Ik heb hier pas een paper voor m'n studie (pedagogische wetenschappen) over gemaakt. :
quote:
(Hoe) Draagt de media bij in het ontwikkelen en instandhouden van eetstoornissen?
Tegenwoordig bestaat er een ideaalbeeld van de jonge vrouw als een slank persoon. Door de media worden dergelijke opvattingen alleen maar versterkt (Walsh & Devlin, 1998). Door het uitzenden van videoclips en films met tal van schaarsgeklede, slanke vrouwen, de vele modellenprogramma’s en de cosmetische chirurgie programma’s en alle foto’s en afbeeldingen van beroemdheden op internet en in tijdschriften, stellen jongeren en met name meisjes ongezonde eisen met betrekking tot hun eigen lichaam. Zij beginnen bijvoorbeeld op jonge leeftijd al met lijnen of het overslaan van maaltijden. Lijnen op zich hoeft niet schadelijk te zijn, maar het kan in het uiterste geval de aanleiding zijn voor een eetstoornis (Walsh & Devlin, 1998). Er zijn meerdere eetstoornissen die een adolescent kan oplopen, waarvan boulimia en anorexia nervosa veelvoorkomende zijn. De laatste jaren is het aantal mensen dat met een eetstoornis is gediagnosticeerd flink gestegen (Steiger & Bruce, 2007). Eetstoornissen worden gekenmerkt door afwijkend eetgedrag behorend bij de leeftijd en geslacht. Eetstoornissen variëren van vorm waarbij iemand weigert te eten tot aan dwangmatige eetbuien, waarna compenserend gedrag optreedt in de vorm van overmatig bewegen, overgeven of misbruiken van laxeermiddelen.
In dit essay wordt gekeken naar de rol die de media eventueel spelen in het aanzetten of instandhouden van een eetstoornis. We zullen ons beperken tot meisjes, daar eetstoornissen voor 90 procent bij hen voorkomen. Hiermee onderkennen we het probleem bij jongens niet, alleen is het gedane onderzoek en voorkomen bij deze groep geringer.
Er bestaat al langer consensus over de relatie tussen het slankheidsideaal in de media en het bestaande negatieve zelfbeeld van vrouwen betreffende hun lichaam. Vaak wordt er simpelweg vanuit gegaan dat hier sprake is van een causaal verband. Wij zullen in dit paper trachten aan de hand van bestaande wetenschappelijke literatuur aan te tonen of hier daadwerkelijk sprake van is. Mocht dit verband significant en sterk zijn dan zijn wij van mening dat er vanuit de autoriteiten beleid gevormd moet worden om dergelijke negatieve invloeden zoveel mogelijk te voorkomen. Dit is zeer urgent aangezien eetstoornissen levensbepalend zijn, met een negatief karakter en in het uiterste geval de dood als gevolg kunnen hebben (Hepworth & Paxton, 2007).
Volgens Peterson, Paulson & Williams liggen meerdere oorzaken ten grondslag aan een eetstoornis van een jonge vrouw. De drie belangrijkste factoren zijn de moeder-dochter relatie, peer pressure en de media. De media bepaalt voor tal van meisjes hun definitie van aantrekkelijkheid. Door middel van afbeeldingen in magazines en het voorkomen van modellen streven zij voor zichzelf onmogelijke lichaamsverhoudingen na.
