JeugdIk ben in Toronto geboren en woonde met mijn oudere broer en zus – Julian en Jenelle – bij mijn ouders in Scarborough, een kleine stad in de buurt van Toronto. Ik kan met veel plezier terugkijken op mijn jeugd, die vooral in het teken stond van voetbal. Mijn broer Julian en ik deden eigenlijk niks anders. Mijn vader Bobby wilde eerst dat we gingen basketballen, maar daar waren we te klein voor. Hij stimuleerde ons daarna om te gaan voetballen. Vanaf het eerste balcontact was dat eigenlijk niet meer nodig, want toen waren Julian en ik allebei meteen verliefd op de bal. Na school deden we niets anders dan voetballen. Dat was best vreemd in Canada, want bijna niemand van onze leeftijd deed het er. Canada is geen voetballand en we waren dan ook uitzonderingen.
Ik wilde beter worden en mijn vader raadde me aan veel te trainen voor mijn ontwikkeling en om zo sterker te worden. Ik speelde op een bepaald moment bij drie teams. Eén team trainde twee keer per week en dus werkte ik vanaf jonge leeftijd zes trainingen per week af.
Ook bij het team van mijn broer trainde ik mee. Het was een mooie tijd.
Daar kwam een einde aan toen mijn broer naar Frankrijk vertrok, waar hij in de jeugdopleiding van Olympique Marseille terecht kwam. Ik was tien jaar en was opeens mijn beste maatje kwijt. En ik had ook niemand meer om mee te voetballen. Mijn vader nam zijn plek een beetje in en nam me vaak mee om een balletje te trappen, maar het was toch anders. Vanaf het moment dat hij vertrok wilde ik ook naar Europa om een grote voetballer te worden. Alleen daar kon ik echt beter worden om uiteindelijk prof te worden. Ik besefte dat al vanaf jongs af aan en mijn vader stimuleerde me. Mijn moeder Paulina vond het net als ik moeilijk om me te laten gaan, maar ze snapte het wel. Dat heb ik altijd erg gewaardeerd aan mijn moeder en vader.
PrefeyenoordToen ik twaalf jaar was ben ik een aantal weken op stage geweest bij Feyenoord. Ik kende de club van televisie, net als Ajax en PSV. Mijn ouders zijn toen ook overgekomen naar Rotterdam. Zoals ik al uitlegde vond mijn moeder het moeilijk dat ik misschien aan de andere kant van de wereld ging wonen. Maar vanaf het moment dat ze Norma (beheerster van het spelershome, red.) zag en hoorde dat ik bij haar zou gaan wonen had ze er minder moeite mee. Ze had veel vertrouwen in Norma en kon er mee leven dat ik twee jaar bij haar introk. Na mijn stage mocht ik drie jaar blijven bij Feyenoord. Het avontuur ging beginnen.
Ik was jong en kwam in een onbekend land terecht, maar heb het nooit echt moeilijk gehad. Iedereen was goed voor me en kende mijn situatie. In die tijd was Brad Parker, die ook in Toronto woonde, er ook jeugdspeler en ging ik veel met hem om. De taal was nooit het probleem. Ten eerste spreekt iedereen hier Engels. Daarnaast moest ik op school en bij Norma Nederlands praten, waardoor ik het snel beheerste. Ik heb mijn VMBO diploma gehaald en daar was ik blij mee. Voor mijn moeder was het belangrijk dat ik een diploma haalde. Ik heb het daarom ook een beetje voor haar gedaan.
Het ging me goed af in de jeugdopleiding en na die drie jaar mocht ik opnieuw drie jaar blijven. Teamgenoten zeiden vaak dat ik het ging maken. Het is leuk om te horen, maar ik besefte wel dat het me niet verder hielp. Toch gaf het vertrouwen, net als de positieve woorden van de jeugdtrainers. Ik werd na één jaar aanvoerder gemaakt en kreeg van de trainers te horen dat ik het in me had. Het was een risico om naar Nederland te gaan en alles achter te laten, maar ik heb er niet aan getwijfeld of ik het zou redden. Dat ik alles achter me heb gelaten heeft denk ik wel voor een extra motivatie gezorgd.
Het laatste seizoen in de A-jeugd werd ik uitverkozen tot grootste talent. Ik werd topscorer en kreeg deze prijs. Voor mij was het heel bijzonder. Het gaf aan dat ik op de goede weg was. Daarnaast vond ik het bijzonder die prijs te winnen omdat ik Canadees was. Er zijn zo weinig Canadezen die hoog voetballen en ik werd als Canadese voetballer gezien als grootste talent van Nederland. Dat maakte best indruk op me.
FeyenoordIk wist op dat moment al dat ik een kans bij het eerste zou krijgen. Vervelend was echter dat ik pas mocht spelen op mijn achttiende. Ik heb drie maanden mee getraind bij het eerste, maar de trainer kon me om die reden niet opstellen. Dat was moeilijk en ik kon maar niet wachten tot het 13 september was, de dag van mijn verjaardag. Het duurde lang, maar was achteraf ook goed voor me. Ik moest wennen aan het team en leerde dagelijks op de trainingen. Ik kreeg zo alle tijd om me aan te passen.
Vanaf de dag dat ik achttien werd is het hard gegaan. Vijf dagen later mocht ik debuteren tegen Heerenveen. Ik speelde acht minuten en we wonnen met 5-1. Het was niet lang, maar het debuut voelde als een droom die uitkwam. Na al die jaren gebeurde datgene waar ik zo op had gehoopt. Niet veel later kreeg ik ook speelminuten in de UEFA Cup Cup en binnen een paar weken startte ik zelfs in de basis. Het kan hard gaan in voetbal. Ik besef ook dat het in negatieve zin hard kan gaan en je zo weer op de bank kunt zitten. Daar zal ik aan moeten wennen. Ik heb nu ook veel goede spelers om me heen, als Ono, Hofs, Ghaly en Pardo van wie ik veel leer op de training.
Ik ben niet bang dat er nu veel voor me verandert. Ik sta in de belangstelling en dat is soms leuk. Maar ik ben daardoor niet opeens een betere voetballer. Ik ben geen jongen die van de spotlights hou, als er geen kranten en televisie zouden bestaan had ik net zo’n drive gehad om het te bereiken. Het is zaak om hard te werken, net als ik de afgelopen jaren heb gedaan. Ik hoop definitief door te breken en zal er alles aan doen om te slagen bij Feyenoord.