quote:
De wormkruidbij (Colletus daviesanus) is sterk gebonden aan de plantenfamilie der composieten en dan vooral aan boerenwormkruid. Als dat in de buurt van de bijen staat, zijn ze er gegarandeerd op te vinden. De vrouwtjes van deze solitaire bijensoort halen er veel stuifmeel op. Ze verzamelen het aan de haren van de achterpoten en de buik. Toen ik een dood exemplaar van deze kleine bijen (9 mm) vond, was dat goed te zien. De bijen behoren tot de zogenaamde zijdebijen. Deze soort bijen heeft duidelijke rijen lichte haren (viltbanden) op het achterlijf. Ze heten zijdebij, omdat het vrouwtje de wanden van het nest bekleedt met een soort speeksel, dat er opgedroogd uit ziet als zijde.
Als de bij de bloem wel bezoekt, maar er geen stuifmeel op verzamelt, is de kans dat het een mannetje is, groter. Aan de verzamelharen op de achterpoten is dat niet goed te zien, want zijdebijen hebben geen typische korfharen aan de poten, zoals bijvoorbeeld honingbijen en hommels die hebben. Ze hebben daar dus wel haren en meestal zelfs ook veel, maar die zijn anders van vorm en missen de stijfheid van de korfharen. Het stuifmeel zit dan ook niet als een mooi bolletje aan de poten, maar meer dan de helft van de achterpoot is er mee bedekt en ook het tussenliggende gebied op de buik, zoals op de eerdere foto goed zichtbaar is. Vrouwtjes zijn gemakkelijk te onderscheiden als ze stuifmeel verzamelen; mannetjes het beste aan het genitaal.
De bijen graven korte horizontale gangetjes (5 cm), soms met enige vertakkingen, in zand- en leemwanden voor het broed. Er kunnen er tientallen bij elkaar in de buurt nestelen. Ze zouden aan de kust wat minder algemeen zijn, maar deze heb ik ieder jaar in mijn tuin op Walcheren, waar slechts enkele planten van het boerenwormkruid bloeien. Ik zag ze ook wel op kamille in de buurt. Hier is nog een close-up van deze fraaie zijdebij.
Foto: