De Spartaanse

is de meest bekende, de ‘Hopliet’, de infanterist waaruit de formatie bestond was aanvankelijk gepantserd met een bronzen borstkuras, later in een ‘Linthorax’(een licht pantser van lagen linnen en natuurlijke lijm), een bronzen helm en bronzen scheenplaten. Hij droeg het typerende hoplon-schild, dat ongeveer 90 cm in diameter was (en waar hij zijn naam aan te danken had) en hij was bewapend met een lans van ongeveer 2 meter en een slagzwaard.
Alle hoplieten werden normaal opgesteld in een diepte die varieerde van 4 tot 8 rijen. Achter het grote schild kon de rechterflank van je buurman gedekt worden, wat die buur de natuurlijke reflex gaf om erachter weg te duiken, waardoor de hele formatie de neiging had naar rechts op te schuiven, waarmee de linkerflank werd vrijgegeven. De Eerste slag bij Mantinea in 418 v.Chr. is daar een goed voorbeeld van; de Spartanen en Atheners overrompelden elk de linkerflank van hun vijand. Om die reden werden de beste hoplieten op de rechterflank gezet om het wegschuiven van de linie tegen te gaan.
Als de

een leger van lichter bewapende infanteristen bevocht (Perzen vooral), hoefde er geen duwwedstrijd van gemaakt te worden maar kon met een stormloop de vijand meestal onder de voet gelopen worden. De manschappen werden gerekruteerd uit milities, boeren en handelaren, met uitzondering van Sparta, dat een groot staand leger had. Vanaf de Peloponnesische oorlog waren er steeds meer die er hun beroep van maakten en als huurlingen vochten.