Dieptepunt van 2011
Uitgegeven: 14 december 2011 08:18
Laatst gewijzigd: 14 december 2011 11:58
Eén van de meest trieste verhalen van het afgelopen sportjaar was toch wel de dood van de Canadese ijshockeyprof Derek (Leendert) Boogaard. Juist, van Vlaamse afstamming.
© ANP
Zijn ouders verhuisden ooit naar Saskatchewan, gingen er erg hard werken en hun zoon werd korte tijd een van de meest opmerkelijke ijshockeyers in de NHL.
Totdat hij, op 28-jarige leeftijd, overleed. Niet eens erg onverwacht, voor insiders, want Boogaard was een wrak geworden, een menselijk wrak.
Hij was een reus op schaatsen, al vanaf zijn jongere jaren. Hij was groot, grof, sterk, bruut en brutaal.
Als er ergens in een wedstrijd een klusje opgeknapt moest worden, als er een strafexpeditie moest plaatsvinden, als er een gevaarlijke tegenstander even moest voelen dat hij op moest letten, dan werd de ‘enforcer’ Boogaard het ijs opgestuurd.
Die rol is een merkwaardig uitvloeisel van het spierballenhockey dat de NHL tegenwoordig kenmerkt.
Vechters
Elke ploeg heeft een ‘enforcer’ in dienst; vaak zijn dat betere vechters dan hockeyspelers, vaak zijn het mannen die niet heel veel ijstijd krijgen en die, vaak onder luid gejuich van het publiek, het ijs op gestuurd worden om een politionele actie te ondernemen.
Dat de NHL dit bijna ‘moorddadige’ aspect binnen haar sport accepteert en misschien wel entameert omdat het publiek naar de zalen en de televisie trekt, is iets waar moralisten in Canada en de Verenigde Staten zich al jaren over buigen.
Moet je het bestaan van die vechtersbazen aanmoedigen? Feit is dat een beperkte hockeyspeler als Boogaard er zijn bestaan van kon maken en, eenmaal in de NHL, een bezienswaardigheid werd.
Hij tekende bij de Minnesota Wild en was bijna direct na zijn eerste knokpartij een held in de stad en de staat. De ijshockeyploeg werd populair als hij weer eens zijn vuisten gebruikt had en de Canadese en Amerikaanse televisie gingen op een gegeven moment over op ‘Bogey’s Best’, oftewel zijn hardste, gemeenste en meest doeltreffende knokpartijen.
Idiote regel
Boogaard, bijna twee meter lang, zocht zijn tegenstanders uit, de andere spelers maakten zich uit de voeten, de scheidsrechters cirkelden om de twee vechters heen en moesten (volgens de regels) wachten tot een van de spelers een knie op het ijs kreeg.
Dan pas mocht er tussen beiden gekomen worden; in feite een idiote regel, omdat hiermee de vechtpartij een officieel onderdeel van de wedstrijd werd. Boogaard kon knokken als de beste; hij verwoestte oogkassen, jukbeenderen, kaken en gezichtsvlees van zijn tegenstanders en het publiek genoot.
Wat het publiek en ook zijn teamgenoten niet wisten, was dat zich in het hoofd van de ‘enforcer’ een proces afspeelde dat je het beste aftakeling mocht noemen. Boogaard leefde in pijn, kreeg zelf uiteraard ook klappen op het hoofd en zocht zijn toevlucht tot pijnstillers.
Hij zweeg erover, zelfs tegenover de artsen van zijn ploeg, en knokte door, maar zijn hang naar chemische ondersteuning in het leven werd groter en groter. Toen kwam het moment dat hij zelf vol geraakt werd.
Minnesota verlengde zijn contract niet, omdat men een nieuwe ‘enforcer’ zocht, en daarvoor in de plaats mag je ook lezen: omdat men een nieuwe attractie zocht die de tribunes vol zou krijgen en Boogaard tekende vervolgens een contact bij de New York Rangers, een droom voor hem.
Triest mens
Ook in de Madison Square Garden mepte hij zich door de wedstrijden heen en werd hij publiekslieveling. Knokken was zijn sport, knokken op schaatsen wel te verstaan, en hij kreeg er ruim voor betaald.
Eigenlijk was hij een triest mens geworden, een man met pijn, een man die moest vluchten naar steeds sterkere middelen. Maar ja, het publiek stond op de banken als hij weer eens zijn handschoenen uitgooide en een tegenstander ging bewerken.
Ik had over de man gelezen en gehoord en de verhalen over de Vlaamse Canadees werden steeds meer benauwend; hoe kon je zo bestaan als sportend mens? Hoe moest dit aflopen? En hij was pas achter in de twintig…
In mei van dit jaar kwamen de twee broers van Boogaard bij hem langs in zijn appartement in Minneapolis. Zij vonden hun broer dood op de bank.
Pepmiddelen
Zelfmoord werd voor mogelijk gehouden, maar werd, na goed politieonderzoek, weggewimpeld. Boogaard bleek, als jonge vent nog, overleden te zijn aan het tegelijkertijd innemen van alcohol, pijnstillers en pepmiddelen. De dosis was verkeerd gevallen; het sterke lijf kon het niet aan.
Na de dood van Boogaard werd, zoals je kon verwachten, de put gedicht. Het kalf was immers verdronken. Misschien had men toch eerder moeten optreden, misschien had hij strenger gevolgd moeten worden, misschien dat men toch iets aan de rol van ‘enforcers’ had moeten doen.
Feit was dat de dood van die jongen een flinke smet op het vechtaspect binnen de NHL betekende. Hoe mooi het publiek het ook vond, hoe het knokken zelfs vercommercialiseerd werd, het schoot in alles zijn doel voorbij toen bleek dat vele van die ‘enforcers’ lichamelijk en geestelijke wrakken werden, met de dode Boogaard als triest dieptepunt.
De familie van de dode man besloot de hersens van de ijshockeyer aan de wetenschap ter beschikking te stellen; misschien dat in de toekomst…
En ja, de mensen van de Universiteit van Boston kwamen naar buiten met het nieuws dat veel klappen voor je kop een ziekte gaat opleveren.
Dit was een der meest trieste verhalen uit de grote sportwereld in 2011. Vond ik.
© NUsport/Mart Smeets
"We moeten ons bewust zijn van de superioriteit van onze beschaving, met zijn normen en waarden, welvaart voor de mensen, respect voor mensenrechten en godsdienstvrijheid. Dat respect bestaat zeker niet in de Islamitische wereld".