quote:
Op vrijdag 4 juli 2008 11:20 schreef Haushofer het volgende:[..]
Nou, die verhalen over Jezus Zijn jeugd zijn niet echt betrouwbaar te noemen. Ten eerste is er heel weinig over bekend ( alleen het Lucas evangelie noemt geloof ik Zijn tempelbezoek en een apocrief boek gaat in op Jezus Zijn jeugd), ten tweede was het nogal een gewoonte om voor helden en andere prominente figuren jeugdverhalen te verzinnen om de verhalen nog meer kracht te geven. Van Flavius Josephus is er ook een dergelijk verhaal bekend.
Omdat je op de verkeerde plaats zoekt,dat is niet te vinden in de Bijbel maar in de geschiedschrijving. Lees het boek eens "The Coming of the Saints" dan word je heel wat wijzer, het is ook verkrijgbaar in het Nederlands:
Voorwoord bij deze nieuwe editie
Het is met groot plezier dat ik deze nieuwe uitgave van een bijna zestig jaar geleden geschreven werk aankondig, omdat het zo vol zit met informatie over de Kerk van de eerste eeuwen, en omdat het daarom voor elke nieuwe generatie lezers heel belangrijk is.
De geschiedenis over deze periode staat onder veel kritiek omdat zij samengesteld moet worden uit zowel geschreven verslaggeving, als uit plaatselijke overleveringen. Dit boek toont duidelijk aan dat legenden en geschriften als een rits aaneen kunnen sluiten, waarbij het één het ander onderbouwt. Heel interessant zijn de aanwijzingen over de geschiedenis van de kerken die gesticht zijn door de degenen die de metgezellen van onze Heer waren tijdens Zijn aardse omwandeling. Bewijsmateriaal hiervoor kan alleen bemachtigd worden op de desbetreffende plaatsen. De pelgrimsreis die de auteur gemaakt heeft naar de kerken in Frankrijk en naburige landen heeft een indrukwekkende hoeveelheid bewijzen tevoorschijn gebracht over de ouderdom van de Kerk, die voor het eerst geplant werd onder de Kelten van West-Europa en Brittannië.
Het is lang geleden dat mijn naamgenoot John W. Taylor dit onderzoek verrichtte, maar geen enkele serieuze schrijver heeft er sindsdien nog veel nieuw bewijsmateriaal aan toe kunnen voegen. Wij zouden het heel prettig gevonden hebben om iemand te ontmoeten met zo veel kennis en inzicht in dit onderwerp, dat voor studenten in de vroege kerkgeschiedenis zo bijzonder van belang is. Vooral ook omdat de feiten die hij naar voren brengt, de conclusies, getrokken door degenen die geloven in het historische primaatschap van de Keltische kerk, volkomen bevestigt.
Gladys Taylor
De in het Nederlands vertaalde uitgave:
Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien...
Dit is de geschiedenis van "De Weg" die het Woord van God ging vanuit Kapernaüm, de stad van de Here Jezus, naar de "einden der aarde" en de "eilanden der zee". Zodat het volk dat in duisternis wandelde het aan hen beloofde Grote Licht zou zien. Dit boek vertelt over hoe het verder ging met veel volgelingen van de Here Jezus, na Zijn Hemelvaart. Jozef van Arimathea, Maria Magdalena, Martha, Lazarus, Zacheüs, de blindgeborene, de rijke jongeling, de hoofdman over honderd, de jongeling van Naïn, Filippus, Lukas, Trofimus, Kleopas en zijn vrouw en nog vele anderen werden door de Heer in Zijn dienst gebruikt, omdat zij hun leven toevertrouwden aan hun Heiland en vertrouwden op Zijn beloften. Daarmee kwam het Geloof van Christus naar de volkeren in het Westen en veranderde het aanzien van de wereld.
Na de steniging van Stefanus verspreidde "de Weg" zich heel snel, omdat de gelovigen door de vervolgingen gedwongen werden alle kanten op te vluchten. Waar zij gingen, ging het Woord van God met hen mee. Spoedig ontstonden er gemeenten in Caesarea, Antiochië, op Cyprus, op Kreta, in Rome, in het huidige Spanje en op vele plaatsen meer.
Dit boek vertelt ook over de "zendingsreis" van de boot zonder zeil of roeiriemen, die aan land kwam nabij de stad die nu Marseille (Frankrijk) genoemd wordt. De inzittenden volgden de "tinroute" en kwamen uiteindelijk terecht in Glastonbury. De route waarlangs deze gezondenen trokken, is ook nu nog te volgen en het hele gebied eromheen is doordrenkt met legenden en overleveringen over hen en bezaaid met monumenten ter hunner gedachtenis.
Wil Leeuwenhage
juil 2006