, eer ze besefte wat er gebeurde. De ring was evenwel te ruim voor haar ringvinger en daarom schoof de prins hem om haar middelvinger, waaraan hij precies paste. Daarna nam hij de ring terug. Nadat hij dit had gedaan, sprong de jongeman van het dak en rende regelrecht naar het paleis en de kamer van zijn moeder. Hij knielde voor haar neer en zei: "Lieve moeder, ik zou willen gaan trouwen, maar alleen met het meisje dat mijn ring aan haar middelvinger kan dragen. Hier is de ring."

De moeder van de prins die grote genegenheid voor haar zoon koesterde, gaf de ring aan haar oudste hofdame en zond haar met een groot gezelschap dienaren uit om de omliggende streek te doorzoeken en het meisje op te sporen, dat de ring aan haar middelvinger kon dragen.

De hofdame liep dagen aaneen van huis tot huis, maar ontdekte geen spoor van een meisje, dat de ring van de prins aan haar middelvinger kon dragen. Eindelijk kwam ze ook bij het huis ver buiten de stad, waar de oude vrouw woonde met haar pompoendochter. De dienaren bonsden op de deur en riepen luid, zoals ze dat al dagen aaneen hadden gedaan: "Woont er een meisje in dit huis?"

"Hou me niet voor de gek," zei de oude vrouw, die opendeed. "Mijn hele leven heb ik Allah gesmeekt om een kind, maar hij zond me een pompoen. Allah is almachtig en weet wat hij doet. Ik ben van die pompoen gaan houden alsof het mijn eigen dochter was en geloof maar dat ze een bron van trots en vreugde voor me is, thuis zowel als op de school, waar ze elke morgen heen rolt."

De hofdame en de dienaren schaterden van het lachen, toen ze dit hoorden en wilden beslist die bijzondere pompoen zien. De oude vrouw nodigde hen binnen en zodra ze met eigen ogen de mooie pompoen aanschouwden, die er zo doodgewoon uitzag, moesten ze zich vasthouden van het lachen en de tranen stroomden hun over de wangen. Zodra ze weer op adem waren, deelden ze de oude vrouw mee wat het doel van hun komst was en vertelden erbij, dat ze nog geen meisje hadden gevonden wie de ring paste.

Het was nog niet gezegd of er werd plotseling een tengere meisjeshand uit de pompoen naar buiten gestoken en iedereen verstarde. De hofdame was de eerste die tot zichzelf kwam. "De hand is er," zei ze. "Laten we de ring aan de middelvinger schuiven." En met verbazing zagen allen, dat de ring precies paste.

Onverwijld repte de hofdame zich naar de prins en stelde hem op de hoogte van hun verbijsterende ervaring. Nadat hij haar had aangehoord, gaf de prins bevel de pompoen ogenblikkelijk naar het paleis te halen en zodra dit was gebeurd, zei hij: "Dit is degene met wie ik zal trouwen, ik wil geen andere."

Vruchteloos smeekte zijn vorstelijke moeder hem van zijn dwaze voornemen af te zien, de prins hield voet bij stuk. En er zat niets anders op dan voorbereidingen voor de trouwpartij te treffen. Na de plechtigheid, toen het bruiloftsfeest op het hoogtepunt was, stond de kamerheer op, trok zijn zwaard en riep luid: "Kom nu uit de pompoen te voorschijn!"

Hij had het nog niet gezegd of de pompoen barstte open, zoals dat tevoren in de wijngaard was gebeurd, en er stapte een meisje uit zo verblindend schoon, dat alle aanwezigen de adem in de keel stokte. De padisjah en zijn gemalin waren met stomheid geslagen. Dezelfde avond nog werd de oude vrouw ontboden en toen ze verscheen en met eigen ogen zag hoe liefelijk het meisje was, dat in haar huis was opgegroeid en nu de bruid was van een koningszoon, voelde ze zich innig gelukkig.

Hierna bezocht de bejaarde vrouw haar dochter op gezette tijden en ze zag niet op tegen de vermoeienissen van de langdurige en veelvuldige wandelingen en die twee toonden elkaar de genegenheid, die alleen tussen ouders en kinderen kan bestaan.

Op zekere dag toen ze als gewoonlijk op weg was naar haar dochter en nog een flink eind te lopen had, zag ze zich de weg versperd door een leeuw, die haar te kennen gaf dat hij haar wilde verscheuren, want het was zo ongeveer etenstijd voor hem.

"Zoek vandaag dan iets anders te eten, beste leeuw, als je zo vriendelijk wilt zijn," smeekte de oude vrouw. "Ik ben op weg naar mijn getrouwde dochter. Laat me haar nog eenmaal zien. Als ik terugkom, doe je maar met me wat je wilt."

De leeuw bedacht dat hij altijd een nobel dier was geweest, hij was ten slotte de koning van de dieren, en hij voldeed aan het verzoek.

De oude vrouw vervolgde haar weg, maar ver kwam ze niet. Terwijl ze langs een dichte begroeiing van struiken kwam, sprong er een wolf op haar af en zijn ogen waren van de honger met bloed doorlopen en zijn slagtanden waren bloot. De blaffende stem waarmee hij haar begroette was het enige verschil tussen hem en de leeuw, want wat hij wilde kwam op hetzelfde neer. Evenals de leeuw liet evenwel ook de broodmagere wolf met zijn hol staande ogen zich overhalen zijn maaltijd uit te stellen tot de vrouw een bezoek aan haar dochter zou hebben gebracht.

En ze liep door, maar veel verder kwam ze niet. Terwijl ze om een groot brok steen heenliep dat haar pad versperde, veranderde het rotsblok plotseling in een gruwelijke verschijning, die niemand minder was dan de woestijnduivel. Zijn wrede lach was nog angstaanjagender dan de scherpe tanden van de wolf en hij luisterde vol wantrouwen, terwijl de vrouw nog eens smeekte door te mogen lopen. Ze moest lange tijd aanhouden, eer hij haar eindelijk toestond verder te gaan.

Zo bereikte de oude vrouw dan toch haar bestemming. Drie dagen bleef ze bij haar dochter. Toen was het ogenblik aangebroken waarop ze afscheid moest nemen en de gemalin van de prins merkte, dat haar moeder gekweld werd door een zware zorg.

"Wat is er aan de hand, lieve moeder?" vroeg ze en de oude vrouw vertelde haar met een stem die trilde van angst, wat er op de heenweg was gebeurd en wat haar op de terugweg wachtte.

"Zet die angst nu maar van u af, ik zal u helpen," zei de prinses. En ze ging de pompoen halen. "Kijk - stap er maar in en rol naar huis."

Dat deed de oude vrouw en ze rolde terug langs het pad waarlangs ze was gekomen, maar ze werd op zeker ogenblik tegengehouden door de gespleten hoef van de boze geest.

"Zeg eens, ronde streepjespompoen, heb je onderweg soms een oud wijf gezien?"

"Nee, ik niet," zei de pompoen. "Ik zweer bij de soep waarin de Profeet zijn baard liet hangen en bij alle vellen van de ui, dat ik onderweg geen enkel menselijk wezen, laat staan een oud wijf heb gezien. En zou je me nu een zetje willen geven? Ik moet verder, ik heb nog een lange weg voor de boeg."

En de boze geest gaf haar een zetje met de punt van zijn gespleten hoef en de pompoen rolde dapper verder en bleef rollen tot hij werd tegengehouden door de wolf. En omdat de wolf dezelfde vraag stelde als de boze geest, lag het voor de hand dat hij hetzelfde antwoord kreeg. En ook hij gaf de pompoen een zetje met zijn bek en de pompoen rolde maar verder, pardoes in de klauwen van de leeuw. De leeuw vroeg hetzelfde als de twee anderen voor hem en de pompoen gaf hem hetzelfde antwoord.

En dat was jammer - ditmaal had de oude vrouw beter over haar antwoord moeten nadenken.

De manen van de leeuw kwamen overeind van woede bij de gedachte, dat een doodgewone pompoen hem een dienst had durven vragen. En hij had reden tot woede, want was hij niet de koning van de dieren? En in plaats van het zetje te geven, waarom de pompoen hem had verzocht, greep hij de pompoen, hief hem hoog op en smeet hem tegen een rots. De schil sprong open en o schrik, wat eruit sprong was de oude vrouw, die hem in een eindeloze woordenstroom begon uit te schelden.

De leeuw vergat zijn woede en in zijn plotselinge angst en verbijstering drong het niet eens tot hem door dat dit de oude vrouw was, waarmee hij zijn maal had willen doen. Met de staart tussen de achterpoten sprong hij weg, op de vlucht voor die scheldende stem. Hij verdween in het hoge gras langs de weg.

En de oude vrouw kwam veilig thuis en toen zij haar dochter weer bezocht, lachten de twee vrouwen hartelijk om wat haar was overkomen.

* * *

Toelichting

Vgl. het aanpassen van de ring met het aanpassen van de glazen muiltjes van Assepoester.


Bron

"Perzische sprookjes" bewerkt door Margot Bakker. Uitgeverij N. Kluwer N.V., Deventer, 1972. ISBN: 9020200151


Feest/viering:
Halloween
Ik zweer bij de soep waarin de Profeet zijn baard liet hangen en bij alle vellen van de ui,

Ok? lol dit mag wel?
Leuk verhaaltje btw :)
Er staat nog een vraag voor u open!!
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:45:39 #112
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132752749
Peter en de Egyptische godin

Het was een stormachtige avond. De maan scheen helder en de straat waarin Peter woonde was hel verlicht. De wind waaide door de bomen en overal kwamen vreemde geluiden vandaan. Het zag er allemaal spookachtig uit. Maar toch was Peter vastbesloten om die nacht zijn gloednieuwe voetbal terug te krijgen.

Hij had de bijzondere voetbal gekregen van zijn oom op zijn 10e verjaardag. De bal stond vol met de handtekeningen van alle spelers van zijn favoriete voetbalelftal. Hij wilde hem hoe dan ook terughebben. En dus vertrok hij die nacht stilletjes naar het oude huis op de hoek van de straat.

Hij wist nog precies wat er die middag gebeurd was. Samen met zijn beste vriendje Kevin was hij aan het voetballen in de straat. Peter stond zoals altijd in het zelfgemaakte doel. Ze gebruikten altijd twee oude jassen als doelpalen. Ze waren zo een tijdje aan het spelen toen Kevin ineens voorstelde om penalty's te schieten. Peter ging in het midden van zijn doel staan en was klaar om de bal tegen te houden.

Kevin nam een aanloop en vlak voordat hij de bal raakte klonk er ineens een gil uit het oude huis op de hoek. Kevin raakte de bal en schoot hem de lucht in. Maar in plaats van recht op het doel af te gaan, vloog de bal met een boog over de schutting van het oude huis. De twee jongens verstijfden van schrik toen ze beseften dat ze zouden moeten aanbellen bij het huis. In dat huis woonde een oude vrouw die zich bijna nooit op straat liet zien. Niemand had haar ooit boodschappen zien doen of de tuin aanvegen.

Maar Peter wilde hoe dan ook zijn bal terug en verzamelde al zijn moed om aan te bellen. Kevin bleef op een veilige afstand staan kijken. Toen Peter aanbelde hoorde hij een harde schreeuw in plaats van een gewone deurbel. Hij rende terug de straat op en ging naast Kevin staan. Plotseling ging de deur van het oude huis open en die bleef op een klein kiertje staan.

"Kom op," zei Kevin. "Ga naar binnen en haal je bal op!"

Peter durfde niet zo goed, maar toch liep hij heel voorzichtig naar de deur en hij duwde hem voorzichtig verder open. De gang was aardedonker en hij hoorde of zag helemaal niets. Hij aarzelde om naar binnen te gaan en hij keek nog even naar Kevin, maar Kevin rende weg en schreeuwde nog dat hij thuis moest komen voor het avondeten.

Daar stond Peter dan. Voor het grote, oude huis. Het begon inmiddels al donker te worden en de maan begon al te schijnen. In het opkomende maanlicht zag het huis er nog veel enger uit dan overdag.

Peter verzamelde al zijn moed en net toen hij naar binnen wilde lopen klonk er weer een gil. Deze gil klonk zo angstaanjagend dat Peter zich razendsnel omdraaide en wegrende. Terwijl hij door de straat terug rende naar zijn eigen huis, hoorde hij op de achtergrond nog vaag hoe er een harde lach uit het oude huis kwam. Bevend van angst rende Peter zijn huis binnen en hij sloeg de voordeur achter zich dicht. Hijgend stond hij met zijn rug tegen de voordeur en hij besefte zich ineens dat hij van angst in zijn broek geplast had.

Hij wist dat zijn moeder soms erg boos kon worden als hij weer eens een ongelukje had gehad, dus hij sloop geruisloos de trap op en deed zijn natte broek in de wasmachine. Daarbovenop legde hij een vieze handdoek. Zo zou zijn moeder er nooit achterkomen. Hij trok een schone broek aan en ging weer naar beneden.

