Dan komt die uit. Ik vraag me alleen af waarom ik a moet transponeren.quote:Op zondag 22 augustus 2010 20:44 schreef GlowMouse het volgende:
Oej, je begint al fout. Je moet eigenlijk aT hebben.
daarom.quote:Op zondag 22 augustus 2010 20:16 schreef Hondenbrokken het volgende:
[..]
Oh, het dotproduct van een vector in perp(W) en a is gelijk aan 0.
Denk eens aan rekenregels voor breuken. Of bedenk dat 1/x = x-1 en gebruik rekenregels voor exponenten. En gebruik superscript voor je exponenten.quote:Op donderdag 2 september 2010 15:45 schreef flexster het volgende:
ey fella's, simpel vraagje:
Kan iemand mij uitleggen waarom 2x * (1/x) = 2
zie hieronder
(x2 - 1/x + 1)(2x + 5) = (x2 - 1/x + 1)2x + (x2 - 1/x + 1)5
= (2x3 - 2 + 2x) + (5x2 - 5/x + 5)
= 2x3 + 5x2 + 2x + 3 - 5/x
Dat kan niet. Je kunt wel de stddev van de onderliggende kansverdeling schatten. Daarvoor is wortel(som())/(N-1) een onjuiste formule; wortel(som()/(N-1)) is wel zuiver.quote:Ik wil de standaarddeviatie uitrekenen van deze getallen:
Ja die 2de formule had ik ook( heb alles in aparte cellen gedaan)quote:Op vrijdag 3 september 2010 11:06 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
Dat kan niet. Je kunt wel de stddev van de onderliggende kansverdeling schatten. Daarvoor is wortel(som())/(N-1) een onjuiste formule; wortel(som()/(N-1)) is wel zuiver.
volgens mij kan ik hier als tip geven: soortelijke warmtequote:Op maandag 6 september 2010 15:10 schreef Swomp het volgende:
Ah ik zie dat er ook een wiskunde afdeling is![]()
Dan probeer ik het hier ook maar...
Fokkers!,
Ik zit met een probleem, ik heb hier bij wiskunde een vraag voor me, maar ik weet er helemaal geen begin aan te krijgen. En m'n wiskunde leraar is zo'n lambal die wil me gewoon niet helpen
De vraag luid:
Bereken de warmte die vrijkomt als we 710g gesmolten zilver van smelttemperatuur af laten koelen tot 16°C
Wie kan me helpen ??
Edit: Oja, volgens het boekje moet de uitkomst 236Kj zijn
Dit vind ik eigenlijk meer natuurkunde maar bij ons heet het wiskunde
Ik heb nog even wat geprobeerd en dacht dta ik het met deze formule uit kon rekenen, maar dat klopt blijkbaar niet vertelde me iemand. Q=M*C*delta verschilquote:Op maandag 6 september 2010 16:47 schreef FedExpress het volgende:
[..]
volgens mij kan ik hier als tip geven: soortelijke warmte
Kom je dan wat verder?
Succes!
dat zou moeten kloppen volgens mij. Let op eenheden en dergelijken. 'delta verschil' is verschil in temperatuur en die C is de soortelijke warmte.quote:Op maandag 6 september 2010 16:49 schreef Swomp het volgende:
[..]
Ik heb nog even wat geprobeerd en dacht dta ik het met deze formule uit kon rekenen, maar dat klopt blijkbaar niet vertelde me iemand. Q=M*C*delta verschil
Q= M * C * delta verschilquote:Op maandag 6 september 2010 16:57 schreef FedExpress het volgende:
[..]
dat zou moeten kloppen volgens mij. Let op eenheden en dergelijken. 'delta verschil' is verschil in temperatuur en die C is de soortelijke warmte.
Laat eens zien wat je invult.
Dat sowieso, maar je zou ook nog rekening moeten houden met de smeltwarmte die vrijkomt bij de overgang van vloeibaar naar vast. De vraag gaat immers over de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij afkoeling van reeds gesmolten zilver.quote:Op maandag 6 september 2010 17:23 schreef Swomp het volgende:
[..]
