Mja covariantiematrix ken ik wel, maar ik vroeg me af of er ook zoiets was als een soort methode/geval/etc was die direct een relatie beschrijft tussen 2 verschillende matricesquote:Op maandag 10 januari 2011 21:55 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Een functie is geen grootheid die afhankelijk van het toeval een bepaalde waarde aanneemt, dus die kun je niet bestuderen in de kansrekening. Vectoren van toevalsvariabelen zijn wel heel gangbaar, en dan krijg je een covariantiematrix. Zoek daar maar eens op
Je kunt een matrix vectoriseren Maar een relatie tussen matrices is nogal algemeen. A=B*B is ook een relatie.quote:Op maandag 10 januari 2011 23:11 schreef koffiegast het volgende:
[..]
Mja covariantiematrix ken ik wel, maar ik vroeg me af of er ook zoiets was als een soort methode/geval/etc was die direct een relatie beschrijft tussen 2 verschillende matrices
Ik denk dat je het als volgt kunt verklaren: stel je hebt een molecuul A en een molecuul B die door zich met elkaar te verbinden het molecuul AB vormen. Tenzij A en B uitzonderlijk stabiele moleculen zijn, zal AB op een lager energieniveau zitten dan A en B, omdat er energie vrijkomt bij de vorming van de binding tussen A en B (ΔH < 0). Als het energieverschil klein is en de reactie niet totaal afloopt, zul je een evenwicht krijgen: A + B <-> AB.quote:Op woensdag 12 januari 2011 12:36 schreef Warren het volgende:
In mijn boek staat de volgende vuistregel:
Bij toevoeren van warmte verschuift een evenwicht naar de endotherme kant. Dat is de kanst met het grootste aantal deeltjes.
Dit vetgedrukte is mij niet duidelijk.
Stel we hebben:
N2 + O2 <> 2NO
De vorming van NO is endotherm. Dus bij een temperatuurstijging verschuift het evenwicht naar NO, maar waarom is deze kant de kant met het grootste aantal deeltjes??
Ik had de vraag iets anders opgevat, vandaar het antwoord dat ik heb gegeven. Door je af te vragen waarom er een endotherme kant kan zijn als er links en rechts evenveel deeltjes zijn, verwissel je regel en vuistregel. Dat bij warmte toevoeren het evenwicht naar de endotherme kant verschuift is een feit. Dat volgt immers uit de wetten van de thermodynamica. Dat er aan de endotherme kant meestal meer deeltjes staan, dat is de vuistregel.quote:Op vrijdag 14 januari 2011 13:09 schreef Warren het volgende:
Lyolyrc, bedankt.. ik doelde meer op waarom er een endotherme kant kan zijn terwijl het aantal deeltjes links en rechts gelijk is. Maar zoals Glowmouse zegt, biedt zo'n vuistregel dus niet altijd uitkomst.
Dit klopt niet. Ammonium is NH4+, niet NH4. Bij het afstaan van een proton (H+) onstaat er NH3, dat is ammoniak. NH3- bestaat niet eens, want dat zou betekenen dat het stikstofatoom 9 elektronen om zich heen heeft, wat in strijd is met de octetregel.quote:Ik heb nog een vraag:
Men lost 2,0 mol ammoniumchloride in water op tot 1,0 Liter.
Vraag: Hoeveel liter ammoniakgas van p=p0 en T= 298K moet men in deze oplossing inleiden om pH op 9,2 te brengen?
Ik heb een andere redenering en ik kom niet op het juiste anwtwoord.
NH4 + H2O --> NH3- + H3O+
Kz = [NH3-] [H3O+] / [NH4]
Je methode van berekenen klopt, maar de uitkomst niet. Je moet inderdaad stellen dat er x mol NH3 en ook x mol H3O+ is gevormd en dat er nog 2 - x mol NH4+ over is. Als we dan even aannemen dat x klein is (dat betekent dat het evenwicht sterk naar links ligt), dan heb je:quote:Kz = 5,6 x 10-10
Ik bereken eerst hoeveel H30+ er zit.
x2/2,0 = 5,6 x 10-10
x = h30+ = 4,73*10^-5.
Nee. Uit de evenwichtsvoorwaarde volgt:quote:De pH moet naar 9,2 dus de [H30+] moet omlaag van 4,73*10^-5 naar 6,31*10^-10... klopt dit? hoe kom ik er achter hoeveel ammoniak ik dan nodig heb??
Maakt niet uit. De volgende die op iets dergelijks googlet, vindt dan ook deze uitleg waar het wel goed staat.quote:Op vrijdag 14 januari 2011 23:29 schreef Warren het volgende:
Bedankt voor deze uitleg. Ik heb als een kip zonder kop de reactievergelijking en evenwichtsvoorwaarde gekopieerd uit een andere topic waar iemand met hetzelfde probleem kwam.. maar ik heb niet opgemerkt dat die niet klopte. Excuses voor het bezorgen van extra werk.
Het ligt inderdaad aan de heel beperkte dissociatie. Als je de fractie die wel omzet naar NH3 er afhaalt, dan heb je 1,9999665 mol/l, wat we natuurlijk gewoon afronden op 2,0 M.quote:Het is nu veel helderder.
- Ik vond het ten eerste raar dat men voor [NH4+] 2,0 mol/L nam.. maar aangezien het een zwakke zuur is, is het wel logisch want maar een klein gedeelte gaat over in H30+ ionen.
Als x veel groter was geweest, had je die fractie uiteraard in mindering moeten brengen op de benodigde hoeveelheid NH3 (g).quote:- Ik vond het ook raar dat al het NH3 afkomstig zou zijn van het ammoniakgas, maar aangezien x verwaarloosbaar klein is, lijkt het nu wel logisch.
Deze berekening heb ik gedaan met de aanname dat x te verwaarlozen is. Als uit de berekening was gevolgd dat x een substantiële fractie was geweest van 2,0 M, dan had ik de berekening moeten herhalen met de abc-formule. En die fractie had ik dan ook verrekend met de 1,78 M NH3.quote:- In feite laat deze berekening (x2/2,0 = 5,6 * 10-10
x = (2,0 * 5,6 * 10-10) = 3,3 * 10-5) alleen zien dat x verwaarloosbaar klein is en met dit gegeven doe je niks voor het eindantwoord.
Beide reactievergelijkingen zijn op zich correct. Zie ook deze tabel in wikipedia bij -2.31 en -2.33 V. Maar aluminiumhydroxide is Al(OH)3. Al(OH)4- is een andere stof die tetrahydroxyaluminaat heet.quote:Op zondag 16 januari 2011 23:44 schreef Warren het volgende:
lyolyrc, je bent een held voor het helder uitleggen van de materie
Ik heb nog een kort vraagje n.a.v. een vraag uit een Scheikunde 1,2 examen.
Om het even kort te houden: in de vraag komt deze zin voor:
"Bij het blok legering wordt het aluminium omgezet tot aluminiumhydroxide"
Nou moet je dus hiervan een halfreactie nemen. In het antw. model staat: Al + 3 OH- --> Al(OH)3 + 3e-. Maar deze komt in binas niet voor. In binas staat wel: Al + 4OH- --> Al(OH)4- + 3e-.
Hoe zit dit nu? Ik ben een beetje in de war... welke vergelijking klopt dan?
Deze halfreactie staat ook in Binas: O2 (g) + 2 H2O (l) + 4 e- -> 4 OH-quote:Bij het gaasje reageert zuurstof uit de lucht met water onder vorming van hydroxide-ionen.
Ik zie niet echt goed wat het precies is, is het een soort + profiel ofzo? Bij het elkaar optellen, heb je dan geen probleem met de overlapping?quote:Op woensdag 19 januari 2011 14:35 schreef GoodGawd het volgende:
Ik was net bezig met het traagheidsmoment van het stelsel om as A van het stelsel van staven hieronder te bepalen. Ik heb er geen antwoorden bij, dus ik vroeg me af of ik deze wel goed heb aangepakt?
Eerst de algemenen formule daarna de formule voor een staaf. Eerst heb ik de horizontale staaf gedaan en daarna gewoon de verticale er bij opgeteld. Klopt dit wel?
[ afbeelding ]
Ja het, zie het als een ijzeren constructie van een kruis, uit 1 stuk metaal.quote:Op vrijdag 21 januari 2011 14:25 schreef vaasinbloem het volgende:
[..]
Ik zie niet echt goed wat het precies is, is het een soort + profiel ofzo? Bij het elkaar optellen, heb je dan geen probleem met de overlapping?
Een kruis met een rotatiepunt aan de top toch? Die A? Als ik het even snel bekijk heb je gebruikt gemaakt van (en dan maal 2):quote:Op zondag 23 januari 2011 12:18 schreef GoodGawd het volgende:
[..]
Ja het, zie het als een ijzeren constructie van een kruis, uit 1 stuk metaal.
Ik neem aan dat het hier gaat over straling, die gedeeltelijk doorgelaten wordt door een materiaal? Dat materiaal heeft dan een halveringsdikte, een maat voor hoeveel straling er wordt doorgelaten. Als je straling door een materiaal stuurt, is de intensiteit van die straling na één halveringsdikte nog maar de helft van de oorspronkelijke intensiteit. Voor de intensiteit na n halveringsdiktes geldt dan je eerste formule. I (n) is die gezochte intensiteit, I(0) is de oorspronkelijke intensiteit, en bij n vul je het aantal halveringsdiktes dat je materiaal dik is in.quote:Op zondag 23 januari 2011 12:00 schreef snellehenk het volgende:
wie kan mij uitleggen, hoe de formule van de halveringsdikte precies werkt?
in het boek staat de formule I (n) = I (0) × (1/2)n
I(n) = de intensiteit na n halveringsdiktes (in W/m²)
bij dikte x geldt x= n × d1/2 (met x en d1/2 in gelijke eenheden).
ik snap niet precies wat ik hiermee moet doen, wat ik waar in moet vullen?
kan iemand dit verduidelijken voor mij?
alvast bedankt
Ja het ging idd over de straling, bedankt (Y)quote:Op zondag 23 januari 2011 15:38 schreef M.rak het volgende:
[..]
Ik neem aan dat het hier gaat over straling, die gedeeltelijk doorgelaten wordt door een materiaal? Dat materiaal heeft dan een halveringsdikte, een maat voor hoeveel straling er wordt doorgelaten. Als je straling door een materiaal stuurt, is de intensiteit van die straling na één halveringsdikte nog maar de helft van de oorspronkelijke intensiteit. Voor de intensiteit na n halveringsdiktes geldt dan je eerste formule. I (n) is die gezochte intensiteit, I(0) is de oorspronkelijke intensiteit, en bij n vul je het aantal halveringsdiktes dat je materiaal dik is in.
De tweede formule geeft aan hoe je n kan berekenen, n=x/d1/2, met x de dikte van je materiaal, en d1/2 de halveringsdikte van je materiaal. Dat x en d1/2 gelijke eenheden moeten hebben betekent dat je niet de ene in meters mag zetten als de andere in centimeters staat, de eenheden moeten gelijk zijn.
Ik hoop dat het wat duidelijker is nu .
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |