Ik kwam een stuk tegen over Zweedse coureurs waaronder Ronnie Peterson en diens crash op Monza.
Het stuk heeft al eens in de RaceReport gestaan, maar ik wou het hier toch nog even neer zetten.
quote:
Door Rick Winkelman, donderdag 11 september om 15 20
Vandaag is het dertig jaar geleden dat Ronnie Peterson overleed aan de gevolgen van een crash op Monza. Dat is lang geleden maar het doet mij terugdenken aan een verhaal dat ik maakte voor RaceReport, samen met de Zweedse journalist Fredrik Af Petersens, beter bekend als Freddie.
HIj was een persoonlijke vriend van Peterson maar ook van Gunnar Nilsson. Het verhaal kreeg als kop 'Zweedse tranen'.
Niet voor niets.
Zweden zou een succesvolle Formule 1-natie worden. Ronnie Peterson reed bij Lotus in een absoluut topteam en Gunnar Nilsson was het aanstormende talent, dat al een Grand Prix gewonnen had. Maar het ging vreselijk mis. In een paar weken tijd, nu 25 jaar geleden, verloor Zweden zijn beide Formule 1-helden.
Eind 1975 krijgt Gunnar Nilsson een Formule 2-contract aangeboden bij March én een toerwagencontract bij BMW. Voordat hij echter nog maar één meter heeft gereden wordt de Zweed in 1976 Lotus Formule 1-coureur. Dat stoeltje was bedoeld voor Nilssons meer ervaren landgenoot Ronnie Peterson, maar die wil na de openingsrace van het jaar in Brazilië weg bij Lotus omdat hij geen vertrouwen heeft in de auto. Lotus-baas Colin Chapman vindt dat niet eens zo erg. Zijn team zit krap bij kas en Peterson ontvangt een fors salaris. Peterson wil naar March, dat zowel actief is in de Formule 2 als in de Formule 1. De teambaas van March, de huidige FIA-president Max Mosley, bemiddelt tussen Chapman en Peterson. Hij regelt dat Peterson naar March komt. Zo kan de beoogd Formule 2-coureur Nilsson de plek van Peterson in het Lotus Formule 1-team overnemen en zijn Formule 1-debuut maken.
Gunnar Nilsson blaakt van het talent, maar of hij goed genoeg was om wereldkampioen te worden, zullen we nooit weten. Nilsson overlijdt nadat hij slechts 31 Grands Prix heeft gereden. De meest opvallende van die races is de Grand Prix van België in het Belgische Zolder. Zeer precies rijdend is hij in de stromende regen oppermachtig. Nilsson wint zijn eerste Grand Prix op indrukwekkende wijze. Het zou zijn doorbraak moeten zijn, maar dat wordt het niet. Na België gaat hij steeds slechter presteren. Gunnar weet dan nog niet dat hij ernstig ziek is.
Het hele seizoen 1977 klaagt Nilsson over hoofdpijn en rugpijn, die volgens hem veroorzaakt worden door zijn te kleine helm en de slechte stoel in de Lotus. Omdat de problemen aanhouden gaat Nilsson aan het eind van het seizoen naar de Engelse dokter Frank Faulkner, een goede vriend van Ken Tyrrell. Om tien uur ’s ochtends wordt Nilsson onderzocht, een uur later ligt hij in het ziekenhuis, de dag daarna heeft hij zijn eerste operatie. Gunnar heeft zaadbalkanker. De ziekte is al uitgezaaid. Om aan de aandacht van de media te ontkomen ruilt Nilsson zijn flat in Londen met die van Faulkner. Nilsson doet wat hij kan, maar vecht een oneerlijke strijd. Hij overlijdt op 20 oktober 1978. Colin Chapman vervoert de kist met het lichaam van Nilsson in diens privé-vliegtuig van Londen naar het Zweedse Helsingborg. Vrijwel alle Formule 1-coureurs en teammanagers komen naar de begrafenis.
Geld voor kankerpatiëntjes
“Ik heb een fantastisch leven gehad”, heeft Nilsson in zijn laatste dagen verteld. “Ik ben autocoureur geworden, heb in de Formule 1 geracet en een Grand Prix gewonnen. Als ik in het ziekenhuis om mij heen kijk, zie ik zieke kinderen. Die hebben nooit de kans gehad op zo een mooi leven als ik heb gehad. Dat maakt me verdrietig.” Nilsson besluit een fonds op te richten om kinderen met kanker te helpen. De Gunnar Nilsson Cancer Treatment Campaign wordt voor Nilsson ook een soort therapie. Hij vecht met alles wat hij in zich heeft om het fonds van de grond te krijgen. Hij wordt geholpen door verschillende mensen uit het Formule 1-circus, zoals ook journalist Ian Phillips, tegenwoordig commercieel topman bij Jordan. Phillips organiseert de ene na de andere actie om geld in te zamelen. Van een item op de BBC-televisie tot een dartstoernooi in Schotland, alle kansen worden aangegrepen om geld in te zamelen. Zo kan een nieuwe vleugel voor het Charing Cross-ziekenhuis in Londen worden gefinancierd, de Gunnar Nilsson-vleugel, en wordt er apparatuur aangeschaft. In 1979 wordt op het circuit van Donington de Gunnar Nilsson Throphy verreden. Met deze niet voor het wereldkampioenschap meetellende Formule 1-race wordt ook geld opgehaald voor het door Nilsson opgezette kankeronderzoek. Nilssons moeder, die behoorlijk welvarend is maar Gunnar nooit een cent heeft gegeven om te racen, stort na zijn dood al het geld van haar zoon in het fonds. Later doet ze hetzelfde met al haar eigen vermogen. Het fonds bestaat nog steeds en is een belangrijke financier van kankeronderzoek in Groot-Brittannië.
Verschillende Vikingen
De enige Grand Prix die Gunnar Nilsson na de openbaring van zijn ziekte nog bezoekt is die in Brands Hatch in 1978. Ronnie Peterson vertrekt van pole, maar valt uit. In tegenstelling tot de altijd vriendelijke en praatgrage Nilsson is Ronnie Peterson meer gesloten. Hij opent zich pas als hij iemand kent en vertrouwt. Maar als dat eenmaal het geval is, heb je aan Peterson een echte vriend zoals Nilsson heeft ondervonden. Ook al zijn ze landgenoten, onderlinge rivaliteit kennen ze niet. Peterson begint door de invloed van Nilsson zelfs wat openhartiger te worden en gaat steeds makkelijker met anderen praten. Ook omdat hij beseft dat spraakwaterval Nilsson van de Zweedse pers veel meer aandacht krijgt dan hijzelf, terwijl hij degene is die al jarenlang in de top rijdt en al veel races heeft gewonnen.
Vergeleken met de soms wat egoïstische Nilsson is juist de stille Peterson een socialer mens. Nilsson krijgt in het begin van zijn Formule 1-carrière veel advies van Peterson, ook al rijdt hij voor een ander team. Binnen zijn eigen team is Peterson ook geliefd. Als hij tijdens de kwalificatie in 1978 in Brands Hatch veel sneller is dan Lotus-teamgenoot Mario Andretti, krijgen de monteurs van Peterson van Colin Chapman de opdracht om de benzinetank in de auto van de Zweed volledig te vullen. Uit loyaliteit aan Peterson houden ze in plaats van een volle jerrycan echter een lege jerrycan boven de tank. Er komt geen druppel benzine bij en Peterson blijft, tot verbazing van de onwetende Chapman, supersnelle ronden rijden. Een truc die uiteraard alleen kon omdat er in die tijd alleen nog maar stopwatches waren om de snelheid va een auto te meten. Aan de andere kant houden de monteurs Peterson ook wel eens onwetend. Als Ronnie de pits binnen blijft komen met de mededeling dat hij onderstuur heeft, vertellen de monteurs op een bepaald moment dat ze iets hebben veranderd waardoor het onderstuur nu echt verdwenen moet zijn. Peterson gaat de baan op en meldt later dat de auto nu inderdaad goed in balans is. De waarheid is echter dat de monteurs niets hebben veranderd.
Mario Andretti, in 1978 bij Lotus teamgenoot van Peterson, heeft eveneens ondervonden hoe trouw Peterson is. Na de Grand Prix in Zandvoort vraagt iedereen zich af waarom Peterson zijn Lotus-collega Andretti niet voorbij is gegaan. De Zweed is beduidend sneller en rijdt ronde na ronde achter de Amerikaan, maar Andretti wint de race. Het grote publiek krijgt van Peterson te horen dat hij problemen had met zijn remmen (“Het leek alsof ik naar hem toe kon rijden, maar de waarheid was dat ik steeds bijna tegen hem op gleed omdat mijn auto niet goed vertraagde”), de realiteit is dat Peterson een contract heeft waarin staat dat hij Andretti niet mag inhalen. Dat verhaal vertelt Peterson alleen aan een bevriend journalist. In zijn contract is een bepaling opgenomen dat hij Andretti niet mag passeren. Daarmee is hij akkoord gegaan omdat het zijn enige mogelijkheid is om voor Lotus te rijden. Het is de voorwaarde die Andretti, de onbetwiste kopman, heeft gesteld aan de komst van Peterson, die door de Amerikaan als de enige coureur wordt gezien die hem kan verslaan. Op zijn beurt berekent Peterson dat Andretti toch niet alle races gaat finishen en er ook voor hem genoeg kansen komen om met de fabelachtige Lotussen 78 en 79, de eerste auto’s met ground effect en daardoor een fenomenale wegligging, races te kunnen winnen. Peterson heeft nog een reden om absoluut de overstap naar Lotus te willen maken. Na twee beroerde jaren bij March en Tyrrell (in de zeswieler) is het hoog tijd om zijn imago op te poetsen. De ironie wil dat hij bij Lotus de opvolger is van Gunnar Nilsson, die een contract heeft ondertekend bij het net opgerichte Arrows. Vanwege zijn ziekte zal hij echter nooit voor dat team rijden.
Gered uit het vuur
Het op schrift vastgelegde niet-aanvalsverdrag lijkt een potentiële voedingsbodem voor een fikse ruzie, maar het tegendeel gebeurt. Gedurende het seizoen ontwikkelt zich tussen Andretti en Peterson een zeer hechte vriendschap. Ze hebben geen geheimen voor elkaar. Niet op de baan, niet naast de baan. Andretti: “Hij is de enige man die ik ken die mij nooit heeft belazerd en mij altijd de waarheid heeft verteld. Dat kom je in de autosport nergens anders tegen.” Peterson is de tweede Zweed met wie Andretti zeer goed bevriend raakt. Ook met Gunnar Nilsson heeft hij een prima contact.
Na de kwalificatie van de Grand Prix van Monza in 1978 vertelt Andretti (met nog drie races te gaan ruimschoots koploper in het WK) aan Peterson dat hij niet wil worden herinnerd als de man die kampioen wordt omdat zijn teamgenoot hem niet mag inhalen. Andretti vertelt Peterson dat het hem niet uitmaakt wat Chapman er van denkt. “Deze laatste drie wedstrijden van het seizoen gaan we echt racen, ook al betekent het dat Colin ons ontslaat.” Helaas kan Peterson niet meer dan tweehonderd meter profiteren van de afspraak met Andretti. Direct na de start van de Italiaanse Grand Prix is hij het belangrijkste slachtoffer van een enorme crash, die volgens velen wordt veroorzaakt door Riccardo Patrese. Cynisch genoeg in de Arrows die oorspronkelijk is bedoeld voor Gunnar Nilsson. De voorkant van de Lotus van Peterson breekt in stukken, de benzinetank scheurt en de wagen vliegt in brand. Peterson krijgt zelf zijn gordel los en kan zich half oprichten, maar het lukt hem niet om uit de auto te komen. James Hunt, Clay Regazzoni en Patrick Depailler slepen Peterson uit het vuur. Hunt, in het jaarboek van de Oostenrijkse journalist Heinz Prüller: “Het was niet gemakkelijk om Ronnie er uit te krijgen. Je kunt bij de Lotus het stuur niet snel demonteren, zoals bij mijn McLaren. Ik had Ronnie er al half uitgetrokken, maar zijn voet zat nog klem tussen het stuur en de cockpitwand.” Pas als Depailler het stuurtje kapot trapt, krijgen ze Peterson uit de vlammen. Ronnie heeft zijn benen ernstig gebroken (acht breuken), maar dat is in die Formule 1-jaren niets bijzonders. De brandwonden stellen weinig voor. Toch gaat het mis.
Meer aandacht voor tv-ploeg
Een Italiaanse journalist meldt later dat er tijdens de operatie aan de benen van Peterson paparazzi-fotografen en een televisieploeg de operatiezaal van het Milanese ziekenhuis zijn binnengedrongen. Ze vragen de doktoren hun gezichtskapjes naar beneden te doen en plaats te nemen rond Peterson voor een fotosessie. De artsen werken daar graag aan mee, maar verliezen hun patiënt uit het oog. Er komt beenmerg in Petersons bloed, waardoor een bloedprop ontstaat waaraan de 34-jarige coureur overlijdt. En dat terwijl iedereen is verteld dat Ronnie zijn benen weliswaar zwaar heeft gebroken, maar dat hij zonder twijfel weer terugkeert op de circuits. Van levensgevaar zou geen sprake zijn. De artsen hebben op een afgrijselijke wijze gefaald. Petersons vrouw Barbro, die vanwege gezondheidsproblemen al in de put zit, raakt in een depressie waar ze nooit meer echt uit komt, ondanks de goede zorgen en de liefde van John Watson. Watson neemt in 1979 niet alleen plaats in de voor Peterson bestemde McLaren - het contract tussen de Zweed en het rood-witte team is al getekend -, maar probeert ook privé de gapende leegte op te vullen die Peterson heeft achtergelaten. Tevergeefs, uiteindelijk. Barbro pleegt op 19 december 1987 zelfmoord.
Mario Andretti arriveert de maandagmorgen na de dramatische race op Monza in het ziekenhuis. Hij is inmiddels wereldkampioen, maar heeft dat nauwelijks gevierd. Dat vindt hij niet gepast, omdat zijn teamgenoot en vriend zijn benen heeft gebroken. De reden dat Andretti zich nu al kampioen mag noemen, is omdat Peterson dit seizoen niet meer in actie komt. Als hij bij aankomst bij het ziekenhuis hoort van Petersons noodlot hoort, raakt hij volledig van slag. De ervaren Andretti, die in de autosport al zoveel vrienden heeft verloren, zal na Monza nooit meer helemaal de oude worden. Oogt hij kort na de dood van Peterson vermoeid, ook later is hij minder enthousiast en opgewekt dan tevoren. Andretti verschijnt niet bij de begrafenis van Peterson. Hij kan dat geestelijk niet aan. Gunnar Nilsson lukt dat wel. Het is de laatste keer dat hij in het openbaar wordt gezien.