Q= M * C * delta verschil
0.71 * 0.23 * (960-16) = 1541KJ ....
Of maak ik nu een domme fout ..
Je geeft het wel erg snel op vind je niet?quote:
Nou snel opgeven... ik was steeds bezig met allerlei berekeningen en theorieën hoe het nu moest maar ik kwam echt niet meer verder, vervolgens kon iemand me helpen maar die begon met MOL te werken waar we op school nog nooit wat mee gedaan hadden, en de uitkomst lag ook nog niet heel precies. Dus werd er beetje crazy vanquote:Op maandag 6 september 2010 18:44 schreef Riparius het volgende:
[..]
Je geeft het wel erg snel op vind je niet?
Ik ga uit van een soortelijke warmte van zilver van 0,24 kJ∙kg-1∙K-1 en een smeltwarmte van zilver van 105 kJ∙kg-1. Verder is het smeltpunt van zilver 960 graden Celsius (bron). De hoeveelheid warmte uitgedrukt in kJ die vrijkomt bij afkoeling van 710 gram vloeibaar zilver vanaf het smeltpunt tot 16 graden Celsius wordt dan:
0,71∙105 + 0,71∙0,24∙(960 - 16) kJ = 235,4076 kJ.
Bij de eerste formule zou ik als eerste die vermenigvuldiging uitvoeren, dus alles binnen de haken maal 200. Daarna zal je de quotiëntregel moeten toepassen. Ben je daarmee bekent?quote:Op maandag 6 september 2010 19:06 schreef jbjb het volgende:
Zou iemand mij kunnen helpen met het berekenen van de minimum van een formule?
Ik heb bijvoorbeeld een 2tal formules, waarbij ik het laagste punt/waarde moet uitrekenen. Als ik het goed begrijp moet je eerst de formule differentieren en vervolgens gelijkstellen aan nul.
Het antwoord wat daar weer uitkomt is het minimum van je formule als ik het goed begrijp.
--
De type formules waar ik mee moet rekenen:
1:
[ afbeelding ]
2: (Deze moet ik naar b differentieren zodat ik vervolgens h kan berekenen)
[ afbeelding ]
--
De bronnen die ik heb gebruikt, maar helaas geen uitkomst hebben geboden om het mij duidelijk genoeg uit te leggen.
http://www.wetenschapsforum.nl/index.php?showtopic=6783
http://www.wiskundeonline.nl/differentieren.htm
http://home.versatel.nl/fjreedijk/econot/goe08.htm
Wie o wie kan mij hiermee helpen?
Ik heb het idee dat je nog nooit iets aan differentiëren hebt gedaan. Hoe kan het dan dat je deze opgaven hebt gekregen?quote:Op maandag 6 september 2010 19:30 schreef jbjb het volgende:
Bedankt voor je reactie!
1: vermenigvuldigd ziet het er dan dus zo uit:
[ afbeelding ]
Quotientregel probeer ik te begrijpen, maar ik kan geen goed begrijpelijk voorbeeld vinden (voor mij dan). Moet ik deze som nu eerst differentieren?
Bij de voorbeelden die ik heb, zie ik alleen een dubbele functie er in zitten. Bijvoorbeeld:
q(x) = f(x) / g(x)
dat idee heb ik ook ja...quote:Op maandag 6 september 2010 19:36 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik heb het idee dat je nog nooit iets aan differentiëren hebt gedaan. Hoe kan het dan dat je deze opgaven hebt gekregen?
Overigens zou ik voor die eerste functie in t helemaal niet de quotiëntregel gebruiken, maar de breuken herschrijven als machten met negatieve exponenten. Als je dit allemaal niets zegt, denk ik niet dat je veel opschiet met een gedetailleerde uitleg.
