quote:
Op vrijdag 4 april 2008 10:53 schreef johan555 het volgende:Artikel 165 Rv
Als uitgangpunt geldt dat, een ieder die op de juiste wijze daartoe is opgeroepen,
verplicht is ter terechtzitting te verschijnen en aldaar dient te verklaren. Dit is in beginsel niet anders bij getuigen die zich op een wettelijk verschoningsrecht beroepen. Ook zij dienen ter terechtzitting te
verschijnen om daar de gronden voor de weigering kenbaar en toetsbaar te maken. Alleen indien verzoeker geen enkel in rechte te respecteren belang bij verschijning heeft aangevoerd kan de getuige aan de rechtbank verzoeken te worden ontslagen van zijn plicht om te verschijnen.
Dit is een deel van een arrest en wel BA6277, Rechtbank Amsterdam, Datum uitspraak 24-05-2007, samenvatting beschikking, voorlopig getuigenverhoor, verschoningsrecht art. 165 Rv, art. 1:89 Wft.
Wanneer je goed leest staat hier slechts dat getuigen [conform 165 Rv] verplicht zijn voor de rechtbank te verschijnen en te verklaren. De rest van de aangehaalde tekst moet worden gezien in de kontekst van het onderhavige arrest [i.c. rechtbank buigt zich over de vraag of verzoeker kan worden ontslagen van de plicht om als getuige te verschijnen waarbij getuige zich beroept op een verschoningsrecht van art 1.89Wtf [een ander artikel dus!]
Beter is het om artikel 165 Rv in zijn geheel te plaatsen.
1. Een ieder, daartoe op wettige wijze opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen.
2. Van deze verplichting kunnen zich verschonen:
a. de echtgenoot en de vroegere echtgenoot dan wel de geregistreerde partner en de vroegere geregistreerde partner van een partij, de bloed- of aanverwanten van een partij of van de echtgenoot of van de geregistreerde partner van een partij, tot de tweede graad ingesloten, een en ander tenzij de partij in hoedanigheid optreedt;
b. zij die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.
3. De getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, indien hij daardoor of zichzelf, of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad, of zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot onderscheidenlijk zijn geregistreerde partner of vroegere geregistreerde partner aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.