Tijdens het avondeten zei Peter helemaal niets. Hij hoorde niet wat zijn ouders allemaal zeiden en zelfs toen zijn jongere zusje vroeg of hij met haar een spel wilde doen op de X-Box, zijn favoriete spelcomputer, reageerde hij niet.

Hij zei tegen zijn ouders dat hij zich niet zo lekker voelde en dat hij vroeg ging slapen. Hij gaf ze een kus en ging naar zijn kamer. Hij bleef een paar uur op zijn bed liggen om te bedenken hoe hij zijn bijzondere voetbal terug kon krijgen. En ineens wist hij het!

Hij pakte wat spullen bij elkaar die hem misschien wel konden beschermen en hij wachtte tot iedereen in huis sliep. Zachtjes liep hij naar beneden. Hij struikelde bijna over Rufus toen hij de woonkamer inliep. Rufus was de labrador en hij was Peter's allerbeste vriend. Hij beschermde Peter altijd door te grommen als andere kinderen hem pijn wilden doen. Rufus had hele scherpe tanden en als de kinderen die zagen keken ze wel uit om Peter te pesten. Zachtjes deed Peter de riem om Rufus zijn nek en hij fluisterde: "Kom jongen, we gaan nog even een stukje lopen." Rufus vond alles prima en hij liep gehoorzaam mee met Peter.

De straat was hel verlicht door de volle maan en de stormachtige wind zorgde ervoor dat er overal enge schaduwen te zien waren van bomen en takken. Met Rufus dicht naast hem liep Peter naar het oude huis op de hoek. Bij de ingang van het tuinpad zei hij tegen Rufus dat hij moest blijven zitten en dat hij gauw weer terug zou zijn. Rufus luisterde en ging braaf zitten.

Daar stond Peter weer, voor het huis. De deur stond nog steeds op een kier en dit keer had Peter genoeg moed verzameld om naar binnen te gaan. Peter liep de donkere gang in en klikte zijn zaklantaarn aan, die hij had meegenomen. De muren waren volgehangen met schilderijen van katten. Als Peter erlangs scheen met zijn zaklantaarn leken ze soms te bewegen. Aan het einde van de lange gang was er een deur. Peter duwde er tegenaan en heel langzaam gleed de deur open.

Peter scheen met zijn zaklantaarn de kamer in en daar midden op een tafel lag zijn voetbal. Hij aarzelde even of hij naar binnen zou lopen, maar omdat hij zijn bal zo graag terug wilde deed hij het toch. Hij had nog geen stap in de kamer gezet of de deur sloeg achter hem dicht!

Peter verstijfde van schrik en hij voelde ineens een hand op zijn schouder.

"Zo jochie, ben je daar eindelijk?" hoorde hij een krakerige vrouwenstem vragen. "Ik heb de hele avond op je zitten wachten... Niet echt aardig van je om een oude vrouw zo lang te laten wachten hè...? Maar nu ben je er, dus we kunnen beginnen."

Peter werd ineens door twee sterke handen vastgepakt en in een stoel geduwd. Onmiddellijk sprong er een grote zwarte kat op zijn schoot en Peter bleef onbeweeglijk zitten. De zwarte kat keek hem met twee felgele ogen aan en zijn blik dwaalde niet één keer af. "Goed zo, Pareltje van me. Houd jij hem maar in bedwang," hoorde Peter de oude vrouw zeggen.

Langzaam kwam de oude vrouw op Peter afgelopen en haar gezicht werd zichtbaar. Peter moest zijn best doen om niet misselijk te worden. Het gezicht van de oude vrouw zat onder de bulten en zweren en uit verschillende open wonden kwam bloed en pus gelopen. Haar wangen waren bijna helemaal weggevallen en haar gezicht leek meer op een doodskop. De vrouw begon te lachen en Peter zag vier gele, puntige tanden. De vrouw kwam naar hem toegelopen en ze legde haar hand op Peters schouder. Nou ja, hand... het waren meer stukjes bot met wat dunne huid eromheen. Peter was nog nooit in zijn hele leven zo bang geweest, maar hij kon geen kant op. De zwarte kat bleef bovenop hem zitten en als Peter ook maar een klein beetje bewoog ging de poot van de kat omhoog en kwamen zijn klauwen tevoorschijn.

"Dus jij wilt je bal graag terughebben?" vroeg de vrouw.

"Ja... ja... mevrouw," stamelde Peter.

"Dan gaan we eerst een klein spelletje doen," zei de vrouw. "Ik ga je drie vragen stellen. Als je ze alle drie goed hebt krijg je je bal terug en kun je weer rustig naar huis toe gaan. Maar als je een vraag fout beantwoordt, laat ik mijn kleine Pareltje even zijn gang gaan. Het is al veel te lang geleden dat hij zich heeft kunnen uitleven."

"Goed mevrouw," antwoordde Peter zachtjes.

"Vraag 1. Denk goed na voordat je antwoord geeft. Ze zeggen wel eens dat katten meerdere levens hebben hè... Hoeveel levens zijn dat?"

Peter wist het antwoord. Hij hoefde niet lang na te denken en hij schreeuwde bijna: "NEGEN!"

"Donders," zei de vrouw, "dat is goed. Maar we zijn er nog niet, we hebben er nog twee te gaan."

"Vraag 2. Denk goed na voordat je antwoord geeft. Hoe heet de Egyptische godin die zich altijd omringt met katten?"

Egyptische godin, dacht Peter. Katten? Weet ik veel. Hij dacht en dacht, maar hij kon helemaal niets bedenken. Hij begon te zweten en te trillen. De grote zwarte kat die op zijn schoot zat kwam langzaam dichter bij zijn gezicht. Het beestje draaide even zijn kop om naar de oude vrouw en deze knikt goedkeurend. "Ga je gang lieve schat," zei ze.

En voordat Peter wist wat er gebeurde haalde de kat uit met zijn klauw en raakte Peter vol op zijn rechterwang, vlak onder zijn oog. Peter gilde het uit van de pijn en de oude vrouw begon als een bezetene te lachen. De kat miauwde zachtjes en begon met zijn ruwe tong het bloed van Peters gezicht af te likken.

"Lekker hè, mijn Pareltje. Geniet er maar van hoor mannetje."

Peter begon te huilen en de tranen stroomden over zijn wangen. Het zoute vocht sijpelde in de wond op zijn wang en zorgde ervoor dat het begon te branden.

"Goed, we gaan verder," zei de vrouw. "Vraag 3. Denk goed na voordat je antwoord geeft."

Maar voordat de vrouw haar vraag kon stellen schreeuwde Peter: "RUFUS!!!" en het duurde nog geen twee tellen of de hond stormde naar binnen en pakte de kat die op Peters schoot zat bij zijn nek en doodde hem. Rufus slingerde de kat tegen de muur en ging beschermend voor zijn baasje staan.

Toen de oude vrouw zag wat er met haar kat gebeurde schreeuwde ze het uit en ze rende naar het levenloze lichaam van haar pareltje. "NEEEEE!" schreeuwde ze. En huilend viel ze op de grond naast haar dode kat. Na drie snikken bewoog de vrouw niet meer. Haar lichaam lag levenloos op de grond naast de kat. En terwijl Peter naar de kat en de vrouw stond te kijken zag hij dat de twee lichamen langzaam maar zeker verdwenen. Ze leken wel op te lossen in de vloer. En uiteindelijk waren ze totaal verdwenen

Peter pakte gauw zijn voetbal en rende met Rufus de deur uit. Hij gooide de deur achter zich dicht en toen hij dat deed zag hij pas voor het eerst het naambordje wat naast de deur hing. Bastet stond erop.

Samen met Rufus rende Peter terug naar zijn huis en hij ging gauw naar zijn kamer. Hij deed zijn computer aan en zocht de naam Bastet op op het internet. En daar las hij wie de Bastet was. Bastet was een Egyptische godin die zich omringde met katten. Haar favoriete kat was een grote zwarte kater die luisterde naar de naam PARELTJE! De godin en de kat waren met elkaar verbonden en als de kat pijn had, kreeg de godin hetzelfde...

Peter ging slapen en toen hij de volgende ochtend wakker werd kon hij zich niet veel meer herinneren. Hij wist alleen dat hij een erg vreemde en enge droom had gehad. Nog half in slaap strompelde hij naar de badkamer en hij keek in de spiegel. Op zijn rechterwang zaten vier grote krassen met opgedroogd bloed en hij kon het begin zien van zes grote snorharen, vlak onder zijn neus...

* * *

Toelichting

Ontvangen van Nils van Buren (MV-Toneel). Zie: www.mvtoneel.nl. Een ander griezelverhaal op de Volksverhalen Almanak van dezelfde auteur is Het geheim van de onsterfelijkheid.


Bron

Ontvangen via de mail van Nils van Buren, geplaatst met toestemming van de auteur. Waarvoor dank!


Feest/viering:
Halloween
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:46:49 #113
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132752770
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 10:32 schreef theguyver het volgende:

[..]

Ik zweer bij de soep waarin de Profeet zijn baard liet hangen en bij alle vellen van de ui,

Ok? lol dit mag wel?
Leuk verhaaltje btw :)
sssst :{w
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:48:45 #114
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132752815
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 10:46 schreef Dance99Vv het volgende:

[..]

sssst :{w
:X ok sorry.

BTW dat verhaaltje Het verhaal van de soepsteen :o dat ken ik nog van de basis school,pak weg 23 jaar geleden :D
Er staat nog een vraag voor u open!!
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:52:53 #115
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132752914
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 10:48 schreef theguyver het volgende:

[..]

:X ok sorry.

BTW dat verhaaltje Het verhaal van de soepsteen :o dat ken ik nog van de basis school,pak weg 23 jaar geleden :D
De verhalen zijn ook niet nieuw, ze komen van beleven.org
There is only one religion
  donderdag 31 oktober 2013 @ 10:54:17 #116
334494 Dance99Vv
Praise Bastet
pi_132752942
Nou nog eentje dan >:)

Het geheim van de onsterfelijkheid

Dag allemaal. Ik heb begrepen dat jullie hier vanavond gekomen zijn om naar een eng verhaal te luisteren... Weten jullie dat wel heel erg zeker? Het is namelijk erg donker buiten en met Halloween lopen er allerlei rare figuren op straat... Oké dan, ik ken nog wel een eng verhaal.

Ik zal jullie vertellen hoe ik aan dit zwarte ooglapje kom en waarom mijn gezicht er zo uitziet. Ik heb het opgeschreven want mijn geheugen is helaas niet al te best meer.

Ik ben geboren in een hele aparte buurt van Hilversum. De straat was vol met allemaal hele kleine huisjes en daar woonden allemaal mensen die zo vreemd waren dat ze alleen in die straat mochten wonen. Het werd ook wel de Griezelstraat genoemd.

Mijn vader en moeder waren ook hele vreemde mensen. Ze zagen er wel gewoon uit, maar toch deden ze vreemde dingen. Mijn vader ging bijvoorbeeld altijd 's nachts weg en als hij dan 's ochtends vroeg thuiskwam zaten zijn kleren altijd onder het bloed. Daar werd nooit over gepraat bij het ontbijt. Het leek wel alsof mijn moeder niet wilde weten wat hij allemaal gedaan had.

Maar hoe ouder ik werd, hoe nieuwsgieriger ik werd. Ik besloot dat ik erachter zou komen wat mijn vader allemaal uitspookte. Ik had een stapeltje kleren onder mijn bed verborgen en nadat mijn moeder me naar bed had gebracht, trok ik heel erg zachtjes die kleren aan. Ik luisterde nog even aan de deur tot ik zeker wist dat mijn moeder beneden was en niet zou merken dat ik wegging.

Mijn vader vertrok elke avond om 8 uur precies. Het was nu kwart voor 8, dus ik had nog een kwartiertje om buiten te komen en mezelf te verstoppen zodat ik achter mijn vader aan kon sluipen. Ik klom uit mijn slaapkamerraam en verstopte me achter een grote boom die recht voor ons huis stond. Het was heel erg donker buiten en ik voelde me absoluut niet prettig in deze vreemde straat.

Ineens ging de voordeur open en daar kwam mijn vader. Heel voorzichtig sloop ik achter hem aan en ik deed mijn best om ervoor te zorgen dat hij me niet zou zien. Ineens stopte hij en snel draaide hij zich om! Ik dook weg achter een boom. Gelukkig! Hij had me niet gezien en hij liep verder.

Aan het einde van de straat ging hij naar rechts en hij liep recht af op het grote verlaten huis dat daar op de hoek stond. Ik sloop steeds dichter naar hem toe. Voor de deur bleef hij even staan en ineens riep hij:"Nou jochie, je bent me nu tot zover gevolgd. Kom maar verder hoor... Vanavond mag je mee! Je bent toch zo nieuwsgierig? Nou, na vanavond zul je nooit meer nieuwsgierig zijn!"

Heel langzaam liep ik naar hem toe en ging naast hem staan. Hij klopte op de deur en er werd opengedaan.

