quote:
Op woensdag 30 september 2009 17:21 schreef S1nn3rz het volgende:[..]
Prima beslissing die ze hebben gemaakt. Niets mis met dat stuk.
Dutchbat heeft zich destijds militair ernstig misdragen.
Nou, het NIOD heeft toch behoorlijk anders bepaald.
Lees dit dan maar eens, Hemelzeik was weer veels te voorbarig:
Een aantal jaren geleden, op 7 juni 2000, verscheen onder de kop ‘Fanfare’, een column van Pamela Hemelrijk in het Alge-meen Dagblad. Hierin deed zij een aantal uitspraken over het gedrag en optreden van het Dutchbat personeel in Srebre-nica. Vele Dutchbat-veteranen ervoeren deze column als bij-zonder grievend. Hemelrijk stelde in haar column namelijk onder meer: “Want de medicijnen, de artsen en de bedden moesten zo nodig vrij gehouden worden voor de eigen men-sen (van wie er uiteraard geen eentje een haar is gekrenkt).” Verder: “Vervolgens heeft de Dutchbat-leiding Mladic bereid-willig aan bussen geholpen om 7.000 Moslimmannen voor een nekschot af te voeren naar het stadion van Bratunac.” En uit-eindelijk: “En toen Karremans ten slotte van kameraad Mladic zijn schemerlamp in ontvangst had genomen (‘Met dank voor de assistentie’), en met kameraad Mladic een glaasje Slivovitsjhad gedronken op de goede afloop (‘Vooruit nog eentje dan’), toen zijn onze helden in hun tanks naar huis gereden. Dwars over de vluchtende burgers heen, want die versperden de weg naar moeders pappot.”Nu, na de rapportage van het NIOD-rapport en de parlemen-taire enquête inzake Srebrenica, kunnen we stellen dat deze voorstelling van zaken niets met de ware gebeurtenissen in Srebrenica te maken hebben. Dutchbat veteranen wisten dat al eerder. Onmiddellijk klommen veteranen daarom voor een weerwoord in de pen. Twee dagen na het plaatsen van de column waren er in het Algemeen Dagblad al vier verontwaar-digde brieven te vinden. Opvallend was het dat de opstellers van deze brieven allen veteranen waren die niet in Dutchbat III gediend hadden. Unifillers, een UNPROFOR- en een DutchbatI-veteraan waren de auteurs van de ingezonden brieven.Uiteindelijk heeft een klacht van een Dutchbat III-veteraan geleid tot een zaak voor de Raad voor de Journalistiek. De klacht werd toen in 2001 ongegrond verklaard. Alhoewel de Raad zich kon voorstellen dat de klager zich gekwetst voelde, stelde deze onafhankelijke instelling dat de tekst niet tegen hem per-soonlijk was gericht. Voorts achtte zij het tot het recht van de columniste om over de feiten te speculeren, zolang de feiten nog niet onomstotelijk vaststaan. Ook was het de mening van de Raad dat overdrijving en eenzijdige belichting behoren tot de gebruikelijke middelen van een columnist.Dat dit als een slappe uitspraak beoordeeld zou moeten wor-den, was voor menigeen al in 2001 duidelijk. Ook met de ken-nis uit 2000 had de columniste bijvoorbeeld moeten weten dat het onomstotelijk vaststond dat er doden en gewonden waren gevallen onder het personeel van Dutchbat III (‘geen haar gekrenkt’), zodat er feitelijk dus geen enkele ruimte is voor speculatie over wel of geen slachtoffers. Ook had ze bijvoor-beeld in 2000 al kunnen weten dat Dutchbat niet de beschik-king had over tanks (indien Dutchbat over tanks had beschikt was er wellicht een andere afloop geweest).Het is jammer dat de Raad voor de Journalistiek zich destijds op deze manier heeft uitgesproken. Jammer vooral, omdat het een veelgehoorde klacht is onder veteranen, dat de berichtge-ving over hen in de media altijd zo negatief is. Voor een deel is deze opvatting waarschijnlijk terug te leiden op de publica-ties die begonnen aan het eind van de jaren zestig, ten aanzien van de excessen die in Indië hebben plaatsgevonden. Voor veel Indië-veteranen voelde dat toen alsof zij collectief schuldig wer-den verklaard, los van hun eigen directe ervaringen. Voordepers warendeonthullingentijdensditIndië-debatincombinatie met het TUSSENSMALHOUT ENHEMELRIJKDe beeldvorming vanveteranen in de mediaVeteranen hebben niet te klagen over media-aandacht. Dat daarbij de toonzetting van de artikelen nogal varieert, wordt duidelijk uit een inventarisatie van krantenartikelen die tussen 2000 en 2004 werden gepubliceerd. Hieruit wordt ook duidelijk dat de beeldvorming van veteranen in de media sinds 1985 een flinke verandering heeft doorgemaakt.Wetenschappelijk medewerkerVeteraneninstituut.Dit artikel is in nagenoeg dezelfde vorm eerder in Checkpoint van maart 2006 gepubliceerd.Drs G. ALGRAOPINIECarré 6 - 2007 pagina 49
--------------------------------------------------------------------------------
Page 2
Het is ook belangrijk te constateren dat nogal wat van de nega-tieve berichten over veteranen ten aanzien van het Srebrenica-drama als bron de Franse generaal Janvier hadden. Het ligt in de lijn der verwachting dat een verslaggever zijn woorden zal cite-ren (elf artikelen). Gelet op zijn positie gold Janvier als autoriteit bij uitstek om zijn licht over het drama van Srebrenica te laten schijnen. Tekenend was dat de hoofdredactionele commen-taren in menige krant dit Franse oordeel vrijwel onmiddellijk naar de prullenbak verwees. Daarmee wordt het soort artikel bij een beoordeling van de media wel van belang. Een nieuws-artikel dat de woorden van de generaal citeert, gevolgd door een commentaar dat dezelfde generaal afserveert, kunnen dan niet even zwaar worden gewogen. Het ene artikel is nieuws, het andere een mening. Als een lezer slechts het nieuwsarti-kel registreert, leidt dat natuurlijk nogal eens tot een te vroeg oordeel over ‘de opvatting van de media’. Een andere opval-lende constatering ten aanzien van de artikelen met een nega-tieve toonzetting – en dat waren vooral de negatieve artike-len die niet over het Srebrenica-drama gingen – was dat het nogal vaak artikelen waren waarbij de bron een veteraan was En dan zijn er natuurlijk in de afgelopen jaren nogal wat artike-len geweest met als onderwerp noodlottige schiet- en steek-partijen, waarbij de dader een veteraan bleek te zijn. Daar valt natuurlijk met de beste wil van de wereld geen positief ver-haal van te maken.NuanceAls het getalsmatig lijkt dat het positieve beeld van de veteraan de overhand heeft in de artikelen van de geschreven media, dan wil dat nog niets zeggen over de invloed die dit op de lezers heeft. Een voorbeeld zijn de bekende columns van professor dr. B. Smalhout in De Telegraaf. Altijd zal hij pal staan voor de zaak van de veteranen in zijn columns. Echter in zijn column met de titel ‘Waarschuwingsschot’ van 10 januari 2004, waarin hij fel opkomt voor Erik O. en alle veteranen, schrijft hij ook rustig: “De massamoord speelde zich af terwijl onze toenmalige minister-president Wim Kok in Srebrenica een champagne-fuifje gaf.” Het behoeft hier niet veel fantasie om te begrijpen dat menig lezer in de Nederlandse samenleving bij het lezen van dit soort columns de gedachte bekruipt dat je met zulke vrienden geen vijanden nodig hebt.Een ander voorbeeld is de zogeheten ‘groene baretten affaire’ (de commando’s wilden een groenkleurige baret exclusief voor hun eigen korps behouden). Deze hele affaire werd breed uit-gemeten in de pers en de oud-commando’s werden uitgebreid aan het woord gelaten. De artikelen die hierover geschreven werden kunnen inhoudelijk niet betrapt worden op een nega-tieve toonzetting ten aanzien van deze oud-commando’s en veteranen. Wel kun je er op rekenen dat het voor veel Neder-landers die deze artikelen lezen als een karikatuur voorkomt, waarbij de gedachte opkomt dat ‘het wel weer heel veel geld decennialange zwijgen over de dekolonisatiestrijd waarschijn-lijk de reden om speculaties in deze richting los te laten, of in ieder geval niet uit te sluiten. Wat niet te ontkennen valt, is dat het onthullingen waren en daarom nieuws. Het lijkt nu eenmaal verbonden met het militaire vak dat de uitvoering van de taak op zichzelf al nieuws inhoudt. Vele andere beroepscategorieën in Nederland kunnen alleen maar dromen van deze aandacht. Het ligt ook in de lijn der verwachting dat datgene wat veel in de belangstelling staat, ook op verschillende manieren beoor-deeld zal worden.Proef op de somHet Kennis- en onderzoekscentrum van het Veteraneninsti-tuut heeft vorig jaar een inventarisatie van de artikelen van de geschreven pers over veteranen uit de jaren 2000 tot en met 2004 gemaakt. De artikelen werden ingedeeld in verschil-lende categorieën. Er werd onderscheid gemaakt tussen arti-kelen waarin veteranen het hoofdthema waren, waarin vete-ranen een subthema vormden en waarin slechts op zijdelingse of indirecte wijze over veteranen werd bericht. Binnen deze categorieën werden de artikelen gerangschikt naar hun toon-zetting over veteranen (negatief, positief of neutraal). Verder werd er onderscheid gemaakt naar het archetype dat het beeld van de veteraan oproept in de beoordeelde artikelen (held, dader/schuldige, slachtoffer of neutraal). Uiteindelijk werd ook bij alle artikelen de bron van het bericht vastgesteld. In totaal werden er 907 artikelen in de periode 2000 tot en met 2004 gevonden en beoordeeld.Bij het bekijken van deze cijfers moet er rekening worden gehouden met de dubbele typeringen die in artikelen kunnen voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld in één artikel een veteraan als held èn als dader worden beschreven.ReflectieHet meest opvallende is dat grofweg 85% van de artikelen voor het merendeel positief dan wel neutraal van toonzetting is over veteranen. Daarbij is het opvallend dat de negatieve toonzet-ting in artikelen, die vanzelfsprekend veel overeenkomt met de dader/schuldige rol, gedomineerd wordt door artikelen die betrekking hebben op veteranen van het Srebrenica-drama. Ook is het belangrijk om te constateren dat er vrijwel geen artikelen van dien aard meer verschijnen sinds de publicatie van het NIOD-rapport. De langdurige stilte van officiële zijde, na 1995, over de ware gebeurtenissen rondom het drama, lijkt een zware wissel getrokken te hebben op de aard van de ver-slaggeving. De Volkskrant heeft de publicatie van dit rapport bijvoorbeeld ook aangegrepen voor een zelfonderzoek. In een verklaring over de verslaggeving van de media ten aanzien van Srebrenica, sprak de hoofdredacteur van de Volkskrant van ‘gemakzucht’ en ‘provincialisme’. “Te veel moraal, te weinig fei-ten, te veel standpunten, te weinig analyse en te veel emotie”, waren zijn beroemd geworden woorden. Het lijkt erop dat de schrijvende pers zich deze kritiek heeft aangetrokken.Carré 6 - 2007 pagina 50Toonzetting/beeldHeldDaderSlachtofferNeutraal beeldTotaalPositief29226428584Negatief85161102Neutraal2532143127327317117423156
--------------------------------------------------------------------------------
Page 3
Vorig jaar kregen militairen die deel hadden uitgemaakt van Dutchbat V3 een draaginsigne uitgereikt.zal gaan kosten’. Zo zond een Indië-veteraan een ingezonden brief naar het Algemeen Dagblad, waarin hij stelde zich “groen en geel” te ergeren aan al dat “gedoe om de groene baret”. Hij verwees naar het merendeel van de zesduizend in jongens die ze in Indië hebben moeten achterlaten, die vooral geen groene baret droegen en volgens de schrijver meer respect verdienden dan de “veredelde soldaten, die zich commando’s noemen.” De door de oud-commando’s gebezigde uitspraak ‘je hebt gewone mensen en commando’s’ deed in dit verband geheel de deur dicht. Met een ogenschijnlijk positief stuk in de media scoor je zeker niet direct bij iedere lezer.VeranderingMartin Elands, onderzoeker en historicus bij het Kennis- en onderzoekscentrum van het Veteraneninstituut, heeft er in 2005 in Carré al op gewezen dat de beeldvorming in de media rond veteranen een verandering doorgemaakt heeft. De vete-ranen van de Tweede Wereldoorlog hebben in deze beeld-vorming al snel een bescheiden heldenstatus gekregen en deze tot op de dag van vandaag behouden. De periode 1969-1985 lijkt de beeldvorming van veteranen vooral in het licht te heb-ben gestaan van de publieke discussie over oorlogsmisdaden in Indië, waarmee een hele groep veteranen in een kwalijk daglicht kwam te staan. Vanaf 1985 veranderde dit beeld van dader (schuldige) en werd de veteraan, ook de Indië-veteraan, vooral als slachtoffer gezien. Het besef leek door te dringen dat de Indiëgangers toch meer moest worden gezien als slachtof-fers van de Nederlandse politiek van wie velen bovendien nog altijd met de psychische gevolgen van hun ervaringen worstel-den. Opvallend is wel dat de Indië-veteraan - die het vetera-nenbeeld decennialang domineerde - de laatste jaren goeddeels uit het mediabeeld verdwenen lijkt te zijn. De veteranen van de vredesoperaties werden in navolging van de Indië-veteranen ook gezien als (potentiële) slachtoffer van hun inzetervaringen. De invloed hiervan op hun fysieke en psychische gezondheid plaatste hen in de media als slachtoffer op de voorgrond. Dit beeld van de veteraan als slachtoffer lijkt zich te handhaven. Hierbij kan achteraf worden geconsta-teerd dat het Srebrenica-drama met het bijbehorende ‘dader-beeld’ slechts een tijdelijke onderbreking van deze trend was. Wat blijft is het grote aantal krantenartikelen dat veteranen als thema heeft. Bij onderwerpen in onze samenleving die lijden aan gebrek aan aandacht in de media, hoeft vooralsnog beslist niet naar veteranen te worden gekeken.