Mooi stuk van Tom Malinowski, directeur van Human Rights Watch in de VS.

Waarschuwing voor de zwartkijkers: de toonzetting is voorzichtig optimistisch.
Maar ook een optimist ziet de vele beren op de weg.
'We moeten de Libiërs helpen vrij te blijven'De nieuwe, democratisch gezinde leiders van Libië verdienen constructieve steun van de regering-Obama en haar NAVO-bondgenoten. Help hen bij het organiseren van verkiezingen, het naleven van de mensenrechten en het trainen van agenten. Dat stelt Tom Malinowski, directeur van Human Rights Watch in de VS.EerDe Nationale Overgangsraad in Libië heeft zich tot nu toe heel anders gedragen dan we gewend zijn van rebellenbewegingen. De raad zendt voortdurend via radio en tv boodschappen uit waarin de regels van de Geneefse Conventie worden uitgelegd en heeft nog onlangs via sms aan zijn achterban laten weten: 'Wanneer je een aanhanger van Kaddafi oppakt, bedenk dan dat hij net als jij een Libiër is. Zijn waardigheid is jouw waardigheid, want we zijn allen Libiërs en zijn familie is jouw familie, zijn eer is jouw eer.'
De leider van de Nationale Overgangsraad, Mustafa Abdel Jalil, verklaarde vorige week: 'De toekomst zal niet rooskleurig zijn. Ik roep alle Libiërs op om zich verantwoord te gedragen en het recht niet in eigen hand te nemen.' Ook wil hij dat krijgsgevangenen goed en vriendelijk worden behandeld. 'Iedereen in ons land heeft recht op een waardig bestaan.'
Ook al zeggen ze de juiste dingen, de nieuwe Libische leiders wachten nog veel hindernissen. De lijst is lang, want het gaat niet alleen om het aanhouden van Kaddafi en het opruimen van resterende verzetshaarden. Zij zullen ervoor moeten zorgen dat de mensen hun tientallen jaren opgekropte woede niet gaan botvieren op de functionarissen van Kaddafi.
Bovendien moet voorkomen worden dat politiebureaus, gevangenissen en andere overheidsgebouwen in brand gestoken of leeggeplunderd worden. Want daarin bevinden zich wellicht documenten of ander bewijsmateriaal dat kan dienen om die functionarissen te berechten.
Verder moeten de troepen van de oppositie, misschien met hulp van de NAVO, wapendepots veiligstellen. Uiteindelijk moeten ook alle reeds verspreide wapens worden ingezameld. Tegelijkertijd moeten de plekken waar van oudsher veel steun voor Kaddafi was, zoals zijn geboortestad Sirte en de zuidelijke woestijnstad Sabha, in het nieuwe Libië worden opgenomen. Er moet een overgangsregering komen die meer groeperingen vertegenwoordigt dan nu. Er moet een nieuwe rechtsstaat van de grond af worden opgebouwd. Er moet een grondwet komen, en verkiezingen. De olie moet weer gaan vloeien en de inkomsten daaruit moeten op transparante wijze worden besteed. In het verleden gepleegde misdaden moeten worden gedocumenteerd en bestraft.
Zware opgaveDat wordt een zware opgave binnen het huidige Libische rechtssysteem en daarom zouden de Libiërs het Internationaal Strafhof in Den Haag moeten betrekken bij de belangrijkste zaken, misschien door een internationaal proces te houden op eigen bodem. De moeilijkheid bij dit alles is dat de hoogstaande leiders in Benghazi nooit de volledige controle hebben gehad over de zich nogal onafhankelijk opstellende strijders die nu de Libische hoofdstad zijn binnengetrokken. In Benghazi zelf heeft het ze al maanden gekost om alle gewapende groepen die bij het begin van de opstand naar voren kwamen in één bevelstructuur onder te brengen.
De Libiërs die nu in de straten van Tripoli in de lucht schieten, hebben terecht het gevoel dat ze zichzelf bevrijd hebben. Ze zullen zich niet elk dictaat laten opleggen nadat hun in de afgelopen 42 jaar al bij ieder aspect van hun leven verteld is wat ze moesten doen. Het ontwapenen van de vrijwillige strijders, het overdragen van het veiligheidsbeleid aan een hervormde politie, de Libiërs ervan overtuigen dat gerechtigheid moet worden behaald via de rechtspraak en dat veranderingen moeten worden bevochten via de politiek - het is allemaal wel te doen, maar het heeft wel tijd nodig.
Er kan en zal veel misgaan bij het tegemoet treden van al deze uitdagingen, maar we moeten wel bedenken dat de problemen van Libië die van Libië zelf zijn en niet een kopie van de problemen die we kennen uit landen waarmee we meer vertrouwd zijn, zoals Irak of Afghanistan. Daarbij hebben de Libiërs een paar voordelen ten opzichte van menige samenleving die zich moet herstellen van conflicten en dictatuur.
OnderscheidEr zijn in Libië geen echt scherpe scheidslijnen tussen etnische of sektarische groeperingen. Er is wel onderscheid tussen stammen, maar die stammen zijn niet zo identiteitsbepalend als sommige buitenstaanders menen. Maar andere verschillen, zoals die tussen de jongere en oudere Libiërs en verschillen in sociale en economische status, zouden weleens belangrijker kunnen blijken.
De maatschappelijke instituties in Libië, voor zover ze bestaan, zijn zwak. Dat is een erfenis van Kaddafi's bewind, maar het biedt ook weer de kans om nieuwe en betere instituties helemaal nieuw op te bouwen. Het feit dat het bewind volledig is ingestort en er niet over een machtsoverdracht is onderhandeld, betekent ook dat de oppositie niet een van zijn misdadige handlangers in een overgangsregering hoeft op te nemen.
Een ander belangrijk voordeel van Libië, vergeleken met bijvoorbeeld Irak, is dat de Libiërs nu een goede relatie hebben met de internationale gemeenschap. Hun dictator is niet verdreven door een buitenlandse indringer; ze zijn wel geholpen door de NAVO, maar het is hun revolutie en zij voelen zich verantwoordelijk voor hun eigen toekomst, in plaats van afhankelijk te zijn van een buitenlandse redder.
Tegelijkertijd zijn de meeste Libiërs dankbaar dat de Verenigde Staten, de Europeanen en bepaalde Arabische landen hebben geholpen bij hun strijd. Daardoor kunnen buitenstaanders constructief invloed uitoefenen in de moeilijke maanden die nu komen.
De Libiërs willen geen buitenlandse troepen om de binnenlandse vrede te bewaren en die hebben ze waarschijnlijk ook niet nodig. Ze zullen echter wel prijs stellen op en gebaat zijn bij hulp van de Verenigde Naties en andere internationale instellingen bij het organiseren van verkiezingen, het opleiden van politiemensen en het waarborgen van eerbied voor de mensenrechten, vooral in gebieden waar politieke of tribale spanningen te verwachten zijn. De regering-Obama en de NAVO-bondgenoten moeten bij het verlenen van die bijstand ruimhartig zijn.
Dat de toekomst van Libië onzeker is, spreekt voor zich, evenals het feit dat de Libiërs een hoge prijs hebben betaald voor hun bevrijding. Toen ze eenmaal in opstand kwamen en Kaddafi hen met overmacht wilde verpletteren, stond al vast dat dit drama gewelddadig zou aflopen. Toen was het de vraag of die afloop de Libiërs de kans zou geven om een beter land op te bouwen of dat Kaddafi na een bloedbad aan de macht zou blijven. Wie de beelden ziet van de gevangenen die uit de onvoorstelbaar wrede kerkers van Kaddafi zijn bevrijd, zal zich moeilijk kunnen voorstellen dat er op dit moment een betere afloop had kunnen zijn. Laten we daar dankbaar voor zijn en vervolgens de Libische leiders helpen en aansporen om in ieder geval zo dicht mogelijk bij de realisering van de waarden te komen die in Tripoli vorige week hebben gezegevierd. Wat er ook de komende maanden in Libië gebeurt, de vraag blijft of deze overwinning van de rebellen ook iets zegt over de rest van het Midden-Oosten, of zelfs de wereld.
VergissingEnerzijds denk ik dat het een vergissing zou zijn om te veel af te leiden uit het succes van de Libische opstand. De wortels daarvan waren uniek, evenals de omstandigheden die de NAVO tot de conclusie brachten dat er moest en kon worden ingegrepen. In Syrië, Bahrein en Jemen - om over China, Birma en Cuba maar te zwijgen - zullen de zaken echter hun eigen beloop hebben.
De ontwikkelingen in Libië zullen evenmin leiden tot een overkoepelende theorie over westerse interventie om gruwelen een halt toe te roepen. Dat de regering-Obama een dergelijke theorie niet formuleert, is niet alleen omdat de Verenigde Staten graag flexibel willen blijven, maar ook omdat men terecht beseft dat soortgelijke interventies niet overal mogelijk, effectief of welkom zouden zijn.
Anderzijds zegt het gebeuren in Libië wel iets over de inherente kwetsbaarheid van onderdrukkende regimes en over het risico van een buitenlandbeleid dat zich baseert op de veronderstelling dat dergelijke regimes blijvend zijn. Op de avond dat de oppositie Tripoli binnentrok, kreeg ik van een kennis een e-mail met dit citaat van de Indiase leider Mahatma Gandhi: 'Je hebt tirannen en moordenaars en die kunnen een tijdje onoverwinnelijk lijken, maar uiteindelijk vallen ze altijd. Let wel: altijd.'
Toen dacht ik: er is vast niet één buitenland-analist die een dergelijke uitspraak zou durven doen op een vergadering van een denktank in Washington. Maar als verklaring van wat er in Libië is gebeurd en wellicht zou kunnen gebeuren in Syrië en zelfs op tal van andere plaatsen waar het oproer nu nog niet kraait, was deze uitspraak realistischer en juister dan de meeste commentaren die ik de afgelopen maanden heb gehoord. Tirannen heersen met geweld en angst, twee zaken die op korte termijn gehoorzaamheid afdwingen, maar uiteindelijk leiden tot afkeer en verzet. Verzet kan worden gebroken, maar het geweld dat daarvoor nodig is, wekt nog meer afkeer en verzet op. En dat gaat net zolang door tot het geweld en de angst uiteindelijk worden overwonnen.
Omver werpenDe meeste Midden-Oostendeskundigen hadden een bepaald beeld van de regio en moeten eraan wennen dat dit beeld nu gekanteld is. Slechts weinigen onder hen geloofden dat een volksbeweging er ooit in zou slagen om in deze regio een dictatuur omver te werpen of dat dergelijke bewegingen zich grotendeels zouden organiseren rond seculiere, democratische beginselen, of steun vanuit het Westen zouden verwelkomen.
In Libië, waar de bevolking zo lang praktisch van de buitenwereld was afgesloten en zich zo passief leek op te stellen, leek een dergelijke ontwikkeling al helemaal onwaarschijnlijk. Toch is gebleken dat de Libiërs niet tot in lengte van dagen een onvrij en onwaardig bestaan wilden leiden, net zomin als andere mensen waar dan ook. Zullen westerse beleidsmakers begrijpen dat dit ook geldt voor bijvoorbeeld Noord-Koreanen, Chinezen, Oezbeken of Saoedi's? Of houden ze hun oogkleppen op en laten ze zich weer verrassen?