dat idee heb ik ook ja...quote:Op maandag 6 september 2010 19:36 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik heb het idee dat je nog nooit iets aan differentiëren hebt gedaan. Hoe kan het dan dat je deze opgaven hebt gekregen?
Overigens zou ik voor die eerste functie in t helemaal niet de quotiëntregel gebruiken, maar de breuken herschrijven als machten met negatieve exponenten. Als je dit allemaal niets zegt, denk ik niet dat je veel opschiet met een gedetailleerde uitleg.
Een getal is in feite gewoon een constante functie, dus je kan de quotiëntregel gebruiken. Maar ik moet toegeven dat dat hier een beetje omslachtig is.quote:Op maandag 6 september 2010 19:30 schreef jbjb het volgende:
Bedankt voor je reactie!
1: vermenigvuldigd ziet het er dan dus zo uit:
[ afbeelding ]
Quotientregel probeer ik te begrijpen, maar ik kan geen goed begrijpelijk voorbeeld vinden (voor mij dan). Moet ik deze som nu eerst differentieren?
Bij de voorbeelden die ik heb, zie ik alleen een dubbele functie er in zitten. Bijvoorbeeld:
q(x) = f(x) / g(x)
volgens mij heb je idnerdaad een paar fouten gemaakt, want bij mij komt in het tweede deel zowel in de teller als in de noemer 't'. Maar laten we het jbjb eerst even zelf proberenquote:Op maandag 6 september 2010 20:06 schreef Hondenbrokken het volgende:
Eens proberen. (Ik kan fouten hebben gemaakt)
Je hebt
d/dx 200 * (1 - 10 / (t + 10) + 100 / (t + 10) ^ 2)
Als ik dat recht toe recht aan differentieer, krijg ik:
= 200 * (-10 * -(t + 10) ^ (-2) + 100 * -2(t + 10) ^ (-3))
en dat kun je vereenvoudigen tot:
= 2000 / (t + 10) ^ 2 - 40000 / (t + 10) ^ 3)
Om het laagste punt te berekenen, zal t of heel groot of heel klein moeten worden.
Het probleem is dat de parameter niet in de teller maar in de noemer voorkomt.
correctquote:Op maandag 6 september 2010 20:06 schreef Hondenbrokken het volgende:
Eens proberen. (Ik kan fouten hebben gemaakt)
Je hebt
d/dx 200 * (1 - 10 / (t + 10) + 100 / (t + 10) ^ 2)
Als ik dat recht toe recht aan differentieer, krijg ik:
= 200 * (-10 * -(t + 10) ^ (-2) + 100 * -2(t + 10) ^ (-3))
en dat kun je vereenvoudigen tot:
= 2000 / (t + 10) ^ 2 - 40000 / (t + 10) ^ 3)
dat zie ik niet, waarom is de afgeleide dan 0?quote:Om het laagste punt te berekenen, zal t of heel groot of heel klein moeten worden.
Het probleem is dat de parameter niet in de teller maar in de noemer voorkomt.
Dat zijn de limieten voor t = oneindig of t = -oneindig. Ik zie trouwens nu dat de vergelijking ook een normaal nulpunt heeft, dat best wel makkelijk te vinden is.quote:Op maandag 6 september 2010 20:20 schreef GlowMouse het volgende:
[..]
correct
[..]
dat zie ik niet, waarom is de afgeleide dan 0?
quote:Op maandag 6 september 2010 20:52 schreef GlowMouse het volgende:
Dan nog vergeet je de tweede afgeleide te controleren.
En daar kom je dan de avond tevoren tegen elven mee aanzetten?quote:Op dinsdag 7 september 2010 22:52 schreef Alxander het volgende:
Goedenavond nog!
Ben eerste jaars Econometrics, en ons eerste college Mathematics ging voor een deel over Mathematical Induction en voor morgen ochtend had ik graag nog wel een beetje meer willen weten over dit.
De herleiding wordt wat eenvoudiger als je ziet dat deze stelling equivalent is met de stelling dat de som van de derde machten van de eerste n natuurlijke getallen gelijk is aan het kwadraat van de som van die getallen, dus:quote:Prove: 13+23+...n3=¼n4+½n³+¼n²
Voor een bewijs met volledige inductie toon je eerst aan dat de stelling juist is voor n = 1 (dat is triviaal), en vervolgens bewijs je dat de stelling juist is voor n = k + 1 als de stelling juist is voor n = k, waaruit dan de juistheid van de stelling volgt voor elke n ∈ ℕ.quote:Ik doe dan:
1. Bewijs eerst dat de stelling juist is voor n = 1
2. Neem aan dat de stelling juist is voor n = k
En dan?
Voldoet deze relatie wel aan alle voorwaarden die verbonden zijn met equivalentie? Alle equivalence relaties die ik heb geprobeerd doen vermoeden dat arithmetic, optellen en vermenigvuldigen well defined zijn. Misschien dat iemand anders een andere counterexample heeft? Wellicht dat Riparius en of Thabit uitsluitsel kunnen geven?quote:Op woensdag 8 september 2010 12:23 schreef GlowMouse het volgende:
Denk dat je dat moet nagaan. Pak bijvoorbeeld de equivalence relatie met priem versus niet-priem. Dan zijn 2, 3, 7 en 11 allemaal priemgetallen, maar 2+3 zit in een andere klasse dan 7+11.
Thanks voor de moeite!quote:Op woensdag 8 september 2010 03:49 schreef Riparius het volgende:
\
(5) S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + (k + 1)2∙(k + 1)
Nu kunnen we in (5) ¼∙(k + 1)2 buiten haakjes halen en krijgen we:
(6) S(k + 1) = ¼∙(k + 1)2∙(k2 + 4∙(k + 1))
En aangezien k2 + 4∙(k + 1) = k2 + 4k + 4 = (k + 2)2 kunnen we voor (6) weer schrijven:
Bijna:quote:Op dinsdag 7 september 2010 22:52 schreef Alxander het volgende:
Goedenavond nog!
Ben eerste jaars Econometrics, en ons eerste college Mathematics ging voor een deel over Mathematical Induction en voor morgen ochtend had ik graag nog wel een beetje meer willen weten over dit.
Proof: 13+23+...n3=¼n4+½n³+¼n²
Ik doe dan:
1. Bewijs eerst n=1
2. Neem aan n=k
En dan?
Iets met n+1 substitueren, maar dan staat er aan de rechterkant toch een n^4 ?
Ik was al bang dat je daarover zou struikelen, terwijl het toch echt elementaire algebra is. Ik heb:quote:Op woensdag 8 september 2010 16:57 schreef Alxander het volgende:
[..]
Thanks voor de moeite!![]()
Nog één vraagje, hoe bedoel je? ¼∙(k + 1)2 buiten de haakjes halen?
Waar tover je die (k²+4(k+1)) vandaan, en hoe komt het dat het dan ineens factoren zijn? Als ik de termen ¼k² en k+1 samenneem dan krijg ik iets heel anders
quote:Op woensdag 8 september 2010 18:49 schreef Riparius het volgende:
[..]
Ik was al bang dat je daarover zou struikelen, terwijl het toch echt elementaire algebra is. Ik heb:
(5) S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + (k + 1)2∙(k + 1)
Nu is 1 = ¼∙4, zodat ik hiervoor kan schrijven:
(5') S(k + 1) = ¼∙k2∙(k + 1)2 + ¼∙(k + 1)2∙4∙(k + 1)
Nu zie je hopelijk dat er binnen de haakjes k2 + 4∙(k + 1) overblijft als ik in (5') een factor ¼∙(k + 1)2 buiten haakjes haal en dus (6) krijg.
Het voorbeeld van Glowmouse is prima.quote:Op woensdag 8 september 2010 14:51 schreef gaussie het volgende:
[..]
Voldoet deze relatie wel aan alle voorwaarden die verbonden zijn met equivalentie? Alle equivalence relaties die ik heb geprobeerd doen vermoeden dat arithmetic, optellen en vermenigvuldigen well defined zijn. Misschien dat iemand anders een andere counterexample heeft? Wellicht dat Riparius en of Thabit uitsluitsel kunnen geven?
Ja, de limiet bestaat niet.quote:Op donderdag 9 september 2010 12:01 schreef Hanazuki het volgende:
Betekent dit dat het limiet niet bestaat? En wanneer weet je zeker dat een limiet niet bestaat? Wat moet je doen als je bij noemer of teller of beide nul krijgt?
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |