Interview van Herman Brusselmans met Marc Dutroux.
quote:
'Ik ben de duivel. Ik ben God. Ik ben onaantastbaar'
Marc Dutroux ontvangt me in een kleine cel van zo ongeveer vier op drie. Precies weet ik het niet, Ik heb mijn lintmeter niet bij me. Marc is gekleed in een eenvoudig ensemble van gevangenisplunje. De bewaker, een forse jongen van stavast met een hazenlip (merkwaardig genoeg zijn onderlip) vraagt of hij erbij moet blijven. 'Welneen, garçon,' zeg ik, in het correcte Frans mij eigen, 'ga gerust op de gang een sigaretje roken. De boog kan niet altijd gespannen staan, n'est-ce pas?' 'Ik rook niet,' zegt die aap. Kan je het geloven? Meneer rookt niet! 'Ga dan op de gang wat anders doen, imbécile,' snauw ik, 'of ik zorg ervoor dat je je luizige job kwijtraakt en dat je nooit nog van je leven in een gevangenis aan de bak komt!' Ik moet zeggen, in het Frans klinkt die woordspeling veel leuker. Enfin, de cipier druipt af, en ik ga op de enige stoel zitten die zich in de ruimte bevindt. Dutroux, op zijn beurt, kiest voor z'n brits als zitgelegenheid.
'Sigaretje?' vraag ik, hem mijn pakje Marlboro Lights 100 voorhoudend. 'Ik rook niet,' zegt hij zelfbewust, op het arrogante af. 'Godverdomme!' tier ik, 'dat lijkt hier wel een epidemie! Ik kan mensen die niet roken niet uitstaan! Doe dan tenminste alsof: Hij neemt de sigaret ter hand, en trekt er nu en dan aan zonder dat ze brandt. 'Hmm, lekker: zegt hij na een trekje of vijf.
-BRUSSELMANS: Cut the crap. Dutroux. We gaan interviewen. Vraag één: hoe is het allemaal begonnen?
DUTROUX: Wel, ik was een ongelukkig kind en...
-BRUSSELMANS: Interessant! Vertel daar eens wat meer over.
DUTROUX: (komt op dreef) Mijn moeder kocht nooit legoblokjes voor mij. Of chocolade met bananensmaak. Of naaldhakken. Welneen, die kocht ze alleen voor zichzelf. Chocolade met bananensmaak dat dié ooit in haar molen heeft gedraaid! Hierdoor ging ik reeds op jonge leeftijd de mensen opdelen in twee categorieën: zij die legoblokjes hadden, en zij die er geen hadden. Daar leek ik aanvankelijk psychisch aan ten onder te gaan. Ik stal mijn eerste auto toen ik dertien was. Met die auto, een Renault, reed ik naar de legowinkel in Charleroi, vast van plan hem te beroven. Maar daar kwam niks van terecht, omdat in Charleroi geen legowinkel is.
-BRUSSELMANS: Nee? Wat is er dan wel in Charleroi?
DUTROUX: Weinig of niks. ln heel Wallonië is er weinig of niks. Ben jij ooit al 'ns opgegroeid in Wallonië?
-BRUSSELMANS: Bij mijn weten niet. Maar ik heb niet zo'n best geheugen. Of ja, toch wel. Doch dit terzijde. En wat gebeurde er toen, Dutroux?
DUTROUX: Ik werd compleet gek van het leven in Wallonië. Desgevolge deed ik het op school niet al te best. Voor zeventien van de achttien vakken had ik een onvoldoende, maar voor turnen had ik zes op tien. Ik was geen onaardige turner in die tijd moet je weten. Mijn bijnaam was dan ook Le Turneur. Tot ik op zekere dag een liesbreuk kreeg. O, rampspoed.
-BRUSSELMANS: Een liesbreuk, godverdomme. Kan je het geloven. Hoe kwam dat zo, in feite?
DUTROUX: Van te veel aan mijn zizi te sleuren. Ik was een enorme zizisleurder. Dat kwam door mijn seksuele driften. Van kindsaf aan was ik op jonge leeftijd reeds erg seksueel bezeten.
-BRUSSELMANS: Tjonge, wat een vuile pervert. Kan je echter enige voorbeelden ter zake geven?
DUTROUX: Wel, zoals gezegd het zizisleuren, doch tevens naar seksfilms kijken op tv, op straat naar de wijven gluren, en vragen aan mijn moeder of ik samen met haar in bad mocht. Zij weigerde categoriek. 'Vraag het aan je vader!' riep zij iedere keer. Dus ik met mijn vader in bad.
-BRUSSELMANS: Viel je daar iets specifieks bij op?
DUTROUX: Een aantal dingen. Zo bijvoorbeeld zijn lul, zijn aambeien, het haar op zijn gat, en zijn snel elkaar opvolgende erektsies. Daar word je als jonge knaap niet meteen vrolijker van, en ik verviel meer en meer in contemplatieve buien, waarbij ik in mijn geest een plan ontwikkelde om ooit de hele wereld te laten boeten voor het leed mij door het leven zelve aangedaan. Tevens liet ik een snorretje groeien. Daar lachte mijn moeder mij mee uit, allicht omdat ik het niet onder mijn neus maar ernaast liet groeien. Op die manier wilde ik opvallen. Ik heb altijd al graag opgevallen, zij het bij voorkeur op een wijze die mij uit de belangstelling hield, want ik wilde mijn plan om de wereld te laten boeten zo anoniem mogelijk opbouwen en het later zodanig uitvoeren dat weinig mensen er zouden van weten. Daarom dat ik bijna nooit Rolls Royces of Ferrari's jatte, maar iedere keer weinig in het oog springende Renaults en Citroëns. En daarom dat mijn snor nu onder m'n neus staat.
De duivel in persoon
-BRUSSELMANS: Ja, laten we het even over dat auto's jatten hebben. Waarom was dat zo'n obsessie?
DUTROUX: Omdat auto's fallische symbolen zijn. Dat had ik gelezen in de Marie-Claire, die keer dat ik bij de tandarts zat, om een verstandskies te laten trekken. Die klootzak van een tandarts deed me daarbij zoveel pijn, dat ik zwoer dat ik mijn leven nooit meer pijn wilde lijden, en omdat er hoe dan ook pijn moet geleden worden op aarde, besloot ik logischer wijze dat als ik geen pijn zou lijden, de anderen het dan maar moesten doen. Weet je, eigenlijk ben ik psychologisch heel gemakkelijk te doorgronden. Ik heb een zieke g:eest, maar zijn ziekte is geen uitzonderlijke ziekte; welneen, het is een ziekte van dertien in een dozijn. Ik ben een seksuele obsédé, die zijn ouders en zijn jeugd de schuld geeft, en ik ben een gewelddadige freak omdat ik voor anders niks deug. De pest is, zoals bij iedere misdadiger, dat ik op een bepaald moment ontmaskerd en gevangen ben. Verder ben ik, hoe krankzinnig ook, een gewone jongen. Er zullen later veel studies over mij geschreven worden, en allemaal zullen ze een hoop bullshit bevatten, want eigenlijk ben ik gewoon een slecht mens, en ik maak daar verder geen punt van. Omdat ik slecht ben, doe ik uiteraard -per definitie- slechte dingen. Verder valt er allemaal weinig over te vertellen. Behalve dat ik eigenlijk vind dat ik geen zieke geest heb en dat ik niet krankzinnig ben en dat ik niet slecht ben. Maar verder? Echt, verder valt er niet veel te vertellen.
-BRUSSELMANS: Een nefaste opmerking, zo midden in een interview. En wat gebeurde er toen?
DUTROUX: Ik jatte auto's, en mijn plan om de wereld te grazen te nemen nam duidelijker vormen aan. Wat daarbij hielp is dat ik een eersteklas misogyn ben. Ik bereidde me voor om alle vrouwen op aarde te vernietigen. Vrouwen deugen niet. Dat komt omdat ze zonen baren. Zonen die hen haten. Vrouwen willen gehaat worden, en alleen daarom baren ze zonen. Zonen zijn de perfecte moederhaters. Soms krijgen zonen in hun haat ten opzichte van de moeders concurrentie van hun zussen. Daar kan ik niet tegen. Daarom wilde ik dochters uitroeien, natuurlijk ook omdat ze vrouwelijk zijn. Maar voor ik ze uitroeide, wilde ik er geld aan verdienen. Alle vrouwelijke wezens zijn immers hoeren, die erom vragen uitgeroeid te worden.
-BRUSSELMANS: Heel normaal ben jij volgens mij toch niet.
DUTROUX: Jaja, lach maar. Er zit systeem in mijn zogenaamde waanzin, die natuurlijk helemaal geen waanzin is. Maar hoe het ook zij, zonder een systeem kom je nergens. De psychiaters die mij tot nu toe onderzocht hebben, hoe debiel ze zelf ook zijn, hebben onderkend dat ik een hoog IQ heb en dat ik niks doe dat niet een logisch gevolg is van wat ik tevoren heb gedaan. Ik ben een man van de logica. Waarom heb ik meisjes ontvoerd? Niet alleen omwille van m'n vrouwenhaat, ook omdat ik, voor ik ze ontvoerde, een kelder had ingericht die voorbestemd was om ontvoerde meisjes te herbergen. Waarna ze veroordeeld waren om te sterven. Ze zouden toch nooit op een normale manier kunnen verderleven na het ontvoeringstrauma. Kijk naar de meisjes die gered zijn. Dat zijn sukkelaars voor het leven.
-BRUSSELMANS: Hoe zit het met het geld dat je eerst aan hen wilde verdienen? Er is nooit sprake geweest van een eis tot losgeld, Had je niet beter rijke meisjes kunnen ontvoeren?
DUTROUX: Losgeld? Dat heeft er niks mee te maken, Je begrijpt mij niet. Niemand begrijpt mij. Natuurlijk wilde ik geld verdienen aan de meisjes, maar uitsluitend op een perverse manier. Iemand ontvoeren, losgeld eisen en het als je geluk hebt opstrijken, is een eerlijke manier om geld te verdienen. Er is niks pervers' aan. Ik verdiende mijn geld op een andere manier. Pervers, smerig, en crapuleus. Ik ontvoerde meisjes, beloofde hen aan pornonetwerken, streek een voorschot op, en molde hen dan, De kick van het langzaam doden van een meisje is groter dan de kick van haar in een pornonetwerk te droppen, omdat in dat geval niet ik maar ánderen de meisjes laten lijden. Mijn meisjes wil ik zelf laten lijden.
-BRUSSELMANS: Je hebt je opdrachtgevers die de pornonetwerken beheerden dus serieus bij hun kloten gehad? Je beloofde hen meisjes, je streek een voorschot op, en vervolgens leverde je de meisjes niet omdat je hen gemold had.
DUTROUX: So what? Denk je dat die opdrachtgevers het zouden aandurven me wat aan te doen? Je kan zeggen: ze konden je toch vermoorden? Dat konden ze inderdaad, maar ze deden het niet, omdat ze te bang voor mij waren. Ik ben de duivel in persoon en ik jaag iedereen angst aan, ook crimineel crapuul dat de pornonetwerken in handen heeft. Er zijn héél weinig mensen die waarlijk de duivel in persoon zijn. Wel, ik ben één van hen.
-BRUSSELMANS: Je voelt jezelf onaantastbaar?
DUTROUX: Ik ben onaantastbaar. Ik doe wat ik wil. Kijk naar m'n ontsnapping. Het is toch ondenkbaar dat een gangster als ik ooit zou ontsnappen. Toch deed ik het. En waarom deed ik het? Om vrij te zijn? Welneen. Ik deed het om eventjes m'n onaantastbaarheid te bewijzen. Om aan te tonen dat ik zeer, zéér uitzonderlijk ben. Welke op het eerste gezicht doordeweekse jongen, hoe slecht en crimineel ook, is er in België ooit in geslaagd de dingen te doen die ik heb gedaan? Ik alleen. Ik ben de God van België. Iedereen heeft schrik voor mij. Je bent maar een God als je iedereen angst aanjaagt. Heb ik geen fantastische carrière: van jongetje zonder legoblokjes tot God?
-BRUSSELMANS: Toch zit je hier al jaren, en allicht voor de rest van je leven, als een ordinaire misdadiger in een ordinaire cel.
DUTROUX: Wat dan nog. God ben je voor de rest van je leven, waar je je ook bevindt. Over honderd jaar zal men mij nog kennen. Over duizend jaar. Alleen de zogenaamde slechte mensen overleven de geschiedenis. Alleen zij die de geschiedenis hebben willen veranderen en daarin geslaagd zijn. Alleen zij die de hele wereld hebben willen vernietigen.
-BRUSSELMANS: En daarin mislukt zijn. De wereld bestaat nog steeds, Dutroux.
DUTROUX: Ja, maar het is de wereld van Dutroux geworden. En de wereld van Dutroux is, alweer per definitie, een vernietigde wereld.
God is haat
De bewaarder met de hazenlip komt de cel binnen, om te vragen of alles in orde is. 'Wat zou er niet in orde zijn, espéce de con?' snauw ik hem toe. In gevangenissen krijg ik altijd de neiging om mensen af te snauwen, ik weet niet hoe het komt. 'Ik vroeg het maar,' zegt de jongen angstig doch beleefd. 'Ik stel hier de vragen, en niemand anders: snauw ik. 'Ik roep je wel als ik je nodig heb, crétin.' Een beetje op z'n pik getrapt gaat de jongen weer op de gang staan. 'Met die gevangenisbewaarders altijd: zeg ik tegen Dutroux. 'Tegen wie zeg je het; zegt hij, en hij vraagt om nog een sigaret, omdat hij z'n vorige heeft opgelebberd, 'Nee, een is genoeg geweest: zeg ik. 'Je mag dan wel onaantastbaar zijn, maar als je denkt dat je ook nog 'ns al mijn sigaretten naar de vaantjes gaat helpen, denk dan maar wat anders. Vooruit met de geit, Volgende vraag.'
Marc Dutroux & Herman Brusselmans
-BRUSSELMANS: Als je dan toch zo'n hoog IQ hebt, hoe slaagde je er dan in je te omringen met een hoop achterlijke idioten als Michèle Martin, Lelièvre. Weinstein en Nihoul?
DUTROUX: Omdat ik me alleen omring met mensen met wie ik compassie heb. Dat is een van mijn weinige zwakheden. En mensen met wie je compassie hebt zijn, alweer per definitie, achterlijke idioten. Zal ooit iemand met mij compassie hebben? Geen halve seconde. Dat komt omdat ik geen achterlijke idioot ben. Ik heb ook nooit compassie gehad met mijn slachtoffers. Omdat het, net als ik, geen achterlijke idioten waren. Wel vrouwen. Dat komt op hetzelfde neer, maar ik heb nooit compassie met vrouwen, vandaar.
-BRUSSELMANS: Je had toch compassie met Michèle Martin?
DUTROUX: Michèle is geen vrouw. Dat is een geslachtsloos wezen. Denk je dat ik ooit een vrouw in mijn leven zou willen? Ik heb je toch gezegd dat ik misogyn ben.
-BRUSSELMANS: Geslachtsloze wezens baren geen kinderen.
DUTROUX: Over m'n kinderen wil ik het niet hebben. Ze zijn totaal zonder betekenis. Ik beschouw ze niet als mijn kinderen. Het zijn zielige wezens die uit een geslachtsloze, op een vrouw lijkende nitwit zijn gefloept. Het enige voordeel van mijn zonen is dat ze hun moeder zullen haten tot die er kapot aan gaat.
-BRUSSELMANS: En hun vader, zullen ze die niet haten?
DUTROUX: Ten eerste, áls ze dat al doen zal ik er niet kapot aan gaan. Ten tweede, ze doén het niet, omdat ik hun God ben. Als ik zeg dat ik God ben, betekent dat niet per se uitsluitend een kwade God. Ik ben ook een goede God, niet alleen voor mijn zonen, maar net zo goed voor ik weet niet hoeveel andere mensen. Je zou de brieven moeten lezen die ik hier krijg. Er zijn mensen die dol zijn op mij. Die paf staan van bewondering voor mij.
-BRUSSELMANS: Wat bewijst dat ze gestoorde geesten zijn.
DUTROUX: Natuurlijk. In jouw ogen. In de ogen van de zogenaamde goegemeente. De zogenaamde meerderheid. De mensen met een zogenaamd geweten. Degenen die denken dat ze het onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad. Waar baseren ze zich op? Wie denken ze wel dat ze zijn?
-BRUSSELMANS: Wij, de mensen met wat jij een zogenaamd geweten noemt, baseren ons op een natuurlijke, menselijke morele code. Bijvoorbeeld: iemand helpen die in nood is, is een goede daad. Iemand folteren en vermoorden is een slechte daad. Moeilijk is het niet, Dutroux.
DUTROUX: Die zogenaamde morele code van jou, die ook nog 'ns natuurlijk zou zijn, wie heeft die opgesteld?
-BRUSSELMANS: De mens zelf, daarom dat ik ze niet alleen natuurlijk noem, maar ook menselijk. Alleen de mens kan de natuur van de mens doorgronden en op die manier tot een codesysteem komen dat de mens in staat stelt te overleven. Een mensheid die uitsluitend zou folteren en moorden, sterft uit.
DUTROUX: Mocht er nooit gemoord worden, dan was de mensheid allang uitgestorven omdat er te veel mensen zouden zijn. Plus: als alleen de mens de mens kan doorgronden: ben ik geen mens dan? Of beweer je dat uitgerekend ik de mens niet kan doorgronden? Daar zou je van opkijken. Ik kan de mens zodanig doorgronden dat meisjes die weten dat ze door mij vermoord zullen worden, voor hun dood uit mijn hand eten. Dat ze zich aan mij onderwerpen.
-BRUSSELMANS: Louter uit angst. Niet omdat jij hen doorgrond hebt.
DUTROUX: Ik heb hen zodanig doorgrond dat ze zich niet langer voor hun angst hoeven te scha men. Waardoor ze puur worden. Ach jongen, ik zal je dit zeggen: meisjes die zich aan mij hebben onderworpen en weten dat ze door mij verlost zullen worden, die zijn zo zuiver, daar heeft iemand zoals jij geen weet van. Zo zuiver zijn ze dat ik bijna van hen ga houden. Gelukkig ga ik niet genoeg van hen houden om hen in leven te laten.
Weet je waarom ik niet kan bevatten wat liefde eigenlijk is? Omdat ik te veel van haat hou. Haat is de enige verantwoorde drijfveer van een grote geest. God is liefde, wordt gezegd in de bijbel. Dat is fout. Het moet zijn: God is haat. Het is slechts door haat dat je de medemens in z'n zuiverste vorm voor je kan krijgen. Degenen die ik aan mij onderwerp, weet je wat die voor mij voelen? Liefde. Waardoor ik hen nog meer ga haten, en hen zonder enige wroeging van een geweten, dat ik trouwens toch niet heb, kan doden.
-BRUSSELMANS: Ik denk niet dat één van de gered de meisjes ooit zal zeggen: 'Ik heb van Dutroux gehouden.'
DUTROUX: Heeft iemand hen al de vraag gesteld of ze ooit van Dutroux hebben gehouden? Trouwens, ze zouden niet bevestigend durven antwoorden, uit vrees voor de reactie van de goegemeente. De massa, die mijn kop wil. De hysterici, die blij zijn dat iemand als ik bestaat, zodat ze niet meer in de spiegel hoeven te kijken om een slecht mens te zien. Ik ben een redder voor hen.
-BRUSSELMANS: Dat is wel een héél versleten filosofie die je nu van stal haalt, Dutroux.
DUTROUX: Maar ze klopt wel. Vraag dat aan iedere professor. De massa is het monster, niet een individu als ik of als wie ook. Alle kwaad komt uit de massa en de producten ervan. Ieder individu is een massaproduct. Waar geproduceerd wordt, gebeuren productiefouten, waar of niet. Men mag mij gerust zo'n productiefout noemen, maar daar hoef ik zelf niet de schuld van te dragen. De schuld ligt bij de massa, de zogenaamde maatschappij. En natuurlijk bij mijn moeder en mijn vader, die mij, op vraag van de maatschappij, maar niet hadden moeten produceren.
-BRUSSELMANS: Jou treft dus geen enkele schuld?
DUTROUX: In wezen niet. Ik ben wie ik ben. Ik heb het al gezegd: ik ben een simpel mens. Weliswaar bovenmaats intelligent, en met de allure van een God, maar ik blijf een mens. Ik heb gedaan wat ik heb gedaan en ik zal doen wat ik zal doen. Goddelijkheid en wat die impliceert is voorbestemd. Alles is voorbestemd.
Waar is de Witte Mars?
Dutroux mijmert enigszins weg. Volgens mij is hij, al ben ik geen psychiater, werkelijk volslagen gek. Wat hij tot nu toe heeft gezegd, daar zijn we niks mee. Het probleem blijft echter: kan iemand, die weet dat hij niet gek is, toch gek zijn? Hoe kan je iemand als Dutroux ooit zover krijgen dat hij zegt: 'Je hebt gelijk, ik ben inderdaad volslagen gek?' Zou het eigen besef van zijn gekte overigens verschil maken? Zou hij daardoor wéten: ik heb verkeerde dingen gedaan? Integendeel vrees ik. Hij zou er in dat geval nog trots op zijn ook, op zijn misdaden. Trots is iets wat hij tot nu toe niet heeft laten blijken. Je kan hem net zo goed de vraag stellen.
-BRUSSELMANS: Dutroux, ben jij trots op je daden? Ik ben de God van België. Iedereen heeft schrik van mij. Je bent maar een God als je iedereen angst injaagt. Heb ik geen fantastische carrière: van jongetje zonder legoblokjes tot God?
DUTROUX: Ik heb geen behoefte aan trots. Wat is dat, trots? Ik heb je daarnet gezegd: ik doe wat ik doe. Er is geen enkele reden om daar trots op te zijn. Trots is iets voor mensen die beloond willen worden. Die met hun trots uitdrukken: Kijk eens naar mij! Kijk eens wat ik gedaan heb! Hou van mij om wat ik gedaan heb! Het is weer een kwestie van hengelen naar liefde. Ik, die de liefde niet ken en niet hoef te kennen, maal daar niet om. Om haat smeken moet ik niet doen, die krijg ik wel vanzelf. Liefde krijg je nooit vanzelf. Daarom is liefde voor zwakkelingen. Voor mensen die zelfhaat genoeg hebben om op hun knieën te vallen voor andere mensen, aan hun voeten te liggen en hen liefde af te troggelen. Ik heb geen zelfhaat. Ik vind mezelf fantastisch. Ik vind mezelf een God. Een menselijke God, want anderen goden bestaan niet.
-BRUSSELMANS: Dat gezwam ben ik langzamerhand beu. Laten we het even over de pornonetwerken hebben.
DUTROUX: Over allemaal? Dan zitten we hier over drie weken nog. Luister, het is alweer eenvoudig: pornonetwerken bestaan. Vrouwen worden verplicht daarin de hoer uit te hangen, de meeste niet eens echt tegen hun zin. Kleine kinderen, oké, die stribbelen aanvankelijk misschien wat tegen, maar eenmaal ze gesetteld zijn, draaien ze gewoon mee. Ik heb nog nooit een kind dat in een pornonetwerk zit, zelfmoord weten plegen. Welneen, ze doen hun werk. Let op, je hoort mij niet zeggen dat ze gelukkig zijn. Maar zijn kinderen ooit gelukkig? Toon mij een gelukkig kind, en ik toon je een dom kind dat later, te wijten aan zijn domheid, bijzonder ongelukkig zal worden. Over pornonetwerken valt niks te vertellen behalve dat ze er altijd geweest zijn en er altijd zullen zijn.
En ik zal op je volgende vraag nu al antwoorden: Jà, er zijn belangrijke mensen die te maken hebben met de pornonetwerken, hoewel bijna uitsluitend als klant. Als consument van vrouwen, kinderen, jongetjes, meisjes, als je wil herdershonden en eenden. Alweer: wat dan nog? Net zo goed hebben onbelangrijke mensen met de pornonetwerken te maken. Die zijn zelfs in de meerderheid.
-BRUSSELMANS: Maar hebben die 'belangrijke'...
DUTROUX: Belangrijk? Zielige, gênante klootzakken zijn het
-BRUSSELMANS: Maar hebben die zielige. gênante klootzakken jou niet een tijdje hun gewassen hand boven het hoofd gehouden?
DUTROUX: Dat wordt gezegd. Mijn zogenaamde bescherming. Ach makker, ik ben nooit beschermd. Men beschermt niet iemand voor wie men schrik heeft. Voor zo iemand sluit men ten hoogste de ogen. Tot er eentje knipoogt en zegt: 'We hebben hem,' Dat is gebeurd. Een of ander moedig belangrijk mannetje heeft een van z'n ogen geopend en geroepen: Grijp hem! Overigens met behulp van een of andere lul van een student, die m'n nummerplaat had weten te noteren.
-BRUSSELMANS: En wie was dat moedig belangrijk mannetje?
DUTROUX: Noem maar iemand. Zelf zou ik het niet weten. Was het Bourlet? Was het Connerotte? Was het een minister van Justitie? Het is mogelijk. Het is om het even. Maar het blijft die rotzak van een totáál onbelangrijke student die me de das heeft omgedaan. Bescherming? Ik ben nooit beschermd. Incompetentie, oké. Die heeft me lang geholpen. De incompetentie van niet te tellen hoeveel idioten. Bourlet en Connerotte incluis. Spaghetti eten samen met een gered kind. Hoe dom kan je zijn? Ik heb geen rechten gestudeerd, maar ik weet dat het ongelooflijk dom is om als onderzoeker in de zaak-Dutroux spaghetti te gaan eten met een van zijn slachtoffers. Overigens, hoor jij nog iets van Bourlet en Connerotte? Niks. Ze kregen een paar jaar geleden driehonderdduizend man op de been, en nu zitten ze ergens in een stoffig bureautje god weet wat te doen. Ik wéét wat ze zitten te doen: hun kas op te vreten als ze aan hun eigen domheid denken.
Overigens, hoor jij nog iets van die driehonderdduizend betogers? Ik niet. Die hebben ondertussen wel wat anders aan hun hoofd. De dioxinecrisis, de overstromingen, het nieuwe millennium, Filip en Mathilde, de voetbalkampioenschappen, de afbetaling van hun huis, hun nieuw lief, het winnen via een Intemetsite van een reis naar weet ik waar enzovoort. Dát hebben ze inmiddels aan hun hoofd. En Dutroux natuurlijk. Die hebben ze ook nog altijd aan hun hoofd, en dat zal blijven. De Witte Mars is vergeten, maar Dutroux blijft voor eeuwig in de herinnering. Ik vind dat een leuke gedachte.
Wacht tot ik vrij ben
De gevangenisbewaarder komt vragen of het nog lang duurt. Want dat hij honger heeft. 'Wat eten we vandaag?' vraagt Dutroux. Het blijkt een stoofpot je te zijn van Mechelse koekoek, patatjes en ingezuurde appeltjes. 'Hmm: zegt Dutroux. 'Nog een paar vragen en jullie kunnen gaan eten, deux imbéciles,' snauw ik. 'Prima,' zegt de gevangenisbewaarder en hij trekt zich nog even terug op de gang.
DUTROUX: Het is geen slechte jongen, alleen jammer van z'n hazenlip. Hij zei me op een keer dat hij graag zo knap als ik had willen zijn. Geef toe, ik ben niet van de lelijkste.
-BRUSSELMANS: Ach. hou toch je muil, zeikerd. Voorlaatste vraag. Al ken ik zonder twijfel het antwoord al. Heb je ooit spijt van iets?
DUTROUX: Het antwoord is volgens jou zonder twijfel 'Nee'. Maar het is 'Ja'. Ik heb van zo vele dingen spijt. Spijt dat ik mijn moeder en mijn vader niet eigenhandig heb vermoord. Spijt dat ik niet nog meer andere mensen heb vermoord. Spijt dat ik me laten vangen heb. Spijt dat ik moet leven tussen idioten, debielen en dwazeriken die zich laten vangen door een morele code. Spijt dat ik de kans niet krijg om tegen de ouders van de kinderen die ik heb vermoord te zeggen: 'Klootzakken, ik heb jullie kinderen gered. Als ik hen niet had gedood, hadden jullie het gedaan, en het zou veel pijnlijker geweest zijn.' Het zijn woorden die ik overigens ook wil zeggen tegen de maatschappij. Mijn God, wat haat ik de maatschappij.
-BRUSSELMANS: Dat weten we ondertussen al, Dutroux. Ten slotte: wat verwacht je van je proces?
DUTROUX: Ik denk dat dat nog 'ns serieus zou kunnen meevallen. Ik zal je dit zeggen: de twee jonge meisjes zijn gestorven toen ik in de gevangenis zat voor een paar verwaarloosbare feiten. In feite zijn ze vermoord door Michèle Martin, die hen geen eten gaf. De twee oudere meisjes zijn vermoord door Lelièvre. Eigenlijk heb ik alleen Weinstein vermoord. En voor ontvoering kunnen ze me ook berechten, dat is zo. Reken uit: een nobody als Weinstein vermoorden: een jaar of vijf. Een paar ontvoeringen: een jaar of tien. Samen vijftien jaar. Min de tijd die ik al zit, blijft elf jaar over. Min de tijd die ik niet moet uitzitten vanwege goed gedrag. Ik zweer je, ik gedraag me zo goed -vraag het aan hazenlip- dat ik daar minstens vijf jaar mee uitspaar. Weet je wat? Over een jaar of zes ben ik vrij. En pas dán zal de wereld de echte Marc Dutroux leren kennen.
-BRUSSELMANS: En de echte Marc Dutroux is...?
DUTROUX: (grijnzend) Een krankzinnige gek. Tot ziens.
De hazenlip laat me uit de cel en zegt tegen Dutroux dat het eten over een kwartier geserveerd wordt. Dutroux bedankt hem. 'Graag gedaan,' zegt de hazenlip. Op de gang vraag ik hem hoe hij over Dutroux denkt. 'Ach,' zegt de jongen, 'het is natuurlijk een krankzinnige gek, maar hoe langer je met hem omgaat, hoe minder het opvalt.'
Ik verlaat de gevangenis, en steek een sigaretje op. Het weer is goed, en de straten lopen vol met mensen die nog niet vermoord zijn. Ze lijken zich allemaal natuurlijk, menselijk en volgens een morele code te gedragen. En verder is er alweer niks aan de hand.