Binnen stonden drie mannen met witte jassen en in de hoek zaten drie kinderen, van mijn leeftijd. "Vanavond gaat mijn zoontje kijken wat we doen, zodat hij ons werk later kan voortzetten," zei mijn vader tegen de drie mannen. We liepen naar een tafel waarop allemaal naalden lagen in verschillende maten. Naast de naalden stonden zilveren bekers.

Een van de kinderen werd vastgepakt en naar de tafel gebracht. "We zoeken hier naar het geheim van de onsterfelijkheid," zei mijn vader en hij stak de naald recht in het oog van het jongetje. De jongen begon te trillen en te schudden, maar hij maakte geen geluid. Het leek wel alsof hij verdoofd was.

Hij zoog wat bloed in de naald en deed dat in een beker.

De jongen viel op de grond en bewoog niet meer.

Daarna deden ze hetzelfde met de andere kinderen.

Hoewel ik heel erg bang was vond ik het toch ook wel erg interessant.

En toen pakte mijn vader mij vast! Ik begon te schreeuwen en probeerde weg te komen, maar de twee andere mannen hielden me stevig vast. Ik zag de naald op mijn oog afkomen en...

De volgende morgen werd ik wakker in mijn eigen bed, met mijn pyjama weer aan. Ik had ook een ooglapje om en ik proefde een vreemde smaak in mijn mond. Ik veegde mijn mond af en ik zag dat er bloed aan mijn mouw zat!

Het is inmiddels alweer erg lang geleden. Mensen die dit verhaal kennen vragen mij weleens of het middel voor de onsterfelijkheid ooit gevonden is...

Wat denken jullie?

Nou, laat ik dan alleen maar zeggen dat ik inmiddels 145 jaar oud ben. En straks ga ik een kopje koffie drinken bij mijn ouders maar niet te lang, want ik heb nog en hoop werk te doen. Ik ben nog op zoek naar het middel tegen jeugdpuistjes...

Fijne avond nog en misschien tot later...

* * *

Toelichting

Ontvangen van Nils van Buren (MV-Toneel). Zie: www.mvtoneel.nl. Een ander griezelverhaal op de Volksverhalen Almanak van dezelfde auteur is Peter en de Egyptische godin.


Bron

Ontvangen via de mail op 20 oktober 2008. Waarvoor dank!
There is only one religion
pi_132753211
oei dat zijn lange verhalen ;

vraag : wie weet er iets over Blauwbaard ?
  donderdag 31 oktober 2013 @ 11:19:02 #118
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132753575
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:04 schreef quirigua het volgende:
Blauwbaard
http://shipoffools.wikia.com/wiki/Edward_Baldridge
Maar dat is vast niet wat je bedoeld ;)
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_132753852
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:19 schreef theguyver het volgende:

[..]

http://shipoffools.wikia.com/wiki/Edward_Baldridge
Maar dat is vast niet wat je bedoeld ;)
thnx ; nee ; meer : waar komt de blauwbaard sage (verhaal) vandaan ? en wanneer dook het op ?
  donderdag 31 oktober 2013 @ 11:30:17 #120
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132753930
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:28 schreef quirigua het volgende:
blauwbaard
Is wel een sprookje van.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Blauwbaard
btw gewoon google hit 1

De Franse vrouwenmoordenaar Henri-Désiré Landru (1922) kreeg de bijnaam "Blauwbaard".
Hendrik VIII (1547), Mede door zijn vele huwelijken en talrijke executies van vrouwen die hij in zijn naam heeft laten uitvoeren kreeg hij de bijnaam Koning Blauwbaard.

Baron Gilles de Rais (1440), een middeleeuwse Franse seriemoordenaar die diverse kinderen in zijn kasteel zou hebben verkracht en vermoord. De bekentenissen werden afgelegd na marteling en een conflict met een bisschop.
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_132754248
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:30 schreef theguyver het volgende:

[..]

Is wel een sprookje van.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Blauwbaard
btw gewoon google hit 1

De Franse vrouwenmoordenaar Henri-Désiré Landru (1922) kreeg de bijnaam "Blauwbaard".
Hendrik VIII (1547), Mede door zijn vele huwelijken en talrijke executies van vrouwen die hij in zijn naam heeft laten uitvoeren kreeg hij de bijnaam Koning Blauwbaard.

