Timmerman Shi ging naar Qi. Bij Quyu gekomen zag hij een eik als heilige boom van het altaar van de Aarde. Hij was zo groot dat duizenden runderen eronder konden schuilen. Zijn omvang was wel honderd el. Hij was zo hoog als een berg. Pas op tien vadem hoogte kwamen de eerste takken. Er waren meer dan tien zijtakken, die zo dik waren dat men er boten van kon maken.
Het stond er zo vol met kijkers dat het was alsof er markt gehouden werd. Maar de timmerman keek niet op of om, en vervolgde zijn weg zonder te stoppen. Zijn leerling echter stond stil en, nadat hij zich er vol aan had gekeken, holde hij de meester achterna, en zei: "Meester: sinds ik bijl en beitel heb opgenomen om u te volgen, heb ik nog nooit zulk prachtig materiaal gezien. Maar u keurt het geen blik waardig en loopt door zonder ook maar één keer te stoppen. Waarom is dat?"
"Hou op! Praat me er niet van! Dat is overtollig hout. Maak er een boot van en hij zinkt. Een doodskist? Hij verrot meteen. Een gebruiksvoorwerp? Het gaat dadelijk kapot. Een deur? Die blijft nat van de hars. Een steunpilaar? Daar komen insecten in. Dit is hout dat nergens toe dient, dat nergens voor kan worden aangewend, en om die reden heeft die boom zo oud kunnen worden."
Toen de meestertimmerman thuis was gekomen, verscheen de heilige eikenboom aan hem in een droom, en sprak: "Waar dacht je mij wel mee te vergelijken? Wilde je zeggen dat ik 'overtollig hout' was? Appelen, peren, mandarijnen, pomelo's en de vruchten van andere bomen: ze worden afgerukt zodra ze rijp zijn. Daardoor worden die bomen gekwetst, hun grote takken afgebroken en hun twijgjes vernield. Dat is je hele leven narigheid ondervinden vanwege je bekwaamheden. Om die reden kan ook geen van hen zijn door de hemel bestemde levensloop volbrengen, maar sterven ze allemaal voortijdig wanneer ze pas op de helft zijn. Ze zijn het zelf die zich deze algemeen gangbare geweldplegingen op de hals halen, en met andere wezens is het ook zo gesteld. Daarom ben ik allang geleden gaan proberen om volstrekt nutteloos te worden. Vaak kwam ik er dichtbij, en nu heb ik het bereikt. Dat is voor mij van het grootste nut. Als ik ooit enige nuttigheid gehad zou hebben, zou ik dan zo groot hebben kunnen worden? Laten we daarbij ook nog bedenken dat we allebei maar schepsels zijn. Hoe kunnen schepsels elkaar beoordelen? Hoe kan een overtollig mens zoals jij, die bovendien weldra gaat sterven, weten wat een overtollige boom is?"