1. Waarheid en waarachtigheid
1.1. God is de enige waarheid
In de Koran wordt God onder meer Al Haqq genoemd. Al Haqq betekent letterlijk: de Ware, de Echte. Het woord is afgeleid van de wortel {h-q-q} die verschillende connotaties heeft: zoals waar, accuraat, authentiek, echt zijn, plaats vinden zonder twijfel en onzekerheid, voldoen aan de eisen van wijsheid, waarheid, rechtvaardigheid.[2].
« Dat is omdat God de waarheid is en omdat Hij almachtig is » Koran (22:6)
Volgens de islam is God de enige ultieme werkelijkheid, de enige waarover niet de minste onzekerheid of twijfel bestaat, de enige waarheid in absolute zin. Volgens de Koran ligt de ultieme waarheid bij God en alleen bij Hem. Alleen Hij kent de gehele waarheid. Wie beweert de absolute waarheid te kennen, beweert bijgevolg zèlf god te zijn en stelt zich zodoende buiten het islamitisch discours waarin er geen god is dan God. Daarmee wordt de waarheid transcendent gedefinieerd, d.w.z. dat de ultieme waarheid beschouwd wordt als iets dat het menselijk bevattingsvermogen overstijgt. Een mens kan slechts een deeltje van de waarheid zien, begrijpen. De volledige waarheid, is alleen aan God bekend.
1.2. Waarheid en rechtvaardigheid zijn innig verweven
In de wetenschap gaat waarheid over iets dat 'conformeert met de werkelijkheid'. In de islam is dat ook zo, alleen gaat de islam verder dan dat omdat de waarheid ook een transcendente en juist daarom ook een morele dimensie heeft. God is de enige absolute waarheid, de enige die de volledige waarheid kent - bijgevolg ligt bij Hem en bij Hem alleen het ultieme onderscheid tussen goed en kwaad. [3] De logische consequentie hiervan is dat waarheid en rechtvaardigheid intrinsiek met elkaar verweven zijn, en dat beide vanuit goddelijk perspectief gedefinieerd worden.
« En Wij hebben Onze gezanten met de duidelijke bewijzen gezonden en Wij hebben het boek en de weegschaal met hen neergezonden, opdat de mensen de rechtvaardigheid in stand houden. En Wij hebben het ijzer neergezonden. Daarin is geweldige kracht en veel nuttigheid voor mensen... » (Koran 57:25)
Vermits God de enige waarheid is, de enige die het volledige beeld heeft, ligt ook bij God het ultieme oordeel over rechtvaardigheid. In Surah 18 (v.66-83) van de Koran komt dit uitvoerig aan bod. [4] Mozes wordt er vergezeld van een zekere Al Khadir. Het is niet duidelijk wie deze figuur is. Volgens sommigen is hij een profeet, andere exegeten beschouwen hem als een engel, nog anderen zien in hem een allegorische figuur die de diepste mystieke inzichten symboliseert. In Surah 18 van de Koran, voert deze figuur opdrachten van God uit. Op een gegeven moment slaat hij een lek in een boot zodat de boot met alle opvarenden vergaat. Dat lijkt onrechtvaardig, maar Al Khadir legt later uit dat die mensen aan de overkant van het water een koning te wachten stond die elke schip met geweld nam. Door hun boot lek te slaan, en hen te laten verdrinken - wat op het eerste zicht een onrechtvaardig lot lijkt - was God (die het grotere beeld heeft) hen dus genadig en bespaarde Hij hen een doodstrijd die vele malen erger was. Uit dergelijke verzen blijkt dat enkel God een ultiem oordeel kan vellen over wat goed en slecht is.
« Maar misschien staat jullie iets tegen dat toch goed voor jullie is en misschien hebben jullie iets lief dat slecht voor jullie is. God weet en jullie weten niet. » (Koran 2:216)
Hiermee wordt mensen op het hart gedrukt dat het niet is omdat ze zèlf iets goed vinden, dat het vanuit ruimer perspectief ook goed is. Het is een les in nederigheid: men kan als individu niet zelf god spelen, het is niet omdat men zelf iets goed vindt, dat het ook goed is. De definities van goed en kwaad overstijgen het individuele niveau. Daarom ook zeggen muslims bij alles wat er gebeurt: 'het is de wil van God', en danken ze Hem voor alles, ongeacht of ze het gebeuren aangenaam of betreurenswaardig en pijnlijk vonden. De uitdrukking is een teken van overgave aan God. Enkel Hij is in staat het hele gebeuren te overzien. Wat een individu ervaart als een 'meevaller' is in het grotere geheel der dingen niet noodzakelijk een goede zaak, en wat een individu ervaart als een opdoffer, is in het grotere geheel der dingen niet noodzakelijk een slechte zaak. Mensen wie het voor de wind gaat in het leven, kunnen dus niet beweren dat zij speciaal door God gezegend worden – hun succes kan net zo goed een beproeving zijn; terwijl van mensen die in het leven de ene tegenslag na de andere te verwerken krijgen, niet gezegd kan worden dat zij door God gestraft worden – iemand die buiten zijn toedoen zijn job verliest kan bv. juist daardoor een veel wreder lot bespaard blijven. Het is dus, in een bijkomende dimensie, niet wat een mens overkomt dat van tel is, wel hoe hij ermee omgaat. Daarin maakt hij zijn morele keuze: gaat hij er op een moreel hoogstaande manier, of op een moreel verwerpelijke manier mee om. Wanneer men met voorspoed op een verwerpelijke manier omgaat, plaveit men zijn weg naar de hel. Gaat men met tegenslag op een moreel hoogstaande manier om, dan trekt men een wissel op het paradijs.
Hét morele adagio van de Koran is het gebieden van het goede en verbieden van het kwade.
«... Hij gebiedt hun het behoorlijke en verbiedt hun het verwerpelijke en hij staat hun de goede dingen toe en verbiedt hun de onbetamelijke dingen...» (Koran 7:157)
Dit vereist dat er een waarheid is waartegen goed en kwaad kunnen afgewogen worden. Voor de islam (net als voor de andere monotheïstische godsdiensten), is die waarheid God.
«God bevestigt de waarheid met Zijn woorden ook al staat het de boosdoeners tegen.» (Koran 10:82)
Alle profeten, leidden hun leven in overeenstemming met de waarheid, zij leefden een waarachtig leven. De Koran vernoemt onder meer bij naam:
« Jozef, jij de waarheidslievende...» (Koran 12:46)
« En vemeld in het boek Abraham. Hij was een oprecht mens en een profeet». (Koran 19:41
« En vermeld in het boek Ismael. Hij hield zich aan zijn toezeggingen en hij was een gezant en een profeet.» (Koran 19:54)
Ook Maria, die door sommige muslimgeleerden als profeet beschouwd wordt (o.a. omdat zij, net zoals de andere profeten, openbaringen van God kreeg via de aartsengel Gabriël), staat in de Koran hoog aangeschreven als een waarachtige vrouw. [5]
« De messias, de zoon van Maria, is alleen maar een gezant aan wie de andere gezanten zijn voorafgegaan en zijn moeder was een oprechte vrouw..."» (Koran 5:75)
In navolging van alle profeten, moeten de gelovigen een waarachtig leven leiden.
« Jullie die geloven! Vreest God en weest met de oprechten. » (Koran 9:119)
Als getuigen van de waarheid, worden muslims geacht in alle omstandigheden de daaraan verbonden rechtvaardigheid te laten primeren, en dus op te komen tegen alle soorten van onrecht. Rechtvaardigheid heeft voorrang op eigenbelang of gevoelens van afkeer. Dus zelfs wanneer het in het nadeel van zichzelf of de familie zou uitdraaien, moet men rechtvaardig zijn. Zelfs wanneer men voor iemand antipathie voelt, moet men rechtvaardig zijn. Rechtvaardigheid overstijgt immers, net als de waarheid, het individuele niveau.
«... En als jullie een uitspraak doen wees dan rechtvaardig zelfs al zou het een verwant betreffen...» (Koran 6:152)
« Jullie die geloven! Wees standvastig voor God als getuigen van de rechtvaardigheid. En laat de afkeer van bepaalde mensen jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te zijn. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij godvrezendheid. En vreest God. God is welingelicht over wat jullie doen.» (Koran 5:8).
« Jullie die geloven! Weest standvastig in de gerechtigheid als getuigen voor God, al is het tegen jullie zelf of de ouders of de verwanten. Of het nu om een rijke of om een arme gaat, God staat hen beiden zeer na. Volgt dus niet je geneigdheid om niet rechtvaardig te zijn. Maar als jullie verdraaien of jullie afwenden, dan is God welingelicht over wat jullie doen.» (Koran 4:135)
«En geeft de volle maat en behoort niet tot hen die verlies veroorzaken. En weegt met de juiste weegschaal. En doet de mensen niet tekort in de dingen die van hen zijn en veroorzaakt geen ellende op de aarde door verderf te zaaien.» (Koran 26:181-183)
Volgens de islam wordt de waarheid, en de daaraan verbonden moraliteit, geacht een universeel gegeven te zijn. Islam gelooft dat alle mensen voor zij geboren worden, in hun ziel God als hun Heer erkend hebben. [6]. Dat betekent dat elk mens als een moreel wezen geboren wordt, met een inzicht in wat goed en kwaad is. Het is een kernmoraliteit die bij de rede aansluit:
«... Redelijk inzicht is duidelijk onderscheiden van verdorvenheid...» (Koran 2:256)
Die kernmoraliteit is universeel en van alle tijden, en wordt in beginsel door de hele mensheid gedeeld, ongeacht welk religieus pad men in het verdere leven bewandelt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mensenrechten op grond van de Koran en Sunnah zeer nauw aansluiten bij de universele verklaring van de mensenrechten van de VN. [7]. Islam gaat er overigens van uit dat alle monotheïstische godsdiensten (jodendom, christendom en islam) in één en dezelfde God geloven (in het Arabisch: 'Allah'), en dus eenzelfde kern van waarheid delen. Islam koppelt redding van de ziel dan ook niet aan de naam van de religie waartoe een mens behoort, en niet enkel aan geloof, maar wel aan waarachtigheid ten aanzien van deze kernmoraliteit, aan godvrucht en goede daden. Muslims hebben geen zekerheid dat zij naar het paradijs zullen gaan; als zij zich misdragen kunnen ze naar de hel gaan. Een christene die in God gelooft en zich goed gedraagt, kan volgens de islam naar het paradijs gaan. [8] De islam stelt dat wie de leidraad van de Koran volgt, naar het paradijs zal gaan (uiteraard altijd met Gods genade), maar zeg dus niet dat niet-muslims per definitie immoreel of onwaarachtig zijn en naar de hel zullen gaan. In elke godsdienst zijn er volgens de islam mensen die zich goed gedragen, zij hoeven niets te vrezen. In elke godsdienst zijn er ook die zich misdragen. Hen staat de hel te wachten.
1.3. Elk mens wordt aangemoedigd om zelf op zoek te gaan naar de waarheid
Dat ouders of mensen uit de omgeving menen dat iets waar is, betekent nog niet dat men dat zelf automatisch voor waar moet aannemen. Gezien het cruciale belang van de waarheid moedigt de Koran elk mens aan er zelf naar op zoek te gaan.
« En als tot hen gezegd wordt: "Volgt wat God heeft neergezonden", zeggen zij: "Welnee, wij volgen dat na waarvan wij merken dat onze vaderen er zich aan hielden." Ook dan soms als hun vaderen helemaal niet verstandig waren en zich niet de goede richting hadden laten wijzen?" » (Koran 2:170)
1.4. Twijfelen over de waarheid
Op zoek gaan naar waarheid, impliceert dat geen mogelijkheid tot twijfel? En is het niet zo dat de islam geen twijfel kent?
De Koran stelt inderdaad dat dit boek (een weergave van het letterlijke woord van God dus) een boek is waaraan geen twijfel is:
«Dit is het boek waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de godvrezenden.» (Koran 2:2)
Dit betekent dat er volgens de Koran geen twijfel is aan God zèlf, noch aan Zijn Woord. God is de waarheid, de enige waarheid, de enige werkelijkheid, de enige zekerheid waaraan niet de minste twijfel bestaat. Maar in hoe men zich tot die waarheid verhoudt, is er wel degelijk mogelijkheid tot bevraging en zelfs twijfel ingebouwd, meerbepaald via verzen in de Koran die godsdienstvrijheid garanderen:
« In de godsdienst is geen dwang...» (Koran 2:256)
Het is juist door het ontbreken van deze mogelijkheid tot 'twijfel' tegenover de 'waarheid' dat het Westen eeuwenlang te kampen had met godsdienstdwang en godsdienstvervolging. De Westerse theocratieën waarin de godsdienst door de staat opgelegd werd op straffe van dood, werden pas door het invoeren van de godsdienstvrijheid doorbroken, wat meteen de periode van het modernisme inluidde. De islam heeft nooit een dergelijk godsdienstdwang en nooit een theocratie in westerse stijl gekend. Een theocratie is ten andere volledig strijdig met de islam. [9] Door het gelijktijdig verankeren van enerzijds de absolute waarheid van God, maar anderzijds het principe van vrijheid hoe men zich tegenover die waarheid verhoudt – godsdienstvrijheid dus - zijn de kernconcepten voor modernisme al van oudsher aanwezig in de islam [10,11,12] Volgens de Koran kan immers niemand tot de waarheid gedwongen worden, men moet ze zelf ontdekken en er in alle vrijheid voor kiezen, en dat impliceert dat men zich moet kunnen bevragen over die waarheid; dat men de vrijheid geniet niet voor God te kiezen, of wanneer men er wel al voor koos, van gedacht te veranderen. Als men er zich van afkeert, als men het geloof verlaat (apostasie), blijft dat een zaak tussen God en mens waar geen ander mens kan in tussenkomen. Nergens in de Koran staat dat voor apostasie de doodstraf geldt – maar vanuit Koranisch oogmerk doet een mens wel zichzelf en zijn eigen ziel groot onrecht aan door zich van wat de Koran als Waarheid beschouwt, af te keren. Nochtans, geniet elk mens de vrijheid te bepalen hoe men zich tegenover God verhoudt. Het oordeel daarover kan enkel door God uitgesproken worden, geen mens kan zich daarin moeien. Het is pas als men die vrijheid misbruikt om de staat, de gemeenschap, te destabiliseren, dat de gemeenschap kan optreden. Niet om het geloof met dwang op te leggen, want geloof blijft iets dat exclusief voorbehouden is voor de relatie tussen de mens en God, maar wel om op te treden tegen het destabiliseren van de samenleving. [13]
Juist doordat de mens vrij is in zijn verhouding tegenover de waarheid, kan onwaarheid (en dus ook onrecht) bestaan en gepropageerd worden, en wordt men in het aardse leven geconfronteerd met een mix van waarheden en onwaarheden waaruit men zelf moet kiezen – een keuze waarbij de Koran een leidraad biedt om goed en kwaad, waarheid en onwaarheid, recht en onrecht, van elkaar te onderscheiden. Bovendien zijn onwaarheid en onrecht slechts een 'tijdelijke' toestand. Waarheid zal uiteindelijk de bovenhand halen - net zoals rechtvaardigheid; beiden maken immers essentieel deel uit van het Laatste Oordeel.
1.5. God is de Waarheid, maar er zijn verschillende wegen naar God (pluralistische houding tgo de absolute waarheid)
God wordt beschouwd als de enige unieke echte werkelijkheid. De logische consequentie daarvan is dat geen mens de volledige waarheid kan kennen. En vermits mensen van elkaar verschillen, kunnen zij ook een verschillende kijk op de waarheid hebben. Dit pluralisme wordt in de Koran op verschillende manieren ondersteund.
Vooreerst kent de islam geen kerkinstituut, er is dus geen instelling die 'de' officiële leer kan opleggen aan de gelovigen. In de islam staat er geen priester tussen de gelovige en God. Geloof is iets rechtstreeks tussen mens en God. Als gevolg daarvan, is er diversiteit in de interpretatie van de Koran.
Daarnaast, erkent de islam ook dat er nog andere manieren zijn om God te benaderen. Een beetje zoals wanneer verschillende mensen tijdens een donkere nacht naar een huis kijken waarin een open haard brandt: elkeen die door een ander raam kijkt, zal een ander aspect van het haardvuur zien. Maar uiteindelijk kijken ze allen naar hetzelfde vuur. Het bestaan van verschillende godsdiensten – verschillende vensters langs waar men naar God kijkt, verschillende manieren om de ultieme waarheid te benaderen - wordt door de islam beschouwd als een aspect van de wil van God. Hij zelf heeft de verschillende godsdiensten ingesteld als onderdeel van de test van het leven [14]. God zal op oordeelsdag wel uitleggen hoe de vork in de steel zat, zegt de Koran. In afwachting daarvan, wordt elk mens aangemoedigd individueel op zoek te gaan naar wat volgens hem in hart, ziel, intellect en geweten de ware weg is, en daar dan ook naar te leven. Waarachtigheid staat daarbij centraal. De Koran moedigt christenen dus aan te leven volgens de Evangeliën, moedigt de Joden aan te leven volgens de Thora, moedigt de muslims aan te leven volgens de Koran. [15]. Tegelijk schrijft de Koran de mensen voor elkaars geloof te respecteren en enkel met elkaar te wedijveren in 'godvrucht en goede daden', elk vanuit de eigen weg het beste van zichzelf te geven om zowel het individu als de samenleving naar het maximum van de potenties te tillen.
« ... En als God het gewild had, zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben, maar Hij heeft jullie in wat jullie gegeven is op de proef willen stellen. Wedijvert dan met elkaar in goed daden. Tot God is jullie terugkeer, gezamenlijk. Hij zal jullie dan dat meedelen waarover jullie het oneens waren. » (Koran 5:48)
Elk geloof meent uiteraard dat het het beste is. Uiteindelijk komt het oordeel daarover alleen God toe. Een christen denkt dat hij de ware religie aanhangt, anders zou hij vanzelfsprekend geen christen zijn. Een muslim denkt hetzelfde. Alle godsdiensten hebben in de Koran een door God gegarandeerd bestaansrecht – omdat het God zelf is die de verschillende godsdiensten ingesteld heeft en omdat Hij mensen vrijheid van keuze gegarandeerd heeft. Uiteindelijk kan geen mens oordelen over het geloof of ongeloof van een ander, vermits de ultieme waarheid waartegenover ongeloof afgemeten wordt, alleen door God gekend is en vermits daarenboven alleen Hij in de harten van de mensen kan kijken en hun intenties kent.
De islam beschouwt zichzelf als het meest zuivere pad naar God, maar sluit niet uit dat anderen door God tot het paradijs zullen toegelaten worden op grond van hun geloof, van hun godvrucht en goede daden. Daarmee is de islam van oudsher veel toleranter tegenover andere religies dan de andere monotheïstische godsdiensten die traditioneel hun weg als de enige zaligmakende beschouwen en die voor aanhangers van andere godsdiensten een plaats in de hel voorzien.
1.6. Bevrijding door waarachtigheid
Vrijheid wordt in het Westen vaak gedefinieerd als 'alles moet kunnen', ook achterbaksheid, ook arrogantie, hebzucht enz. In een islamitisch discours ligt de ultieme vrijheid niet in het feit dat men vrij is hoe men zich verhoudt tegenover God (en dus tgo waarheid, rechtvaardigheid enz.), maar in een vrije keuze voor God, voor een leven van waarachtigheid en rechtvaardigheid, een vrije keuze voor een leven waarin onrecht, bedrog, leugen, achterklap, hebzucht, egoïsme, onverdraagzaamheid enz. geen plaats is. Dààrin vindt men volgens de islam zijn volledige vrijheid – omdat men zodoende de ziel vrij maakt van alles wat met bedrog, leugen, verraad en onrecht enz. te maken heeft. Alleen in de keuze voor rechtvaardigheid kan men de verstrengelende greep van het onrecht overstijgen. En dat is de ultieme overwinning, de echte bevrijding.
Het heeft dus niet alleen te maken met het gegeven dat God het doen van het kwade bestraft. Men bestraft zichzelf door te kiezen voor onrecht, voor leugen, bedrog, achterklap, racisme enz. - zodoende ontzegt men de eigen ziel immers de nobelheid van het goede, het rechtvaardige enz. en de innerlijke rust en harmonie die daar volgens de Koran mee samenhangt.
« Wij hebben tot jou het boek voor de mensen met de waarheid neergezonden. Wie zich de goede richting laat wijzen volgt het goede pad slechts tot zijn eigen voordeel en wie dwaalt, dwaalt slechts ten koste van zichzelf. En jij bent geen voogd over hen » (Koran 39:41 )
Een consequente keuze voor waarachtigheid en daarmee sa menhangende rechtvaardigheid leidt naar het paradijs, zowel innerlijk tijdens het aardse leven, als later in het hiernamaals.
http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert31.htm
We will export death and violence to the four corners of the earth in defence of our great nation.