Winter nog niet afschrijven.
De afgelopen dagen is het lokaal even wit geweest door hagel- en natte sneeuwbuien en gedurende de nachtelijke uren wist het kwik zowaar hier en daar net onder nul te komen. Feit is echter dat deze winter qua vorst en sneeuw nog vrijwel niets gepresteerd heeft. De schaatsliefhebbers worden nog niet nerveus en spreken elkaar moed in: “De winter duurt nog lang, het kan in januari of februari nog hard gaan vriezen!” We gaan in dit verhaal proberen te onderzoeken of dat hopen is tegen beter weten in, of dat er nog veel mogelijk is. We bekijken daartoe alle winters vanaf 1901 en kijken hoe vaak het is voorgekomen dat een winter het tot de kerst goeddeels liet afweten, maar daarna toch nog met significante vorst op de proppen kwam.
Anti-vorst periode en definities.Het is in De Bilt nog nooit voorgekomen dat december geheel vorstloos verliep. Ook dit jaar is dat niet het geval want de afgelopen nacht daalde het kwik er tot… -0,1 graden! Een uiterst minimale vorstdag dus en het is een beetje symptomatisch voor deze maand. Met december vorig jaar nog vers in het geheugen, die de koudste was in 40 jaar tijd en ook nog eens veel sneeuw opleverde, is het contrast wel heel groot. Vorig jaar doofde de winter na de kerst echter als een nachtkaars uit en wist na oud en nieuw vrijwel niets meer te presteren. Zou deze winter het omgekeerde kunnen gebeuren?
Als eerste aanzet hebben we eens gekeken naar de hoeveelheid vorst die iedere winter tot 25 december heeft opgeleverd. Als maatstaf hebben we De Bilt genomen, die als een landelijk gemiddelde kan worden beschouwd en we hebben het Hellmanngetal genomen. Het Hellmann-, of wintergetal wordt opgebouwd door alle negatieve etmaalgemiddelde temperaturen bij elkaar op te tellen, met weglating van het minteken. Ieder etmaal met 0,0 graden of een hogere temperatuur levert geen bijdrage op, alle andere dagen wel. Een etmaal met een gemiddelde temperatuur van bijvoorbeeld -3,8 graden, levert dus 3,8 punten op. Uiteraard betekent een enkel vorstig dagje niet dat de winter meteen in volle hevigheid is losgebarsten en dat de schaatsen uit het vet kunnen worden gehaald. Dat kan wél gebeuren bij een aaneengesloten reeks van minimaal vijf ‘Hellmanndagen’, waarbij het totale wintergetal tot minimaal 16,0 punten oploopt. Dit is ook de definitie van een vorstperiode. Voor een eerste schifting is nu gekeken naar alle winters die tot eerste kerstdag minder dan 10,0 Hellmannpunten hebben gescoord.
Een heel legertje winters.Maar daarmee zijn we er nog niet. Als we alle winters bekijken die aan bovenstaande definities voldoen, dan komt er een heel legertje (zeer) zachte winters bovendrijven, die ook gedurende de overige wintermaanden weinig of geen kou hebben opgeleverd. Dat zijn er 24 in totaal. Hoewel (weer)resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst, geeft dit alleen al aan dat er een aanzienlijke kans is dat een winter als geheel na een vorstarme december een ‘slapjanus’ blijft. Maar hoe vaak komt het voor dat een aanvankelijk slappe winter toch nog een mooie vorstperiode wist op te leveren?
Als maatstaf hebben we de winter van vorig jaar genomen. Bijna anderhalve maand lang, van de laatste novemberweek tot en met de eerste januariweek, was het volop winter met ijs- en sneeuwpret. Het kwam echter ook tot veel overlast, met treinen die niet reden, strooizout dat opraakte, lange files en slippartijen. Totaal kwam het Hellmanngetal van de winter van 2011 op 80,6 punten uit en laten we die 80 punten maar eens als uitgangspunt nemen.
Sinds 1901 zijn er in De Bilt 37 winters geweest die minimaal op die 80 punten uitkwamen, één op iedere drie winters dus. Maar hoeveel van die winters hadden tot eerste kerstdag nog maar weinig winters vuurwerk opgeleverd? De afgelopen winter in ieder geval niet. Op 24 december kwam het Hellmanngetal vorig jaar al 63,8 punten en had die winter zijn kruit al vrijwel verschoten. Een jaar eerder verliep de winter nog kouder met totaal 94,7 punten, maar de kou was toen eerlijk over de drie wintermaanden verdeeld. Op 24 december 2009 stond de teller op 26,0.
Vergelijkbaar verliep de winter van 2002-’03. Op 24 december een stand van 25,7 en een totaalscore van 80,6. Dichterbij onze definitie kwam de winter van 1996-’97, de laatste winter waarin een Elfstedentocht kon worden verreden. De vorstperiode, eigenlijk de enige in die winter, was al op 21 december begonnen en op de 24e hadden we al 15,1 punten bijeengesprokkeld. Met de jaarwisseling en gedurende de eerste januaridecade was de kou toen uitzonderlijk fel, en uiteindelijk kwam die winter uit op 131,6 punten. Hoe raar het kan gaan zagen we toen ook, want de tweede winterhelft heeft toen vrijwel geen vorst meer opgeleverd. Hoe dan ook, sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw hebben we vier behoorlijke winters gehad, waarbij de kou echter steeds al vóór de kerst was begonnen.
Een kleiner groepje winters.Verder terugkijkend is de winter van 1986/’87 de eerste die wél aan onze definitie voldoet. Op 24 december 1986 was de Hellmannsom 2,3 punten. Op 10 januari 1987 werd de tien-punten-grens gepasseerd en de winter als geheel kwam op 151,5 punten uit. Sterker nog, het koude wintertrio uit de jaren 80 van de vorige eeuw voldoen alle drie aan onze definitie. De winter daarvoor was op 24 december gevorderd tot 8,6 punten, met een totaal van 149,3 punten, maar de winter van 1984/’85 maakte het nog bonter met op 24 december 1984 nog geen enkele bijdrage (0,0 punten!) maar met een totaalstand van 193,6 punten! Dit was dus een strenge winter, waarbij de kou volledig in januari en februari viel. Dat geeft de schaatsliefhebber wellicht moed!
Het kán dus nog wel, maar aan de andere kant is het groepje ‘koude’ winters zonder decembervorst tot aan de kerst, niet erg groot. Sinds 1901 zijn er dertien winters geweest die dit wisten te presteren. Vóór 1985 was dat de winter van 1955/’56, en dat is meteen wel het meest illustere voorbeeld. Februari 1956 is nog steeds de allerkoudste wintermaand in ruim honderd jaar tijd. Tot eind januari stelde de kou bar weinig voor. Op 24 december 1955 stond het Hellmanngetal op een schamele 5,5 punten en pas op 31 januari 1956 werd de tien-punten-grens gepasseerd. De winter kwam totaal op 210,7 punten uit en die werden dus bijna allemaal in februari bijeengeraapt!
Langer geleden zien we zelfs dat een paar ‘grote’ winters ook pas laat op gang kwamen. De winter van 1942 kwam op een totaal van 331,8 punten uit, maar had op 24 december nog maar 6,5 punten bijeengegaard. In 1929 was de score respectievelijk 9,4 en 227,1 punten. In dit rijtje van dertien winters wisten er maar liefst tien de honderd, en zes zelfs de 150 Hellmannpunten te passeren en daarmee waren deze winters dus royaal kouder dan de afgelopen twee winters.
De schaatsliefhebbers hoeven dus nog niet te wanhopen, maar de eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat de kans dat deze winter als geheel (vrij) zacht blijft, toch een stuk groter is. Puur kijkend naar de afgelopen 110 winters, kunnen we stellen dat, gezien de huidige voorgeschiedenis, de kans op een zachte tot gemiddelde winter met een totaal van minder dan 80 Hellmannpunten op 75 tot 80% ligt, maar dat er altijd nog een niet te verwaarlozen kans is van 20 tot 25% dat de huidige winter uitgroeit tot een vrij koude, of zelfs nog koudere winter met méér dan 80 Hellmannpunten. Afwachten is het parool.
Bronnen: Meteo Consult, eigen archief, KNMI. Foto voorpagina: Mihaela Faasse.