Een getal is in feite gewoon een constante functie, dus je kan de quotiëntregel gebruiken. Maar ik moet toegeven dat dat hier een beetje omslachtig is.quote:Op maandag 6 september 2010 19:30 schreef jbjb het volgende:
Bedankt voor je reactie!
1: vermenigvuldigd ziet het er dan dus zo uit:
[ afbeelding ]
Quotientregel probeer ik te begrijpen, maar ik kan geen goed begrijpelijk voorbeeld vinden (voor mij dan). Moet ik deze som nu eerst differentieren?
Bij de voorbeelden die ik heb, zie ik alleen een dubbele functie er in zitten. Bijvoorbeeld:
q(x) = f(x) / g(x)
volgens mij heb je idnerdaad een paar fouten gemaakt, want bij mij komt in het tweede deel zowel in de teller als in de noemer 't'. Maar laten we het jbjb eerst even zelf proberenquote:Op maandag 6 september 2010 20:06 schreef Hondenbrokken het volgende:
Eens proberen. (Ik kan fouten hebben gemaakt)
Je hebt
d/dx 200 * (1 - 10 / (t + 10) + 100 / (t + 10) ^ 2)
Als ik dat recht toe recht aan differentieer, krijg ik:
= 200 * (-10 * -(t + 10) ^ (-2) + 100 * -2(t + 10) ^ (-3))
en dat kun je vereenvoudigen tot:
= 2000 / (t + 10) ^ 2 - 40000 / (t + 10) ^ 3)
Om het laagste punt te berekenen, zal t of heel groot of heel klein moeten worden.
Het probleem is dat de parameter niet in de teller maar in de noemer voorkomt.
correctquote:Op maandag 6 september 2010 20:06 schreef Hondenbrokken het volgende:
Eens proberen. (Ik kan fouten hebben gemaakt)
Je hebt
d/dx 200 * (1 - 10 / (t + 10) + 100 / (t + 10) ^ 2)
Als ik dat recht toe recht aan differentieer, krijg ik:
= 200 * (-10 * -(t + 10) ^ (-2) + 100 * -2(t + 10) ^ (-3))
en dat kun je vereenvoudigen tot:
= 2000 / (t + 10) ^ 2 - 40000 / (t + 10) ^ 3)
dat zie ik niet, waarom is de afgeleide dan 0?quote:Om het laagste punt te berekenen, zal t of heel groot of heel klein moeten worden.
Het probleem is dat de parameter niet in de teller maar in de noemer voorkomt.
Dat zijn de limieten voor t = oneindig of t = -oneindig. Ik zie trouwens nu dat de vergelijking ook een normaal nulpunt heeft, dat best wel makkelijk te vinden is.quote:Op maandag 6 september 2010 20:20 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
correct
[..]
dat zie ik niet, waarom is de afgeleide dan 0?
quote:Op maandag 6 september 2010 20:52 schreef GlowMouse het volgende:
Dan nog vergeet je de tweede afgeleide te controleren.
En daar kom je dan de avond tevoren tegen elven mee aanzetten?quote:Op dinsdag 7 september 2010 22:52 schreef Alxander het volgende:
Goedenavond nog!
Ben eerste jaars Econometrics, en ons eerste college Mathematics ging voor een deel over Mathematical Induction en voor morgen ochtend had ik graag nog wel een beetje meer willen weten over dit.
De herleiding wordt wat eenvoudiger als je ziet dat deze stelling equivalent is met de stelling dat de som van de derde machten van de eerste n natuurlijke getallen gelijk is aan het kwadraat van de som van die getallen, dus:quote:Prove: 13+23+...n3=¼n4+½n³+¼n²
Voor een bewijs met volledige inductie toon je eerst aan dat de stelling juist is voor n = 1 (dat is triviaal), en vervolgens bewijs je dat de stelling juist is voor n = k + 1 als de stelling juist is voor n = k, waaruit dan de juistheid van de stelling volgt voor elke n ∈ ℕ.quote:Ik doe dan:
1. Bewijs eerst dat de stelling juist is voor n = 1
2. Neem aan dat de stelling juist is voor n = k
En dan?
Voldoet deze relatie wel aan alle voorwaarden die verbonden zijn met equivalentie? Alle equivalence relaties die ik heb geprobeerd doen vermoeden dat arithmetic, optellen en vermenigvuldigen well defined zijn. Misschien dat iemand anders een andere counterexample heeft? Wellicht dat Riparius en of Thabit uitsluitsel kunnen geven?quote:Op woensdag 8 september 2010 12:23 schreef GlowMouse het volgende:
Denk dat je dat moet nagaan. Pak bijvoorbeeld de equivalence relatie met priem versus niet-priem. Dan zijn 2, 3, 7 en 11 allemaal priemgetallen, maar 2+3 zit in een andere klasse dan 7+11.
Thanks voor de moeite!quote:Op woensdag 8 september 2010 03:49 schreef Riparius het volgende:
\
(5) S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + (k + 1)2∙(k + 1)
Nu kunnen we in (5) ¼∙(k + 1)2 buiten haakjes halen en krijgen we:
(6) S(k + 1) = ¼∙(k + 1)2∙(k2 + 4∙(k + 1))
En aangezien k2 + 4∙(k + 1) = k2 + 4k + 4 = (k + 2)2 kunnen we voor (6) weer schrijven:
Bijna:quote:Op dinsdag 7 september 2010 22:52 schreef Alxander het volgende:
Goedenavond nog!
Ben eerste jaars Econometrics, en ons eerste college Mathematics ging voor een deel over Mathematical Induction en voor morgen ochtend had ik graag nog wel een beetje meer willen weten over dit.
Proof: 13+23+...n3=¼n4+½n³+¼n²
Ik doe dan:
1. Bewijs eerst n=1
2. Neem aan n=k
En dan?
Iets met n+1 substitueren, maar dan staat er aan de rechterkant toch een n^4 ?
Ik was al bang dat je daarover zou struikelen, terwijl het toch echt elementaire algebra is. Ik heb:quote:Op woensdag 8 september 2010 16:57 schreef Alxander het volgende:
[..]
Thanks voor de moeite!![]()
Nog één vraagje, hoe bedoel je? ¼∙(k + 1)2 buiten de haakjes halen?
Waar tover je die (k²+4(k+1)) vandaan, en hoe komt het dat het dan ineens factoren zijn? Als ik de termen ¼k² en k+1 samenneem dan krijg ik iets heel anders
quote:Op woensdag 8 september 2010 18:49 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik was al bang dat je daarover zou struikelen, terwijl het toch echt elementaire algebra is. Ik heb:
(5) S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + (k + 1)2∙(k + 1)
Nu is 1 = ¼∙4, zodat ik hiervoor kan schrijven:
(5') S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + ¼∙(k + 1)2∙4∙(k + 1)
Nu zie je hopelijk dat er binnen de haakjes k2 + 4∙(k + 1) overblijft als ik in (5') een factor ¼∙(k + 1)2 buiten haakjes haal en dus (6) krijg.
Het voorbeeld van Glowmouse is prima.quote:Op woensdag 8 september 2010 14:51 schreef gaussie het volgende:
[..]
Voldoet deze relatie wel aan alle voorwaarden die verbonden zijn met equivalentie? Alle equivalence relaties die ik heb geprobeerd doen vermoeden dat arithmetic, optellen en vermenigvuldigen well defined zijn. Misschien dat iemand anders een andere counterexample heeft? Wellicht dat Riparius en of Thabit uitsluitsel kunnen geven?
Ja, de limiet bestaat niet.quote:Op donderdag 9 september 2010 12:01 schreef Hanazuki het volgende:
Betekent dit dat het limiet niet bestaat? En wanneer weet je zeker dat een limiet niet bestaat? Wat moet je doen als je bij noemer of teller of beide nul krijgt?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |