quote:
correctie:
quote:
Wat zou u spontaan zeggen: 'Ik heb zweefgevlogen' of 'Ik heb gezweefvliegd' ? Het correcte voltooid deelwoord van zweefvliegen is gezweefvliegd. Waarom niet zweefgevlogen? Zweefvliegen is samengesteld uit de stam van het werkwoord zweven en het werkwoord vliegen. In het Nederlands vinden we wel meer werkwoorden die op die manier opgebouwd zijn, zoals schaterlachen, roerbakken, rolschaatsen en vriesdrogen. Tot dezelfde groep behoren werkwoorden met als eerste deel een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld beeldhouwen, bloemlezen, stofzuigen, buikspreken.
Dit type van samengestelde werkwoorden wordt onscheidbaar genoemd en krijgt een zwakke of regelmatige vervoeging. Een werkwoord is onscheidbaar als de delen niet van elkaar kunnen voorkomen. U zegt immers nooit hij vliegt zweef of hij houwt beeld maar wel hij zweefvliegt en hij beeldhouwt. Een werkwoord is zwak als het in de verleden tijd de uitgang -de of -te krijgt. Daarom zegt u bijvoorbeeld niet hij zweefvloog maar hij zweefvliegde. Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden worden gevormd met het voorvoegsel ge- + stam + d/t: ik heb gezweefvliegd, hij heeft geroerbakt.
Omdat het tweede deel van een onscheidbaar samengesteld werkwoord vaak een sterk werkwoord is, hebben heel wat mensen de neiging om het samengestelde werkwoord sterk te vervoegen. Vandaar dat vormen als zweefgevlogen, stofgezogen, buikgesproken geregeld opduiken. Meestal zijn deze werkwoorden echter nieuwvormingen op basis van al bestaande werkwoorden, die zwak vervoegd worden.
De meeste van deze samengestelde werkwoorden kunt u beter alleen in de infinitiefvorm gebruiken. U kunt een vorm als gezweefvliegd gemakkelijk vermijden door de zin anders te formuleren: ik heb aan zweefvliegen gedaan, ik heb met een zweefvliegtuig gevlogen.
Werkwoorden als ademhalen, houthakken, hardlopen lijken qua vorm op deze onscheidbare werkwoorden, maar zijn niettemin scheidbaar. Beide delen van zulke werkwoorden komen los voor (ik haal adem, hij hakt hout) en het voorvoegsel ge- komt in het voltooid deelwoord tussen de beide delen in te staan: ademgehaald, houtgehakt. Als het oorspronkelijke werkwoord sterk is, blijft het ook sterk, bijvoorbeeld in zij liep hard.
bron: De Gelderse Zweefvliegclub

(
http://www.gezc.org/content/view/160/266/ )