quote:
Ja hoor, met plezier. Heb je trouwens de integraal wel uit kunnen rekenen? Ik heb het ook even uitgewerkt en ik kom op
2π∙(1 - (1/3)∙√3)
quote:
Ik werk reële integralen wel uit met differentialen, maar ik kan de stappen die jij neemt bij complexe integralen niet zo snel achterhalen. Het dictaat dat ik heb doet het niet op jouw manier, maar toch wil ik deze wel begrijpen. Want jouw methode lijkt me universeler; je kunt een reële integraal ook wel via een andere parametrisering berekenen in plaats van alleen maar via de eenheidscirkel.
De substitutiemethode werkt voor reële en complexe integralen eigenlijk op dezelfde manier (en dus ook wanneer je door een substitutie een reële integraal verandert in een complexe integraal).
Wanneer je een substitutie uitvoert, dan verandert niet alleen de naam van de variabele (bijvoorbeeld van t naar z, zoals in jouw opgave), maar ook de integratiegrenzen veranderen mee. Wanneer een integraal door een substitutie een reële integraal blijft dan verandert een interval, zeg [a,b], waarover je integreert (met de oorspronkelijke variabele) in een interval [p,q] met de nieuwe variabele. Maar bij complexe integralen integreer je niet over een interval, maar langs een
curve in het complexe vlak. Wanneer dat een curve is met een begin- en eindpunt, dan spreekt men meestal van een
pad, en wanneer het een gesloten curve is die zichzelf niet oversnijdt, is het gebruikelijk om van een
contour te spreken.
Wanneer we dus een reële integraal door een substitutie veranderen in een complexe integraal, dan verandert het (reële) interval van de oorspronkelijke integraal in een pad, of een contour. In jouw opgave liep de reële integraal over het interval [0, 2π]. Nu heb je een substitutie z = e
it uitgevoerd, en als je t laat lopen van 0 tot 2π, dan doorloopt z dus éénmaal de eenheidscirkel tegen de wijzers van de klok in, en dat is dan de contour van onze nieuwe complexe integraal. Het is dus
niet zo dat je het pad zomaar zelf kunt kiezen, dat wordt (in dit geval) bepaald door de substitutie die je hebt gekozen.
Er zijn ook ingewikkelder situaties mogelijk waarbij je bijvoorbeeld een interval langs de reële as (van je oorspronkelijke reële integraal) gaat
aanvullen tot een gesloten curve, omdat je dan de residuenstelling kunt toepassen, maar dat was hier niet aan de orde.
Substitutie bij integralen zorgt vaak voor verwarring, omdat er eigenlijk twee verschillende manieren zijn die meestal niet goed uit elkaar worden gehouden.
De eerste manier is dat je de oorspronkelijke variabele gaat vervangen door een uitdrukking in een nieuwe variabele.
Stel we hebben een functie f(x) en F(x) is een primitieve van f, dan heb je volgens de hoofdstelling van de integraalrekening:
(1) ∫
ab f(x)dx = F(b) - F(a)
Stel nu verder dat we een (reële) substitutie x = g(z) uitvoeren, waarbij g(z) dus een uitdrukking in z is. Stel verder dat p en q twee getallen zijn zodanig dat:
(2) a = g(p) en b = g(q)
Nu is volgens de kettingregel de afgeleide van F(g(z)) gelijk aan F'(g(z))∙g'(z), en aangezien F' = f is dat gelijk aan f(g(z))∙g'(z). Dus is, weer volgens de hoofdstelling van de integraalrekening:
(3) ∫
pq f(g(z))g'(z)dz = F(g(q)) - F(g(p))
Maar volgens (2) is F(g(q)) - F(g(p)) gelijk aan F(b) - F(a) en dus gelijk aan de integraal in (1), zodat we vinden:
(4) ∫
ab f(x)∙dx = ∫
pq f(g(z))∙g'(z)∙dz, a = g(p) en b = g(q)
Dit is de substitutieregel voor reële integralen (die mutatis mutandis ook geldig is voor complexe integralen). Je ziet dat er voor een integraalsubstitutie drie dingen moeten gebeuren:
(a) vervanging van x door g(z) (een uitdrukking in een nieuwe variabele)
(b) vervanging van dx door g'(z)∙dz
(c) aanpassing van de grenzen van het interval waarover je integreert.
Stap (b) is makkelijker te onthouden als je werkt met de differentiaalnotatie voor een afgeleide. Als je hebt x = g(z), dan kun je de afgeleide g'(z) ook noteren als dx/dz, dus
(5) dx/dz = g'(z)
En dus:
(6) dx = g'(z)∙dz
Eigenlijk is dit een formalisme, omdat 'losse' differentialen oneindig kleine grootheden zijn, maar het voordeel is dat je zo makkelijk kunt onthouden dat je dx moet vervangen door g'(z)∙dz.
Maar nu terug naar jouw opgave. In jouw geval verving je
niet de oorspronkelijke variabele door een uitdrukking in een nieuwe variabele, maar juist het
omgekeerde, je introduceerde een nieuwe variabele, die zelf is uit te drukken in de oude variabele, en dat is een
andere manier van substitueren. Dus, je deed niet een substitutie van het type:
(7) x = g(z),
maar een substitutie van het type:
(8) z = h(x)
In dit geval is dz/dx = h'(x) en dus dx/dz = 1/h'(x) en dus dx = dz/h'(x). Nu moet je de oude variabele wel kwijt zien te raken, dus dit soort substituties werkt alleen goed als je h'(x) ook in z uit kunt drukken.
Even concreet: Je substitutie was z = e
it, dan is dz/dt = i∙e
it en dus dt/dz = -i∙e
-it, maar hiervoor kunnen we ook schrijven dt/dz = -i∙z
-1 en dus dt = -i∙z
-1∙dz. Zo zie je dus dat je bij de substitutie dt moet vervangen door -i∙z
-1∙dz.
Het komt er eigenlijk op neer dat je bij de bovenstaande substitutieregel (4) werkt van rechts naar links. Of bekijk het eens zo: je substitutie was:
(9) z = e
itMaar dan is it = ln(z) en dus
(10) t = -i∙ln(z)
En daarmee ben je terug bij een substitutie van het eerste type (ik laat het feit dat de complexe logaritme meerwaardig is nu even rusten). Uiteraard komen beide op hetzelfde neer. Voor de afgeleide van t naar z in (10) vind je:
(11) dt/dz = -i∙z
-1En dus: dt = -i∙z
-1dz, precies zoals we hadden gevonden door uit te gaan van z = e
it. De methode met de 'losse' differentialen werkt dus bij beide typen substituties en behoedt je zo voor fouten.
[ Bericht 0% gewijzigd door Riparius op 16-10-2008 03:41:16 ]