Dit soort sommetjes kregen kinderen vroeger in de vijfde klas van de lagere school.quote:Op vrijdag 7 september 2012 09:24 schreef VaLkyRie het volgende:
Brrr, okee, ik ben bezig met een cursus toegepaste rekenvaardigheden voor mn werk. The horror... Ik ben vroeger altijd meer een alfa student geweest en nu snap ik weer waaromHeb me opgegeven om wat bedrevener te worden met rekensommen, maar ik vraag me af of ik het ooit ga leren
![]()
Onderstaande opgave kom ik dus gewoon niet uit, weet niet eens waar ik moet beginnen... Kan iemand er wat licht op werpen? Het zal vast simpel zijn uiteindelijk, maar ik zie het niet...
Aantal motorfietsen totaal: 396.000. Deze zijn verdeeld over 90% bezitters met één motorfiets en 10% die drie motorfietsen bezitten.
Het aantal bezitters van één of meer motorfietsen is derhalve:
Ja erg hequote:Op vrijdag 7 september 2012 09:38 schreef Riparius het volgende:
[..]
Dit soort sommetjes kregen kinderen vroeger in de vijfde klas van de lagere school.
Stel dat er x bezitters zijn van één of meer motorfietsen. Daarvan bezit 90% oftewel 0,9∙x personen één motorfiets en de resterende 10% oftewel 0,1∙x personen drie motorfietsen. Het totaal aantal motorfietsen is dus:
0,9∙x + 3∙0,1∙x = 1,2∙x
Maar nu is gegeven dat het totaal aantal motorfietsen 396.000 bedraagt. Dus hebben we:
1,2∙x = 396.000
Nu beide leden delen door 1,2 en we krijgen voor x oftewel het aantal bezitters:
x = 330.000
Diffusie in het plastic. Weekmakers evt.quote:Op maandag 24 september 2012 23:12 schreef sorcovic het volgende:
Kunnen jullie mij helpen met de volgende vraag:
Waarom zijn kunstof weegflesjes minder geschikt voor het wegen van een exact gepipetteerde vloeistof?
SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Ik dacht zelf trouwens overigens dat je eigenlijk de integraal van de normaal (naar binnen gericht) moest nemen over de oppervlakte van een halve bol. Ik kon intuïtief ook wel inzien dat de kracht die nodig was om de bollen uit elkaar te trekken waarschijnlijk evenredig was met r2 (als je een papiertje tussen de bollen stopt, zie je dat de oppervlakte tussen hen gelijk is aan pi*r2, maar ik kon niet precies uitleggen waarom dit het goede antwoord was. Je kan het papiertje immers ook vouwen, zodat het een grotere oppervlakte heeft. Dan vallen er vast weer krachten tegen elkaar weg, maar de totale kracht blijft volgens mij niet per se even groot...)
Wie kan me hier wat inzicht over verschaffen? Ik weet nog dat ik de opgave destijds ook gemaakt heb, en dat ik hem toen ook niet helemaal snapte, maar mijn natuurkundeleraar wist me wel te overtuigen van de juistheid van de methode.
De formule die je wil gebruiken klopt (al moet je wel μ en σ schrijven in plaats van u en o).quote:Op vrijdag 28 september 2012 12:45 schreef ongelovelijk het volgende:
Zit een een statistiekvraagje. Hoop dat een van jullie mij kan helpen.
In het engels:
The Pediatrics unit at Carver Hospital has 24 beds. The number of patients needing a bed at any point is in time is N(19.2, 2.5). what is the probability that the number of patients needing a bed will exceed the pediatric units bed capacity.
antwoord is: P(Z-> 1,92) = 1-.9726 = .0274.
Kan er alleen niet uitkomen welke formule ik moet gebruiken. Ik gebruik zelf x-u/ o.
Ik weet alleen niet hoe ik hier de u en de o moet berekenen. wie kan me helpen?
Het helpt zeker, bedankt!quote:Op vrijdag 28 september 2012 05:41 schreef Lyrebird het volgende:
Stel dat je twee halve cylinders hebt, in plaats van halve bollen, maar met hetzelfde oppervlak waar de halve cylinders elkaar raken. Denk je dan dat de krachten anders zullen zijn dan bij halve bollen? Zo ja, waarom? Of dat je de "top" van de bollen afsnijdt met een snijbrander en daar dan pilonnen aan vastlast (van die wegwerkergevallen, maar dan van staal). Zal het iets uitmaken qua krachten? (De twee streepjes in onderstaande tekening geven aan dat de lengtes van deze lijnen even lang zijn).
[ afbeelding ]
Of bekijk het van de andere kant: houd de halve bollen even groot, maar las er twee verbindingsstukjes aan vast waardoor het oppervlak waarmee de twee halve bollen aan elkaar zitten, wordt verkleind. Een soort van vernauwing dus. Wat zal de invloed daarvan zijn op de krachten? Als je het antwoord niet weet, verklein het oppervlak van dat tussenstuk tot 1 mm2 en vraag je dan af of je die bollen nog uit elkaar kan trekken. Zelf, met je blote handen.![]()
[ afbeelding ]
Geeft dit het inzicht waar je naar op zoek bent?
dankje dat was hem, ik weet dat ik μ en σ moet schrijven in plaats van u en o.quote:Op vrijdag 28 september 2012 14:13 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
De formule die je wil gebruiken klopt (al moet je wel μ en σ schrijven in plaats van u en o).
Het is gebruikelijk om een normale verdeling op te geven in de vorm N(μ,σ2). Hier wordt opgegeven N(19.2, 2.5). Dat zou betekenen dat μ = 19,2 en σ2 = 2,5 en dus σ = √ 2,5.
Pas dan de formule toe die je zelf ook al had gevonden en vul μ en σ in zoals ik ze hier heb gegeven.
P(X>24) = P(Z>(24 - μ)/σ) = ... (doe de rest van de berekening zelf)
Mochten ze in deze opgave toch heel eigenwijs de normale verdeling hebben opgegeven in de vorm N(μ,σ), dan zou je moeten uitkomen op het antwoord dat is gegeven.
u.v = |u||v|cosθquote:Op vrijdag 28 september 2012 16:40 schreef GoodGawd het volgende:
Wat is de formele manier om hoeken tussen inwendig product te bepalen?
bijv:
[ afbeelding ]
Nee precies, ik wist het niet meer zeker doordat ze het in het antwoordmodel niet deden. Dan staat daar dus een fout in. Bedankt.quote:Op donderdag 27 september 2012 22:53 schreef thenxero het volgende:
Als je aan een kant gaan kwadrateren gaat het alleen goed als toevallig beide kanten gelijk zijn aan 1 of 0. Want 1=1². Maar bijvoorbeeld niet 2=2². Met variabelen werkt het net zo.
Bedankt.quote:Op donderdag 27 september 2012 22:47 schreef Anoonumos het volgende:
Ja, de T moet ook. Je moet links en rechts van het = teken altijd hetzelfde doen.
quote:Op vrijdag 28 september 2012 01:40 schreef kutkloon7 het volgende:
Mijn broertje kwam vanavond naar me toe met een vraag in zijn natuurkundeboek over de Maagdenburgse bol: twee ijzeren halve bollen (met een gegeven straal r, in het boek was een concreet getal genoemd, maar het is denk ik net zo makkelijk om het algemene geval uit te rekenen) met zijn tegen elkaar 'geplakt', en de lucht is ertussenuit gepompt, zo, dat er (nagenoeg) een vacuum tussen hen is.
In de opdracht mag je ervan uitgaan dat er een vacuum is, en moet je de kracht berekenen die het kost om de bollen uit elkaar te trekken. Mijn broertje dacht dat je de oppervlakte van de bol moest nemen, maar kwam zelf al met de opmerking dat de luchtdruk richting de normaal naar binnen werkt, en dus niet elke richting 'even zwaar meetelt'.
Verder mocht je gebruiken dat de luchtdruk 1 bar = 100.000 Pa is, met 1 Pa = 1 N/m2.
De situatie:In de reactie van Lyrebird hierboven worden alleen maar vragen gesteld en geen antwoorden gegeven, dus ik kan me niet voorstellen dat je daar iets mee opschiet. Wat je uiteraard zoekt is een wiskundige verklaring waarom het volstaat om de oppervlakte van het grondvlak van de halve bol te vermenigvuldigen met de luchtdruk om de kracht te bepalen die op de halve bol wordt uitgeoefend.SPOILEROm spoilers te kunnen lezen moet je zijn ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.Ik dacht zelf trouwens overigens dat je eigenlijk de integraal van de normaal (naar binnen gericht) moest nemen over de oppervlakte van een halve bol. Ik kon intuïtief ook wel inzien dat de kracht die nodig was om de bollen uit elkaar te trekken waarschijnlijk evenredig was met r2 (als je een papiertje tussen de bollen stopt, zie je dat de oppervlakte tussen hen gelijk is aan pi*r2, maar ik kon niet precies uitleggen waarom dit het goede antwoord was. Je kan het papiertje immers ook vouwen, zodat het een grotere oppervlakte heeft. Dan vallen er vast weer krachten tegen elkaar weg, maar de totale kracht blijft volgens mij niet per se even groot...)
Wie kan me hier wat inzicht over verschaffen? Ik weet nog dat ik de opgave destijds ook gemaakt heb, en dat ik hem toen ook niet helemaal snapte, maar mijn natuurkundeleraar wist me wel te overtuigen van de juistheid van de methode.
Bij het modelleren van fysische problemen is het vaak prettig om nog met infinitesimalen te werken, dus dat zal ik hier ook doen. Je idee dat je de kracht die op de halve bol wordt uitgeoefend uit kunt drukken als een integraal is correct. Beschouwen we een infinitesimaal oppervlakte elementje dS van de halve bol, dan is de kracht dFdie op dat elementje wordt uitgeoefend dF = p∙n∙dS waarbij p de luchtdruk is en n de naar binnen gerichte genormeerde normaalvector bij het elementje dS. De totale kracht die op de halve bol wordt uitgeoefend is dan de som van al deze infinitesimale bijdragen, dus F = ∫ dF = ∫ p∙n∙dS = p∙∫ n∙dS, waarbij we de integraal nemen over de oppervlakte van de halve bol. Het is evenwel niet nodig deze integraal ook echt uit te rekenen om F te bepalen.
Beschouwen we een infinitesimaal bolsegmentje met oppervlakte dA waarvan de snijvlakken evenwijdig lopen aan het grondvlak van de halve bol, dan kunnen we op grond van symmetrie overwegingen concluderen dat de resultante van de krachten op dit bolsegmentje loodrecht staat op het grondvlak van de halve bol. Immers, de componenten van de krachten evenwijdig aan het grondvlak van de bol die op elk tweetal diametraal tegenover elkaar gelegen elementjes dS van dit bolsegmentje werken zullen elkaar steeds opheffen.
De loodrechte projectie van het infinitesimale bolsegmentje op het grondvlak van de halve bol is een ring met straal ρ en dikte dρ, en dus een oppervlakte dO = 2πρ∙dρ. Zij φ de inclinatie van het bolsegmentje met het grondvlak (de 'breedtegraad'), dan geldt:
(1) dO = sin φ∙dA
De grootte van de kracht dF die op het bolsegmentje wordt uitgeoefend is gelijk aan het product van de luchtdruk p en de oppervlakte dA van het bolsegmentje, en dit weer vermenigvuldigd met cos(½π - φ) = sin φ, omdat de resultante loodrecht staat op het grondvlak en dus gelijk is aan de som van de loodrechte componenten van de krachten die op elk elementje dS van het bolsegmentje werken. Dus hebben we voor de grootte van de kracht uitgeoefend op het bolsegmentje:
(2) dF = sin φ∙p∙dA
Maar uit (1) en (2) volgt nu:
(3) dF = p∙dO
En dus:
(4) F = p∙O
aangezien ook F = 0 voor O = 0. Je ziet dus dat we de grootte van de kracht F die door de luchtdruk op de vacuum getrokken halve bol wordt uitgeoefend inderdaad kunnen berekenen door eenvoudig de luchtdruk p te vermenigvuldigen met de oppervlakte O = π∙r2 van het grondvlak van de halve bol.
Hebben we nu twee halve bollen met straal r tegen elkaar aan en is de ruimte binnenin luchtledig, dan oefent de luchtdruk op elk van de halve bollen een gelijke maar tegengesteld gerichte kracht uit, zodat de trekkracht die benodigd is om de halve bollen van elkaar te scheiden dan 2∙p∙π∙r2 bedraagt. De historische Maagdenburger halve bollen hadden een diameter van ca. 50 cm, zodat, aangenomen dat de ruimte binnenin volledig luchtledig is en aangenomen dat de luchtdruk 105 Pa bedraagt, een trekkracht van ca. 40.000 N benodigd is om de halve bollen van elkaar te scheiden.
[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 30-09-2012 17:05:30 ]
Mooie post weer Riparius! Ik zal er morgen even beter naar kijken, maar het ziet er inderdaad uit als dat waar ik naar op zoek was! (wat overigens niet wil zeggen dat de post van lyrebird nutteloos was, want ik wou ook graag manieren om het op een wat intuïtieve manier aan mijn broertje te laten zien). Verder moet ik ook zeggen dat ik de vraag uit het natuurkundeboek een beetje lastig vind voor 4-vwo-ers, omdat het niet duidelijk is of je nou op je intuïtie af moet gaan of je een wat hardere argumentatie moet geven. (tegelijk wel een goede vraag voor het ontwikkelen van intuïtie voor dit soort problemen)quote:
Ik denk niet dat je broertje iets opschiet met de post van Lyrebird. Maar het is heel goed mogelijk om het op een wat intuïtievere manier duidelijk te maken zonder echt gebruik te maken van infinitesimaalrekening als hij vertrouwd is met het voorstellen van krachten als vectoren en met het ontbinden daarvan in twee onderling loodrechte componenten (en ik mag toch hopen dat dat het geval is).quote:Op zaterdag 29 september 2012 14:25 schreef kutkloon7 het volgende:
[..]
Mooie post weer Riparius! Ik zal er morgen even beter naar kijken, maar het ziet er inderdaad uit als dat waar ik naar op zoek was! (wat overigens niet wil zeggen dat de post van lyrebird nutteloos was, want ik wou ook graag manieren om het op een wat intuïtieve manier aan mijn broertje te laten zien). Verder moet ik ook zeggen dat ik de vraag uit het natuurkundeboek een beetje lastig vind voor 4-vwo-ers, omdat het niet duidelijk is of je nou op je intuïtie af moet gaan of je een wat hardere argumentatie moet geven. (tegelijk wel een goede vraag voor het ontwikkelen van intuïtie voor dit soort problemen)
Dank Riparius!
Je antwoord klopt niet en je gaat in de fout bij het dikgedrukte stuk. Hoe kan er 20 mg OH- opgesloten zitten in 10 mg Mg(OH)2?quote:Op dinsdag 2 oktober 2012 19:38 schreef Miraculously het volgende:
Iemand die mijn scheikunde antwoord even wil controleren?
De vraag:
In de apotheek moet de assistent 'magnesiamelk' bereiden. Dit is een suspensie van magnesiumhydroxide. Hij voegt 150 mg Mg(OH)2 toe aan 1000 mL water.
Het is bekend dat slechts 10 mg hiervan oplost, de rest blijft als vaste stof aanwezig. Het eindvolume is nog steeds 1000 mL.
Bereken de pH van de ontstane suspensie bij 298 K.
Wat ik gedaan heb:
10*10-3g Mg(OH)2 lost op.
Mg(OH)2 = 1:2 = 20*10-3g OH-
20*10-3g in 1 L
OH- = 17,008 g mol-1
Aantal mol = aantal gram / molaire massa = 20*10-3 / 17,008 = 1,18*10-3 mol
Molariteit = aantal mol / aantal liter = 1,18*10-3 / 1 = 1,18*10-3 mol L-1
pOH = -log[OH-] = -log[1,18*10-3] = 2,92
pH = 14 - pOH = 14 - 2,92 = 11,08
Alvast bedankt.
Dit is duidelijk ja, ik za eens kijken of hij nog zo geïnteresseerd is dat hij dit wil horen, ik begrijp het in ieder gevalquote:Op zaterdag 29 september 2012 18:04 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik denk niet dat je broertje iets opschiet met de post van Lyrebird. Maar het is heel goed mogelijk om het op een wat intuïtievere manier duidelijk te maken zonder echt gebruik te maken van infinitesimaalrekening als hij vertrouwd is met het voorstellen van krachten als vectoren en met het ontbinden daarvan in twee onderling loodrechte componenten (en ik mag toch hopen dat dat het geval is).
Maak vooral een duidelijke tekening van de halve bol in zijaanzicht (dus: een halve cirkel met straal r in de kwadranten I en II van een assenstelsel en met het middelpunt van de halve cirkel in de oorsprong). Het bolsegmentje in zijaanzicht bestaat dan uit twee kleine cirkelboogjes die symmetrisch liggen ten opzichte van de y-as. Teken ook de loodrechte projecties van de cirkelboogjes op de x-as. Dan kun je aan de hand van de tekening laten zien dat de neerwaartse component van de kracht die op het bolsegmentje werkt gelijk is aan cos(½π - φ)∙p∙dA = sin φ∙p∙dA en dat dit weer gelijk is aan p∙dO omdat sin φ∙dA = dO. Daarmee heb je gerechtvaardigd dat je de grootte van de neerwaartse kracht die op de complete halve bol werkt eenvoudig kunt berekenen door het product p∙O = p∙π∙r2 te bepalen. Dit moet je dan nog met 2 vermenigvuldigen om de trekkracht te berekenen die nodig is om de twee luchtledige halve bollen van elkaar te scheiden.
Kun en/of moet je niet op een of andere manier de vullingsgraad van de reactor in de vergelijking verwerken? Daar zit volgens mij namelijk het enige verschil tussen beide reactoren.quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 11:09 schreef Platina het volgende:
Hoi,
Ik probeer de reactietijd uit te rekenen voor een simpele reactor, maar ik ga ergens hopeloos de mist in. Hopelijk weet één van jullie wat ik moet doen.
Ik heb twee reactors met ieder 6.000 kg lactose. Reactor 1 is in totaal 30.000 kg en reactor 2 is 10.000 kg. Het is gegeven dat beide reactors een volume van 5 m3 hebben en dat het een zero-order process is.
Verder is gegeven dat 95% van de lactose omgezet wordt en dat de conversieratio (k) van lactose gelijk is 0,008 mol/L.h Moleculaire gewicht van lactose is 342 g./mol.
Uit vorige opgaven weet ik dat de tijd die nodig is berekend kan worden met Ct = C0 - k * t
Waarbij Ct en C0 in mol/m3 zijn. 6000 kg geeft dan 6000/0,342/5000 = 3,51 mol/m3 welke Cs0 is.
Echter, dit is fout want zo krijg je voor beide reactoren dezelfde omzettingstijd terwijl deze bij reactor 1, 447 uur is en bij reactor 2, 427 uur.
Wat doe ik fout?
Hmmm, nu je het zegt schiet mij opeens iets te binnen. Ik ga eens kijken of ik er nu uitkomquote:Op dinsdag 23 oktober 2012 13:17 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Kun en/of moet je niet op een of andere manier de vullingsgraad van de reactor in de vergelijking verwerken? Daar zit volgens mij namelijk het enige verschil tussen beide reactoren.
Mooi dat je het antwoord hebt gevonden, maar ik snap de uitleg niet helemaal.quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 15:38 schreef Platina het volgende:
[..]
Hmmm, nu je het zegt schiet mij opeens iets te binnen. Ik ga eens kijken of ik er nu uitkom
Edit: Ik ben er al uit, factor 1000 mis gerekend en schoonmaaktijd niet meegenomen want de som zegt ook dat na iedere run de reactor schoongemaakt moet worden. Dat duurt 5 uur. En aangezien (30k-10k)/5k = 4, zijn dit 4 runs extra voor reactor 2. Dat verklaard waarom die 20 uur langer duurt.
Je begint dan met 6000 kg lactose / 0,342 / 5 = 3508 mol/m3
En je houdt 300 kg lactose / 0,342 / 5 = 175 mol/m3 over.
3508-175 = 3333 mol/m3. / 0,008 mol/l (wordt dus 8 mol/m3) = 417 uur.
Voor de reactor van 10.0000 kg wordt hier 10 uur tijd bij opgeteld, en voor die van 30.000 kg 30 uur.
Te voor de hand liggend eigenlijk
Hmm, hoe kan ik die duur sneller uitrekenen dan?quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 16:49 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Mooi dat je het antwoord hebt gevonden, maar ik snap de uitleg niet helemaal.
Hoe je de duur van de reactie uitrekent is wel duidelijk (al doe je dat naar mijn mening een beetje omslachtig), maar dat van die extra runs vind ik onduidelijk.
Wat voor opleiding doe je trouwens en op welk niveau?
Bijvoorbeeld zo: 0,95*6000/(0,342*5) = 3333 mol/m3quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 17:04 schreef Platina het volgende:
[..]
Hmm, hoe kan ik die duur sneller uitrekenen dan?
In de opdracht staat dit over de runs:
"The reactor has a volume of 5m3. After each run the reactor has to be cleaned. It takes 5 hours to empty, clean and refill the reactor". en je hebt 10.000 kg ofwel 10 m3 en hebt dan dus 2 runs nodig.
Ik ben net begonnen met de Master in Food Technology (Wageningen). Dit is nog een Bachelor vak om mijn wiskunde bij te spijkeren (dat is wel nodig naar blijkt).
Heb je een dichtheid van 1000 kg/m3? Voor water geldt dat wel bij benadering, maar ook voor (een oplossing met) lactose?quote:en je hebt 10.000 kg ofwel 10 m3
Aah chemicus, helaas sloot mijn vooropleiding niet goed aan want anders had ik chemische technologie gekozen. Machtig interessante richting.quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 17:32 schreef lyolyrc het volgende:
[..]
Bijvoorbeeld zo: 0,95*6000/(0,342*5) = 3333 mol/m3
En dan verder: 3333/8 = 417 h.
Als je de 8 mol/l.h in de eerste berekening onder de deelstreep zet, kan het zelfs in één stap:
0,95*6000/(0,342*5*8) =417 h.
Zoals ik het nu lees, begrijp ik dus dat in reactor 1 in totaal 30.000 kg lactose wordt omgezet en in reactor 2 10.000 kg, telkens in batches van 6.000 kg. Dus dat betekent dat reactor 1 in totaal 5x wordt gebruikt en reactor 2 dan 2x. Is dan de totale bezettingstijd voor reactor 1 niet 5x 417 uur voor de reactie + 5x of 6x 5 uur voor het legen/schoonmaken/vullen?
Dit vind ik ook een beetje vreemd:
[..]
Heb je een dichtheid van 1000 kg/m3? Voor water geldt dat wel bij benadering, maar ook voor (een oplossing met) lactose?
Ik ben zelf overigens chemicus, maar niet opgeleid in de procestechniek en vind het wel interessant, vandaar dat ik nog even doorvraag.
Oke, ik dacht even dat je een compleet andere methode hadquote:Bijvoorbeeld zo: 0,95*6000/(0,342*5) = 3333 mol/m3
En dan verder: 3333/8 = 417 h.
Als je de 8 mol/l.h in de eerste berekening onder de deelstreep zet, kan het zelfs in één stap:
0,95*6000/(0,342*5*8) =417 h.
In de opgave krijg je gegeven dat lactose 20% en 60% is en in beide gevallen 6.000 kg. Dit heb ik dan herleid en de aanname gedaan dat het overige gewicht water is. Dus de 20% wordt 30.000 en in batches van 5.000 kg (want 5m3). Beetje onduidelijk verwoord door mij.quote:Zoals ik het nu lees, begrijp ik dus dat in reactor 1 in totaal 30.000 kg lactose wordt omgezet en in reactor 2 10.000 kg, telkens in batches van 6.000 kg. Dus dat betekent dat reactor 1 in totaal 5x wordt gebruikt en reactor 2 dan 2x. Is dan de totale bezettingstijd voor reactor 1 niet 5x 417 uur voor de reactie + 5x of 6x 5 uur voor het legen/schoonmaken/vullen?
Over de dichtheid wordt niet gerept, dus ik heb aangenomen dat deze 1000 kg/m3 is. Wij voedingsmiddelentechnologen gebruiken nogal veel aannames, ik kan me voorstellen dat een chemicus heel wat preciezer te werk gaat.quote:Heb je een dichtheid van 1000 kg/m3? Voor water geldt dat wel bij benadering, maar ook voor (een oplossing met) lactose?
Je moet gewoon de berekeningsmethode kiezen die handig is voor jou. Misschien dat je op termijn de tussenstappen ook overslaat.quote:Op dinsdag 23 oktober 2012 17:41 schreef Platina het volgende:
[..]
Aah chemicus, helaas sloot mijn vooropleiding niet goed aan want anders had ik chemische technologie gekozen. Machtig interessante richting.
[..]
Oke, ik dacht even dat je een compleet andere methode had. Maar dus eigenlijk het versimpeld opschrijven. Vind het zelf handiger om de langere variant te gebruiken, als ik iets dan weer teruglees hoef ik niet eerst weer alle gebruikte getallen te gaan terugzoeken.
[..]
In de opgave krijg je gegeven dat lactose 20% en 60% is en in beide gevallen 6.000 kg. Dit heb ik dan herleid en de aanname gedaan dat het overige gewicht water is. Dus de 20% wordt 30.000 en in batches van 5.000 kg (want 5m3). Beetje onduidelijk verwoord door mij.
[..]
Over de dichtheid wordt niet gerept, dus ik heb aangenomen dat deze 1000 kg/m3 is. Wij voedingsmiddelentechnologen gebruiken nogal veel aannames, ik kan me voorstellen dat een chemicus heel wat preciezer te werk gaat.
quote:Op zondag 28 oktober 2012 22:19 schreef anwanwanwanw het volgende:
Moet het om 23:00 inleveren. Vetgedrukt zijn de vragen. Kloppen de antwoorden?
Ik twijfel erg.
In 1582 werd de gregoriaanse kalender ingevoerd.
Zoek uit welke schrikkelregeling in 1582 is afgesproken
Elk jaar dat deelbaar is door 4 of door 100 heeft 366 dagen, tenzij het jaartal deelbaar is door 400.
Waarom precies deze regeling (hoe lang is een jaar precies)? Een jaar is precies 365,2422 dagen. Zonder de schrikkelregeling zou een jaar 365 dagen duren maar met de schrikkelregeling 365,2425. Dat is veel preciezer.
Na hoeveel jaar loopt deze regeling toch weer een dag uit de pas?
365,2425-365,2422=0,0003
1/0,0003= 3333,33 jaar
http://www.dekoepel.nl/zenit/schrikkel.htmlquote:Tabel: Enkele bekende waarden van het tropisch jaar in de geschiedenis
Callippus 4e eeuw v. Chr. 365,25 dagen 365 d 06 h
Hipparchus 2e eeuw v. Chr. 365,2465 dagen 365 d 05 h 55 m
Al-Battani ca. 900 365,2425 dagen 365 d 05 h 49 m 16 s
Alfonsische tafels 13e eeuw 365,2426 dagen 365 d 05 h 49 m 24 s
Newcomb 1896 365,242199 dagen 365 d 05 h 48 m 46 s
Juliaans jaar (gem.) 45 v. Chr. 365,2500 dagen 365 d 06 h 00 m 00 s
Gregoriaans jaar (gem.) 1582 365,2425 dagen 365 d 05 h 49 m 12 s
In die bron staat: Op 400 jaar loopt de kalender nog geen drie uur achter. Het verschil bedraagt dus ongeveer een dag in 3200 jaarquote:Op zondag 28 oktober 2012 22:27 schreef Scuidward het volgende:
[..]
[..]
http://www.dekoepel.nl/zenit/schrikkel.html
A. Zal wel, waar heb je dat gevonden?
B. Check, zie quote.
C. Check
Dat is dan een fout van je bron.quote:Op zondag 28 oktober 2012 22:31 schreef anwanwanwanw het volgende:
[..]
In die bron staat: Op 400 jaar loopt de kalender nog geen drie uur achter. Het verschil bedraagt dus ongeveer een dag in 3200 jaar
Dat is niet hetzelfde antwoord als bij vraag 3 bij mij.
Kun je je code in [code]-tags plaatsen? Dan is het beter leesbaar ivm inspringen en zo.quote:Op zondag 4 november 2012 23:29 schreef superky het volgende:
Hoi,
Graag wil ik een vraag stellen over het volgende:
• Write a class named GasTank containing:
• An instance variable named amount of type double, initialized to 0.
• An instance variable named capacity of type double.
• A constructor that accepts a parameter of type double. The value of the parameter is used to initialize the value of capacity .
• A method named addGas that accepts a parameter of type double . The value of the amount instance variable is increased by the value of the parameter. However, if the value of amount is increased beyond the value of capacity , amount is set to capacity .
• A method named useGas that accepts a parameter of type double . The value of the amount instance variable is decreased by the value of the parameter. However, if the value of amount is decreased below 0 , amount is set to 0 .
• A method named isEmpty that accepts no parameters. isEmpty returns a boolean value: true if the value of amount is less than 0.1 , and false otherwise.
• A method named isFull that accepts no parameters. isFull returns a boolean value: true if the value of amount is greater than capacity-0.1 , and false otherwise.
• A method named getGasLevel that accepts no parameters. getGasLevel returns the value of the amount instance variable.
• A method named fillUp that accepts no parameters. fillUp increases amount to capacity and returns the difference between the value of capacity and the original value of amount (that is, the amount of gas that is needed to fill the tank to capacity).
Nou heb ik al het volgende, maar ik weet niet waarom hij niet goed is..:
[een hoop code]
Kan iemand me helpen, zodat ik het goede antwoord weet?
Jazeker.quote:Op dinsdag 13 november 2012 21:33 schreef thabit het volgende:
[..]
Kun je je code in [code]-tags plaatsen? Dan is het beter leesbaar ivm inspringen en zo.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 | public class GasTank { private double amount = 0.0; private double capacity; public GasTank(double myCapacity){ capacity = myCapacity; } public void addGas(double myAmount){ amount = amount + myAmount; if (amount > capacity) amount = capacity; } public void useGas(double myUse){ amount = amount - myUse; if (amount < 0) amount = 0.0; } public boolean isEmpty(){ if (amount < 0.1) return true; else return false; } public boolean isFull(){ if (amount > capacity -0.1) return true; else return false; } public double getGasLevel(){ return amount; } public void fillUp(){ amount+=capacity; return capacity-amount; } } |
Het punt van code tags is dat meerdere spaties wel behouden blijven (onder andere). Als je dus gewoon je oude platte text uit je post in die code tags zet blijft het onleesbaar. Of heb je het ook op deze onleesbare manier geprogrammeerd?quote:
1 2 3 4 | public void fillUp() { amount += capacity; return capacity - amount; } |
U heeft gelijkt. Nogmaals bedankt voor uw hulpquote:Op woensdag 14 november 2012 09:57 schreef thabit het volgende:
[ code verwijderd ]
Zo dus. Het kan meestal ook geen kwaad om spaties om operatoren te zetten. Anyway, die methode is void gedeclareerd, terwijl hij wel een waarde returnt. Je moet dat void hier in double veranderen.
Vertaal het naar het Engels en probeer dan eens te Googlen.quote:Op maandag 19 november 2012 17:49 schreef Crisisstudent het volgende:
Iemand wat algemene tips over Lineaire Algebra? Momenteel bezig met quotientruimtes, restklassen en de homomorfiestelling, maar dit vak is echt niet voor mij gemaakt. Ik kan er uren lang geconcentreerd op zitten, maar zelfs met de uitwerkingen erbij snap ik er de ballen van.
Je kan er vragen over stellen in het wiskundetopicquote:Op maandag 19 november 2012 17:49 schreef Crisisstudent het volgende:
Iemand wat algemene tips over Lineaire Algebra? Momenteel bezig met quotientruimtes, restklassen en de homomorfiestelling, maar dit vak is echt niet voor mij gemaakt. Ik kan er uren lang geconcentreerd op zitten, maar zelfs met de uitwerkingen erbij snap ik er de ballen van.
10+30+65=105%?quote:Op dinsdag 27 november 2012 22:15 schreef Bangarang het volgende:
Ik heb een op het oog simpele statistiekvraag, maar kom er niet helemaal uit.
Kans op wedstijd 1 winnen = 10 %
Kans op wedstrijd 2 winnen = 30%
Kans op wedstrijd 1 en 2 verliezen = 65%
Dus P(A) = 0.1
P(A^c) = 0.9
P(B) = 0.3
P(B^c) = 0.7
P(A^c en B^c) = 0,65
Gevraagd: kans op precies éen van de wedstrijden te winnen =
P(A of B) = P(A) + P(B) - P(A en B)
= 0.1 + 0.3 - P(A en B)
of
P(A of B) = P(A en B^c) + P(B en A^c)
Op beide manieren kom ik niet verder. Kan iemand mij uitleg geven? Alvast bedankt
De twee wedstrijden zijn onafhankelijk ja. Kans op winnen eerste = 10% kans op winnen tweede = 30%. Kans op beide wedstrijden verliezen = 65%.quote:Op dinsdag 27 november 2012 22:31 schreef thenxero het volgende:
[..]
10+30+65=105%?
Zijn de uitslagen onafhankelijk?
quote:Op dinsdag 27 november 2012 22:15 schreef Bangarang het volgende:
Ik heb een op het oog simpele statistiekvraag, maar kom er niet helemaal uit.
Kans op wedstijd 1 winnen = 10 %
Kans op wedstrijd 2 winnen = 30%
Kans op wedstrijd 1 en 2 verliezen = 65%
Dus P(A) = 0.1
P(A^c) = 0.9
P(B) = 0.3
P(B^c) = 0.7
P(A^c en B^c) = 0,65
Gevraagd: kans op precies éen van de wedstrijden te winnen =
P(A of B) = P(A) + P(B) - 2*P(A en B)
= 0.1 + 0.3 - 2* P(A en B)
P(A^c en B^c) = 1 - P( A of B) = 1 - (P(A) + P(B) - P( A en B)
0.65 = 1 - (0.1 + 0.3 - P(A en B). Hieruit volgt P(A en B) = 0.05
P(A of B) = P(A) + P(B) - P(A en B)
= 0.1 + 0.3 - 2*0.05
= 0.1 + 0.3 - 0.10 = 0.30 [/b]
Dus 90% kans dat je zaterdag verliest, 70% kans dat je over twee weken verliest. Dus de kans dat je beide verliest is vanwege onafhankelijkheid 63%. Maar het is gegeven dat dat 65% kans isquote:Op dinsdag 27 november 2012 22:34 schreef Bangarang het volgende:
[..]
De twee wedstrijden zijn onafhankelijk ja.
If State's football team has a 10% chance of winning Saturday's game, a 30% chance of
winning two weeks from now, and a 65% chance of loosing both games, what are their
chances of winning exactly once? Assume for simplicity that no \draw/tie" is possible.
Ze zijn inderdaad wel afhankelijk. Heb hem inmiddels opgelost en denk dat het goed is. Bedankt voor de moeite. Volgens mij win je 65% 0 wedstrijden, 30% 1 wedstrijd en 5% 2 wedstrijden.quote:Op dinsdag 27 november 2012 23:41 schreef thenxero het volgende:
[..]
Dus 90% kans dat je zaterdag verliest, 70% kans dat je over twee weken verliest. Dus de kans dat je beide verliest is vanwege onafhankelijkheid 63%. Maar het is gegeven dat dat 65% kans is.
Weet je zeker dat je onafhankelijkheid hebt?
Eens even zien, extreem veel meer? Ethanol verdampt, alle potjes goed afgesloten, want je maakt ijklijnen? Heb je ook met blanco's gewerkt? Zou het raar vinden inderdaad, want ethanol heeft geen absorptie bij 350 nm. Zou je meer absorbtie verwachten als kinine minder goed oplost? Goed geschud?quote:Op woensdag 28 november 2012 00:02 schreef chermenex het volgende:
Waarom? En waarom dan niet met water? Of mengt kinine gewoon niet goed met ethanol?
Als dit niet zo is, waarom dan wel? Ethanol zelf absorbeert nauwelijks uv licht.
Volgens mij ook niet als ik jouw omschrijving zo lees, immers, alles gaat er in, en je eindigt met yoghurt. Kan het zo zijn dat de melk van 80 graden een laagje krijgt wat je ook op chocomel ziet, het bekende velletje?quote:Op vrijdag 30 november 2012 14:20 schreef lekkeryoghurt het volgende:
Naar mijn idee is er geen restproduct bij de productie van yoghurt. Klopt dit?
Meeste stoffen zijn neutraal in hun natuurlijke vorm. Als een atoom een lading heeft geef je dat aan met X+1 dan wel X-1quote:Op zondag 2 december 2012 23:27 schreef Djeetje het volgende:
hoe weet je wat de lading is van een stof bij scheikunde ?
ik moet met de komende toets reactie vergelijkingen kloppend maken.quote:Op zondag 2 december 2012 23:40 schreef Scuidward het volgende:
[..]
Meeste stoffen zijn neutraal in hun natuurlijke vorm. Als een atoom een lading heeft geef je dat aan met X+1 dan wel X-1
Wel heb je een dipoolmoment, daarvoor moet je kijken naar de elektronegativiteit van de atomen. Bekendste voorbeeld is het dipoolmoment van water. Zuurstof 'trekt' harder aan de gedeelde elektronen dan waterstof en het elektron van waterstof zal dan netto meer dichtbij het zuurstafatoom zitten waardoor deze een positief dipoolmoment heeft en waterstof een negatief dipoolmoment.
Of wat bedoel je precies?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |