abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_79002233
09-03-2010

Evolutie walvis volgde die van alg

Het soortenaantal aan walvissen nam enorm toe rond 10-13 miljoen jaar geleden. De reden ligt in de toename van hun voedsel: kleine algjes die ook een explosie aan diversiteit beleefden rond deze periode.

Walvissen (hier inclusief dolfijnen en bruinvissen) zijn zo’n beetje het toppunt van evolutie: ze stammen af van op het land levende evenhoevigen. Zo rond 50 miljoen jaar geleden ontstonden de eerste walvissen. Sindsdien nam hun soortenaantal toe met een piek in het Mioceen, ongeveer 10-13 miljoen jaar geleden. Waarom de walvissen zo sterk toenamen was tot nu toe niet helemaal duidelijk. Een nieuw onderzoek van Felix Marx en Mark Uhen gepubliceerd in Science vertelt dat piepkleine algjes ermee te maken hebben. Toen dit voedsel voor de walvissen sterk toenam, nam de diversiteit in walvissen ook toe.


De bultrug is één van de baleinwalvissen die een enorm portie algen inslikt per dag. Afbeelding: © Creative Commons

.Diatomeeën
Deze piepkleine algjes heten diatomeeën en leven in zowel in zoetwater als in de oceanen. De walvissen scheppen deze diatomeeën op door het water te filteren. Zo blijven veel diatomeeën achter in de walvis en stroomt het water via de bek weer naar buiten. Meer voedsel, meer walvissen. Logisch eigenlijk.

Het lijkt er sterk op dat toen de temperatuur op aarde afkoelde, de diatomeeën juist toenamen in soortenaantal. Of er een relatie is vertelt het onderzoek niet. Wel melden de wetenschappers dat variaties in de temperatuur de diversiteit van walvissen mede bepalen.


Diatomeeën onder de microscoop. Soms lijken ze op een pillendoos, anderen zijn langgerekt.

.Ander plankton.
De onderzoekers hebben niet alleen een overeenkomst tussen de diversiteit van diatomeeën en walvissen getest. Ook namen ze nannoplankton mee in hun onderzoek, maar deze bleken niet dezelfde trend weer te geven. Blijkbaar hadden de walvissen het vooral op de diatomeeën voorzien.


De coccolithoforen worden gezien als nannoplankton. Afbeelding: © Creative Commons

Bevooroordeeld?
Van sommige tijdsperioden op aarde is er meer gesteente bewaard dan van anderen. Een algemene regel is dat hoe verder je terug gaat in de tijd des te minder er bewaard is. Een andere is dat bij een hoge zeespiegel de continenten deels onderlopen: er wordt sediment afgezet dat later gesteente vormt. Bij een lage zeespiegel wordt er daarentegen relatief weinig gesteente gevormd.

Voor de studie hebben Marx en Uhen daarom rekening gehouden met hoeveel gesteente er was voor de bestudeerde tijdsperioden. Hierdoor konden ze uitsluiten dat de piek in diversiteit van de walvissen en diatomeeën komt doordat er simpelweg meer gesteente van bewaard is. En meer gesteente betekent meer vondsten.

Nog een mogelijk probleempje die Marx en Uhen wisten te omzeilen: ze berekenden de diversiteit per tijdseenheid, niet per tijdsperiode. Tijdsperioden bestaan namelijk niet uit een gelijk aantal miljoenen jaren. Het wél per tijdsperiode berekenen van de diversiteit zou een vooroordeel kunnen introduceren. Immers: hoe langer de periode, hoe hoger de kans op vondsten. Op deze manieren zorgden de onderzoekers er dus voor dat hun onderzoek zo objectief mogelijk was.

Het kleine leven van dit onderzoek bepaalt dus het grote leven. Om de groten te begrijpen moet dus vaak naar het kleine gekeken worden. Hoe klein? Zo klein als het voedsel van het grote dier is.

Referentie:
Marx & Uhen, 2010. Climate, Critters, and Cetaceans: Cenozoic Drivers of the Evolution of Modern Whales. Science 327: 993-996.

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79158219
13-03-2010

De evolutietheorie van eh, Wallace

De Engelse natuuronderzoeker Alfred Russel Wallace kwam gelijktijdig met Charles Darwin met een evolutietheorie, maar Darwin streek de eer op. Redmond O’Hanlon reisde naar Indonesië om in de voetstappen van Wallace te treden.

‘Ik vraag me wel eens af wat er gebeurd zou zijn als Wallace niet in 1858 een manuscript met zijn evolutietheorie aan Darwin had gestuurd. Misschien was On the Origin of Species by means of natural selection (1859) dan wel nooit geschreven!’

Het is tropisch warm in Tahiti. De clipper is zojuist aangekomen en Redmond O’Hanlon heeft, na drie weken achter elkaar op zee te zijn geweest, zijn eerste stappen op het vaste land gezet. Meer dan drie zijn het er niet geworden. ‘Eigenlijk wil ik nooit meer van deze boot af.’ Al zeven maanden is de Engelse reisboekenschrijver voor de Beagle aan boord van de Stad Amsterdam, waar hij zich bezig houdt met alles wat Charles Darwin ooit heeft gedacht of gedaan.

Maar O’ Hanlon is óók een groot fan van Alfred Russel Wallace (1823-1913). Deze natuuronderzoeker ontwikkelde gelijktijdig met en onafhankelijk van Darwin een vergelijkbare theorie over evolutie door natuurlijke selectie – het proces waarbij de best aangepaste organismen overleven en de minst aangepaste langzaam verdwijnen – en stuurde het manuscript hiervan in 1858 naar Darwin. Darwin was al sinds 1839 bezig met het ontwikkelen van zìjn evolutietheorie, maar aarzelde daarover te publiceren, omdat hij wist hoe controversieel zijn opvattingen waren, zeker in het Victoriaanse Engeland. Toen hij Wallace’ brief kreeg, wist Darwin niet hoe snel hij zijn On the Origin of Species moest voltooien. Sindsdien staat Darwin in ons collectieve geheugen gegrift als de grondlegger van evolutie door natuurlijke selectie, terwijl Wallace in niet-wetenschappelijke kringen weinig bekendheid geniet.

O’Hanlon: ‘Dat Wallace niet zo bekend is als Darwin, is inderdaad een treurige fout van de geschiedenis. Hij is namelijk een enorm fascinerend figuur. Eigenlijk was hij veel dapperder dan Darwin. Een betere verzamelaar en observator ook. En zeker ook een veel betere schrijver. Tenminste, in de eerste helft van zijn leven, want daarna sloeg hij om als een blad aan de boom en heeft hij alleen nog maar zweverige boeken over spiritualiteit geschreven. Dat heeft zijn reputatie geen goed gedaan.’

Ziektes en parasieten
Alfred Russel Wallace werd in 1823 geboren in een middenklassefamilie in Wales. In tegenstelling tot Darwin, die uit de hogere kringen van Londen kwam, bezocht Wallace geen universiteit, maar een avondschool. O’Hanlon: ‘Wallace was een autodidact, een self-made naturalist. In tegenstelling tot Darwin werd hij niet gesponsord door familie, hij moest zijn eigen geld verdienen. Een penny voor elk insect dat mooi of nieuw was. Daarom was hij juist zo goed, het dwong hem om bijzondere dingen te verzamelen.’

In 1848 zeilde Wallace samen met natuuronderzoeker en vriend Henry Walter Bates naar het Amazoneregenwoud in Brazilië om daar planten, dieren en insecten te verzamelen. De belangstelling voor natuurhistorie groeide op dat moment enorm in Europa en het tweetal verkocht zijn vondsten aan rijke amateuronderzoekers en het British Museum in Londen. Zo konden ze hun eigen onderzoek financieren.

O’ Hanlon: ‘Ze waren ongelooflijk dapper. De Amazone was echt een gevaarlijk gebied, in dat soort gebieden is Darwin nooit geweest. En als ik erheen ga, neem ik allerlei poedertjes en een survivalkit mee, maar die hadden zij niet. Ze werden opgevreten door allerlei nare ziektes en parasieten. Bates bleef er uiteindelijk elf jaar, Wallace vier. Ongelooflijk, ze waren pas 23 en 25 jaar oud!’

In 1852 vertrok Wallace uit Zuid-Amerika, maar halverwege de oceaan brak er brand uit en zonk het schip. Wallace werd gered, maar al zijn in houten dozen verpakte notitieboekjes en duizenden verzamelde vogelhuiden, vlinders en insecten gingen verloren. O’ Hanlon: ‘Dat is natuurlijk ongelooflijk treurig, maar eigenlijk denk ik dat die brand ook een goede zaak is geweest voor Wallace. Toen hij terugkwam in Engeland, moest hij helemaal opnieuw beginnen met verzamelen. En om zijn werk te kunnen verkopen moest hij de minst bekende plekken opzoeken, want daar zat het meest gewilde materiaal.’

Tectonische platen
Het werd de Maleisische Archipel, een gebied met talloze eilanden dat tegenwoordig Maleisië en Indonesië heet. Hoewel een aantal eilanden door vooral Nederlandse inspanningen al redelijk in kaart was gebracht, kwam Wallace in streken waar nog nauwelijks natuuronderzoekers waren geweest.

O’ Hanlon: ‘Wallace heeft daar fantastisch werk gedaan. Hij had veel meer oog voor geografische verschillen dan Darwin. Terwijl Darwin op de Galapagos in eerste instantie niet zag dat de eilanden waar hij de verschillende vinken van meenam onderling enorm verschilden, zag Wallace wél direct grote verschillen tussen de fauna op Borneo, die meer Aziatisch was, en die op Sulawesi, die meer leek op de fauna uit de Pacific. De denkbeeldige lijn die Wallace op basis daarvan trok heet nu de Wallacelijn. In de twintigste eeuw hebben geologen aangetoond dat daar inderdaad een grens ligt, een breukvlak tussen twee tectonische platen dat de verschillen in flora en fauna verklaart.’

Wallace’ grootste ontdekking kwam begin 1858 op het eiland Ternate, tijdens een hevige malaria-aanval. Plotseling kon hij het antwoord formuleren op de vraag waar hij al langer mee worstelde: wat is het mechanisme achter de veranderlijkheid van soorten? Hij schreef zijn ideeën over natuurlijke selectie als het drijvende mechanisme achter evolutie op in een brief aan Charles Darwin. O’ Hanlon: ‘Wallace en Darwin hadden elkaar vlak voor Wallace’ vertrek naar de Maleisische Archipel ontmoet en correspondeerden met elkaar. Ze hadden allebei Lyells Principles of Geology en Malthus’ On the principle of population gelezen. Zo veel baby’s die geboren worden, terwijl ook een groot deel doodgaat. Hóe die selectie plaatsvindt, dat was voor beiden de grote vraag. Wallace had ontzag voor Darwin, die toen al een bekende wetenschapper was, maar Darwin gebruikte Wallace vooral als hulpje – Wallace kwam toch uit een andere klasse. Darwin liet weinig los over zijn ideeën, dus Wallace wist niet dat Darwin ook al had bedacht dat evolutie plaatsvindt door natuurlijke selectie. Er zijn mensen die beweren dat Darwin Wallace heeft geplagieerd. Dat is niet waar, want Darwin noemt natuurlijke selectie al in 1842 in een kladversie van een essay over evolutie. Darwin had zijn theorie alleen nog niet gepubliceerd omdat hij bang was voor de reactie van collega’s en zijn streng gelovige vrouw. Na Wallace’ brief voelde hij de hete adem in zijn nek en is hij als een gek On the Origin gaan schrijven.’

Darwins butler
In 1858 presenteerden Wallace en Darwin samen hun theorie in een vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift. In 1859 werd On the Origin of Species by means of natural selection gepubliceerd. Binnen een dag was het boek uitverkocht. O’ Hanlon: ‘Darwin kreeg de meeste eer, maar binnen de wetenschappelijke gemeenschap wist iedereen wat Wallace’ rol in de publicatie was. Wallace was daarover ook helemaal niet verbolgen, maar juist vereerd. Hij was zo genereus, Darwin was zijn held. Je moet ook niet vergeten dat het veel mogelijkheden voor Wallace heeft gecreeërd! Zonder Wallace had Darwin misschien nog wel veel langer gewacht met On the Origin, of zelfs nooit gepubliceerd, maar zonder Darwin was Wallace nooit in contact gekomen met de intellectuele kringen waar Darwin zich in bevond en was hij waarschijnlijk een onopgemerkt natuuronderzoeker gebleven.’

Onopgemerkt bleef Wallace uiteindelijk allerminst. In 1869 verschenen zijn reisverhalen onder de titel The Malayan Archipelago en dat werd een bestseller. O’ Hanlon: ‘The Malayan Archipelago is het beste reisboek dat ik ooit heb gelezen. Wallace was een geweldige schrijver! Zijn afkomst dwong hem om een ander soort reisboek te schrijven dan tot dan toe gedaan werd. Darwins Voyage of the Beagle is bloedeloos. Alle personages komen uit zijn eigen klasse en het was not done om daarover te praten. Darwins butler, die altijd bij hem was, verschijnt bijvoorbeeld nooit in zijn boeken. Wallace geeft juist zijn omgeving een grote rol in zijn boeken. Hij schrijft gedetailleerd over zijn helpers en over de mensen die hij tijdens zijn reizen tegenkomt. Dat maakt zijn boek enorm levendig en daar hielden mensen van.’

Redmond O’Hanlon bezocht voor Beagle de plekken in Indonesië waar Wallace zijn observaties deed. O’ Hanlon: ‘This crazy project. Nooit gedacht dat ik nog eens op het eiland Ternate zou komen. Ik heb zijn huis gezien, een oude bungalow in wat nu de Alfred Russel Wallace straat heet. We mochten binnen een kijkje nemen en er was één ding dat me enorm raakte: Wallace’ huis was het enige met een waterpomp. En die pomp, daar heeft hij het veel over in zijn reisverslagen, hij waste er zijn verzamelde vogelhuidjes en insecten. Die pomp was hem lief. Het was geweldig om die in het echt te zien!’

Seksuele selectie
Het hoogtepunt voor O’Hanlon was een bezoek aan het eiland Batjan. ‘Ik wilde zo graag de Wallace Standard Wing zien, een nieuw soort paradijsvogel die Wallace in 1858 daar heeft ontdekt. Die vogel is ongelooflijk zeldzaam. Heel vroeg in de morgen lagen we in de heuvels te wachten met onze verrekijkers en plotseling waren ze er! De mannetjes als eerste, met hun grote vleugels wijdgespreid om met hun witte veren te pronken. Volgens mijn vogelboek maken ze een soort blaffend geluid, maar wat bleek: ze blaffen niet maar kraaien. Krrrrrr!! Toen kwamen de vrouwtjes kijken en de mannetjes gingen nog sneller fladderen. Eentje spreidde zijn vleugels op zo’n manier dat het leek alsof hij zei: “Ik kan je zo’n grote knuffel geven, kom bij mij.” Twintig minuten duurde het, toen was het voorbij. Het was zo onwerkelijk, zo ongelooflijk prachtig! Ik snap niet dat Wallace niet in het mechanisme van seksuele selectie geloofde.’

Het idee van seksuele selectie als een van de mechanismen van natuurlijke selectie was het grote twistpunt tussen Darwin en Wallace. Wallace geloofde niet dat selectie, behalve door aanpassing van de sterksten, ook plaatsvindt op basis van de seksuele voorkeur van vrouwtjes voor kleur, paringsdans of zang, omdat dit impliceerde dat dieren een wil hadden.

O’ Hanlon: ‘Maar waarom heeft zo’n mannelijke paradijsvogel anders zo’n gigantische staart? Het maakt hem langzamer, hij valt op. In alle opzichten is het in zijn nadeel, behalve om indruk te maken op de vrouwtjes.’

Het begint inmiddels te schemeren. Vanaf het achterdek van de clipper kijken we uit over de kade van Papeete, de hoofdstad van Tahiti, waar een stuk of tien jongens op brommertjes de blits proberen te maken. Ze balanceren op één wiel en laten hun motoren zo hard mogelijk ronken. Op een bankje kijken drie giechelende meisjes toe.

O’Hanlon: ‘Kijk nou, dit is toch een prachtig voorbeeld van seksuele selectie. De meisjes kiezen wie het hardste rijdt en de gevaarlijkste kunsten uithaalt. Ik denk dat Wallace zich verzette tegen het idee van seksuele selectie, omdat hij net was afgewezen door een meisje. Een week voor de bruiloft maakte ze het uit. Dan is zo’n theorie over seksuele selectie misschien te pijnlijk.’

Tjitske Mussche

(Noorderlicht)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79158945
Wel een aardige aflevering gisteren inderdaad. Die BBC man met z'n zogenaamde research hadden ze alleen wel achterwege mogen laten.
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_79212453
16-03-2010

'Brein van mens is gekrompen'

AMSTERDAM - De hersenen van de mens zijn in de afgelopen tienduizenden jaren kleiner geworden. Dat hebben Franse wetenschappers aangetoond met een replica van het brein van een cro-magnonmens.
Onderzoekers van het Muséum National d’Histoire Naturel in Parijs vervaardigden de replica van het brein met een beroemd skelet van een cro-magnonmens dat al in 1868 werd ontdekt in de Dordogne.

Met een computerscan slaagden ze er in om de afdruk in kaart te brengen die hersenen van de oermens achter hebben gelaten in de schedel. Op basis van die afdruk maakten de onderzoekers een 3D-afbeelding op de computer, waarmee uiteindelijk de replica van het brein werd geproduceerd.

Gekrompen

Metingen van de hersenreplica ondersteunen volgens de onderzoekers de theorie dat het menselijk brein in de afgelopen millenia is gekrompen. Dat meldt de Britse krant The Times. Het brein van de cro-magnonmens was ongeveer 15 tot 20 procent groter dan de hersenen van de moderne mens.

“Deze replica is een van de mooiste die ooit is vervaardigd en hij bevestigt dat het menselijk brein iets kleiner is geworden in de loop van enkele tienduizenden jaren”, verklaart hoofdonderzoeker Antoine Balzeau.


Energiebesparing

De krimpende trend is opvallend, omdat het menselijk brein in eerste instantie juist steeds groter werd in de loop van de evolutie. De wetenschappers kunnen nog niet met zekerheid zeggen waarom het menselijk brein kleiner is geworden.

Mogelijk zijn onze hersenen gekrompen om energie te besparen. Volgens een andere theorie hadden cro-magnonmensen grotere hoofden nodig om grote brokken voedsel te kauwen, waardoor de hersenen ook meer plaats konden innemen.

© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79283369
17-03-2010

Hoofdtooi dwergalken geëvolueerd als detectiezintuig

AMSTERDAM - De hoofdveren van dwergalken functioneren niet alleen als aantrekkingskracht voor het andere geslacht. De vogel gebruikt de veren op zijn kop ook om objecten in het donker te vermijden. Dat blijkt uit onderzoek van Ian Jones, van de University of Britisch Columbia.
Het aantrekken van het andere geslacht is niet de enige reden waarom sommige zeevogels een grotere hoofdversiering hebben.

Het vermijden van objecten in het donker is ook belangrijk, tenminste voor de dwergalken, die beroemd zijn om hun decoratieve hoofdveren.

Selectie

Charles Darwin stelde dat de decoratieve veren voor seksuele selectie gebruikt worden, en latere experimenten bevestigden dit.

In feite zijn de veren eerst ontwikkeld voor gevoelszintuigen en de seksuele selectie ontstond later, zegt Ian Jones van de Memorial University of British Columbia in Vancouver, die samen onderzoek deed met Sampath Seneviratne.


Doolhof

De dwergalken nestelen zich in holtes van rotsachtige eilanden in de afgelegen noordelijke Stille Oceaan. Jones heeft een paar wild gevangen dwergalken in een donker doolhof gezet om te kijken of de veren de vogels echt helpen in te nestelen zonder hun hoofd te stoten. De hoofdveren werden hierbij afgeplakt.

Uit infraroodopnames is gebleken dat de geoorde dwergalk zijn hoofd bijna drie keer zo vaak stoot als de veren vastgeplakt zitten. De dwergalk stootte eveneens zijn kop vaker als de tooi afgeplakt is. Maar het toevoegen van een kunstmatige kuif aan de van nature ‘kale’ dwergalk, helpt niet om het stoten tijdens het innestelen te voorkomen.

Sereviratne zegt bovendien: “Vogels met langere golfkammen hadden meer moeite met het navigeren in de doolhof als de toppen afgeplakt waren.”


Detectie

De evolutionaire oorsprong van de functie van het hoofdtooi ondersteunt het idee dat het aftasten de primaire functie is, zegt Seniviratne.

Hij voegt eraan toe dat de toppen van de dwergalken geëvolueerd zijn vanwege het gebrek aan normale veren en gehecht zijn aan druk-gevoelige cellen zodat ze contact kunnen waarnemen. Bij veel vogels zijn die veren verborgen in de vleugelveren, maar bij de dwergalken steken ze trots uit zodat ze obstakels kunnen detecteren.

© NU.nl

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79353807
Ik kreeg net nog weer een mailtje van de NAP met allerlei gratis PDFs. Daar zat er ook eentje bij over de invloed van het klimaat op de menselijke evolutie.
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_79502879
quote:
Waarom monogamie nog zo slecht niet is

De mens stamt af van polygame voorouders. Maar wij zijn geleidelijk overgestapt naar een ander systeem, te beginnen met de invoer van actief vaderschap: de mens is een van de weinige zoogdieren waarbij de vader een rol speelt in het grootbrengen van de jongen.

Wij komen ook uit een systeem waarin de paarband niet stabiel was, maar om de gemiddeld vier tot vijf jaar kon wisselen – als het kind dat uit de relatie geboren was, kleuter was geworden, en groot genoeg om zonder permanente aandacht in een groep te kunnen functioneren.

Dat systeem is onder culturele dwang opgegeven voor een monogaam bestaan, geconcretiseerd in het huwelijk. Het verhoogt de kans dat een man bij een vrouw blijft tot de kinderen groot genoeg zijn om zich uit de slag te trekken, en dat de man zich inspant voor zijn eigen kinderen en niet die van iemand anders.

Het vakblad Journal of Evolution Biology heeft een model gepresenteerd dat uitlegt waarom het in bepaalde omstandigheden voordelig kan zijn om een monogame relatie te hebben.

Charles Darwin

Alles blijkt terug te voeren tot de fameuze omgevingsomstandigheden die ook in Charles Darwins evolutietheorie zo’n cruciale rol spelen. Vooral in omstandigheden waarin land schaars is, en moeilijk vruchtbaar te maken, zou monogamie een voordeel zijn omdat het dan de overlevingskansen van de kinderen bevordert.

Zo’n 10.000 jaar geleden maakte onze soort een moeilijke overgang van een zwervend bestaan van jagers-verzamelaars naar een sedentair bestaan van landbouwers. In het begin moet dat niet gemakkelijk geweest zijn, en waarschijnlijk zelfs minder gunstig voor de overleving van de kinderen dan de oude levensstijl. De landbouw zelf ontstond waarschijnlijk onder druk van de groeiende mensenbevolking, waardoor gewoon leven van wat de natuur opbracht steeds moeilijker werd.

Andere onderzoekers hebben er al op gewezen dat monogamie voor meer sociale rust zorgt dan polygamie, omdat in het laatste systeem te veel mannen vrouwloos achterblijven. En gefrustreerde mannen kunnen hinderlijk zijn voor hun sociale omgeving.

Dirk Draulans
http://knack.rnews.be/nl/(...)le-1194706333968.htm
pi_79554483
Hmmm, een verrassing toen ze het mt-dna van een menselijk vingerkootje onderzochten gevonden in de Denisova grot in het Altai gebergte in zuid Siberie.

Het dna is niet het dna van de Moderne Homo Sapiens en ook niet het dna van de Neanderthaler, maar van een hominide die een gezamelijke voorouder met beiden had ongeveer 1 miljoen jaar geleden.

De Homo Erectus verliet Afrika ongeveer 2 miljoen jaar geleden en de Neanderthaler 500 duizend jaar geleden, Het lijkt dus te gaan over een onbekende lijn in de menselijke geschiedenis.

Het wetenschappelijke publicatie (abstract) in Nature
J. Krause et Al, The complete mitochondrial DNA genome of an unknown hominin from southern Siberia

John Hawks erover: Hobbit version 2.0: the undiscovered hominin
Huidige trend atmosf. CO2 Mauna Loa: 411 ppm ,10 jaar geleden: 387 ppm , 25 jaar geleden: 358 ppm
pi_79558694
24-03-2010

Nieuwe mensensoort ontdekt in Rusland



Een nieuwe mensensoort is ontdekt in Rusland, dankzij dna-tests op een vingerbeentje dat was opgegraven in Siberië. De persoon, die naar schatting 30.000 jaar geleden heeft geleefd, behoorde niet tot de soort Homo sapiens, de enige mensensoort vandaag, maar was ook geen Neanderthaler, een mensensoort die 35.000 jaar geleden uitstierf.

Het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig deed de ontdekking, waarover wordt bericht in het wetenschappelijk blad Nature. De vondst suggereert dat er nog een andere emigratie was van hominide voorouders uit Afrika, waar alle Homo soorten hun voorouderlijke roots liggen. Tot nog toe was gedacht dat enkel de Homo sapiens, Neanderthalers en Homo erectus is staat was tot deze verre verhuis.

Het beentje, dat in 2008 werd gevonden in een grot in het Altajgebergte in het zuiden van Siberië, bevatte nog voldoende mitochondriaal dna om geanalyseerd te worden door het team aangevoerd door Johannes Krause en Svante Paabo. (dpa/gb)

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79563122
quote:
Op donderdag 25 maart 2010 09:11 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
24-03-2010

Nieuwe mensensoort ontdekt in Rusland

[ afbeelding ]

Een nieuwe mensensoort is ontdekt in Rusland, dankzij dna-tests op een vingerbeentje dat was opgegraven in Siberië. De persoon, die naar schatting 30.000 jaar geleden heeft geleefd, behoorde niet tot de soort Homo sapiens, de enige mensensoort vandaag, maar was ook geen Neanderthaler, een mensensoort die 35.000 jaar geleden uitstierf.

Het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig deed de ontdekking, waarover wordt bericht in het wetenschappelijk blad Nature. De vondst suggereert dat er nog een andere emigratie was van hominide voorouders uit Afrika, waar alle Homo soorten hun voorouderlijke roots liggen. Tot nog toe was gedacht dat enkel de Homo sapiens, Neanderthalers en Homo erectus is staat was tot deze verre verhuis.

Het beentje, dat in 2008 werd gevonden in een grot in het Altajgebergte in het zuiden van Siberië, bevatte nog voldoende mitochondriaal dna om geanalyseerd te worden door het team aangevoerd door Johannes Krause en Svante Paabo. (dpa/gb)

(HLN)
Tja ik had er in mijn bijdrage ervoor ook al over bericht.
Maar is het juist om het nu al "een nieuwe mensensoort" te noemen? Of is dat weer journalistiek aan de haal gaan met de publicatie in Nature ?

Wat die vraag betreft raad ik toch het (in mijn vorige post genoemde) artikel van John Hawks aan om te
lezen. Die plaatst het wat meer in perspectief.
Huidige trend atmosf. CO2 Mauna Loa: 411 ppm ,10 jaar geleden: 387 ppm , 25 jaar geleden: 358 ppm
pi_79598962
quote:
Op donderdag 25 maart 2010 11:18 schreef barthol het volgende:

[..]

Tja ik had er in mijn bijdrage ervoor ook al over bericht.
Maar is het juist om het nu al "een nieuwe mensensoort" te noemen? Of is dat weer journalistiek aan de haal gaan met de publicatie in Nature ?

Wat die vraag betreft raad ik toch het (in mijn vorige post genoemde) artikel van John Hawks aan om te
lezen. Die plaatst het wat meer in perspectief.
Alan Boyle had er ook nog wel een aardig stuk over.
quote:
DNA reveals prehistoric surprise

unknown group of human ancestors mixed it up with Neanderthals and modern humans 40,000 years ago. Was it a completely different species? Too early to say, but it might depend on what your definition of "species" is.

The finding, published in this week's issue of the journal Nature, emerged from a check of DNA samples from Denisova Cave in southern Siberia's Altai Mountains. Anthropologists know that the cave was occupied by human ancestors off and on for at least 125,000 years, based on the artifacts and bits of bone found there.

The pinky bone was found in 2008, within a layer of material that has been dated to between 30,000 and 48,000 years ago. That's the precise time frame when both modern humans and Neanderthals inhabited the Altai Mountains. So when Johannes Krause of Germany's Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology and his colleagues analyzed the mitochondrial DNA from the pinky bone, they expected the genetic code to match up with one species or the other.

Krause was surprised to discover that it didn't match either species. A colleague of his at the institute, Svante Pääbo, was even more surprised when Krause told him about it.

"At first I really didn't believe him," Pääbo, one of the world's top experts on ancient DNA analysis, told reporters during a teleconference. "I thought he was pulling my leg."

Riddles within riddles
The DNA posed an intriguing riddle: Mitochondrial DNA comes from the cellular energy factories outside the nucleus, and is passed down from a mother to her children. It can't provide the detailed genetic signature you can get from nuclear DNA. But it can serve as a "molecular clock" for evolutionary change, because it appears to mutate at a steady rate over time. Scientists can compare two different strings of mitochondrial coding to estimate when the two different organisms diverged on the evolutionary family tree.

The researchers ran the numbers for the pinky-bone sample, which they presume came from a young female nicknamed "X-Woman." They concluded that X-Woman's ancestors diverged from modern humans and Neanderthals about 1 million years ago. And that conclusion raised another riddle.

Based on previous research, anthropologists have thought that there were three great migrations of human ancestors out of Africa: The first came 1.9 million years ago, when Homo erectus headed toward Asia. The second came 300,000 to 500,000 years ago, when the ancestors of the Neanderthals trekked toward Europe and western Asia. The third occurred just 50,000 to 70,000 years ago, when anatomically modern humans headed out of Africa.

The fact that X-Woman's mitochondrial DNA was distinct from that of Neanderthals or modern humans would suggest that a third group of now-extinct human ancestors was still living in Siberia 40,000 years ago. Were they an offshoot from a completely different wave of migrants who left Africa after Homo erectus but before the ancestors of the Neanderthals? A different species entirely? The researchers are withholding judgment until they can sequence X-Woman's nuclear DNA. Pääbo said the results could be available "rather soon" but declined to give a precise timetable.

The species question is complicated because the various groups of human ancestors, known as hominins, might have interbred. That may go against one of the standard definitions of a species, as a group that can breed only amongst themselves. But evolutionary biologists are finding that nature doesn't necessarily obey our standard definitions. Neanderthals, for example, may have interbred with humans at some point. The same situation may apply to X-Woman.

"If it's just a modern human [that has] funny mitochondrial DNA, then you wouldn't call it a new species," Krause observed. Pääbo said he was "a bit skeptical about the fact that we can always have a clear species definition."

Migrants meeting migrants
Although they're cautious about the species question, Pääbo and Krause are confident that X-Woman represents a distinct group of migrants out of Africa. The "Hobbit" fossils found in Indonesia, which have been designated Homo floresiensis, apparently represent another. This is leading researchers to wonder whether human ancestors used the out-of-Africa route over and over again.

"Maybe it's an oversimplification to think about particular migrations out of Africa - saying there was one 2 million years ago, one half a million years ago, one 50,000 years ago. There might have been more or less continuous gene flow or migration that now and again is more frequent, less frequent," Pääbo said. "The picture that's going to emerge in the next years might be a more complex one."

In a commentary also published by Nature, the University of Manchester's Terence Brown said the mere fact that the research team was able to analyze 40,000-year-old DNA from X-Woman's pinky bone was an amazing achievement.

"The demonstration that a bone fragment can provide evidence for an unknown hominin will surely prompt more studies of this kind," he wrote, "and, possibly, increase the crowd of ancestors that early modern humans met when they traveled into Eurasia."

There may be more X-Women and X-Men out there, just waiting to be discovered. "After this amazing shock to find this, I would not be the one to say that one will not find new surprising things," Pääbo said.

Update for 2:45 p.m. ET March 25: There's quite a bit of buzz about all this among anthropologists - mostly on the question of whether or not X-Woman represents a new hominin species. ("Hominin" is currently the "in" term for humans and their extinct ancestors, and some would even classify chimps and bonobos as hominins as well. X-Woman is the nickname for the individual behind the pinky bone found in Siberia, even though the researchers don't yet know ... or at least haven't said ... whether that individual was female or male.)

A successful analysis of X-Woman's nuclear DNA would show how genetically distinct that creature was from modern humans and Neanderthals. If the genome is significantly different, that would strengthen the case for using a new species label. But the species identification would be something completely different from the usual routine, since it would be based on genetics alone.

Eventually, you'd want to link up the genetic identification with a morphological identification - that is, a set of bones that have a characteristic look to them. This would mean finding enough bones to identify, and then getting a DNA sequence that's sufficiently similar to X-Woman's. Only then could anyone say with confidence whether X-Woman belonged to some sort of Homo erectus offshoot, or a different species that we already know about (Heidelbergensis? Antecessor?), or a species that was previously unknown.

Anthropologists might eventually have to come up with a new way of identifying extinct hominin genomes, with a nomenclature that doesn't necessarily go by species names. For example, you could have Type 1 (Homo sapiens), Types 2 through 4 (Homo neanderthalensis), Type 5 (Homo floresiensis), Type 6 (X-Woman) and so on. In any case, it could take a long time to mesh the old, bone-based classification system with new genetic technologies.
Cosmiclog
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_79636590
quote:
Mannen zijn kwetsbaarder

Uit een onderzoek van wetenschappers van de Britse University of Cambridge blijkt dat mannen meer en ernstiger ziek worden en dat ook langer blijven dan vrouwen.

De zogenaamde ‘mannengriep’ is dan toch geen mythe. Een simpele verkoudheid kan bij een man direct ontaarden in griep. En hoofdpijn wordt voor hem al snel migraine. Het lijkt allemaal gespeeld maar de studie, die in het vaktijdschrift Proceedings of the Royal Society B verscheen, bewijst het tegendeel.

Volgens de wetenschappers is de zwakke mannelijke immuniteit te wijten aan de evolutie. Door hun avontuurlijke leven werden de voorvaderen van de huidige man vaker blootgesteld aan ziektes. Paradoxaal genoeg verminderde daardoor ook hun immuniteit omdat het geen tijd had om zich verder te ontwikkelen.

Dit komt omdat mannen meer energie investeren in andere lichaamsprocessen zoals hun reproductiekwaliteiten, zelfs wanneer ze ziek zijn.

“Mannen leven traditioneel volgens het motto ‘leef snel en sterf jong’”, zo beweren de onderzoekers. “Die filosofie heeft ervoor gezorgd dat mannen doorheen de evolutie een minder sterk evolutiesysteem hebben kunnen opbouwen dan vrouwen.”

De onderzoekers kwamen tot deze conclusie door een wiskundig model toe te passen op de verschillende factoren die mannen en vrouwen onderscheiden.
http://knack.rnews.be/nl/(...)le-1194707989205.htm
pi_79894921
01-04-2010

Blinde slang veroverde de wereld

Evolutie van blinde slangen brengt vorming van continenten in kaart

De evolutie van verschillende blinde slangensoorten loopt haast synchroon met het opbreken van prehistorische landmassa’s tot kleinere continenten. Maar sommige soorten splitsten zich pas later af. Hoe kwamen zij van Afrika in Zuid-Amerika?

Twee jaar geleden boekte professor Blair Hedges van Penn State University een reis naar Barbados. Hij kwam niet, zoals de vele toeristen, voor de mooie stranden. Hedges ging naar een klein stukje nog overgebleven bos op het Caribische eiland, dat nog niet was ingenomen door hotels en winkelcentra. Daar ontdekte hij de kleinste slangensoort ter wereld, krioelend in de bosgrond.

De familie van dit oeroude slangetje, zo dun als een spaghettisliert en nog geen tien centimeter lang, blijkt nu een bijzonder evolutionair verhaal te vertellen dat vrij direct de vorming van de continenten volgt.

Wormachtige slang
Hedges noemde ‘zijn’ slang Leptotyphlops carlae, naar zijn vrouw Carla die hem hielp om exemplaren te verzamelen. Het was een van meer dan 65 nieuwe amfibie- en reptielensoorten die hij in het Caribische gebied ontdekte en beschreef. De kleine donkerglimmende slang behoort tot de wormslangen. De grootste familie daarbinnen is die van de blindslangen, zo genoemd vanwege zijn slechte zicht. Hedges doet al 25 jaar onderzoek naar blindslangen, waarvan 260 soorten bestaan.

Heel spectaculair zien ze er niet uit. Redelijk wat mensen verwarren de slangetjes, die zelden langer worden dan dertig centimeter, zelfs met huis-tuin-en-keuken-wormen. Dat blindslangen ondergronds leven en tunnels graven, helpt natuurlijk niet mee.

Gondwana
Aan de hand van vijf genen van in totaal 96 verschillende blinde slangensoorten bouwde Hedges, samen met Nicolas Vidal van het Muséum National d’Histoire Naturelle in Parijs en een internationaal team van onderzoekers, een DNA-stamboom. Deze stamboom brengt de genetische diversificatie onder de blinde slangen in kaart. Via het patroon van veranderingen in het DNA wilden de onderzoekers achterhalen wanneer en hoe de blinde slang zich over de wereld heeft verspreid. Over de resultaten daarvan doen ze deze week verslag in Biology Letters.

Blindslangen komen op alle continenten voor, met uitzondering van Antarctica, en zijn vooral veel te vinden op de zuidelijke continenten en op tropische eilanden. Uit het genetisch onderzoek blijkt dat de blindslang is ontstaan op het prehistorische supercontinent Gondwana. Ongeveer 155 miljoen jaar geleden splitste het oostelijke deel van Gondwana zich af van het westelijke deel. Het oostelijke deel, waar de blindslangen leefden, omvatte de huidige landmassa’s van Antarctica, India, Madagaskar en Australië.

Slangenmysterie
Terwijl deze landmassa zich verder opsplitste, met eerst de vorming van Indigaskar (een samentrekking van India en Madagaskar) en later Madagaskar, ontstonden verschillende soorten blindslangen. De onderzoekers stellen dat een unieke blinde slangensoort die nu op Madagaskar leeft, zich relatief snel ontwikkelde na het opbreken van Indigaskar ongeveer 94 miljoen jaar geleden. De soort ontstond ontwikkelde zich door de unieke omstandigheden op het geïsoleerde eiland.

Mysterieus is dat er volgens de onderzoekers ongeveer tussen de 63 en 59 miljoen jaar geleden op meer ver uit elkaar gelegen plekken opvallend veel nieuwe blindslangensoorten zijn ontstaan. Een goed voorbeeld is de soorten die nu leven in Afrika en Zuid-Amerika, terwijl die twee continenten al honderd miljoen jaar geleden van elkaar werden gescheiden.

Oversteek
De onderzoekers stellen dat de blindslangen zich ook lange tijd na het opbreken van de prehistorische supercontinenten over de wereld wisten te verplaatsen. Ze vermoeden dat de bewuste slangensoorten aanvankelijk alleen op Afrika leefden en pas enkele tientallen miljoenen jaren later de oversteek naar Zuid-Amerika maakten.

Oversteek? Ja, de blindslangetjes zouden op drijfhout of andere vegetatie de oceaan zijn overgevaren. Een controversiële stelling, want wetenschappers erkennen van slechts een handjevol gewervelde dieren dat ze in westelijke richting de oceaan zijn overgestoken.

Sappige insecten
De onderzoekers geven toe dat het onwaarschijnlijk klinkt voor een dier dat hoofdzakelijk leeft in de grond, maar de zeespiegel was tussen de 63 en 59 miljoen jaar geleden wel vrij laag. Dat betekent een gemakkelijkere oversteek, die volgens de onderzoekers een maand of zes zou hebben geduurd. En dat was voor de blindslangen wel uit te houden, omdat ze maar vrij weinig eten nodig hebben. Op een stuk drijvende vegetatie kunnen bovendien heel goed nog wel een paar sappige insecten hebben gezeten.

Paul Schilperoord

Nicolas Vidal e.a., ‘Blindsnake evolutionary tree reveals long history on Gondwana’, Biology Letters, 31 maart 2010.

(Noorderlicht)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79894964
01-04-2010

Tien jaar menselijk genoom

Wat heeft het ontrafelen van de menselijke DNA-code ons opgeleverd?

Toen tien jaar geleden de genetische code van de mens werd opgehelderd, droomde de wetenschap over alle fantastische mogelijkheden die dit bood. Zoals persoonlijke, op maat gemaakte medicijnen, afgestemd op iemands DNA. Zover is het nog niet, maar dat betekent nog niet dat de dromen van toen illusies waren.

“Deze grootse kennis brengt de mens de mogelijkheid tot een geweldige nieuwe vorm van genezen. Genoomwetenschap zal een enorme impact hebben op onze levens – en nog meer op dat van onze kinderen. Het zal een revolutie teweeg brengen in de diagnostiek en preventie, en de behandeling van de meeste, zo niet alle menselijke ziekten mogelijk maken.” Met deze bombastische woorden kondigde president Bill Clinton in 2000 aan dat een van de grootste wetenschappelijke projecten ooit succes had geboekt: de volledige genetische code van de mens was ontrafeld.

Naast Bill Clinton stonden Francis Collins en Craig Venter. Collins gaf leiding aan het Human Genome Project, dat sinds 1990 bezig was geweest om dat eerste volledige genoom van een mens te ontcijferen. Aan het honderden miljoenen dollars kostende project werkten wereldwijd duizenden wetenschappers mee. Zijn concurrent Venter was een tikje excentrieke geneticus die, met succes, zijn eigen genoomproject was gestart. Het blad Nature grijpt deze week het tienjarig jubileum aan voor een terugblik. Wat heeft genoomonderzoek ons, sinds die mijlpaal uit 2000, eigenlijk opgeleverd? En wat zal het ons nog brengen?

“Genoomonderzoek voldoet aan de eerste wet van de technologie: we overschatten steeds weer welke effecten nieuwe technologieën op korte termijn zullen hebben, en onderschatten de impact op lange termijn ”, schrijft Collins in het tijdschrift. Tien jaar geleden voorspelde hij, net als Clinton, dat het ontrafelen van de menselijk genoom een revolutie in de geneeskunde teweeg zou brengen. Maar hij is ook de eerste om te erkennen dat nog niet veel mensen hier nu al iets van merken.

Ingewikkelder
Tien jaar geleden bestond de hoop dat wetenschappers, nu de volledige genetische code van de mens bekend was, zouden ontdekken welke genen verantwoordelijk zijn voor welke ziektes. Voor sommige ziektes is dit gelukt; maar lang niet voor alle. De relatie tussen genen en ziektes blijkt namelijk een stuk ingewikkelder te liggen dan de wetenschap toen dacht. Vaak is het niet één gen dat een ziekte zoals kanker, astma of diabetes veroorzaakt, maar spelen meerdere genen een rol. En dragen ze allemaal maar een klein beetje bij aan de verhoogde – of verlaagde – kans om de ziekte te krijgen.

Toch blijft Collins geloven in de zogenoemde ‘personalized medicine’. Hij meent dat, nu het steeds goedkoper wordt om de volledige DNA-code van individuen te ontcijferen, over een aantal jaar iedereen een kopie van zijn of haar genetische code in z’n medisch dossier zal hebben. Waardoor artsen preventieve maatregelen kunnen nemen als iemand grote kans heeft een bepaalde ziekte te krijgen. Of medicijnen op maat kunnen maken, toegespitst op iemands unieke DNA-code.

Meerdere kopieën
Craig Venter gaat in zijn opiniestuk in Nature nog een stapje verder. Ook hij roemt het feit dat in de afgelopen tien jaar de kosten voor het analyseren van DNA flink zijn gedaald, en tegelijk de snelheid van de analyse flink verhoogd. Maar hij meent dat straks van ieder individu niet één kopie van diens genoom in een medisch dossier zal belanden, maar meerdere. Namelijk uit de cellen van verschillende weefsels. En dat als iemand bijvoorbeeld een tumor krijgt, ook hiervan het volledige DNA zal worden uitgeplozen. Zodat dit kan worden vergeleken met de versies uit gezonde weefsels, en er gericht medicijnen kunnen worden gegeven tegen de ‘fout’ in het DNA dat de tumor veroorzaakt.

Binnen Nederland is Gert-Jan van Ommen een van de belangrijkste genoomwetenschappers. Hij was voorzitter van zowel de Europese als Nederlandse onderzoeksorganisatie op het gebied van menselijk genetisch onderzoek en ten tijde van de aankondiging tien jaar geleden voorzitter van HUGO, de wereldwijde organisatie van genoomonderzoekers. Tegenwoordig geeft hij onder meer leiding aan de afdeling Humane Genetica van het Leids Universitair Medisch Centrum. Volgens Van Ommen is het de afgelopen tien jaar niet zozeer de geneeskunde, maar een heel ander vakgebied waar belangrijke ontdekkingen zijn gedaan dankzij de ontwikkelingen in het genetisch onderzoek: de biologie.

Evolutie
“Dankzij genoomonderzoek is er een enorme hoeveelheid voorheen onbekende biologische informatie in beeld gekomen”, zegt Van Ommen. “Het is bijvoorbeeld voor veel soorten organismen duidelijk geworden hoe ze zich evolutionair tot elkaar verhouden. Het is ook heel mooi dat dit soort onderzoek uitgerekend op het hoogtepunt van de beruchte intelligent design discussie kwam.

Genoomonderzoek heeft onweerlegbaar aangetoond hoe soorten uit elkaar zijn ontstaan. Dat lijkt overigens niet altijd even ‘intelligent’ gegaan te zijn, maar meer te berusten op het toeval.”
Wat betreft verwachtingen van tien jaar geleden die (nog) niet zijn waargemaakt, noemt ook Van Ommen de op maat gemaakte, persoonlijke geneeskunde. Maar net als Collins en Venter verwacht hij dat dit komende jaren nog een vlucht zal nemen. Als voorbeeld van toekomstige geneeskunde op maat noemt hij het onderzoek dat zijn vakgroep doet naar de spierziekte Duchenne. Van Ommen: “In ons onderzoek plakken we als het ware een stukje van het gen waardoor Duchenne ontstaat af. Waardoor het gen weer normaal gaat werken. Het is hierbij wel nodig om van elke individuele patiënt de precieze DNA-code van het gen te weten. Zodat we precies weten welk stukje van het gen we moeten afplakken.”

Van Ommen voorspelt verder dat in de komende jaren het onderscheid tussen zeldzame ziekten, zoals Duchenne, taaislijmziekte of de ziekte van Pompe, en meer wijdverspreide volksziekten zal vervagen. Hij meent namelijk dat we in de toekomst voor ziektes zoals diabetes, astma en reuma waarschijnlijk toch afwijkende genvarianten zullen vinden die in behoorlijke mate bepalen of iemand die ziekte krijgt. Maar dat het om allerlei verschillende afwijkingen zal gaan, die stuk voor stuk erg zeldzaam zijn. Onderzoek naar het ingrijpen op genvarianten die zeldzame ziektes veroorzaken, is daarom volgens Van Ommen belangrijk voor het ontwikkelen van modellen die in de toekomst ook kunnen worden gebruikt voor de aanpak van volksziekten. Zodat er straks, ook voor deze ziekten, voor iedereen medicijnen op maat kunnen komen.

Nadine Böke

Francis Collins, Has the revolution arrived?, in: Nature, 31 maart 2010.
Craig Venter, Multiple personal genomes await, in: Nature, 31 maart 2010.

(Noorderlicht)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_79993462
05-04-2010

Skelet van onbekende aapmens gevonden

AMSTERDAM – Wetenschappers hebben in Zuid-Afrika een bijna compleet skelet gevonden van een primaat die mogelijk de ontbrekende evolutionaire schakel vormt tussen apen en mensen.
Onderzoekers van de Universiteit van Witwatersrand ontdekten het fossiel in de kalksteengrotten van Sterkfontein. Het skelet behoorde waarschijnlijk toe aan een kind dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden leefde. In de grotten werden ook enkele botten van volwassen individuen aangetroffen.

De fossielen zijn allemaal afkomstig van een tot nu toe nog onbekende soort aapmens. Volgens de wetenschappers kunnen de botten meer informatie opleveren over de periode waarin de verre voorouders van de mens rechtop begonnen te lopen en gereedschap gingen gebruiken.

Zeldzaamheid

Hoofdonderzoeker Lee Berger wil eerst verder onderzoek verrichten op de fossielen. De botten worden daarom voorlopig nog niet aan de buitenwereld getoond.

De Zuid-Afrikaanse paleoantropoloog Phillip Tobias is één van de weinige wetenschappers die het skelet al wel heeft gezien. “Het is een zeldzaamheid om een skelet te vinden, in plaats van alleen een paar tanden of het bot van een arm”, verklaart hij in de Britse krant The Times.

“Natuurlijk is het leuk als je een kaakbeen met een tand vindt, maar hier kun je ook zien hoe de kaak aan de schedel vastzit en op welke manier de ruggengraat met het bekken en de benen is verbonden.”


Loopje en gereedschap

Wetenschappers zijn al lange tijd op zoek naar de ontbrekende schakel tussen primitieve aapmensen en de Homo habilis, de eerste geavanceerde mensensoort.

Mogelijk zijn de Zuid-Afrikaanse onderzoekers in staat om aan de hand van het nieuw ontdekte skelet de houding en manier van lopen van de onbekende aapmensen te reconstrueren. De botten van de handen zouden kunnen uitwijzen of de primaten al gereedschap gebruikten.

© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_80031881
06-04-2010

Overal evolutie

Darwin's denken: een alles doordringend zuur

De evolutionaire denken blijft zich maar verspreiden. Het dringt door in alle wetenschappen en zelfs in het denken van filosofen. Blijft er nog wel verschil over tussen mens en machine?

Stel dat je een zuur hebt dat overal doorheen bijt. Waar moet je dat in bewaren? Waar je het ook in bewaart, het bijt er toch weer doorheen. Volgens de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett, ook deze week weer te gast op de clipper Stad Amsterdam, is Darwin’s evolutietheorie zo’n universal acid. Niet te stoppen. Alles doordringend.

Inderdaad struikel je doorlopend over de evolutietheorie. Niet alleen omdat 2009 het grote Darwinjaar was, of omdat de VPRO er zoveel aandacht aan geeft, maar vooral omdat de theorie inmiddels een belangrijke plaats heeft verworven in de meest uiteenlopende takken van wetenschap. En ver daarbuiten. Niemand kijkt nog op van een evolutionaire verklaring van zijn eigen gedrag. Zelfs het zelfbegrip van de moderne mens is doordrongen van het Darwiniaanse denken.

Denken als Darwin
Wat betekent het eigenlijk voor de wetenschap, dat één enkele theorie zo’n enorme invloed heeft? Als er iemand is die daar meer over kan vertellen is het wel de Nijmeegse filosoof Chris Buskes. Hij bracht de reikwijdte van Darwin’s theorie een aantal jaren geleden in kaart in zijn boek ‘Evolutionair denken’. Daarin geeft hij een panoramisch overzicht van de invloed van Darwin’s denken, met hoofdstukken over onder meer taal, psychologie, cultuur, bewustzijn en religie.

We spreken hem in zijn werkkamer op de 16e etage van het Erasmusgebouw van de Radboud Universiteit, van waaruit een al even panoramisch uitzicht hebben op de bosrijke omgeving van Nijmegen. Hij neemt alle tijd voor het interview. Zo nu en dan laat hij een stilte vallen, de horizon afspeurend op zoek naar de juiste formulering.

“Ja, die metafoor is natuurlijk een leuke vondst”, begint Buskes, “Darwin’s evolutietheorie is ook niet te beheersen, die vreet zich overal doorheen. We hebben bijvoorbeeld gezien hoe de biologie een steeds grotere rol is gaan spelen in disciplines als de psychologie en de sociologie.”

Hoe lang kan die zegetocht van het Universal acid nog doorgaan? Wanneer loopt het tegen grenzen aan? Buskes: “In zekere zin zou je kunnen zeggen dat we al over die grenzen heen zijn. Denk bijvoorbeeld aan het literaire Darwinisme, dat een evolutionair perspectief probeert te bieden op literatuur. Ik denk niet dat de evolutietheorie ooit iets zinnigs kan zeggen over de betekenis of inhoud van een kunstwerk. Daarom zie ik niet zoveel, om het voorzichtig te zeggen, in dat soort benaderingen. “

“Wat je ook ziet, is dat mensen met evolutionaire verklaringen komen zonder dat er bewijs voor bestaat. De inmiddels overleden bioloog Stephen Jay Gould heeft dat ‘just so’-stories genoemd. Je moet bovendien oppassen dat een theorie niet te veel gaat verklaren. Want een theorie die alles verklaart, verklaart eigenlijk niets meer. Dan is ze leeg geworden, informatieloos.“

Evolutie en robots
Een van de redenen voor de aantrekkingskracht van het evolutionaire denken is de eenvoud ervan. Volgens Dennett is het proces van evolutie door middel van natuurlijke selectie zelfs niets anders dan een algoritme – een set van simpele instructies. Een evolutionair algoritme. Het is dus geen wonder dat Dennett zeer geïnteresseerd is in computers en robots. Die werken immers ook volgens simpele regeltjes. Robots zijn voor hem niets minder dan evolutie in actie. Niet verwonderlijk dus dat de Beagles in de uitzending van 11 april met Dennett een Australisch robotlab bezoeken.

“Dennett heeft een fascinerend idee over robots”, legt Buskes uit. “Of machines intelligent zijn, en of ze een geest hebben of niet, is voor hem vooral een pragmatische vraag. Soms is het gewoon heel handig om machines intelligentie of een geest toe te schrijven. Dat doet ook bijna iedereen. Als je tegen een schaakcomputer speelt, ben je geneigd om die menselijke eigenschappen toe te schrijven, bijvoorbeeld de wens om van jou te winnen. Het is ook heel slim om dat te doen, want daardoor kun je voorspellen wat hij gaat doen. Dus Dennett’s antwoord is: zodra je een robot opvat als intelligent, dan is hij intelligent.”

Mens en machine
Dat roept de vraag op of je dat ook op mensen kunt toepassen. Zijn wij intelligent omdat we onszelf zo zien? Buskes denkt even na over de suggestie. “Ja, in zekere zin wel. Wij verschillen niet zoveel van machines. Wij zijn machines gebouwd door de evolutie. En de evolutie heeft heel lang de tijd gehad om levende wezens zoals wij voort te brengen. Mensen die intelligent zijn, hun omgeving kunnen verkennen, en – nog belangrijker – die de consequenties van hun gedrag kunnen overzien. Dat laatste is erg belangrijk, ook voor de vrije wil. Want zodra je de consequenties van je eigen gedrag kunt overzien, kun je keuzes maken, kun je bepaalde dingen vermijden. Maar uiteindelijk is er niet zoveel verschil. Dennett vergelijkt onze intelligentie met die van een marsrobot. Die is ook uitgerust met een set van instructies, zodat de robot zich op Mars kan redden.”

Weinig mensen zullen zonder slag of stoot accepteren dat mensen en machine niet van elkaar verschillen, maar Dennett heeft daar geen moeite mee. Niet voor niets is zijn boek ‘Het bewustzijn verklaard’ wel gekscherend ‘Het bewustzijn wegverklaard’ genoemd - waarbij mensen zich vaak niet realiseerden dat een van de hoofdstukken in het boek al zo heette.

Darwin's formule
Voor Dennett is dus, onder invloed van het evolutiedenken, het verschil tussen mens en machine verdwenen. Ook Buskes’ denken is doordrongen van het evolutionaire denken, maar dan op een heel andere manier: hij ziet wetenschap als een proces van natuurlijke selectie. “Het proces van natuurlijke selectie is in mijn ogen per definitie een groei van kennis,” legt hij uit. “Het algoritme dat Darwin heeft ontdekt – variatie, selectie en replicatie, Darwin’s formule, zeg maar – beschrijft eigenlijk hoe kennis wordt belichaamd in levende wezens. Met andere woorden: adaptatie is incarnatie van kennis. Ik vind dus dat onze gangbare definitie van kennis ontoereikend is.”

“Kijk bijvoorbeeld naar de bouw van een vogel, daar zit een enorme hoeveelheid kennis in. Denk alleen al aan de principes van de aërodynamica. Het heeft mensen eeuwen gekost om die kennis aan de natuur te ontfutselen. Biologische evolutie heeft dingen voortgebracht die ingenieurs nog steeds niet snappen. Waarom zou je dat geen kennis mogen noemen? Daarom vind ik dat onze definitie van kennis moet worden verbreed, zodat ook adaptieve evolutie er deel van uitmaakt.”

Het moge duidelijk zijn, de evolutietheorie is een stuk gereedschap waarmee je de wereld behoorlijk op zijn kop kunt zetten, zeker als je filosoof bent en Dennett of Buskes heet. En als zij het niet doen, dan doen anderen het wel: het overzichtswerk van Buskes, nauwelijks een paar jaar oud, lijkt alweer hiaten te vertonen.

“Ik ben de afgelopen tijd meermaals op tekorten in mijn boek gewezen. We hadden het net over robotica, en laatst wees iemand me op psychiatrie. Het bevat ook geen hoofdstuk over economie. Het is nog veel erger dan ik had gedacht, de invloed van het Darwiniaanse denken is nog veel breder dan ik een paar jaar geleden dacht.”

Bouwe van Straten

(Noorderlicht)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_80072379
07-04-2010

Japanners hebben 'sushi-gen'

LONDEN/PARIJS - Japanners hebben darmbacteriën met een speciaal gen om sushi beter te verteren. Dat stelt een team van wetenschappers in het Britse vakblad Nature.

Om de algenbladeren in de rauwe visrolletjes beter te kunnen verwerken, hebben de darmbacteriën zich vermoedelijk aangepast aan de bacteriën uit de zee.

Biologe Mirjam Czjzek van het Franse onderzoeksinstituut Roscoff vergeleek met haar team de darmbacteriën van dertien Japanners en achttien Noord-Amerikanen. De wetenschappers ontdekten dat alleen de Japanners en speciaal enzym hebben dat helpt bij de vertering van algen.

De onderzoekers stellen dat die darmbacteriën in de loop van de evolutie erfelijke eigenschappen van micro-organismen uit de zee hebben overgenomen.

© ANP

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_80102680
Een gloednieuwe oude telg in de menselijke evolutionaire geschiedenis:
En hij heet:
(Google Nieuws:) "Australopithecus Sediba" en is van 2 miljoen jaar geleden.
Ik post maar een overzicht van het nieuws voor de geïnteresseerden, i.p.v. een citaat van een enkel artikel. maar sommigen schromen niet om de term "missing link" in de mond te nemen of bewoordingen die een suggestie in die richting.geven.

Huidige trend atmosf. CO2 Mauna Loa: 411 ppm ,10 jaar geleden: 387 ppm , 25 jaar geleden: 358 ppm
pi_80102764
dubbel
Huidige trend atmosf. CO2 Mauna Loa: 411 ppm ,10 jaar geleden: 387 ppm , 25 jaar geleden: 358 ppm
  donderdag 8 april 2010 @ 22:16:16 #220
150517 SpecialK
No hesitation, no delay.
pi_80103336
quote:
Op donderdag 8 april 2010 22:04 schreef barthol het volgende:
Een gloednieuwe oude telg in de menselijke evolutionaire geschiedenis:
En hij heet:
(Google Nieuws:) "Australopithecus Sediba" en is van 2 miljoen jaar geleden.
Ik post maar een overzicht van het nieuws voor de geïnteresseerden, i.p.v. een citaat van een enkel artikel. maar sommigen schromen niet om de term "missing link" in de mond te nemen of bewoordingen die een suggestie in die richting.geven.

[ afbeelding ]
Het mooie van het internet is... Als je zelf iets denkt is de kans vrij groot dat iemand er al een tirade over heeft geschreven

http://voices.washingtonp(...)pithecus_sediba.html
Health In Harmony is een non-profitorganisatie die regenwoudgemeenschappen helpt met gezondheidszorg en duurzame inkomens in ruil voor bosbescherming, en zo tegelijk klimaatverandering en armoede aanpakt. - https://www.healthinharmony.org/
pi_80548419
20-04-2010

Darwins Evolutietheorie

De evolutietheorie van Darwin is al 150 jaar oud, maar vandaag de dag nog steeds actueel. De theorie legt uit hoe planten, dieren en zelfs de mens zijn ontstaan uit een voorouder en zich dankzij natuurlijke selectie aan hun omgeving hebben aangepast.

Klik hier om verder te gaan

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  woensdag 5 mei 2010 @ 11:15:41 #222
61891 zakjapannertje
rijksmonument
pi_81043376
quote:
Hongergevoel versterkt de weerstand

Bij honger hanteert een lichaam een eigen vorm van het voorzorgsprincipe.

Wat we eten heeft een rechtstreeks effect op onze afweer. Een verrassende conclusie uit een verrassende publicatie in het wetenschappelijke topvakblad Nature.

Als we weinig eten, circuleert er weinig insuline in het lichaam (een hormoon dat suikers afbreekt). Een insulinetekort is gekoppeld aan de activering van een transcriptiefactor die ervoor zorgt dat de genetische informatie over specifieke afweermiddelen aangezwengeld wordt. Daardoor komen er extra speciale kleine eiwitten in omloop, die een eerstelijnsverdediging vormen tegen potentieel schadelijke elementen. Ze breken de celwand van de indringers af, waarna die sterven.

Deze productie van korte beschermende eiwitten valt nooit stil, maar ze wordt in periodes van honger naar een hoger niveau getild.

De logica lijkt dat een hongerig lichaam verzwakt, en dus kwetsbaarder wordt voor aanvallers, waarop het reageert door alvast de verdediging op te drijven. Een soort voorzorgsprincipe op het niveau van de cellen in een lichaam dus. Het is beter alert te reageren bij een beginnende infectie dan te laat te zijn en een batterij afweermiddelen in het getouw te moeten brengen om een overrompeling te counteren.

Het systeem dat hier in zwang is, is al heel oud, en komt voor in bijna alle groepen van dieren. Het moet dus vroeg in de evolutie ontstaan zijn, en héél efficiënt zijn, anders zou het al lang zijn afgevoerd, of toch op zijn minst niet meegenomen zijn met het complexer worden van organismen.

Dirk Draulans
http://knack.rnews.be/nl/(...)le-1194727205627.htm
pi_81328717
11-05-2010

Levende fossielen!

Levende fossielen zijn organismen die nog leven en waarvan de vorm niet tot nauwelijks veranderd is in de loop van miljoenen jaren. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de lage snelheid van evolutie van deze organismen. Dit artikel laat een zevental spectaculaire voorbeelden van deze levende fossielen voorbijkomen en sluit af met een hoofdstuk over waarom levende fossielen überhaupt bestaan.

Misschien heb je iemand zijn/haar docent wel eens een levend fossiel horen noemen. Of iemand die zich ouderwets kleedt. Of misschien iemand die al heel lang bij een bedrijf rondloopt. Maar waar komt die uitdrukking eigenlijk vandaan? Eigenlijk is het precies wat het letterlijk betekent: een organisme dat al een lange periode (ten minste miljoenen jaren) niet tot nauwelijks veranderd is. Er zijn dus levende exemplaren van dit soort maar ook fossiele. Daar waar andere geslachten/soorten zijn uitgestorven, hebben deze zich niet uit het veld laten slaan. Hun genen worden tot op vandaag de dag nog doorgegeven van generatie op generatie. Wat heeft dit te maken met evolutie? Wat zijn voorbeelden en wat is er zo speciaal aan levende fossielen?


De Nautilus wordt vaak gezien als een levend fossiel. Afbeelding: © Creative Commons

Snelheid van evolutie
Charles Darwin staat bekend als de grondlegger van de evolutietheorie. Hij stelde dat natuurlijke selectie op individuen plaatsvond. De best aangepaste individuen overleefden het langst en/of gaven meer van hun genen door aan het nageslacht. De soort kan daarom in zijn geheel beetje bij beetje veranderen onder druk van een bepaalde factor in de omgeving zoals bijvoorbeeld droogte. Bij voldoende veranderingen in de soort kan een nieuwe soort ontstaan. Darwin had dat heel goed door, maar had problemen om die geleidelijke veranderingen in fossielen terug te vinden. Hij gaf de incompleetheid van de aardlagen (deels terecht) de schuld daarvan. Hij zag echter ook dat andere groepen fossielen eigenlijk nauwelijks verschilden van nu nog levende soorten. Dit geeft aan dat de snelheid van evolutie verschilt.

In het midden van de 20e eeuw onderzocht de Amerikaan George Gaylord Simpson dit eens goed en kwam tot de conclusie dat er drie verschillende snelheden van evolutie waren: een kleine groep die snel evolueerde, een gigantische groep met een gemiddelde snelheid én een kleine groep die zeer langzaam evolueerde. In deze groep vinden we de levende fossielen.

Daarmee was het laatste woord echter niet gezegd. In 1972 kwamen de Amerikanen Niles Eldredge en Stephen Jay Gould met een nieuwe theorie: die van het ‘punctuated equilibrium’ of, vrij vertaald, het onderbroken evenwicht. Deze theorie stelt dat organismen voor een lange periode nauwelijks veranderen, maar plots heel snel kunnen evolueren tot een nieuwe soort in een kleine, afgescheiden populatie. Na deze snelle soortvorming blijft de soort weer voor lange tijd onveranderd. Overgangsvormen zijn in dit geval dus zeer moeilijk te vinden, ook omdat slecht een zeer klein deel van het leven op aarde versteend raakt. Deze theorie heeft een belangrijke implicatie voor levende fossielen. Ze behoren namelijk tot groepen organismen die niet zo vaak meedoen aan een geologisch gezien supersnel evolutieproces. Daarom zijn er van deze organismen vaak ook maar een paar of één soort op aarde te vinden. Omdat ze dus nauwelijks aan evolutie doen, blijven ze nagenoeg onveranderd.


De twee uitersten naast elkaar: links evolutie die meer Darwin’s model volgt en rechts evolutie volgens de theorie van Eldredge en Gould. Morfologie betekent de uiterlijke vorm van een organisme. In dit geval betekent een horizontale of diagonale koers vormverandering.

Hieronder worden de meest spectaculaire en bekende levende fossielen behandeld. Er zijn er echter veel meer die schijnbaar onveranderd zijn gebleven. Desalniettemin is het een grote minderheid van de nu levende soorten op aarde en werpt het de evolutietheorie niet omver.

Een zevental levende fossielen
Metasequoia
De loofboom Metasequoia kwam in het laatste glaciaal, dat 20.000 op haar koudst was, algemeen voor in Oost-Azië. In landen als Japan, Korea en China zijn fossielen van deze boom gevonden. Dit geslacht was ongeveer 100 miljoen jaar geleden al aanwezig in Canada, Alaska en Rusland. Van de Metasequoia (watercipres) werd eerst gedacht dat ze was uitgestorven. In de jaren veertig van de vorige eeuw werd de soort Metasequoia glyptostroboides echter aangetroffen in een afgesloten Chinese vallei. Sindsdien is de boom weer springlevend na aanplanten in andere delen van de wereld.


Links een aangeplante Metasequoia in de Verenigde Staten en rechts een fossiele Metasequoia van 49 miljoen jaar oud uit de VS. Afbeelding: © Creative Commons en University of Washington Burke Museum

Ginkgo
We blijven in het plantenrijk met de Ginkgo. Tegenwoordig kennen we de Ginkgo biloba, maar ook in het verleden vinden we resten van Ginkgo terug. Planten die erg lijken op de Ginkgo gaan terug tot in de Perm periode, zo’n 270 miljoen jaar geleden. In de Vroege Jura (190 miljoen jaar geleden) ontstonden de eerste soorten Ginkgo. Vanaf het Oligoceen (34 miljoen jaar geleden) werd het kouder op aarde en kreeg de boom het moeilijker en moeilijker. Rond 7 miljoen jaar geleden verdween de boom uit Noord-Amerika en rond 2,5 miljoen jaar geleden waren ze ook niet meer te vinden in Europa. Lange tijd werd aangenomen dat Ginkgo was uitgestorven, maar de boom bleek nog gewoon in China te groeien. Het geheim van deze boom zit hem waarschijnlijk in de weerbaarheid tegen bijvoorbeeld vuur, kou, insectenplagen, schimmels, vervuilde lucht (daarom doet de boom het in de stad zo goed) en zelfs tegen de atoombom die op Hiroshima werd geworpen in 1945. Gingko, de superman onder de bomen!


Levende bladeren van Ginkgo biloba links en rechts een fossiel blad van Ginkgo van 49 miljoen jaar oud uit de VS. Afbeelding: © Creative Commons en University of Washington Burke Museum

Coelacanth
Zonder twijfel één van de spectaculairste ontdekkingen van een levend fossiel werd gedaan op 22 december 1938. Een Zuid-Afrikaanse visser genaamd Hendrik Goosen haalde een vreemde vis op de kade. Hij wist niet wat het was. Via Marjorie Courtenay-Latimer, werkzaam bij een Zuid-Afrikaans museum, kwam de vis uiteindelijk terecht bij de Zuid-Afrikaanse professor James Smith, die zijn ogen niet kon geloven en letterlijk stond te trillen op zijn benen. Hij identificeerde de vis als een coelacanth, waarvan gedacht werd dat ze sinds het einde van het Krijt, ongeveer 70 miljoen jaar geleden, waren uitgestorven. De coelacanthen waren één van de eerste groepen vissen in de oceanen van het Midden Devoon, zo rond 390 miljoen jaar geleden. Later werden levende exemplaren van de coelacanth Latimeria ook in de kustwateren van andere Afrikaanse landen en in Indonesië (2007) aangetroffen. De coelacanthen behoren tot de orde van de Coelacanthiformes.


Boven een recente coelacanth gevangen in 1974 bij de Comoros Eilanden tussen Madagaskar en het Afrikaanse vasteland. Onder een fossiele coelacanth uit de Late Jura (±150 miljoen jaar geleden) van Duitsland. Afbeelding: © Creative Commons

Degenkrab
Tegenwoordig is de degenkrab te vinden aan de oostkust van de Verenigde Staten een ook in Indonesië. Deze ‘krab’, overigens geen directe familie van de krabben, blijkt nauwelijks te zijn veranderd sinds haar ontstaan honderden miljoenen jaren geleden. In 2008 werd de vondst gepresenteerd van de oudste degenkrab tot nu toe: 455 miljoen jaar oud van het Ordovicium van Canada. In 2009 werd er overigens ook een fossiele degenkrab vanaf Nederlandse bodem van ongeveer 240 miljoen jaar oud beschreven. Gevonden in de Winterswijkse Steengroeve door Henk Oosterink. Waarom de degenkrab zo lang heeft weten te overleven? Waarschijnlijk omdat het schild een erg goede bescherming is tegen rovers, waarvan er overigens niet zoveel zijn. Deze meestal in de modder levende ‘tank’ legt ook nog eens een hoop eitjes die het nageslacht zullen vormen.


Links een recente degenkrab van de Amerikaanse oostkust en rechts een fossiele degenkrab van ongeveer 100 miljoen jaar oud uit Libanon. Afbeelding: © Creative Commons

Oudste levende fossiel: de stromatolieten
De oudste levende fossielen zijn zonder twijfel stromatolieten. Dit zijn eigenlijk niets anders dan opeengestapelde matten van (fotosyntherende) blauw-groene algen, de cyanobacteriën. Ze geven een kleverig stofje af waardoor sediment zoals bijvoorbeeld klei blijft plakken en ze produceren ook calciumcarbonaat. Hierdoor bereikt minder zonlicht de cyanobacteriën en vormt zich een nieuwe algenmat bovenop de eerste. Dat gebeurt al sinds ongeveer 3,5 miljard jaar geleden. Nu zijn stromatolieten echter zeldzaam en leven vooral in moeilijk bewoonbare omgevingen, bijvoorbeeld met een hoog zoutgehalte. Hun vijanden, grazende organismen, kunnen hier maar moeilijk overleven.


Links levende stromatolieten in westelijk Australië en rechts fossiele stromatolieten van 1 miljard jaar oud uit Montana (VS). Afbeelding: © Creative Commons en NPS

De armpotige Lingula
Ook een heel oud levend fossiel is de armpotige (of brachiopode) van het geslacht Lingula. Vandaag de dag leven ze nog op allerlei plaatsen ter wereld. Dit beestje houdt zich met een enorme voet vast in de bodem, terwijl de ‘armen’ in de schelp water uit de waterkolom naar binnen halen en filteren op eetbare deeltjes. Sinds het begin van het Cambrium, zo’n 540 miljoen jaar geleden, is deze brachiopode nauwelijks veranderd. Het succes van Lingula ligt hem in twee dingen: ten eerste was het één van de eerste organismen die het graven in de oceaanbodem ontwikkelde en ten tweede kan Lingula, in tegenstelling tot veel rovers en andere brachiopoden, goed tegen brak water.


Boven een levende Lingula uit Australië en onder een 375 miljoen jaar oude, gefossiliseerde Lingula uit Spanje. Afbeelding: © Creative Commons

Okapia
De Okapia is de directe voorouder van de hedendaagse giraffen. Hiervoor hoeven we niet terug in de tijd of te graven/hakken naar fossielen, maar gewoon naar de dierentuin of naar Afrika waar deze Okapia nog in het wild leeft. In 1890 noemde Henry Stanley dit beest een in de jungle levende ezel. Later werd het beest omgedoopt tot Okapia johnstoni, zeer verwant aan de fossiele Samotherium, die in het Mioceen leefde zo’n 10 miljoen jaar geleden. De reden waarom deze voorouder van de giraffen zo lang verscholen bleef lijkt duidelijk. De Okapia leeft nu in de zeer vochtige hitte van de jungle, daar waar weinig mensen voor hun plezier naar toe gaan.


Een levende _Okapia_links en recht een reconstructie van Samotherium uit het Mioceen van Griekenland. Afbeelding: © Creative Commons

Naast de genoemde organismen bestaat er nog een grote lijst aan levende fossielen. Denk bijvoorbeeld aan nautilussen, krokodillen, microscopisch kleine waterberen, kakkerlakken, sommige zee-egels, de slak Neopilina, de longvis, de tuatara, schildpadden, de kiwi, de pinguïn, het vogelbekdier, het aardvarken, de paardenstaart, de boomeekhoorn Sciurus, tapirs, steuren en beensnoeken.

Waarom?
Waarom overleven de genoemde groepen de tanden des tijds? Zijn deze soorten sterker of beter aangepast aan hun omgeving? Charles Darwin dacht dat levende fossielen in omgevingen leefden waar ze weinig concurrentie aantroffen. Weer andere levende fossielen leven in omgevingen die niet tot nauwelijks leefbaar zijn voor hun vijanden, de zogenaamde predatoren. De stromatolieten zijn een goed voorbeeld.

Eén van de beroemdste paleontologen ooit, George Gaylord Simpson, dacht er anders over: levende fossielen waren generalisten, wat betekent dat ze heel goed in staat waren om in veel verschillende omgevingen te leven. Bij een veranderd klimaat hadden deze soorten dus veel minder moeite te overleven.

Een andere verklaring zoekt het in de biologische interactie tussen de levende fossielen en de predatoren. Omdat levende fossielen een lage soortenrijkdom hebben, krijgen de predatoren het moeilijk en sterven gemakkelijker uit. De levende fossielen, met hun lage snelheid van evolutie, zingen het een stuk langer uit. Ook een goede verdediging tegen predatoren of andere gevaar kan voor lange overleving van de soort zorgen (zie de degenkrab en Ginkgo).

Tenslotte kan het zo zijn dat het organisme zelf niet in staat is om te evolueren tot veel verschillende vormen. Dit is bijvoorbeeld voorgesteld voor nautilussen die hun uitwendige schaal waarschijnlijk nagenoeg niet veranderden omdat dit ten koste zou gaan van hun zwemcapaciteiten.

Het is niet onmogelijk om nog meer levende fossielen te vinden. In 2006 werd bijvoorbeeld nog een garnaalachtige gevonden bij Nieuw-Caledonië waarvan gedacht werd dat die al 60 miljoen jaar geleden was uitgestorven. Wie vindt de volgende?


Een reconstructie van een levend fossiel, de waterbeer.

Referenties:
Eldredge & Stanley (editors), 1984. Living fossils. Springer Verlag, New York, Berlin, Heidelberg, Tokyo. 291 p.
Hauschke et al., 2009. Erster Nachweis eines Limuliden (Xiphosura, Limulacea) im Muschelkalk von Winterswijk (Niederlande). Der Aufschluss 60: 13-23.
Kostopoulis & Sarac, 2005. Giraffidae (Mammalia, Artiodactyla) from the late Miocene of Akkasdagi, Turkey. Geodiversitas 27(4): 735-745.
Rudkin et al., 2008. The oldest horseshoe crab: a new xiphosurid from Late Ordovician Konservat-Lagerstatten deposits, Manitoba, Canada. Palaeontology 51(1): 1-9.
Silverberg, R., 1966. Forgotten by time: a book of living fossils. T.Y. Crowell Company, New York. 215 p.
Ward, P.D., 1991. On Methuselah’s Trail. Living fossils and the great extinctions. W.H. Freeman and Company, New York. 212 p.
Yoshida, K., 2002. Long survival of ‘living fossils’ with low taxonomic diversities in an evolving food web. Paleobiology 28: 464-473.

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_81566902
17-05-2010

Nicaraguaanse vis evolueert op recordtempo

AMSTERDAM – Een vissensoort in een vulkanisch kratermeer in Nicaragua evolueert zo snel dat er binnen 100 generaties een nieuwe soort is ontstaan. Dat concluderen Duitse wetenschappers in een nieuwe studie.

De cichliden in het kratermeer hebben in recordtijd een nieuwe eigenschap ontwikkeld: dikke lippen. Op basis van bestaande evolutiemodellen zou het ongeveer 10.000 generaties duren voordat zo’n uiterlijk kenmerk kan veranderen.

Bij de Nicaraguaanse vissen voltrok de verandering zich echter binnen 100 generaties, zo melden wetenschappers van de Universiteit van Konstanz in het wetenschappelijk tijdschrift BMC Biology.

De dieren met dikke lippen lijken zich te ontwikkelen tot een nieuwe soort. Ze eten ander voedsel dan hun voorouders. Ook willen ze niet meer paren met vissen die dunne lippen hebben.


Evolutieproces

Volgens wetenschappers is de ontdekking van de vissen erg belangrijk om meer inzicht te krijgen in het proces van evolutie.

“Wanneer onderzoekers een diersoort ontdekken die op het punt staat om zichzelf op te splitsen in twee soorten, biedt dat nieuwe inzichten omdat het proces nog in gang is”, zo becommentarieert wetenschapper Todd Streelman de bevindingen in het Britse tijdschrift New Scientist.

“Dit werk sluit aan op theorieën uit de jaren 90 die suggereren dat soorten snel kunnen evolueren, ook al delen ze dezelfde leefomgeving”, aldus Streelman.


Luchtkussens

De dikke lippen van de vissen hebben een duidelijke functie. Ze dienen als een soort beschermingskussens zodat de dieren insecten en larven uit smalle spleten in het vulkanische gesteente kunnen happen zonder hun bek te beschadigen.

De vissen met dunne lippen eten vooral slakken van de bodem. Zij hebben relatief sterke kaken en tanden om de slakkenhuizen te kunnen openbreken.

© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  dinsdag 18 mei 2010 @ 09:12:08 #225
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81567807
quote:
Op dinsdag 18 mei 2010 08:21 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
17-05-2010

Nicaraguaanse vis evolueert op recordtempo

[...]
Mooie en interesante laatste twee posts. De laatste wilde ik ook al in dit topic gooien.

M'n persoonlijk held in de één na laatste post: Tardigrade!
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
pi_81577869
quote:
Op dinsdag 18 mei 2010 09:12 schreef Semisane het volgende:

[..]

Mooie en interesante laatste twee posts. De laatste wilde ik ook al in dit topic gooien.

M'n persoonlijk held in de één na laatste post: Tardigrade!
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_81577879
18-5-2010

'Mens ontstaan door massale uitsterving vissen'

AMSTERDAM – De mens heeft zijn plaats in de evolutie te danken aan een massale uitsterving van vissen die ongeveer 360 miljoen jaar geleden plaatsvond. Dat beweren Amerikaanse wetenschappers in een nieuwe studie.

De uitstervingsgolf van vissen in het tijdperk Devoon kan volgens de onderzoekers van de Universiteit van Chicago worden gezien als het startpunt in de evolutie van alle gewervelde dieren die nu leven.

Als de wereldwijde natuurramp niet had plaatsgevonden, zouden mensen waarschijnlijk nooit zijn ontstaan, zo schrijven ze in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.

Straalvinnigen

De massale uitsterving duurde ongeveer 20 tot 25 miljoen jaar. In die periode verdwenen veel kwastvinnige vissen en begonnen de zogenaamde straalvinnigen de wereldzeeën te domineren.

Deze vissen hebben beenachtige structuren in de huid. Hun lichamen vormden de aanzet voor het ontstaan van veel eigenschappen die bij alle gewervelde dieren voorkomen, zoals ledematen met vijf beweegbare beenderen.


Rolverdeling

‘Een grote uitsterving zorgt er voor dat een groot deel van de biodiversiteit verdwijnt”, verklaart onderzoeker Michael Coates tegen persbureau AFP. “Deze gebeurtenis heeft daardoor voor een belangrijk deel de samenstelling van de biodiversiteit bepaald die vandaag de dag nog bestaat.”

“Het einde van het Devoon was een soort knelpunt”, aldus Coates. “De rolverdeling op aarde veranderde drastisch. Er gebeurde iets op onze planeet, waardoor er schoon schip werd gemaakt. De paar soorten die overbleven, zijn daarna helemaal opgebloeid.”


© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  donderdag 20 mei 2010 @ 15:34:51 #228
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81676622
Eenoogkreeftje blijkt sterkste dier ter wereld

AMSTERDAM – De kracht waarmee het eenoogkreeftje zichzelf door het water lanceert is uniek in het dierenrijk. Dat beweren Deense wetenschappers in een nieuwe studie.

Het eenoogkreeftje is volgens de onderzoekers tien tot dertig keer sterker dan elke andere diersoort waarvan de kracht ooit is gemeten. Het waterdiertje met een gemiddelde lengte van ongeveer een millimeter kan zichzelf lanceren met sprongen waarbij een snelheid wordt bereikt van 500 keer zijn eigen lichaamslengte per seconde.

Dat melden de onderzoekers van de Technische Universiteit van Denemarken in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of the Royal Society Interface.


Trillende ledematen


“De sprongen van eenoogkreeftjes laten zien dat ze in relatie tot hun formaat maarliefst 10 keer sterker zijn dan andere dieren waarvan de kracht tot nu toe is gedocumenteerd”, verklaart hoofdonderzoeker Thomas Kiørboe.

De wetenschappers kwamen tot hun conclusie door de sprongen van het eenoogkreeftje tot in detail te bestuderen op vertraagde videobeelden. Uit het onderzoek is gebleken dat het dier beschikt over twee mechanismen om kracht op te wekken. Ten eerste trillen de ledematen van het eenoogkreeftje onophoudelijk, waardoor energie wordt opgewekt om te zwemmen. Ten tweede kan het dier zich met diezelfde trillende ledematen afzetten op het water voor een sprong.

Jagen

De dieren gebruiken hun grote sprongkracht voornamelijk om te vluchten voor roofdieren. Eenoogkreeftjes zijn erg populair als snack bij andere zeedieren. Onder meer haringen, kwallen en makrelen jagen op de kreeftachtigen.
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
  donderdag 20 mei 2010 @ 15:36:07 #229
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81676676
'Holenleeuw was geen leeuw'

AMSTERDAM – De Amerikaanse holenleeuw blijkt helemaal geen leeuw te zijn geweest. Wetenschappers hebben ontdekt dat het uitgestorven dier meer verwant is aan de jaguar.

Een studie van de Amerikaanse en Deense onderzoekers wijst uit dat de holenleeuw of Amerikaanse leeuw heel andere voorouders had dan tot nu toe werd aangenomen.

Het dier stamt af van een familietak van de katachtigen die onder meer de jaguar voortbracht, zo meldt nieuwssite Physorg.com.


De wetenschappers van het Zoölogisch Museum in Kopenhagen en het C. Page Museum in Los Angeles hebben hun bevinding gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Vertebrate Paleontology.

Katachtigen


De wetenschappers bepaalden de precieze de afkomst van de holenleeuw door schedels van de dieren te vergelijken met die van andere katachtigen, zoals leeuwen, jaguars en tijgers.

Uit de vergelijking bleek dat de holenleeuw waarschijnlijk nauwer verwant is aan de jaquar en de tijger, dan aan de leeuw.

Tot nu toe werd de holenleeuw beschouwd als een familielid van de Afrikaanse leeuw. Het dier leefde tot ongeveer 10.000 jaar geleden in een gebied dat zich uitstrekte van Alaska tot Mexico.

De holenleeuw was een kwart groter dan de Afrikaanse leeuw. Hij voedde zich onder meer met paardachtigen en herten.

© NU.nl/Dennis Rijnvis
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
  donderdag 20 mei 2010 @ 15:37:44 #230
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81676743
Overlevingsles voor reuzenpanda's

AMSTERDAM - China wil een centrum bouwen waar in gevangenschap geboren reuzenpanda's lessen krijgen om in het wild te overleven. Dat meldde staatspersbureau Xinhua donderdag. Het centrum moet verrijzen in de provincie Sichuan.
© ANP

In het centrum, dat over vijf jaar gereed moet zijn, moeten drie tot vijf reuzenpanda's worden ondergebracht.

Het zal onder meer bestaan uit meer dan 1100 hectare bosland. Volgende maand wordt een begin gemaakt met de bouw.

Reuzenpanda's behoren tot de meest bedreigde diersoorten ter wereld. In het wild leven nog zo'n zestienhonderd exemplaren, in gevangenschap worden ruim driehonderd reuzenpanda's gehouden.

Zonder hulp

Het doel is om panda's langzaam te leren zonder hulp van mensen te overleven. In de eerste vijf tot tien jaar leven ze nog in kooien. Daarna zullen de dieren die zich weten aan te passen worden overgebracht naar grotten en moeten ze zelf in het bos hun voedsel bijeen scharrelen.

In een volgende fase hebben ze vrijwel geen contact meer met mensen, waarna ze worden vrijgelaten in een groot nabijgelegen natuurreservaat. Het hele proces zal zo'n vijftien jaar in beslag nemen.

Een vergelijkbaar project uit 2003 liep spaak toen een mannetjespanda na drie jaar training dood werd teruggevonden in een natuurreservaat, een jaar na te zijn vrijgelaten.
© Novum
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
  donderdag 20 mei 2010 @ 15:45:15 #231
128155 Fir3fly
Goodnight everybody!
pi_81677084
De panda is de enige knuffelbare parasiet.
And if you listen very hard
The tune will come to you at last
When all are one and one is all
To be a rock and not to roll
  donderdag 20 mei 2010 @ 16:07:10 #232
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81678079
quote:
Op donderdag 20 mei 2010 15:45 schreef Fir3fly het volgende:
De panda is de enige knuffelbare parasiet.
Het begint idd een beetje een kansloos beestje te worden.
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
  dinsdag 25 mei 2010 @ 08:38:04 #233
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_81858539
quote:
'Speciale tong laat schildpad onderwater ademen'

AMSTERDAM – Oostenrijkse wetenschappers hebben ontdekt hoe muskusschildpadden er in slagen om maandenlang onder het wateroppervlak te blijven. De dieren beschikken over een speciale tong waarmee ze onderwater kunnen ademen.

De bijzonder kleine tong van de muskusschildpad bevat speciale cellen die zuurstof kunnen ontrekken aan water. Het dier gebruikt zijn tong dan ook voornamelijk om te ademen en niet om voedsel te verorberen.

Dat melden wetenschappers van de Universiteit van Wenen in het wetenschappelijk tijdschrift The Anatomical Record.


“We wisten dat er een orgaan voor onderwaterademhaling aanwezig moest zijn”, verklaart hoofdonderzoeker Egon Heiss op BBC News. “Uiteindelijk hebben we het per ongeluk ontdekt.”

Voedsel

De onderzoekers onrafelden de werking van de tong toen ze enkele jonge muskusschildpadden filmden die voedsel zochten aan land. De dieren slaagden er niet in om hun prooien op het land door te slikken. Ze sleepten hun buit steeds het water in om het voedsel daar te verslinden.

De wetenschappers ontdekten de reden voor dit gedrag toen ze de tong van de dieren aan een nadere inspectie onderwierpen. Muskusschildpadden blijken te beschikken over een extreem kleine en zwakke tong. Het orgaan is bedekt met gespecialiseerde cellen die dienen om zuurstof uit water te filteren.

Dikke huid

Tot nu toe was het een raadsel hoe muskusschildpadden er in slaagden om maandenlang onderwater te blijven. Er zijn weliswaar meer soorten schildpadden die lang op de bodem van meren of zeeën kunnen vertoeven, maar die dieren kunnen zuurstof onttrekken uit het water met hun huid.

De muskusschildpad heeft onderwater echter niets aan zijn huid. “De huid van deze schildpadden is relatief dik. Ze hebben geen goed ontwikkeld netwerk van haarvaten”, verklaart Heiss.

De bijzondere functie van de tong van het dier verklaart echter alles. “Ik had dit niet verwacht”, aldus Heiss. “Deze ontdekking is een grote verrassing.”
Briljante adaptatie.
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
pi_81906771
25-05-2010

'Man leeft korter dan vrouw door seksuele competitie'

AMSTERDAM – Mannen leven waarschijnlijk korter dan vrouwen, omdat ze meer met elkaar moeten concurreren voor een seksuele partner. Dat schrijft een Amerikaanse wetenschapper in een nieuwe studie.

Mannen moeten over het algemeen meer moeite doen dan vrouwen om een seksuele partner te vinden, zo beweert onderzoeker Daniel Kruger van de Universiteit van Michigan.

Vrouwen zouden van nature kieskeuriger zijn bij de keuze voor een partner, omdat zij bij de voortplanting een veel grotere lichamelijke investering moeten doen in de vorm van zwangerschap.

Dit fenomeen leidt volgens Kruger tot meer risicovol gedrag bij mannen om een partner te veroveren. Hun gemiddelde levensverwachting wordt daardoor korter. De wetenschapper komt tot zijn conclusie in het wetenschappelijk tijdschrift Evolutionary Psychology.


Apen

Om zijn stelling te onderbouwen, analyseerde Kruger zogenaamde polygynische samenlevingen van apen, waarin het normaal is dat een mannetjes seksuele relaties onderhouden met meerdere vrouwtjes. Hoe meer deze relatievorm voorkomt in een samenleving, hoe korter de levensduur van mannetjes, zo ontdekte de wetenschapper.

Die trend kan volgens Kruger worden verklaard aan de hand van statusverwerving. Als er minder vrouwtjes beschikbaar zijn, hebben alleen mannetjes met de hoogste status toegang to seksuele partners. De mannelijke soort moet dan extreem risicovolle toeren uithalen om genoeg status te verwerven.

“Als seksuele competitie verantwoordelijk is voor de grotere mannelijke sterfte, dan zal de levensverwachting van mannen korter zijn, naarmate de seksuele competitie toeneemt”, aldus Kruger.


Monogamie

Monogame samenlevingen verlengen volgens Kurger de levensduur van mannen. In dit soort maatschappijen hoeven er namelijk minder extreme risico’s te worden genomen voor het veroveren van een partner. Geen enkele cultuur is volgens de onderzoeker echter helemaal vrij van seksuele competitie.

© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  woensdag 9 juni 2010 @ 14:24:35 #235
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_82549734
'Hitte stuurde menselijke evolutie'

AMSTERDAM – De gemiddelde temperatuur bij het Turkanameer in Kenia was in de prehistorie zo hoog dat hitte waarschijnlijk een grote invloed had op de evolutie van de voorouders van de mens die in het gebied leefden. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers ontdekt.

De temperatuur rond het Turkanameer lag in de afgelopen 4 miljoen jaar steeds tussen de 30 en 35 graden Celsius. Dat hebben analyses van isotopen in mineralen uit de grond uitgewezen, zo schrijven wetenschappers van de John Hopkins Universiteit in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.
Volgens de onderzoekers ondersteunen hun bevindingen de theorie dat hitte een grote invloed heeft gehad op de evolutie van de voorouders van de mens die in het gebied leefden.

Afkoeling
Er wordt al langer aangenomen dat de eerste mensen hun vacht verloren en rechtop ging lopen vanwege de hitte. Rechtop lopen zou voor afkoeling hebben gezorgd, omdat het bij zonnig weer vlak boven het aardoppervlak warmer is dan een meter boven de grond.
“De boodschap van ons onderzoek is dat deze regio , die kan worden beschouwd als een belangrijke vindplaats van fossielen van menselijke evolutie, al heel lang een erg warme plek is”, verklaart hoofdonderzoeker Benjamin Passey op nieuwssite Physorg.com. “Het bleef hier zelfs warm toen de ijstijden drie miljoen jaar geleden begonnen.”

Geloofwaardig
“We hadden al bewijs dat de leefgebieden van primitieve mensen in Afrika steeds meer op open vlaktes werden”, verklaart Passey. “Dat was ook al een onderdeel van de theorie die de ontwikkeling van het lopen op twee benen en andere menselijke evolutie kon verklaren. Nu hebben we ook het bewijs dat het warm was, waardoor de hypothese over evolutie door hitte geloofwaardiger wordt.”
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
pi_82775697
Bewijs voor evolutie en dat Intelligent Design bullshit is. (Richard Dawkins)

Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  vrijdag 18 juni 2010 @ 17:28:21 #237
61891 zakjapannertje
rijksmonument
pi_82989895
quote:
Malaria veel ouder dan gedacht

Malaria is tienduizenden jaren ouder dan gedacht, blijkt uit Brits onderzoek. De vaststelling kan van belang zijn voor de strijd tegen malaria.
Tot dusver gingen wetenschappers ervan uit dat de ziekte ongeveer tienduizend jaar geleden ontstaan is, bij de ontwikkeling van de landbouw. Een internationaal team onder leiding van het Imperial College London stelde nu vast dat de malariaparasiet zich samen ontwikkeld heeft met de moderne mens en meegegaan is toen de mens 60.000 tot 80.000 jaar geleden uit Afrika gemigreerd is.

Het team bestudeerde het DNA van een enorme collectie malariaparasieten, de grootste die ooit verzameld is. Ze zagen duidelijk dat de genetische diversiteit afneemt naarmate de afstand tot Afrika ten zuiden van de Sahara kleiner wordt. Een gelijkaardige geografisch verspreidingspatroon heeft men bij de mens vastgesteld. Het leidt de wetenschappers tot de conclusie dat mens en malariaparasiet samen geëvolueerd en gemigreerd zijn.

"Het wijst op een gemeenschappelijke geografische oorsprong, leeftijd en verspreidingsroute", zegt projectleider Francois Balloux van het Imperial College London. "Dit inzicht is belangrijk want ondanks de sterke aanwezigheid en dodelijke impact van malaria is er nog maar weinig onderzoek verricht naar de genetische variatie van de parasiet. De genetische diversiteit van malariaparasieten is de essentie van hun bedreiging want het helpt hen het immuniteitssysteem te overwinnen en resistentie te ontwikkelen tegen geneesmiddelen." Volgens Balloux kan dit onderzoek tot efficiëntere bestrijdingsstrategieën leiden.

Elk jaar worden 230 miljoen mensen besmet met malaria. Tussen 1 en 3 miljoen mensen sterft aan de ziekte. Naar schatting 1,4 miljard mensen loopt het gevaar besmet te worden.

RP (IPS)
http://www.hbvl.be/nieuws(...)der-dan-gedacht.aspx
pi_83179648
22-06-2010

'Bruinen van huid evolutionair verklaard'

AMSTERDAM - Mensen ontwikkelden het vermogen om hun huid te bruinen in de loop van de evolutie waarschijnlijk om zichzelf aan te passen aan de grote verschillen in ultraviolette straling gedurende het jaar. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers vastgesteld.

© ANPVooral in noordelijke gebieden kan de hoeveelheid ultraviolet licht sterk uiteen lopen, vanwege seizoensinvloeden en atmosferische verstrooiing van het licht. Daardoor heeft de menselijke huid in de loop van de evolutie waarschijnlijk het vermogen ontwikkeld om tijdelijk bruin te kunnen worden.

Het lichaam wordt daardoor in de zomer beschermd tegen ultraviolette straling, maar kan in de winter weer volop profiteren van de gunstige effecten van zonlicht.


Breedtegraden

Dat schrijven wetenschappers van Penn State University in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences. De onderzoekers hebben de inval van zonlicht en ultraviolette straling in kaart gebracht op verschillende plekken over de hele wereld.

"De variatie van ultraviolette straling is erg groot, vooral op de middelste en hogere breedtegraden", verklaart hoofdonderzoekster Nina Jablonski op nieuwssite Physorg.com.

"Het vermogen tot het bruinen van de huid is waarschijnlijk meerdere malen onafhankelijk van elkaar ontstaan op verschillende plekken in de wereld om mensen te beschermen tegen de schadelijke effecten van ultraviolette straling", aldus Jablonski.


Foliumzuur

Zonlicht zorgt voor de productie van vitamine D, maar de ultraviolette straling heeft ook veel negatieve effecten. Zo wordt foliumzuur in het lichaam afgebroken onder invloed van zonlicht. Foliumzuur is verantwoordelijk voor de snelle groei van nieuwe cellen, vooral tijdens zwangerschappen.

© NU.nl/Dennis Rijnvis

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_83430111
28-06-2010

Man-vrouw

Komen mannen van Mars en vrouwen van Venus?

Komen man-vrouwverschillen door genen en hormonen of door opvoeding en cultuur? Of zijn de overeenkomsten tussen de seksen eigenlijk groter dan de verschillen?


Afbeelding: © Wikimedia Commons

John Gray verdient er tien miljoen dollar per jaar aan: het feit dat mannen en vrouwen volgens hem zo verschillend zijn, dat ze net zo goed van andere planeten hadden kunnen komen. Dat laatste is natuurlijk niet het geval. We zijn allemaal geëvolueerd op aarde en de uitdagingen die we tijdens die evolutie tegenkwamen hebben bepaald hoe onze genen en hersenen er nu bij staan. Aan de andere kant zijn we natuurlijk geen oermensen meer, met al die moderne fratsen als wetenschap, filosofie en techniek. Als we kijken naar mannen en vrouwen gaat de discussie vooral over wat een grotere rol speelt: die moderne fratsen of onze oeroude genen? Nurture of nature?

Normaal gesproken kijken wetenschappers bij nature-nurturevraagstukken naar eeneiige tweelingen, bij voorkeur tweelingen waarvan de broers of zussen gescheiden worden opgevoed. Die tweelingen zijn namelijk qua genen voor 100 procent aan elkaar gelijk, maar de omgeving waarin ze opgroeien is verschillend. Door te berekenen in hoeverre ze toch overeenkomen, kun je te weten komen of een eigenschap erfelijk is of niet. Er is alleen een probleem: er zijn natuurlijk geen eeneiige tweelingen waarvan de een een jongetje is en de ander een meisje. En daarom zijn we er juist op dit gebied nog steeds niet definitief uit of mannen en vrouwen nu verschillen omdat ze anders worden opgevoed, of omdat ze zo zijn geëvolueerd. Wat weten we dan wel over mannen en vrouwen? Dat lees je in de serie artikelen hieronder.

Venus en Mars

“Lang geleden hadden de Marsbewoners en de Venusbewoonsters gelukkige relaties, gebaseerd op wederzijds respect voor de verschillen die er tussen hen bestonden. Toen kwamen ze naar Aarde, en vergaten dat ze van verschillende planeten afkomstig waren…”



--------------------------------------------------------------------------------

Evolutie: hij uit jagen, zij in de grot?
Sommige wetenschappers (zoals Steven Pinker en David Buss) denken dat moderne mannen en vrouwen zich anders voelen en gedragen omdat ze in de toekomst andere rollen hadden. De oerman had, in hun lezing, als voornaamste taak om uit jagen te gaan en eten te verschaffen aan zijn gezin. De oervrouw zorgde ondertussen voor de kinderen en verzamelde vruchten en noten als aanvulling op het maal.

Waarom mannen en vrouwen even goed kunnen inparkeren…

…maar vrouwen wat meer oefening nodig hebben. In essentie zijn onze hersenen niet veranderd sinds onze voorouders in de prehistorie leefden in nomadische stammen en jaagden (de mannen) en verzamelden (de vrouwen) om te overleven. Maar welke rol spelen die prehistorische hersenen van ons als we kijken naar verschillen tussen de moderne man en vrouw?

Het stenen plafond

De mannen gaan samen uit jagen, terwijl groepjes vrouwen met hun kinderen als aanvulling op dit gezinsmaal de vruchten en noten verzamelen. Dit is het beeld dat we voor ons zien als we denken aan het prehistorische leven van onze voorouders. Maar met wetenschap heeft het weinig te maken: onze visie op de oertijd is – zonder dat we het weten – bijzonder politiek gekleurd.

Uit eten in de steentijd

De evolutie van ons brein en ons prehistorische eetpatroon hangen nauw samen. Veel wetenschappers denken we ongeveer tegelijkertijd vlees gingen eten en een grotere hersenpan kregen. Maar hoe kwamen we aan dat vlees? Het beeld van de jagende man die voor vrouw en kinderen een prooi naar zijn hol sleept, blijkt eenzijdig en ouderwets. Hoe komen wij dan wel aan onze grotere hersenen – en wat verklaart dus ons succes als diersoort?



--------------------------------------------------------------------------------

Opvoeding: hij een auto, zij een pop?
Veel feministische wetenschappers denken dat juist de opvoeding zorgt voor grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Jongens en meisjes worden niet met andere hersenen geboren, maar zijn dan juist nog hetzelfde. Man-vrouwverschillen ontstaan omdat we haar een pop geven en hem een auto.

Jongetjesaap speelt liever met autootjes

Bij zowel rhesusapen als mensen spelen jongetjes het liefst met autootjes en ander bewegend speelgoed, terwijl meisjes al het speelgoed even leuk vinden. Dat is een aanwijzing dat speelgoedvoorkeur niet is aangeleerd, maar bijvoorbeeld wordt bepaald door de hormonen waaraan een foetus in de baarmoeder is blootgesteld. Waarom jongetjes juist voor de autootjes gaan en meisjes niet uitsluitend poppen leuk vinden, blijft onduidelijk.

Pril sekseverschil in ruimtelijk inzicht

Een jongetjesbaby van 3-5 maanden kan al beter in gedachten een blokje roteren dan een meisje van dezelfde leeftijd. Dat sekseverschil heeft echter niets te maken met onze prehistorische voorouders: het idee dat jongens en mannen beter scoren op ruimtelijk inzicht doordat hun voorvaderen deze vaardigheid nodig hadden bij de jacht is onzin, menen de onderzoekers. Zij denken dat hormonen en vooral een andere opvoeding vanaf de prilste jeugd het verschil maken.

Verschillende opvoeding voor jongens en meisjes?

Martine Delfos pleit in haar boek ‘De schoonheid van het verschil’ voor een andere opvoeding van jongens en meisjes. Immers: mannen en vrouwen zijn ook verschillend, en dat is biologisch bepaald en onveranderlijk. Maar klopt die redering van Delfos eigenlijk wel, of zijn er alternatieve conclusies en nuanceringen mogelijk?



--------------------------------------------------------------------------------

Op school: hij goed in wiskunde, zij goed in taal?
Eenmaal op school blijkt dat jongens en meisjes niet precies hetzelfde presteren in de vakken rekenen (later: wiskunde) en taal. Daarvoor zijn twee mogelijke verklaringen. De eerste: jongens hebben van nature een brein dat beter is wiskunde, bijvoorbeeld omdat in de oertijd mannen uit jagen gingen en daarvoor een superieur ruimtelijk inzicht nodig hadden, terwijl vrouwen vooral sociaal invoelend en communicatief moesten zijn ten behoeve van de opvoeding van de kinderen. Een andere verklaring is dat we zo overtuigd zijn van dit idee, dat we de verschillen tussen jongens en meisjes onbewust zelf creëren. Dit gebeurt bijvoorbeeld als we (zonder erbij stil te staan) een meisje dat erg goed is in wiskunde als ‘ijverig’ beschrijven, terwijl een jongen met even goede cijfers ‘talent’ heeft.

Waar zijn de wiskundevrouwen?

In de bètawetenschappen zijn vrouwen zwaar ondervertegenwoordigd.Maar waarom eigenlijk? De populaire opvatting is dat vrouwen een aangeboren gebrek aan wiskundetalent hebben, maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat juist dit vooroordeel de vrouwen parten speelt.

Ouderwets idee haalt wiskundeprestaties van moderne schoolmeid onderuit

Emancipatie beschermt niet tegen het stereotypebeeld van ‘meiden kunnen geen wiskunde’. Onbewust laten meiden zich toch beetnemen door dit ouderwetse idee.

Wiskundekloof? Gebrek aan emancipatie!

Dat jongens vaak beter zijn in wiskunde dan meisjes, komt niet doordat ze zijn geboren met een beter wiskundebrein. Het verschil hangt samen met de mate van man-vrouwgelijkheid in een land: emancipatie verkleint de wiskundekloof. Voor de leeskloof – waarbij meisjes in het voordeel zijn – geldt die koppeling met cultuur niet. ‘Cijfergevoel’ is wel weer aangeleerd, blijkt uit een ander onderzoek.

Het probleem met de jongens

Het gaat niet goed met de jongens, waarschuwen gedragswetenschappers als Jelle Jolles en Louis Tavecchio: op de basisschool doen ze het slechter dan de meisjes, in het voortgezet onderwijs vallen ze vaker uit en bij het aanmelden voor hbo of universiteit zijn ze in de minderheid. Voltrekt zich een onderwijskundig drama? Of valt het allemaal wel mee?

Meisjes leren sneller

Meisjes zijn betere leerlingen dan jongens. Dit lijkt althans te gelden voor chimpansees, maar er zijn aanwijzingen dat dit ook in de mensenwereld het geval is.



--------------------------------------------------------------------------------

Eenmaal volwassen: hij werkt, zij zorgt?
In Nederland werken veel meer vrouwen in deeltijd dan mannen. Dit kan komen doordat vrouwen van nature betere verzorgers zijn dan mannen, terwijl mannen competatiever en agressiever zijn en daardoor meer klaarspelen op het werk. Maar het moederschapsideaal is in onze cultuur ook erg sterk aanwezig: een goede mama is veel thuis bij haar kinderen, en vertrekt niet vijf dagen per week naar kantoor.

Het moedergen

Volgens de populaire boeken over man-vrouwverschillen zit bij moeders het zorgen in de genen ingebakken. Helaas krijgen die boeken zowel vanuit de antropologie, de archeologie, de gedragsbiologie als de psychologie ongelijk. Hoe zit het dan wel? Een zorggen lijkt wel degelijk te bestaan, maar is niet exclusief aan mama voorbehouden: papa heeft hem ook.

Mama plus twee

Antropoloog Sarah Blaffer Hrdy schrijft in haar nieuwste boek ‘Een kind heeft vele moeders’ over oeroude zaken: evolutie, apen en prehistorische voorouders. En toch hadden de thema’s niet actueler kunnen zijn – zorgvaders, werkende moeders, hulp bij de opvoeding en kinderopvang zonder schuldgevoel.

De Nederlandse moeder werkt niet

Een meerderheid van de Nederlanders vindt dat fulltime werkende vrouwen slechte(re) moeders zijn. Waar komt het ideaal van de thuiszittende moeder vandaan? En hoe Nederlands is het?

Nederlandse topvrouw heeft geen ballen nodig

Om de top de bereiken moet een vrouwelijke leider androgyne kenmerken bezitten: flexibiliteit, openheid, goed kunnen coachen en delegeren. Verder zijn doorzettingsvermogen en karakter van doorslaggevend belang.



--------------------------------------------------------------------------------

Hormonen: hij onder invloed van testosteron, zij niet?
Testosteron heeft nogal de naam een mannelijk machohormoon te zijn. Mannen hebben er bovendien veel meer van in hun lijf dan vrouwen. Daarom denken veel wetenschappers dat testosteron zorgt voor sommige belangrijke man-vrouwverschillen, zoals het sekseverschil in agressiviteit. Andere wetenschappers denken dat dit een fabeltje is, bijvoorbeeld omdat we uit onderzoek weten dat testosteron ook bij vrouwen hun gedrag beïnvloed.

Je wordt níet agressief van testosteron

We denken allemaal dat testosteron zorgt voor agressie, maar is dat wel zo? Het antwoord is nee, blijkt uit nieuw onderzoek. Testosteron maakt wel dat je op jacht gaat naar meer status. Maar de link tussen testosteron en geweld? Die blijkt een vooroordeel.

Vraag je vrouw maar waar de sleutels zijn

Vrouwen hebben een beter geheugen voor de plaats van een voorwerp dan mannen. Zo weten ze bijvoorbeeld beter waar de sleutelbos is gebleven. Het verschil zit hem waarschijnlijk ‘in de hormonen’. Maar wat de relatie tussen dit en andere vormen van ruimtelijk inzicht en geslachtshormonen precies is, blijft nog onduidelijk.



--------------------------------------------------------------------------------

Tussen de oren: hij een rationeel brein, zij een emotioneel brein?
Het idee dat mannen rationeler zijn en vrouwen emotioneler, is al minstens zo oud als Aristoteles. Evolutiepsychologen denken dat dit komt doordat vrouwen vroeger meer met kinderen en sociale zaken bezig waren: een emotionele antenne is dan niet onhandig. Andere onderzoekers wijzer erop dat je helemaal niet kunt spreken van een ‘typisch’ vrouwenbrein of een ‘typisch’ mannenbrein. Al was het alleen al omdat onze hersenen zich erg gemakkelijk aanpassen aan de omstandigheden, zodat ze ons hele leven lang flexibel genoeg zijn om te blijven leren.

Vrouwenbrein heeft andere software

Vrouwen kunnen beter ‘multi-tasken’, maar ze hebben ook vaker last van overbeweeglijkheid bij de ziekte van Parkinson, dystonie, chronische pijn, angststoornissen en depressies. Professor Van Hilten denkt dat het vrouwelijk zenuwstelsel andere software heeft.

Meisjesrat krijgt mannenbrein

Wat gebeurt er als je een meisjesrat behandelt als een jongetjesrat? Ze krijgt een mannenbrein. De andere opvoeding bleek in te grijpen op DNA-niveau: sommige genen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het brein bleven bij de vrouwtjesratten ongebruikt.



--------------------------------------------------------------------------------

Stereotypen: zijn hij en zij meer gelijk dan verschillend?
Er is natuurlijk nog een derde optie in het nature-nurturedebat: het idee dat mannen en vrouwen helemaal niet zoveel van elkaar verschillen als John Gray en consorten ons willen doen geloven. Eigenlijk zijn alle wetenschappers het hier wel een beetje mee eens. De verschillen tussen de mannen en vrouwen (als groep) zijn namelijk erg veel kleiner dan de verschillen tussen individuen onderling. Als je een willekeurige man en vrouw van de straat plukt, kan het dus zomaar zijn dan hij veel empathischer is, en zij veel agressiever. Waarom maken we ons dan zo druk over man-vrouwverschillen? Misschien komt het omdat stereotypen (m/v) een belangrijke rol spelen in onze cultuur.

Het idee m/v

Volgens de populaire psychologieboeken zitten man-vrouwverschillen zitten in onze genen en zijn dus aangeboren. Maar in haar boek Het idee m/v laat wetenschapsjournalist Asha ten Broeke zien dat we die verschillen tijdens de opvoeding zelf creëren.

Mars en Venus gaan van bil

Hij wil veel en vaak, zij is kieskeurig: zo zien we mannen en vrouwen als het op seks aankomt. Maar klopt dat ook? Uit nieuw onderzoek blijkt dat de kloof tussen hem en haar in bed veel kleiner is dan gedacht.

Seksist zonder het zelf te weten

Hier volgt een schokkende mededeling: je bent een seksist. Ja, jij daar, achter je computer. Maar wees gerust. Je bent wel in het goede gezelschap van zo’n 90% van de bevolking, waaronder de auteur van dit artikel…

De echte vrouw bestaat niet

Ineens liep ze daar, sneller dan alle andere vrouwen: Caster Semenya. Maar haar plotselinge succes op de 800 meter en haar mannelijke bouw riepen vragen op. Is ze wel een echte vrouw? Om daar achter te komen ondergaat ze deze weken een serie tests, waaronder psychologische. Die moeite had de atletiekbond zich kunnen besparen: Semenya is geen echte vrouw. Die bestaat namelijk niet.




(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  zaterdag 3 juli 2010 @ 12:11:48 #240
61891 zakjapannertje
rijksmonument
pi_83603044
quote:
01 juli 2010 om 04u05

Op een eiland is alles kleiner

Reuzendino’s werden kleiner als ze op eilanden terechtkwamen.


In 1895 ontdekte de zuster van een excentrieke Hongaarse paleontoloog fossiele beenderen op het landgoed van de familie. Haar broer bestudeerde ze en zag er resten van dwergdinosaurussen in, die ooit op een eiland geleefd zouden hebben. Zijn claim werd niet ernstig genomen.

Maar onderzoek van paleontoloog Koen Stein en zijn collega’s aan de universiteit in het Duitse Bonn bevestigt het wilde verhaal. Ze onderzochten de microstructuur van het fossiele beenweefsel, waaruit ze konden afleiden dat het wel degelijk om volwassen dieren ging.

Hun verslag verscheen in de gereputeerde Proceedings of the National Academy of Sciences. Net als mensen nu hadden dino’s destijds de gewoonte hun skelet volledig te vervangen tegen dat ze volgroeid waren.

Minder eten

Het dier in kwestie had de afmetingen van een paard, relatief groot dus, maar in de wetenschap dat verwanten van de soort tot de grootste dinosaurussen ooit behoorden, en tot 100 ton konden wegen, houdt het eilandverhaal steek.

Het is ondertussen bekend dat dieren op eilanden geleidelijk kleiner kunnen worden, omdat ze zo minder energie nodig hebben om in leven te blijven. Op eilanden is er gewoonlijk minder eten te vinden dan op een vasteland.

Dwergolifanten en dwergnijlpaarden (en misschien zelfs dwergmensjes) zijn voorbeelden van het verschijnsel.

Dirk Draulans
http://knack.rnews.be/nl/(...)le-1194765403909.htm
  zondag 4 juli 2010 @ 11:36:37 #241
61891 zakjapannertje
rijksmonument
pi_83637520
quote:
Hommel zoekt helderheid
Bericht uitgegeven op maandag 28 juni 2010

Hommel-koninginnen vinden in een veld vol kievitsbloemen feilloos hun weg naar de bloem met de meeste nectar. Ze zien bovendien of er nog wel nectar is, of een ander ze niet is voor geweest. 'En er staat echt geen kruisje op de buitenkant', grapt onderzoeker Albert Corporaal van Alterra. Hij is bezig met een proefschrift over de kievitsbloem in het veranderende rivierenlandschap.

Corporaal ontrafelde hoe hommels dat flikken. Alleen opvallende kievitsbloemen krijgen een bezoekje. En dat opvallen vindt plaats in het ultraviolet en infrarood, net buiten het voor ons zichtbare lichtspectrum. 'De mate van reflectie is informatief voor de hommel', legt Corporaal uit. 'Hoe intenser de buitenkant van de bloem infrarood weerkaatst, hoe interessanter die is voor de hommel. De hommel ziet dat als een helder wit object in een verder grijze massa. Die helderheid zegt haar: je moet bij mij zijn.'

Steenhommel bezoekt kievietsbloem (foto: Marjel Neefjes)
Log lijf
En dat is niet alles. Het blokjespatroon op de bloemblaadjes bevestigt die boodschap als de hommel dichterbij komt. De hommel ziet waar ze zijn moet. 'Landingsinformatie', noemt Corporaal dat. Aan het uiteinde van elk bloemblad zit een soort haakje dat fungeert als landingsplaats. De hommel klampt zich eraan vast en slingert haar logge lijf naar binnen. Daar wijst weerkaatst ultraviolet licht als 'een soort bouwlamp' de weg naar de nectar.

Hommelbezoek is volgens Corporaal letterlijk van levensbelang voor kievitsbloemen. Hommels zorgen voor bevruchting én een langere levensduur. 'Bevruchte bloemen leven wel een maand langer bovengronds. Door die bevruchting krijgt de plant bescherming tegen levensbedreigende schimmelinfecties. Die zouden anders de zaadzetting verhinderen.'

De hommel heeft geen weet van die ingewikkelde en door co-evolutie ontstane relatie. Maar die relatie is wel debet aan de teloorgang van de kievitsbloem. Er zijn namelijk steeds minder hommels in ons land. Dat komt volgens Corporaal onder meer door het verkeer. 'Dat is iets van de laatste jaren. Druk bereden wegen eisen een hoge tol. En minder hommels betekent minder bevruchting en dus minder kievitsbloemen die de schimmels overleven.'

Tekst: Roelof Kleis
Foto: Marjel Neefjes
Bron: Resource
http://www.natuurbericht.nl/index.php?id=3258
pi_83669924
04-06-2010

Tibetanen zijn 'snelst evoluerende volk op aarde'



Dalai Lama, de Tibetaanse spirituele leider.
De inwoners van Tibet evolueerden aan een verbazingwekkend tempo in functie van het leven op grote hoogtes, meldt de New York Times.

Biologen vergeleken het genoom, dat is de volledige 'set' van chromosomen waaruit we zijn opgebouwd, van Tibetanen die op bijna 5 kilometer boven de zeespiegel leven met dat van hun voorouders uit de Chinese Han-dynastie. Ze ontdekten dat er mutaties plaatsvonden in 30 genen van de huidige Tibetanen sinds hun verre voorvaderen van de laagvlaktes naar het hooggebergte verhuisden, zo'n 3.000 jaar geleden.

Vruchtbaarheid
Zo heeft één bepaald gen, dat aangetroffen wordt bij 90 procent van de Tibetanen, invloed op de productie van rode bloedcellen. Dat laat hen toe om probleemloos te gedijen in een leefomgeving op grote hoogte, zonder de vaak voorkomende misselijkheid of lagere vruchtbaarheid die 'laaglanders' in zo'n biotoop treft.

Deze veranderingen zijn het snelste tot op heden bekende voorbeeld van menselijke evolutie, claimen de onderzoekers, hoewel archeologen vermoeden dat het ook mogelijk is dat het volk al veel eerder dan 3.000 jaar geleden de bergen in trok. (hlnsydney/tw)

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_83694038
quote:
Op maandag 5 juli 2010 08:15 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
04-06-2010

Tibetanen zijn 'snelst evoluerende volk op aarde'

[ afbeelding ]

Dalai Lama, de Tibetaanse spirituele leider.
De inwoners van Tibet evolueerden aan een verbazingwekkend tempo in functie van het leven op grote hoogtes, meldt de New York Times.

Biologen vergeleken het genoom, dat is de volledige 'set' van chromosomen waaruit we zijn opgebouwd, van Tibetanen die op bijna 5 kilometer boven de zeespiegel leven met dat van hun voorouders uit de Chinese Han-dynastie. Ze ontdekten dat er mutaties plaatsvonden in 30 genen van de huidige Tibetanen sinds hun verre voorvaderen van de laagvlaktes naar het hooggebergte verhuisden, zo'n 3.000 jaar geleden.

Vruchtbaarheid
Zo heeft één bepaald gen, dat aangetroffen wordt bij 90 procent van de Tibetanen, invloed op de productie van rode bloedcellen. Dat laat hen toe om probleemloos te gedijen in een leefomgeving op grote hoogte, zonder de vaak voorkomende misselijkheid of lagere vruchtbaarheid die 'laaglanders' in zo'n biotoop treft.

Deze veranderingen zijn het snelste tot op heden bekende voorbeeld van menselijke evolutie, claimen de onderzoekers, hoewel archeologen vermoeden dat het ook mogelijk is dat het volk al veel eerder dan 3.000 jaar geleden de bergen in trok. (hlnsydney/tw)

(HLN)
Daar zijn inderdaad recentelijk een paar interessante publicaties over verschenen.
quote:
Simonson, T.S. et al. (2010) Genetic Evidence for High-Altitude Adaptation in Tibet. Science, advance online.

Tibetans have lived at very high altitudes for thousands of years, and they have a distinctive suite of physiological traits that enable them to tolerate environmental hypoxia. These phenotypes are clearly the result of adaptation to this environment, but their genetic basis remains unknown. We report genome-wide scans that reveal positive selection in several regions that contain genes whose products are likely involved in high-altitude adaptation. Positively selected haplotypes of EGLN1 and PPARA were significantly associated with the decreased hemoglobin phenotype that is unique to this highland population. Identification of these genes provides support for previously hypothesized mechanisms of high-altitude adaptation and illuminates the complexity of hypoxia response pathways in humans.
quote:
Beall, C.M. et al. (2010) Natural selection on EPAS1 (HIF2α) associated with low hemoglobin concentration in Tibetan highlanders. PNAS, advance online.

By impairing both function and survival, the severe reduction in oxygen availability associated with high-altitude environments is likely to act as an agent of natural selection. We used genomic and candidate gene approaches to search for evidence of such genetic selection. First, a genome-wide allelic differentiation scan (GWADS) comparing indigenous highlanders of the Tibetan Plateau (3,200–3,500 m) with closely related lowland Han revealed a genome-wide significant divergence across eight SNPs located near EPAS1. This gene encodes the transcription factor HIF2α, which stimulates production of red blood cells and thus increases the concentration of hemoglobin in blood. Second, in a separate cohort of Tibetans residing at 4,200 m, we identified 31 EPAS1 SNPs in high linkage disequilibrium that correlated significantly with hemoglobin concentration. The sex-adjusted hemoglobin concentration was, on average, 0.8 g/dL lower in the major allele homozygotes compared with the heterozygotes. These findings were replicated in a third cohort of Tibetans residing at 4,300 m. The alleles associating with lower hemoglobin concentrations were correlated with the signal from the GWADS study and were observed at greatly elevated frequencies in the Tibetan cohorts compared with the Han. High hemoglobin concentrations are a cardinal feature of chronic mountain sickness offering one plausible mechanism for selection. Alternatively, as EPAS1 is pleiotropic in its effects, selection may have operated on some other aspect of the phenotype. Whichever of these explanations is correct, the evidence for genetic selection at the EPAS1 locus from the GWADS study is supported by the replicated studies associating function with the allelic variants.
quote:
Yi, X. et al. (2010) Sequencing of 50 Human Exomes Reveals Adaptation to High Altitude. Science, 329, 75-78.

Residents of the Tibetan Plateau show heritable adaptations to extreme altitude. We sequenced 50 exomes of ethnic Tibetans, encompassing coding sequences of 92% of human genes, with an average coverage of 18x per individual. Genes showing population-specific allele frequency changes, which represent strong candidates for altitude adaptation, were identified. The strongest signal of natural selection came from endothelial Per-Arnt-Sim (PAS) domain protein 1 (EPAS1), a transcription factor involved in response to hypoxia. One single-nucleotide polymorphism (SNP) at EPAS1 shows a 78% frequency difference between Tibetan and Han samples, representing the fastest allele frequency change observed at any human gene to date. This SNP’s association with erythrocyte abundance supports the role of EPAS1 in adaptation to hypoxia. Thus, a population genomic survey has revealed a functionally important locus in genetic adaptation to high altitude.
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_83822141
quote:
Prochnik, S.E. et al. (2010) Genomic Analysis of Organismal Complexity in the Multicellular Green Alga Volvox carteri. Science, 329, 223-226.

The multicellular green alga Volvox carteri and its morphologically diverse close relatives (the volvocine algae) are well suited for the investigation of the evolution of multicellularity and development. We sequenced the 138–mega–base pair genome of V. carteri and compared its ~14,500 predicted proteins to those of its unicellular relative Chlamydomonas reinhardtii. Despite fundamental differences in organismal complexity and life history, the two species have similar protein-coding potentials and few species-specific protein-coding gene predictions. Volvox is enriched in volvocine-algal–specific proteins, including those associated with an expanded and highly compartmentalized extracellular matrix. Our analysis shows that increases in organismal complexity can be associated with modifications of lineage-specific proteins rather than large-scale invention of protein-coding capacity.
quote:
How a single cell made the leap to a complex organism is one of life's great mysteries. Biologists have thought that new genes and gene networks would be needed to make possible the move to multicellularity. But, at least in green algae, that turns out not to be the case. On page 223, a comparison between the genomes of the 2000-cell Volvox carteri and a single-celled green alga, Chlamydomonas reinhardtii, has revealed surprisingly few differences in their gene makeup. "Even major evolutionary transitions can be accomplished via relatively subtle genetic changes," says David Kirk, a developmental biologist at Washington University in St. Louis. As a result, solving this mystery "is going to take a lot more work."

Ever since the Dutch microbiologist Antonie van Leeuwenhoek discovered a multicellular Volvox in 1700, biologists have thought it would be a good model for studying how complex organisms arose. It belongs to a group that includes single-celled and multicellular species of varying degrees of complexity. Chlamydomonas reinhardtii, for example, is a single cell powered by two flagella that lives in soil and fresh water.

By contrast, Volvox carteri, which is found in temporary and permanent ponds, has a much more complex life cycle. Adults consist of 2000 flagellated cells embedded in a spherical extracellular matrix, with 16 larger germ cells inside. Germ cells give rise to embryos in which dividing cells remain connected by cytoplasmic bridges from one cell interior to another, forming a hollow ball. At first all of the embryo's flagella face inward, but soon the newly formed embryo turns itself inside out, putting the flagella on the outside. Now called juveniles, these balls begin expanding by adding to their extracellular matrix and eventually burst out of the parental sphere. Soon after the juveniles leave the sphere, the rest of the cells die.

In 2005, James Umen, a cell and developmental biologist at the Salk Institute for Biological Studies in San Diego, California, teamed up with Simon Prochnik and Daniel Rokhsar of the U.S. Department of Energy Joint Genome Institute (JGI) in Walnut Creek, California, and others to sequence the Volvox genome. JGI had already deciphered the genome of the single-celled Chlamydomonas.

The 138-million-base Volvox genome proved to be 17% bigger than the Chlamydomonas genome, but not because of new genes. Instead, it contained more repetitive DNA, Prochnik, Umen, Rokhsar, and their colleagues report. Moreover, it has roughly the same number of genes—about 14,500—as Chlamydomonas. The researchers found few, if any, Volvox genes coding for novel proteins or protein subunits that could account for the difference in morphology between the two species. The gene networks that likely underlie the cytoplasmic bridges, the inversion of the sphere, and asymmetric cell division were quite similar in both species as well, says Umen.

"It's surprising how few differences were found," says Arthur Grossman, a plant biologist at the Carnegie Institution for Science in Stanford, California. "The findings suggest that it doesn't take very large changes in gene content to transition from a single-cell to a multicellular lifestyle." He suspects that some genes have altered their function in Volvox to account for the changes, and he calls for a more in-depth look for small changes in gene—and protein—sequence.

The findings parallel what Nicole King of the University of California, Berkeley, and her colleagues saw when they compared the genomes of a choanoflagellate—a close single-celled relative to animals—and several animals. The choanoflagellate had protein subunits, or domains, previously thought to be unique to metazoans, leading her to conclude that multicellularity in that part of the tree of life arose not so much from new genes but from a shuffling and recombining of existing genes and parts of genes.

"What we found was even more similarities between the unicellular and multicellular organism," says Umen. "The key transition is not inventing a whole bunch of genes and proteins; you just have to change the way you use what you have."
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_84017695
quote:
Hasslemann, M. et al. (2010) Origin of a function by tandem gene duplication limits the evolutionary capability of its sister copy. PNAS, advance online.

The most remarkable outcome of a gene duplication event is the evolution of a novel function. Little information exists on how the rise of a novel function affects the evolution of its paralogous sister gene copy, however. We studied the evolution of the feminizer (fem) gene from which the gene complementary sex determiner (csd) recently derived by tandem duplication within the honey bee (Apis) lineage. Previous studies showed that fem retained its sex determination function, whereas the rise of csd established a new primary signal of sex determination. We observed a specific reduction of nonsynonymous to synonymous substitution ratios in Apis to non-Apis fem. We found a contrasting pattern at two other genetically linked genes, suggesting that hitchhiking effects to csd, the locus under balancing selection, is not the cause of this evolutionary pattern. We also excluded higher synonymous substitution rates by relative rate testing. These results imply that stronger purifying selection is operating at the fem gene in the presence of csd. We propose that csd's new function interferes with the function of Fem protein, resulting in molecular constraints and limited evolvability of fem in the Apis lineage. Elevated silent nucleotide polymorphism in fem relative to the genome-wide average suggests that genetic linkage to the csd gene maintained more nucleotide variation in today's population. Our findings provide evidence that csd functionally and genetically interferes with fem, suggesting that a newly evolved gene and its functions can limit the evolutionary capability of other genes in the genome.

[..]

Overall, the present study has provided evidence that the csd gene functionally and genetically interferes with the fem gene; we term this evolutionary interference. The gene duplication in the Apis lineage that gave rise to csd’s new function had a profound impact on the evolution of Fem protein, which was subjected to stronger molecular constraints. The evolutionary origin of a new regulatory function limited the evolutionary capability of another gene. A genetic linkage to csd and the specific selection region shaped fem’s polymorphism in current A. mellifera population by genetic hitchhiking. These findings suggest a complex interplay between newly originated gene functions and selection regimes of other genes in the genome, which might play a more general role in shaping the genome’s gene repertoire than considered thus far.
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
pi_84099581
quote:
Naar mooie vrouwen kijken? It's Darwin, stupid!
Gepubliceerd : 15 juli 2010 - 11:26 am | door Thijs Westerbeek van Eerten

Mannen die omkijken naar een mooie vrouw zijn geen viezeriken. Ze volgen gewoon hun natuur, zo is deze week in Amsterdam wetenschappelijk aangetoond. Bij vrouwen werkt de natuur anders. Ze zijn zeker niet blind voor mannelijk schoon, maar het is niet het eerste waar ze naar kijken.

Waar hebben we het over? De eerste halve seconde dat mannen een mooie vrouw in beeld krijgen, dan kijken ze zonder uitzondering. Dat gaat volkomen onbewust, ontdekte gedragswetenschapper Hannie van Hooff van de Vrije Universiteit in Amsterdam: 'Het kijken naar een aantrekkelijke persoon is belangrijk voor een man, omdat dit hem informatie geeft over: 'Is deze persoon jong? Is deze persoon gezond? En als het antwoord op die vragen 'ja' is, dan zou deze vrouw wel eens voor veel nageslacht kunnen zorgen.'

Met andere woorden; de Pavlovreactie van de man is evolutionair bepaald. Het is goed voor het voortbestaan van de soort mens, en daarom kunnen mannen er niets aan doen dat ze tenminste een halve seconde gluren naar mooie vrouwen.

De andere kant
Ook het gedrag van vrouwen wordt door de evolutie bepaald, maar bij hen werkt het anders: 'Voor vrouwen, volgens dezelfde evolutionaire theorie, is het belangrijker om te weten of deze persoon ook goed voor het nageslacht en voor haarzelf kan zorgen. Dus voor haar is het belangrijker: heeft deze man status, heeft deze man ambitie, heeft deze man geld?'

Voetbalmeiden
Vera Pauw was van 2004 tot 2010 bondscoach van het Nederlandse vrouwenvoetbalteam. Ze is nu betrokken bij de organisatie van het WK vrouwenvoetbal voor speelsters onder de 20 jaar. Ze weet bij uitstek hoe 'haar' meiden bijvoorbeeld kijken naar professionele voetballers, en ze heeft toch wel wat kanttekeningen bij het onderzoek van Van Hooff.

Pauw kan zich bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen dat de helden allemaal beoordeeld worden op hun capaciteiten als beschermer of toekomstige vader: 'Ik denk dat de meiden die kiezen voor voetballen dat echt voor de sport doen, dus die zullen in eerste instantie kijken naar het spel, naar de kwaliteiten van de speler. Daarbij wordt er natuurlijk wel over gesproken of iemand leuk is om te zien ... maar dat heeft niet de boventoon. Ik denk dat dat dat meer bij alle andere meiden is die zelf niet voetballen.'

Onbedoeld bevestigt Vera Pauw het onderzoek van Hannie van Hooff. Pauws voetbalmeiden kijken eerst of een man goed voetbalt, dus status en succes heeft. Pas daarna komt het uiterlijk aan bod.

De methode
Wetenschapper Hannie van Hooff heeft degelijk onderzoek gedaan. Ze liet een groot aantal proefpersonen taken verrichten die niets met mooi of lelijk te maken hadden. Hun hersenactiviteit werd tijdens die taken gemeten met een EEG.

Vervolgens kregen ze opeens plaatjes te zien van mooie en lelijke personen van het andere geslacht. Bij de mannen was er onmiskenbaar een duidelijke piek in de hersenactiviteit te zien zodra er een mooie vrouw in beeld kwam.

En al had bondscoach Pauw twijfels over de vrouwelijke kant van het onderzoek van Van Hooff, ze herkent wel dégelijk het gegeven dat mannen -al is het maar heel even- móeten kijken naar een mooie vrouw: 'Nee, dat vind ik helemaal niet verrassend, ik ben nu 47 en ik vind het eigenlijk wel rustig worden, want ik begin buiten de categorie te vallen dat ik nog nageslacht kan produceren. En ik merk inderdaad dat mannen op een heel andere manier naar me gaan kijken. Ik vind het wel prettig dat ik niet continu aan een soort vleeskeuring wordt blootgesteld.'

En daarmee legt Pauw precies de vinger op de zere plek. De 'vleeskeuring'. Mannen mogen dan hun allereerste instinctieve reactie op een mooie vrouw niet onder controle hebben, daarna hebben ze hun gedrag weer in eigen hand en kan de schuld niet meer op Darwin worden afgeschoven.
http://www.rnw.nl/nederla(...)en-its-darwin-stupid
pi_84121585
15-07-2010

Nieuwe link in evolutie mens



AMSTERDAM – Amerikaanse wetenschappers hebben een fossiele schedel gevonden die een nieuwe link kan vormen in de menselijke evolutie. De dierlijke schedel zou van een voorouder van de moderne mens kunnen zijn.

Met deze belangrijke vondst zou preciezer kunnen worden bepaald hoe de overgang van onze voorouders tot de uiteindelijke mens is verlopen. Dit meldt onder andere BBC News donderdag.

Wetenschappers van de Universiteit van Michigan deden de ontdekking in Saoedi-Arabië. Ze omschreven de primaat, genaamd Saadanius hijazensis, in het vakblad Nature. “Het was een uitzonderlijke vondst”, aldus doctor William Sanders, die het onderzoek leidde.



Kenmerken

De schedel van de hiervoor onbekende soort heeft bepaalde kenmerken die gedeeld worden door zowel apen uit de Oude Wereld als mensapen, waar later de mens uit is voortgekomen. Het zou dus een gemeenschappelijke voorouder kunnen zijn. “Saadanius zit dichtbij een soort die uiteindelijk tot ons leidde”, volgens Sanders.

De schedel is ongeveer 29 miljoen jaar oud. Dat geeft volgens de onderzoekers aan dat de splitsing tussen de twee soorten veel later zou hebben plaatsgevonden dan altijd werd gedacht. Genetisch onderzoek zou eerder 30 tot 35 miljoen jaar hebben uitgewezen.

De vraag is nu of Saadanius misschien de link kan zijn tussen de apen uit de Oude Wereld en de mens. "Dat is mogelijk, maar er kunnen destijds nog zoveel andere wezens zijn geweest die erg op elkaar leken, en een daarvan werd onze voorouder", legt Sanders uit. "We moeten eerst meer onderzoek doen voor we zoiets kunnen zeggen."


Overgang

Tot nu toe is er nog een groot grijs gebied in de menselijke evolutie, omdat er uit de periode waarin Saadanius leefde maar weinig fossielen gevonden zijn. Dit wordt ook wel de 'missing link' genoemd, omdat er geen compleet beeld is van de evolutionaire overgang van aap tot mens en hun gemeenschappelijke voorouders. Fossielen uit die periode zijn dus cruciaal.

“Als we iets wisten over de tijd en de omstandigheden waarin dit dier leefde, ontdekken we misschien wat voor de verandering zorgde die leidde tot de evolutie van apen en mensen”, aldus Sanders.

Bekijk een video over de fossiele schedel

© NU.nl/Andreke Moedt

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_84695170
quote:
"Animal connection" helps separate humans from other species
By Kate Shaw | Last updated a day ago

For centuries, people have tried to pinpoint what makes humans unique. The most current scientific theory suggests that three main qualities separate Homo sapiens from other animals: the construction and use of complex tools, the use of symbolic behavior including language, art, and ritual, and the domestication of other plants and animals. However, in a new paper in Current Anthropology, Dr. Pat Shipman suggests a fourth trait unique to humans.

Shipman cites humans' long history of learning about and understanding animals as a unique trait, calling this tendency "the animal connection." She claims that this relationship is the common unifying factor that underlies each of the other three previously recognized human traits, and has played a major role in human evolution over the last 2.6 million years.

It’s undeniable that humans have a very close relationship with animals. Here in the US, we spend $41.2 billion on our pets every year. Over 60 percent of Australian households have animals. There are more dogs in Japan than there are children under 12. In tribal societies, there are reports of women breast-feeding young animals. Humans' intimate connection with animals is nearly universal across cultures, yet interspecies relationships are extremely rare in other animals.

Among nonhumans, there are very few instances in which a member of one species has been observed adopting the young of another species, a behavior scientists call "cross-species alloparenting." Most reports of this type of adoption are the result of human involvement; cross-species alloparenting occurs incredibly rarely in the wild but instances have occasionally been observed, such as a female capuchin monkey nursing a young marmoset.

Shipman asserts that humans' invention and use of stone tools about 2.6 million years ago helped them successfully hunt and quickly dispatch large carcasses, allowing them to become major players in the predatory guild. As a result, humans became much more in tune with animals for two reasons: the better they understood their prey, the more efficient hunters they would be, and the better they could evade and outcompete other carnivores. Thus, the animal connection began; because it enhanced survival, learning about animals' anatomy and behavior became a very advantageous pursuit.

The animal connection is strongly evident in another trait that is considered unique to humans: symbolic behavior, specifically art. Animals were the main subject of prehistoric art. Incredibly specific details can be recognized from early cave drawings, including animals' colors, particular behaviors, and dimorphism between the sexes.

Other topics that one would expect to be important to early humans, such as landscapes, shelters, weather, and water sources, are conspicuously absent from prehistoric art. Early humans not only spent a great amount of time learning about animals, but they also saw the value of depicting them in images and communicating information about them.

Finally, Shipman claims that by domesticating animals, humans used them as "living tools." Evidence shows that dogs were the first animals to be domesticated, suggesting that the first domesticates were not used as food sources. In early societies, animals served many purposes, such as carrying heavy loads, providing raw materials such as wool, producing fertilizer, protecting people, hunting game, and transporting goods. By using their accumulated knowledge and understanding of animals, humans were able to transform other species into "living tools" that enhanced their own fitness.

According to the author, each of these three uniquely "human" qualities—learning to make and use stone tools, engaging in symbolic behavior, and domesticating other species— illustrates the adaptive advantages conferred to humans by having a deep understanding of animals.

However, the paper is not without its shortcomings. Shipman discusses the divide between animals and humans as if the differences were a dichotomy, rather than a spectrum. For instance, chimpanzees are extremely adept at making and using tools, and some ant species can be said to domesticate fungi; however, Shipman has drawn a firm line between the abilities of humans and those of other animals without sufficient time spent justifying it.

Similarly, while Shipman acknowledges that domestication is a "reciprocal" process, she fails to fully flesh out the consequences of this reciprocity. If domestication is a result of humans' supposedly unique animal connection, yet domestication is reciprocal, it follows that animals also have some innate ability to relate to and understand humans as well. Dogs, for instance, are very skilled at interacting with humans, and this ability has certainly enhanced their fitness and influenced their evolution. However, this line of reasoning goes undiscussed in the article.

Despite these issues, the evidence in the paper is persuasive, strongly suggesting that humans' inclination and ability to understand animals have had major implications for our evolution. It remains to be seen whether or not these four qualities are actually unique to Homo sapiens, but "the animal connection" is a novel and interesting way to consider the implications of the long and intimate history between humans and animals.
http://arstechnica.com/sc(...)om-other-species.ars
pi_84802106
02-08-2010

Vlees maakte ons slimmer



Vegetariërs zullen er misschien niet akkoord mee gaan, maar het feit dat de mens in de loop van de geschiedenis geëvolueerd is tot een wezen met een goed ontwikkeld brein dat in staat is gereedschappen te gebruiken, hebben we te danken aan vlees.

Ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden stapten onze voorouders over van het eten van planten en noten naar het oppeuzelen van karkassen. Volgens antropologen is dát het moment waarop onze hersenen genoeg energie kregen om uit te groeien tot hun huidige omvang, omdat de mens niet langer een gigantisch systeem van ingewanden moest onderhouden om al die rauwe planten en bladeren te verteren.

"Je kan niet én een groot brein én grote inwendige organen hebben", zegt Leslie Aiello, antropologe en directeur van de Wenner-Gren Foundation in New York, dat onderzoek naar evolutie ondersteunt. "De spijsvertering was energieverslindend bij onze voorvaders. De hersenen werden daardoor wat verwaarloosd."

Tot we dus vlees ontdekten. En geleidelijk gereedschappen begonnen uit te vinden, "externe tanden" zoals Aiello ze noemt, die ervoor zorgden dat we geen scherpe tanden nodig hadden zoals andere roofdieren; of de ontdekking van vuur om vlees te bakken waardoor het vlees zachter werd en gemakkelijker om te verteren en we niet langer uren per dag ons eten moesten kauwen zoals chimpansees. "Vlees bakken leerde de mens ook om samen te werken en bracht mensen ook dichter bij elkaar, waardoor we nog "menselijker" werden," aldus Aiello. (sps)

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_84848645
quote:
Sell, A. et al. (2010) Adaptations in humans for assessing physical strength from the voice. Proceedings of the Royal Society B, advance online.

Recent research has shown that humans, like many other animals, have a specialization for assessing fighting ability from visual cues. Because it is probable that the voice contains cues of strength and formidability that are not available visually, we predicted that selection has also equipped humans with the ability to estimate physical strength from the voice. We found that subjects accurately assessed upper-body strength in voices taken from eight samples across four distinct populations and language groups: the Tsimane of Bolivia, Andean herder-horticulturalists and United States and Romanian college students. Regardless of whether raters were told to assess height, weight, strength or fighting ability, they produced similar ratings that tracked upper-body strength independent of height and weight. Male voices were more accurately assessed than female voices, which is consistent with ethnographic data showing a greater tendency among males to engage in violent aggression. Raters extracted information about strength from the voice that was not supplied from visual cues, and were accurate with both familiar and unfamiliar languages. These results provide, to our knowledge, the first direct evidence that both men and women can accurately assess men's physical strength from the voice, and suggest that estimates of strength are used to assess fighting ability.
Volledige publicatie
Volkorenbrood: "Geen quotes meer in jullie sigs gaarne."
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')