Baron Gilles de Rais (1440), een middeleeuwse Franse seriemoordenaar die diverse kinderen in zijn kasteel zou hebben verkracht en vermoord. De bekentenissen werden afgelegd na marteling en een conflict met een bisschop.
Die had ik gezien, dat verhaal van Gilles de Rais (http://nl.wikipedia.org/wiki/Gilles_de_Rais) ; dat schijnt het meest vroege verhaal tot nu toe te zijn, meer verhaal dan mythe : als het waar is, is het historie, en dat lijkt ook zo, geschiedenis dus ;
Die Gilles was kennelijk een soort Dutroux 8)7

de vraag is eigenlijk meer deze :
zijn er overeenkomstige sages/verhalen uit andere culturen dan de franse ?

Vleerkens vogel (uit Vlaanderen) is iets dergelijks, daar wordt van gezegd dat het de vlaamse versie is van het franse verhaal.

Weet iemand meer ? Zijn er dergelijke verhalen elders, bijvoorbeeld Oosgt Europa, Rusland, Islamitische culturen, China of India ?
  donderdag 31 oktober 2013 @ 11:45:14 #122
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132754382
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:41 schreef quirigua het volgende:

[..]

Die had ik gezien, dat verhaal van Gilles de Rais (http://nl.wikipedia.org/wiki/Gilles_de_Rais) ; dat schijnt het meest vroege verhaal tot nu toe te zijn, meer verhaal dan mythe : als het waar is, is het historie, en dat lijkt ook zo, geschiedenis dus ;
Die Gilles was kennelijk een soort Dutroux 8)7

de vraag is eigenlijk meer deze :
zijn er overeenkomstige sages/verhalen uit andere culturen dan de franse ?

Vleerkens vogel (uit Vlaanderen) is iets dergelijks, daar wordt van gezegd dat het de vlaamse versie is van het franse verhaal.

Weet iemand meer ? Zijn er dergelijke verhalen elders, bijvoorbeeld Oosgt Europa, Rusland, Islamitische culturen, China of India ?
hoe bedoel je met overeenkomsten?
Ik weet wel dat een wereldwijd bekend voorbeeld De Vliegende Hollander is.
De naam is bekend , alleen in verschillende landen word er gesproken over een andere kapitein.
Er staat nog een vraag voor u open!!
pi_132755211
Ik bedoel ook dit :
(citeer) Gilles de Rais is believed to be the inspiration for the 1697 fairy tale "Bluebeard" ("Barbebleu") by Charles Perrault. His life is the subject of several modern novels, and referenced in a number of rock bands' albums and songs.

Verhaal van Perrault werd later overgnomen in het duits door Grimm. Onafhankelijk daarvan schijnt het vlaamse "vleerkens vogel" te zijn (daarin "zuster Anna : ziet gij nog niets komen").
Dat van die zuster Anna komt veelvuldig overal voor in moderne verhalen en literatuur.

Er is ook "klassieke" muziek van Bela Bartok : Blaubart (1911-1917). Bartok kende dat verhaal uit een hongaarse vertaling van de franse versie van Perrault (1697) ; dus niet uit de latere duitse versie van Grimm, en evenmin uit zijn (Bartok's) jeugdjaren (1900-1915) toen hij erop uit trok om de hongaarse (roemeense) volksmuziek op het platteland t inventariseren.

De vraag is eigenlijk : zijn er nog meer bronnen, van of in andere culturen (dan de Franse, van Perrault) die over het thema Blauwbaard gaan ?

[ Bericht 5% gewijzigd door quirigua op 31-10-2013 12:19:55 ]
pi_132755259
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 11:45 schreef theguyver het volgende:

[..]

hoe bedoel je met overeenkomsten?
Ik weet wel dat een wereldwijd bekend voorbeeld De Vliegende Hollander is.
De naam is bekend , alleen in verschillende landen word er gesproken over een andere kapitein.
Vraag daarbij : hoe zie jij het verband van Blauwbaard met de Vliegende Hollander ?
  donderdag 31 oktober 2013 @ 12:30:11 #125
279682 theguyver
Sidekick van A tuin-hek!
pi_132755700
quote:
0s.gif Op donderdag 31 oktober 2013 12:12 schreef quirigua het volgende:

[..]

Vraag daarbij : hoe zie jij het verband van Blauwbaard met de Vliegende Hollander ?
ik denk niet dat ik je helemaal begrijp, ik refereerde hier na.
Zijn er in andere culturen sagen legendes die ook in andere culturen bekend zijn.

de vraag is eigenlijk meer deze :
zijn er overeenkomstige sages/verhalen uit andere culturen dan de franse ?
Er staat nog een vraag voor u open!!
abonnement bol.com Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')