quote:
Op dinsdag 31 maart 2009 13:36 schreef PieterBas het volgende:[..]
Moet ik het zien zoals de verbanden die je kan maken met aardrijkskunde en geschiedenis (ontstaan van landen/grenzen)
of bijvoorbeeld de behoeftentheorie van Maslov.. die ik zowel bij economie, marketing, psychologie en management en organisatie kreeg.
Mwoah, beide niet echt direct.
Het geheugen en leren
Zoals hierboven aangegeven start het codeerproces met het sensorisch register.
In het sensorisch register (SR) wordt een selectie gemaakt uit alle binnenkomende prikkels, slechts een deel daarvan wordt doorgegeven. Dit gebeurt onbewust. Het SR zorgt ervoor dat niet alle binnenkomde prikkels bewust worden waargenomen.
Het deel dat door het SR komt wordt opgenomen in het korte termijngeheugen, ook wel werkgeheugen genoemd. In het korte termijngeheugen (KTG) vindt een eerste codering plaats. Het wordt geschikt gemaakt voor gebruik of opslag in het lange termijngeheugen (LTG).
Er zijn twee manieren om op te slaan naar het lange termijngeheugen. Het pure mechanische herhalen en zinvol georganiseerde informatie aanbieden. Het eerste blijft niet lang aanwezig in het geheugen. Worden dingen echter onderling verbonden aangeboden, dan blijft de informatie langer "hangen". Ezelsbruggetjes zijn daarvan een goed voorbeeld.
Verder blijft informatie die verbonden kan worden met bekende informatie langer hangen. Ook blijft informatie die door de persoon zelf belangrijk wordt geacht beter beklijven. Verder blijkt dat informatie vaak onbewust gekleurd (vertekend) wordt opgeslagen omdat men automatisch een gewicht aan de informatie toekent.
Manieren om informatie dusdanig aan te bieden dat deze langduriger oproepbaar blijft:
• informatie zo aan bieden dat het aansluit bij de belevingswereld van de ontvanger.
• Schematiseren, categoriseren, samenvatten
• Hoe meer zintuigen betrokken zijn bij het ontvangen van de informatie, hoe meer er beklijft
• Activeren van het bijbehorende sporenschema. Dit kan o.a. door als je gaat vertellen over melk eerst kijkt wat de ontvanger weet over koeien, zuivel enz.
• Niet te veel dezelfde soort informatie tegelijkertijd aanbieden. Het is beter de leerstof in meerdere keren aan te bieden, onderbroken door andersoortige informatie.
• Uitschakelen van storende omgevingsfactoren.
Terugzoeken:
Om informatie te onthouden worden tijdens het coderingsprocesonderbewust aan informatie attributen of wel eigenschappen toegekend. Voorbeelden zijn het temporele (wanneer), ruimtelijk (waar), affecitieve (gevoelswaarde). Deze attributen worden gebruikt om de informatie terug te vinden.
Vergeten:
Vanuit de sporentheorie wordt vergeten aangegeven als het uitwissen van geheugensporen. De belanrijkste theorie ter verklaring van het vergeten wordt aangegeven als interferentietheorie. Bepaalde geheugeninhoud kan niet meer of onjuist herinnerd worden omdat het de vermengd raakt. Dit gebeurt sneller als twee gelijksoortige inhouden min of meer gelijktijdig worden aangeboden. (je zo twee op elkaar lijkende talen makkelijker door elkaar gooien als je ze vlak achter elkaar aangeboden krijgt). Verder is het mogelijk dat nieuwe informatie oude verdringt. Daardoor wordt de informatie niet gewist, maar wordt wel ontoegangkelijk. Verdringing komt meest voor bij bedreigende herinneringen. Herinneringen aan vervelende dingen, angst, dingen die schuldgevoelens oproepen enz.
Geheugen en lesgeven:
Voor het lesgeven geldt in het algemeen dat het zinvol is om informatie zo gevarieerd mogelijk aan te bieden. Ook is het belangrijk uit te vinden welke leerlingen voor welke prikkels gevoelig zijn.
Voor de manieren waarop kennis onthouden wordt, wordt een onderscheid gemaakt in parate kennis en functionele kennis. Parate kennis is kennis die vlot kan worden gereproduceerd in een gelijksoortige situatie. Functionele kennnis is kennis die ook in een ander verband kan worden toegepast dan het verband waarin het is aangeleerd. Deze kennis is transferabel.
Dat parate kennis niet altijd functionele kennis is kan verklaard worden door middel van het begrip systeemscheiding. Tijdens het verwerven van vakkennis is het bijbehorende sporensysteem het actiefst. Als bij het aanleren van kennis meerdere sporensystemen aangesproken worden dan zal de kennis in meerder situaties toepasbaar zijn. De leraar kan hierbij behulpzaam zijn door aan de kennis meerdere attributen toe te voegen. Dit kan door middel door verwijzigen als "weet je nog", "denk eens aan", " wat zegt het woord… over", "bij rekenen hebben jullie het vast wel gehad over…" enz. enz.
Soms is het echter van belang om de systeemscheiding intact te houden. Dit kan nodig zijn om interferentie te voorkomen.
Een tussenvorm kan zijn om geschieden te beginnen en later linken te leggen met al bekende informatie door middel van voorbeelden enz.
Dit heet integratief leren. De bedoeling van integratief leren is om de aangeboden kennis te verweven met de belevingswereld van de lerende, waardoor deze zich de informatie eigen maakt.
Een duidelijk voorbeeld hiervan is projectonderwijs.