Geacht college,
Voorafgaand aan de zitting op 23 oktober a.s. voor de behandeling van mijn beroepsschrift d.d. 21 augustus j.l. wil ik vast schriftelijk reageren op het verweerschrift van de examencommissie.
Er wordt gesteld dat al na enkele weken bleek dat de door mij aangebrachte beveiliging verhinderde dat er een controle door de anti-plagiaat software kon worden uitgevoerd. Aangezien op 27 juni voor iedereen het vak was afgerond, en men al na enkele weken doorhad dat plagiaatcontrole niet mogelijk was, is het vreemd dat ik pas op 11 augustus, twee weken voor de diploma-uitreiking, daarvan op de hoogte ben gesteld. Ik ben daarna direct duidelijk geweest dat ik geen originele versie op zou sturen. Toch heeft het tot 18 augustus, een week voor de diploma-uitreiking, geduurd totdat de examencommissie mij mededeelde dat ik mijn diploma niet zou krijgen. Al op 23 juli werd ik voor de diploma-uitreiking uitgenodigd. De latere opmerking in het verweerschrift dat “het elkaar kruisen van correspondentie over de diploma-uitreiking en het besluit niet over te gaan tot het uitreiken van het diploma weliswaar onhandig is” is daarom onjuist: er is niets gekruist. Men heeft mij uitgenodigd, heeft enige weken laten passeren, en heeft mij toen pas ingelicht dat ik geen diploma kreeg. Het gekozen taalgebruik bagatelliseert het gewekte vertrouwen.
Er wordt gesteld dat ik nimmer mijn bezwaren tegen deze software bij het FMT heb aangekaart en evenmin vooraf heb gereageerd bij de docent van het vak of bij de Examencommissie aangegeven dat ik principiële bezwaren heb tegen het gebruik van deze software. Dit is onjuist. Zoals ook aangegeven in mijn bezwaarschrift was de coördinator van het vak op de hoogte van mijn bezwaren. Ter ondersteuning van mijn stelling heb ik een e-mailcorrespondentie bijgevoegd. Op de laatste e-mail daarvan heb ik geen reactie meer gehad, waaruit ik destijds heb afgeleid dat een plagiaatcheck optioneel is. Daarnaast waren de begeleiders op de hoogte van aanwezige beveiligingsmaatregelen. Van het bestaan van een FMT ben ik niet op de hoogte, en ook op de website van de UvT wordt over dit team geen informatie gegeven.
Er wordt gesteld dat ik verplicht ben om een kopie van de bachelor thesis ter beschikking te stellen van [sic] de bibliotheek. Van deze verplichting ben ik niet op de hoogte, daarover zijn geen mededelingen gedaan, en ik zal ook hieraan geen medewerking verlenen.
Ik sta volledig achter de door mij geplaatste opmerking op het internet over het gebruikmaken van de resultaten in mijn thesis. De resultaten zijn al bekend, wat bij een bachelorscriptie niet ongebruikelijk is. De manier waarop ik tot het resultaat kom en de wijze waarop ik de voor medestudenten onbekende tak van wiskunde op compacte wijze beschrijf zijn echter uniek. Daarvan wil ik niet dat Jan en alleman het zo kan gebruiken. De gevolgtrekking die de examencommissie aan mijn uitspraak verbindt, is daarom onjuist en misleidend. Wat betreft het online plaatsen van de correspondentie het volgende. Veel mensen die ik ken houd ik zo op de hoogte over de voortgang van deze zaak. Ook blijken er andere studenten door deze zaak geïnspireerd, en ik hoop hen op deze manier van argumenten te voorzien. Daarnaast is er een journalistieke functie: er lezen veel scholieren en studenten mee, die nu zien hoe het er op de UvT aan toe gaat, en hoe een beroepszaak werkt. Met de privacy van medewerkers van de UvT heb ik zo goed mogelijk rekening geprobeerd te houden door alle namen uit de correspondentie te verwijderen. Op de genoemde website heb ik ook een kleine enquête gehouden om het maatschappelijk draagvlak van de plagiaatcheck te bepalen. Van de 161 respondenten tot nu toe vindt 63% dat ik in deze situatie niet moet meewerken aan een plagiaatcheck.
Er wordt getwijfeld aan mijn argument dat Ephorus mijn auteursrechten schendt, waarbij de examencommissie naar een rechtszaak verwijst. Die rechtszaak speelt echter in de Verenigde Staten. Nederlands auteursrecht is daar niet van toepassing. Daarnaast hebben de studenten in die zaak een keer “I agree” aangevinkt voor de algemene voorwaarden, en is de zaak iets complexer dan de examencommissie voordoet. De volledige uitspraak, waartegen beroep is ingesteld, kunt u nalezen op
http://www.nacua.org/documents/AV_v_iParadigms.pdf. Onder Nederlands recht zou Ephorus mijn auteursrecht schenden door, op het moment dat iemand anders een zinsnede gebruikt die overeenkomsten vertoont met een zinsnede in mijn werk, mijn werk te tonen. Daarnaast zal de database, eenmaal aangelegd, niet meer verdwijnen. Dat het momenteel niet in de bedoeling ligt om de database voor andere doeleinden aan te wenden, geeft geen garantie voor de toekomst. Ephorus is geen stichting maar een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Zij streeft winst na, heeft meer dan 10 werknemers die informatie kunnen lekken, en kan eenvoudig worden overgenomen. Een database van dergelijke omvang is daar niet veilig.
Er wordt gesteld dat gebruik van anti-plagiaatcheck gezien kan worden als een aanvullend onderzoek omdat wordt vastgesteld of het afgeleverde werk ook daadwerkelijk een weergave is van het eigen kunnen van de student. Dit is wat anders dan het toetsen van mijn kennis, mijn inzicht of mijn vaardigheden. Hiermee wordt mijn argument niet ontkracht.
De examencommissie blijft vaag op grond van welke bevoegdheid het verstrekken van mijn diploma wordt opgeschort. In het verweerschrift wordt nu weer gesproken van het “bekrachtigen” van het cijfer voor de bachelor thesis. De examinator is krachtens mandaat zelf bevoegd het cijfer vast te stellen.