Nu de lente weer is gekomen, het zonnetje ons weer regelmatig toelacht en onze smaakpapillen ons meer dan eens weten te verleiden tot het consumeren van een goudgele pretcilinder op het terras, slaat ook de tijd van het vette voedsel weer toe. Op dagen zoals afgelopen zondag, waarvan ik de uren heb gevuld met het nuttigen van de nodige pilsener en het glazig dan wel denkend in de verte turen, slaat bij het ondergaan van de zon de vraatzucht altijd genadeloos toe. Dit fenomeen doet zich in het bijzonder voor in de kleine uurtjes van de nacht, wanneer ik en mijn kameraden zojuist uit de lokale pubs komen wankelen.
Zoals dus zo vaak gedurende deze dagen van het jaar kwam ik ook deze zondagnacht uit een van de vele uitgaansgelegenheden die deze uiterst alcoholliefhebbende stad te bieden heeft vandaan, toen plots mijn maag een geluid produceerde wat menig trommelvliezen deed trillen. Mijn buik knorde van de honger. Geen trek, want dat hebben ze in Kenya, maar pure absolute hongerige honger. Deze toch zeer geslaagde avond (ik ben nog altijd een oog kwijt) zou niet compleet zijn voordat ik mijn vraatbehoefte bevredigd zou hebben. Met mijn oog welke nog goed op haar plaats zat wierp ik een vastberaden blik richting mijn trouwe kameraad. De uitdrukking op zijn vriendelijke gelaat bevestigde direct wat ik al had vermoed: ook hij zou momenteel een rauwe paardenkop kunnen verorberen, zonder te hoeven kauwen. Een subtiel knikje van ons beiden onderstreepte nog maar eens onze vastberadenheid en zonder nog een seconde te verspillen maakten wij ons een weg richting de dichtsbijzijnde vreetschuur.
Elke zondagnacht eten mijn kornuit Rudolf en ik bij snackbar Ome Fred, en er waren dan dus ook (zoals gezegd) geen woorden voor nodig om te beslissen waar wij vanavond onze honger gingen stillen. Eenmaal aangekomen bij dit hoog gewaardeerde frituur sloeg mijn hart echter een aantal slagen over. Mijn mond viel open, ik schraapte mijn keel en slikte van schrik mijn ietwat loszittende rechter oogbal door. Een fel en reflecterende witte plaat bedrukt met smerig dikke Noord-Hollandse letters vertelde ons het woord wat wij om een tijdstip als deze nooit wilde horen of zien: "Gesloten". De ramen waren dicht geplakt, de lichten waren gedoofd en zelfs de gebruikelijke stamgasten leken de hoop al opgegeven te hebben gezien er in de gehele straat geen ziel meer te bekennen was. Ik keek nog eens goed om mij heen en zag niets anders dan leegte. Als in een Wild West film werden er balletjes van stof en hooi door de wind door de straten heen gedragen. Het enige geluid wat ik kon horen was het fluiten van deze zachte lentebries en het vallen van de zoute tranen waarvan Rudolf er vanavond nog zo veel van zou laten gaan. Na al deze jaren was het dan toch gebeurd. De toko van die vrolijke, barmhartige, rondbuikige Fred, was plots gesloten. Dicht. Weg. Met lege handen en een lege maag stonden Rudolf en ik nog even op adem te komen tot dat we besloten om onze vraatzucht ergens anders te bevredigen. "Zo had Ome Fred het gewild" zei ik op overtuigende toon, en onze tocht ging verder.
Na een wandeling waaraan Frodo en het genootschap van de ring nog een puntmutserig puntje aan zouden kunnen zuigen viel mijn oog plots op een bord welke aan leek te duiden dat er in het benedengelegen pand een Italiaans afhaalrestaurant zou zitten. Hoewel ik snakte naar een snack zoals een samengeknepen worst van fleesafval, besloot ik dat deze tent een goed alternatief zou kunnen zijn. De naam sprak in ieder geval alvast tot de verbeelding. "Pizza Paradise" pronkte er op het bord wat ik al van meters afstand had gezien. Na een kort overleg met Rudolf bleek dat wij opnieuw op dezelfde pagina zaten, en maakten wij onze weg naar binnen. Ik zette mijn linkervoet over de drempel en liet de verbazing en verwarring over mij heen komen toen mijn ogen registratie namen van dit zeer schamele en lege pand. Zaten wij wel goed? Was dit misschien de personeelsingang? Het enige wat ik kon zien aan 'interieur' waren de lege pallets in de hoek en de opeengestapelde dozen met frisdrank. Was de Aldi soms een afhaalrestaurant begonnen? Een paradijs was dit in ieder geval echt niet te noemen. Toch besloot ik al mijn moed te verzamelen en liep ik richting naar wat ik vermoed dat de toonbank was. Een klein dik vrouwtje met een veel te grote bril tilde haar kin boven de balie uit en deed een poging tot het opnemen van onze bestelling. Na enige aarzeling of we hier wel veilig een maaltijd zouden kunnen consumeren verwittigde ik de bolle tuinkabouter van onze voedselwens. Als je honger hebt eet je immers alles (uitgezonderd het granieten brood van de Aldi).
Gespannen waren Rudolf en ik aan het wachten op ons eten. Zou het ons laatste avondmaal worden, of zou Ome Fred een waardig vervanger kennen? Een schelle stem bereikte mijn oor en wist mij te vertellen dat onze Meatfest XL en onze Shoarma XL klaar waren. Ik haalde de pizza's af, gooide een willekeurig aantal biljetten op de toog en ging er als een geslagen hond vandoor. Zo snel mogelijk zouden wij dit verkapte crackpand verlaten. Het voedsel kan immers ook prima al lopende gegeten worden!
Gedurende de wandeling zette ik mijn tanden in het armzalig belegde deeg. Niets. Natuurlijk had mijn tong voldoende te verduren gehad na weer een avond hevig drinken, maar normaliter zou dit toch het punt moeten zijn waarop het smaakorgasme nadert? Ik nam nog een hap. Weer niets. Vastbesloten om van het eten te kunnen genieten bleef ik bijten, snaaien en schrokken tot er geen kruimel meer van de pizza over was. Ik deponeerde de lege doos in de afvalbak en plots voelde ik iets. Mijn maag borrelde opnieuw. Niet van de honger, niet van voldoening, maar van pure afschuw. Ik begon hevig doch langzaam te ademen en plots voelde ik de calorienbom die ik zojuist tot me had genomen zijn weg omhoog vinden. Gutsend en stotend kwam al het spul er via mijn keel en mond weer uit. Nu had ik wel de smaak te pakken, maar aangenaam was het allerminst. De brokken vlees schraapten langs mijn tanden en de tomatensaus druppelde via mijn neusgaten naar buiten. Na een hevige vloed van doorgekauwd voedsel op straat te hebben gespuugd spande mijn maag zich nog een keer samen voor de grote finale. Ik kokhalste zo ernstig dat ik haast geen lucht meer kreeg tot plots met een knal mijn rechter oogbal opnieuw door mijn keel schoot, ditmaal op weg naar buiten. De kijker rolde over de straatstenen en verdween na een aantal keer stuiteren pardoes in het riool. Met stomheid geslagen en de druppels kots nog van mijn wang vegende keek ik lijdzaam toe. Wie had gedacht dat voedsel zo ellendig kon zijn? Het Pizza Paradise was de term vreetschuur onwaardig.
Inmiddels zit ik thuis nog met de kater en schrijf ik mijn frustraties van mij af, hier op FOK!. Af en toe biggelt er een traan uit mijn nog aanwezige oog en denk ik aan de mooie tijden die ik bij Ome Fred heb beleefd. De knapperige smaak van zijn frieten, de oase van genot welke over je heen komt bij het proeven van de vers gebakken hamburgers. Het knisperen van de uitjes, het rispelen van de gezonde salades. Nooit zal ik het nog mee maken. De rest van mijn uitgaansleven ben ik gedoemd tot het honger lijden of het 'een keer proeven, twee keer smaak'-systeem wat tenten zoals het Pizza Paradise aanbieden. Mijn leven, met nog maar een enkel goed oog, zal nooit meer hetzelfde zijn.
Klacht: Ome Fred gesloten na het uitgaan.
Subklacht: Pizza Paradise.
Bonusklacht: Ooglapjes zonder Mickey Mouse opdruk.
Samenvatting: TL;DR.
I'd like the whole fucking world
supersized. Can I have a
supersize death, with a coke?