Vrijdagochtend om 10.45 uur had ik een verplicht college van het vak Psychologie van de veiligheid. De tafels waren alvast in groepjes neergezet. ‘Was je gisteravond bij een halloweenfeestje?’ vroeg een meisje, omdat ik de schmink niet van mijn gezicht gewassen gehad. De docent begon het college met de mededeling dat hij ons vandaag niet ging beoordelen, en dat we hier alleen voor onszelf zaten. We gingen in groepjes van vijf een casus analyseren, theorieën uit het vak toepassen, oplossingen aandragen en dat vervolgens presenteren. De casus was Project X Haren, een actueel en relevant onderwerp volgens de docent. Mijn groepje was niet onvoorbereid van huis gegaan; de dames haalden laptops en schrijfblokken te voorschijn en gingen aan de slag. Ik pakte een pakje taksi uit mijn jaszak en ging whatsappen. Af en toe vroeg ik: ‘Lukt het een beetje?’ Daarop zeiden de dames: ‘Vind je jezelf nou leuk?’ Een meisje dat ik toevallig kende antwoordde: ‘Dat maakt hem echt helemaal niets uit.’ Ik informeerde bij de dames wat zij eigenlijk voor hun deeltentamen hadden gehaald. De een had een vijf, de ander een vier. Ze bevestigden dat ze naar alle colleges waren geweest. ‘Ik had een zeven,’ zei ik, ‘en ik ben naar geen enkel college geweest.’
De docent kwam gehurkt naast me zitten, een onverstandig besluit want ik rook absoluut niet fris, en vroeg: ‘Waarom doe jij niet mee?’ ‘Ik heb weerstand tegen verplichte colleges,’ zei ik. Na wat heen en weer gepraat kwam hij erachter dat ik toch echt niets ging doen. De aftekenlijst ging rond. Onder ‘aanwezig’ had iedereen naast zijn naam een vinkje neergezet. Ik zette mijn handtekening neer. Toen de docent het blaadje ophaalde, hield hij het in de lucht en zei: ‘Die vinkjes waren niet de bedoeling.’ ‘Ben ik nou de enige die het goed heeft gedaan?’ vroeg ik aan mijn groepje. De dames keken me aan met dezelfde haat waarmee ze later naar hun kinderen zouden kijken. Om tien minuten voor de pauze kwam iemand het lokaal binnen. ‘Sorry,’ zei hij, ‘ik ben door mijn wekker heen geslapen.’ ‘Ga maar weer naar huis,’ zei de docent, ‘je mag het tentamen niet doen.’
De docent vroeg wie bij ons zou gaan presenteren. Unaniem werd besloten dat ik het moest doen, omdat ik niets had gedaan. Ik vond het prima. We kregen een groot wit vel van een flipover waarop ik de presentatie moest tekenen. Terwijl de andere groepjes aan de slag gingen met verschillende kleuren stiften, maakte ik met mijn telefoon foto’s van de tekst die de dames geschreven hadden voor de opdracht, zodat ik die voor de klas voor kon lezen.
Toen ik aan de beurt was kondigde ik mezelf aan met: ‘Hallo, ik moest presenteren omdat ik niets had gedaan, ik heb geen verstand van de inhoud dus voor vragen moeten jullie bij hen zijn.’ Ik las de foto’s voor, waarin dingen stonden als: ‘De volgende keer dat een Project X Haren dreigt te gebeuren, moeten er op Facebook waarschuwingen komen voor jongeren.’ Dat is een volstrekt normaal idee op de universiteit, maar ik kon mijn lachen niet inhouden. Nadat ik alles had voorgelezen gaf de docent mij een serieuze beoordeling. ‘Je hebt zeker presentatievaardigheden in huis, maar ik denk dat ze nog beter uit de verf zouden komen als je presenteert over een onderwerp dat dichter bij je staat.’
's Avonds stond ik in Groningen te kijken naar vrouwen van midden twintig die de Gangnam Style dansten.