Huidige winter record vorstarm
Het weerjaar 2012 is turbulent begonnen. Eerst de recordzachte nieuwjaarsdag, daarna de storm van 3 januari en vandaag opnieuw storm. Inmiddels is er zoveel hemelwater gevallen de afgelopen weken, dat bij het Groningse Tolbert een dijk op springen staat. Ondertussen vraagt menige winterliefhebber zich af of we deze winter al moeten afschrijven? Vorst hebben we namelijk nog nauwelijks gehad en ook als we naar de (nabije) toekomst kijken, lijkt winterkou ook dan ver weg te blijven. We maken de balans op.
Record vorstarm tot dusver.
Heel populair om de ‘strengheid’ van een winter te bepalen is om het zogenaamde Hellmanngetal te berekenen, ook wel ‘koudegetal’ of ‘wintergetal’ genoemd. Hiertoe tellen we alle dagen met een gemiddelde etmaaltemperatuur van onder nul bij elkaar op, met weglating van het minteken. Zo levert een dag met een gemiddelde temperatuur van bijvoorbeeld -2,3 graden 2,3 punten op. Ieder etmaal met een gemiddelde van 0,0 graden of hoger, levert geen bijdrage op.
Met deze winter zijn we dan snel klaar. In De Bilt (en in de meeste andere Nederlandse plaatsen trouwens ook) staat het koudegetal deze winter nog op 0,0. Met een blik op de weerkaarten is het wel zeker dat dit getal ook de komende dagen niet van die nul zal afkomen. Leggen we de grens bij 10 januari en kijken we naar alle winters sinds 1901, dan zal het geen verbazing wekken dat deze winter tot dusver bovenaan staat op de ranglijst van winters met de minste vorst. Alleen de winter van 1975 en die van 2007 stonden op 10 januari ook nog op 0,0 punten.
We zien hier dat het Hellmanngetal eigenlijk niet zo’n goede maat is om het karakter van een (zeer) zachte winter, die echter toch wel enige vorst oplevert, te bepalen. We kunnen daarom beter naar de ‘vorstsom’ kijken, waarbij we de minimum- en maximumtemperatuur sommeren, althans voor zover deze onder nul liggen, ook met weglating van het minteken. Een vorstdag met -1,5 om 6,8 graden scoort zo 1,5 punten, en een ijsdag met -8,8 om -3,0 graden pakt zo 11,8 punten, om twee voorbeelden te geven.
In De Bilt is december 2011 record vorstarm verlopen, want slechts in één nacht daalde het kwik tot -0,1 graden. Daarmee moet de afgelopen wintermaand de koppositie delen met december 1974, toen het kwik ook éénmaal op -0,1 graad uitkwam. November heeft echter nog acht vorstdagen opgeleverd, al werd het gedurende de koudste nacht niet kouder dan -1,5 graden. De totale vorstsom van deze winter is hierdoor tot dusver op 6,8 punten uitgekomen en tot en met 10 januari komt daar geen verandering in.
En met die antiwinterse score neemt deze winter wel de koppositie in. De recordzachte winter van 2007 had het op 10 januari tot een vorstsom van 8,2 gebracht en de winter van 1975 tot 9,7 punten. Alle andere (zeer) zachte winters van weleer hadden op 10 januari al een hogere score bereikt.
De huidige winter nu dus maar afschrijven?
Iedere winter is uniek, heeft geen ‘geheugen’ wat er in vorige winters is gebeurd, maar de 110 voorbije winters sinds 1901 zeggen toch wel iets van wat er op wintergebied nog mogelijk is. Terugkijkend zien we dat in De Bilt twaalf winters zijn geweest die tot en met 10 januari een vorstsom hadden opgebouwd van minder dan 30 punten en elf andere winters hadden een score tussen 30,0 en 40,0. Vijftien van deze winters, een ruime meerderheid dus, had een Hellmanngetal van minder dan vijf punten opgebouwd tot in deze fase van het jaar.
Winterliefhebbers zijn op diverse weerfora bijna wanhopig op zoek naar lichtpuntjes, maar die moet men met een lantaarntje zoeken. Jaren geleden schotelden de weermodellen ons tijdens een zachte winterfase soms prachtige winterkaarten voor, maar dan altijd voor rond een week tot tien dagen vooruit. In minstens negen van de tien gevallen bleef het echter bij winterdromen, want van die prachtige vorstinvallen kwam maar weinig terecht. Deze winter lijken zelfs die winterdroomkaarten te ontbreken, maar wellicht zijn simpelweg de modellen beter geworden op de middellange termijn!
Hoe dan ook, soms is het hier zacht, maar is de winter toch nabij. Ditmaal is daar geen sprake van. Ook ten noorden en oosten van ons is de winter tot dusver ‘boterzacht’ verlopen, de afbeeldingen hiernaast geven daarvan een indruk. Het is dus ook niet zo dat eventuele kou snel hier ter plekke is. Een eventuele vorstperiode zal helemaal vanaf de fundamenten moeten worden opgebouwd, maar zelfs die fundamenten lijken voorlopig niet te worden gelegd.
Maar hoe ging het in het verleden verder? Is daar nog enkele hoop uit te putten voor de liefhebbers van sneeuw en ijs? Kijkend naar die 23 winters die we uit het verleden hebben opgediept, is er vrijwel geen die het roer heel drastisch omgooit gedurende de tweede winterhelft. Aan de andere kant leveren vrijwel alle winters uit deze groep nog wel enig winterweer op, later in het seizoen. Bij 16 van de 23 winters loopt de totale vorstsom nog op tot boven de honderd punten, maar de overige zeven blijven dus als ‘zeer vorstarm’ te boek staan. Van die 16 zijn er vijf die qua vorstsom tussen 100 en 122 uitkomen en dus ‘vorstarm’ genoemd mogen worden. Nog eens zes winters uit deze (steeds kleiner wordende groep) behaalden een vorstsom tussen 122 en 169 en waren daarmee ‘aan de zachte kant’. Slechts vijf winters leverden méér vorst op en konden daarom als ‘gemiddeld’ gekenmerkt worden.
Eénoog is koning…
In het land der blinden is éénoog koning en ook in deze groep van vijf is er één winter die nadere aandacht verdient. Het is de winter van 1991, die tot en met 10 januari ook vrijwel niets had gepresteerd. Weliswaar was de vorstsom op die datum met 30,3 punten duidelijk hoger dan de huidige winter, maar het Helmanngetal stond pas op een schamele 0,5 punten.
Maar voor de winterliefhebbers kwam het nog helemaal goed. In de derde januaridecade begon het te vriezen, uitmondend in een vorstperiode van formaat, waarbij er ook nog eens veel sneeuw viel. Een vorstperiode met een duur van maar liefst 17 dagen was het resultaat, waarbij er 74,0 Hellmannpunten werden bijeengesprokkeld en een vorstsom van 170,4. Van 6 t/m 11 februari 1991 was er zelfs sprake van een koudegolf. Bedenk dan dat we in de afgelopen 23 (!) winters slechts twéé koudegolven hebben gehad, naast die uit 1991, ook in de winter van 1997.
Een winters sprookje is na zo’n zeer zacht winterbegin dus nog steeds mogelijk, zo leren deze gebeurtenissen in het verleden. Wil dat sprookje zich dit jaar herhalen, dan moet de circulatie in de atmosfeer de komende weken wel drastisch gaan wijzigen. Voorlopig is daar nog geen zicht op. Laten we puur de statistiek los op de winters uit het verleden, dan is er een kans van 55% dat deze winter (zeer) vorstarm blijft. Er is een kans van 20% dat deze winter zachter dan normaal blijft, maar toch nog één of een paar winterveegjes oplevert. Blijft over een kans van 25% dat deze winter uiteindelijk toch nog als een ‘gemiddelde’ uit de bus gaat komen. De kans op een ‘koude’ winter is twee maal zo klein als de kans dat deze winter gewoon een herhaling gaat worden van de superzachte winters uit 1975 en 2007. Afwachten is het parool.
Bronnen: Meteo Consult, KNMI, eigen archief.