Cool, die stelling kende ik nog niet. Ik vroeg het ook aan de prof maar wikipedia legt het beter uitquote:Op vrijdag 18 februari 2011 16:43 schreef ijsklont het volgende:
Als je een rij a_n hebt zodat de som convergeert, maar niet absoluut convergeert, kun je voor elke waarde c een herordening van de rij a_n vinden zodat de som van die herordening naar c convergeert. Zie bijvoorbeeld http://en.wikipedia.org/wiki/Riemann_series_theorem.
Het staat trouwens ook uitgelegd op de pagina die je aanhaalde, onder het continue geval.
Ja klopt. Bleek dat ik het per ongeluk verkeerd had overgeschreven en daardoor niet meer snaptequote:Op dinsdag 15 februari 2011 00:48 schreef Riparius het volgende:
[..]
Wat je hier doet is op een hele rare manier goochelen om iets wat evident is te verkrijgen. Meestal duiden dat soort notaties op begripsverwarringen.
In je eerste uitdrukking is j een index die loopt van een beginwaarde j = i t/m een eindwaarde j = n. Dat betekent dus dat we (n - i) + 1 maal 1 sommeren, en de uitkomst is dan inderdaad (n - i + 1), daar heb ik die tussenstappen helemaal niet voor nodig. Maar de eerste tussenstap in je plaatje is sowieso onzinnig. Immers, j was een index en i de startwaarde van die index. Maar dan kun je niet zomaar gaan doen alsof (j + i -1) nu een index is die loopt van 0 t/m n. Aangezien alle termen gelijk zijn aan één zou de som dan (n + 1) moeten zijn, maar dát klopt niet! De eerste tussenstap is dus onzin. De tweede tussenstap klopt wel: Als we de index j laten lopen van j = i t/m j = n en alle termen in de som zijn gelijk - en gedefinieerd voor elk niet-negatief geheel getal - dan kunnen we net zo goed j met (i-1) verlagen en dus de index laten lopen van j = i - (i - 1) = 1 t/m j = n - (i - 1) = n - i + 1.
Dat was de volgende opgave, hahaquote:Op zaterdag 19 februari 2011 14:37 schreef GlowMouse het volgende:
Bij een continue stochast kun je het bewijzen met partiële integratie:
integraal x f(x) dx = [x (F(x)-1)] + integraal 1 - F(x) dx
die eerste zou ik ook niet weten. ik schat dat je moet kijken waar de functie daalt en stijgt, en dan een conclusie kan trekken. Als f convergeert op een punt (wat niet oneindig of -oneindig is, heeft f(x) = p volgens mij voor alle x twee oplossingen, behalve als x het punt is waarnaar f convergeert)quote:Op zaterdag 19 februari 2011 19:36 schreef Uchiha1911 het volgende:
Ugh.. ik zit met een probleempje guys. Maandag heb ik een proefwerk over exponentiële en logaritmische functies, maar ik loop op een puntje vast.
Gegeven is de functie f(x)= (x^2 - 3)e^x
Vraag: Voor welke waarden van p heeft de vergelijking f(x) = p precies twee oplossingen?
Ik heb echt geen idee meer hoe dit berekent kan worden, en het antwoorden boek biedt ook geen hulp. Anyone?
Also, wanneer je de uitkomen van een oplossing wil controleren (x= ..) en x is dan een logaritmische functie, bijvoorbeeld 3^log(32), hoe kan je deze dan in je (grafische) rekenmachine invoeren? Wordt deze dan gewoon ingevuld als (log(32)/log(3))?
Bij voorbaat dank!
ik kom totquote:(2w3)/w2)3 (W = Wortel)
Maar hoe kom ik nu verder ? Het antwoord zou 6w6 moeten zijn maar ik kom er maar niet op.quote:8w27/w8 = 8w3*3*3/w2*2*2 = 24w3/2w2
Nee. √3/2 is niet hetzelfde als √(3/2).quote:
12 = 6∙2 = 6∙√4quote:Want jou stap na [ afbeelding ] snap ik niet.
Thanks. Enig idee hoe ik dit uit een geplotte grafiek dan af kan leiden? Natuurlijk kan ik zien waar een grafiek daalt of stijgt, maar hoe komt het antwoord er dan uit te zien? Ik vind de vraagstelling erg raar, maar dat is waarschijnlijk mede omdat de vraag me uberhaupt niet duidelijk is.quote:Op zaterdag 19 februari 2011 21:42 schreef minibeer het volgende:
[..]
die eerste zou ik ook niet weten. ik schat dat je moet kijken waar de functie daalt en stijgt, en dan een conclusie kan trekken. Als f convergeert op een punt (wat niet oneindig of -oneindig is, heeft f(x) = p volgens mij voor alle x twee oplossingen, behalve als x het punt is waarnaar f convergeert)
We hebben:quote:Op zaterdag 19 februari 2011 19:36 schreef Uchiha1911 het volgende:
Ugh.. ik zit met een probleempje guys. Maandag heb ik een proefwerk over exponentiële en logaritmische functies, maar ik loop op een puntje vast.
Gegeven is de functie f(x)= (x^2 - 3)e^x
Vraag: Voor welke waarden van p heeft de vergelijking f(x) = p precies twee oplossingen?
Ik heb echt geen idee meer hoe dit berekend kan worden, en het antwoordenboek biedt ook geen hulp. Anyone?
Wat een geweldige uitleg, bedankt! Het is me allemaal vrij duidelijk, alleen hetgeen wat in de quote hierboven staat ontgaat me een beetje. Het is me niet helemaal duidelijk hoe je nu aan het antwoord komt (ook al staat het hierboven volledig beschrevenquote:Op zondag 20 februari 2011 00:40 schreef Riparius het volgende:
[..]
Merk op dat f(x) voor x = 1 een absoluut minimum -2∙e bereikt, zodat de waarde p = -2∙e niet voldoet, en dat f(x) voor x = -3 een locaal maximum bereikt dat geen absoluut maximum is. Omdat f(x) onbegrensd monotoon stijgt voor x > 1 is er wel een tweede snijpunt voor p = 6∙e-3. Maar voor 0 < p < 6∙e-3 hebben we in totaal drie snijpunten vanwege het locale maximum bij x = -3. Deze waarden van p voldoen dus ook niet. Nu is de lijn y = 0 een horizontale asymptoot van de grafiek van f, dus voor -2∙e < p ≤ 0 hebben we wel twee snijpunten. Zo vinden we dus dat f(x) = p precies twee (reële) oplossingen heeft indien:
(6) -2∙e < p ≤ 0 of p = 6∙e-3
Uit het plaatje zie je direct dat als je PRECIES twee snijpunten wil hebben, dat je dan tussen het minimum en nul moet gaan zitten met je y=p, of boven het lokale maximum bij x=-3. Want daartussenin snijdt de lijn y=p de grafiek 3 maal, en dat wil je niet. Dat is het idee wat Riparius netjes heeft uitgewerkt.quote:Op zondag 20 februari 2011 12:56 schreef Uchiha1911 het volgende:
[..]
Wat een geweldige uitleg, bedankt! Het is me allemaal vrij duidelijk, alleen hetgeen wat in de quote hierboven staat ontgaat me een beetje. Het is me niet helemaal duidelijk hoe je nu aan het antwoord komt (ook al staat het hierboven volledig beschreven).
Is hier een nadere verklaring voor?
Het projectieve vlak kun je zien als alle lijnen die door de oorsprong gaan. Je identificieert als het ware alle punten die op dezelfde lijn door de oorsprong liggen met elkaar. Als je dus een punt x != 0 in R^3 hebt, dan wordt dat met -x geidentificeerd in het projectieve vlak.quote:Op zondag 20 februari 2011 14:31 schreef BasementDweller het volgende:
Hoe verschilt de projective plane, gedefinieerd als: P² := { l : l \subset |R^3 een lijn door de oorsprong }, van R^3 zelf? Want ieder punt in R^3 ligt op een lijn die door de oorsprong gaat.
Maar partieel integreren moet je wel doordacht aanpakken. Anders ben je alleen maar verder van huisquote:Op zaterdag 19 februari 2011 17:10 schreef GlowMouse het volgende:
Zo werkt partiële integratie, je moet één factor primitiveren en daarna mag je de andere factor differentiëren. Je mag zelf de primitieve handig kiezen.
Stupid me, heb de grafiek verkeerd geïnterpreteerd, zie het nu ook! =)quote:Op zondag 20 februari 2011 13:55 schreef BasementDweller het volgende:
[..]
Uit het plaatje zie je direct dat als je PRECIES twee snijpunten wil hebben, dat je dan tussen het minimum en nul moet gaan zitten met je y=p, of boven het lokale maximum bij x=-3. Want daartussenin snijdt de lijn y=p de grafiek 3 maal, en dat wil je niet. Dat is het idee wat Riparius netjes heeft uitgewerkt.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |