Mijn eerste kamer was in een voormalig pakhuis aan de Helperwestsingel. De huisbaas - een oplichter - dreef een straat verderop een lampenwinkel en zag er geen been in om de kamer van een langdurige huurder onder water te zetten om haar eruit te krijgen (en de huur fors te kunnen verhogen). Ook vond hij het heel normaal om 's ochtends vroeg met zijn sleutel je kamer binnen te lopen terwijl jij nog lag te slapen, om iets op te meten of even rond te kijken of hem alles nog naar de zin was. Maar het was geweldig! Het pand viel aan alle kanten uit elkaar, was voor een groot gedeelte zelfs onbewoond. Er was een reusachtige zolder voor feesten en daar bleek, toen we slingers aan het ophangen en bierkratten naar boven aan het takelen waren, óók nog iemand te wonen: een oud-kraker van in de dertig, met zijn bouvier, die hij vechttraining gaf op die zolder: overal stonden met foam omwonden palen waar dat beest op los kon gaan. Tegenover ons was het woonwagenkampje van Helpman, met net buiten de hekken, tegenover onze voordeur, de wagen van oom Jan, die erg oud en alcoholisch was, en niet meer zindelijk en die wel eens vergat dat hij niet midden op straat kon slapen en dan even het trapje van zijn woonwagen opgeholpen moest worden. The horror!
Kortom: ge-wel-di-ge tijd gehad.