Een verklaring voor het dalende zelfvertrouwen van meisjes met betrekking tot hun lichaam wordt gegeven aan de hand van het socioculturele model. Juist in de puberteit hebben meisjes vaak te kampen met een laag zelfbeeld, door een veranderend lichaam. Ook zijn ze op zoek naar een eigen identiteit. Door de grote aanwezigheid van media (televisie, internet en tijdschriften) wordt een ideale identiteit hen grotendeels voorgeschoteld (Clay, Vignoles en Dittmar). Onderscheid moet gemaakt worden tussen meisjes die zich bewust zijn van het bestaande ideaalbeeld, maar beseffen hoe onrealistisch en onhaalbaar het voor hen is en meisjes die het geschetste ideaalbeeld internaliseren en zich eigen maken. Zij gaan zich vervolgens vergelijken met de sociaal culturele standaard. In de meeste gevallen groeit hierdoor een besef dat zij niet aan deze standaard voldoen, waardoor een groter gevoel van ontevredenheid over hun lichaam ontstaat en hun zelfvertrouwen nog verder daalt. Clay, Vignoles en Dittmar hebben dit onderzocht door drie vergelijkbare groepen meisjes samen te stellen. Men liet de ene groep 15 seconden naar een afbeelding van een ultra-dun model kijken, de andere groep werd 15 seconden blootgesteld aan de afbeelding van een doorsneemodel, tevens was er een controlegroep. Hierna werd aan de groepen een vragenlijst voorgelegd, waarin zij door middel van een Likert-schaal antwoord moesten geven op een aantal stellingen zoals:”mensen vinden mij aantrekkelijk”. Vervolgens werden de resultaten van de verschillende groepen vergeleken en bleek dat de controlegroep een significant hogere waarde scoorde op gebied van zelfvertrouwen en tevredenheid met het eigen lichaam dan de overige groepen. Verwacht werd dat de groep die naar een afbeelding van ultradunne modellen had gekeken, het laagst zou scoren in deze test, echter er bleek geen verschil tussen de waarden van deze groep en de groep die blootgesteld was aan doorsneemodellen. Hieruit concluderen Clay en collega’s (2005) dat niet zozeer het lichaamsgewicht, maar het totaalplaatje van de modellen van invloed is op het zelfbeeld en zelfvertrouwen van de participanten. Uit tweelingonderzoek van Bulik, Sullivan, Wade en Kendler (2000) blijkt dat adolescenten met een lager zelfbeeld grotere kans lopen op het ontwikkelen van een eetstoornis. Het zien van afbeeldingen van modellen heeft dus niet een directe invloed op het ontwikkelen van een eetstoornis. Maar door de negatieve invloed op het zelfbeeld is er sprake van een indirect verband.
Clay en collega’s hebben aangetoond dat blootstelling van 15 seconden aan afbeelding van modellen al van invloed kan zijn op het zelfbeeld en -vertrouwen van meisjes, terwijl 83 procent van de meisjes gemiddeld 4,3 uur per week besteedt aan het lezen van magazines met daarin tal van knappe, bekende en slanke vrouwen (Levine & Smolak, 1996). Het zijn juist deze magazines die veel gebruik maken van manipulatie van afbeeldingen, waardoor onrealistische beelden ontstaan. Het bleek dat 70 procent van de meisjes die deze magazines regelmatig leest, deze tijdschriften beschouwt als een belangrijke bron van informatie op het gebied van aantrekkelijkheid en schoonheid (Levine, Smolak, and Hayden, 1994). Zij baseren zich door de manipulatie niet op waarheidsgetrouwe publicaties en stellen eisen aan zichzelf op uiterlijk gebied die daardoor onhaalbaar zijn.
Het onderzoek van Clay en collega’s is echter beperkt doordat zij op een tijdstip een meting uitvoeren. Daarom is het onderzoek van Stice, Spangler & Agras (2001) beter, het bestrijkt namelijk 15 maanden waarin twee groepen werden gevolgd. Uit de resultaten bleek dat de groep die veel magazines las, significant hogere ontrevredenheidsgevoelens over hun lichaam hadden, meer diëetten en boulimische aspecten vertoonden, dan de groep die relatief weinig magazines las.
Naast de gedrukte media zorgen ook bewegende beelden mogelijk voor een vertekend schoonheidsideaal. Zo blijkt het merendeel van de vrouwen die op televisie verschijnen, dunner te zijn dan de gemiddelde Amerikaanse vrouw. Deze verhouding is mogelijk nog schever in programma’s die favoriet zijn bij jonge vrouwen en adolescenten (Thompson & Heinberg, 1999).
Gonzalez-Lavin and Smolak (1995) zeggen dat meisjes die gemiddeld acht uur per week televisie kijken significant meer ontevreden over hun lichaam zijn dan meisjes die minder kijken. Zij maken echter geen onderscheid tussen het soort programma’s waarnaar gekeken wordt. Andere onderzoeken bevestigen deze correlatie tussen frequentie van kijkgedrag en ontevredenheid met het lichaam dan ook niet. Tiggemann & Pickering (2000) kwamen tot de conclusie dat het kijken naar een specifiek soort programma , zoals soaps en muziekclips, gerelateerd is aan minder tevredenheid over het lichaam en restrictief eten.
Harrison (2000) zegt dat het waarschijnlijk is dat de relatie tussen beeldvorming van de media en eetstoornissen niet unidirectioneel is. Jonge vrouwen worden beïnvloed door de beelden, maar tegelijkertijd selecteren ze zelf de programma’s waarnaar ze kijken. Harrison denkt dat juist de vrouwen met onzekerheden over hun lichaamsvormen de beelden bekijken waarin het slankheidsideaal wordt gepromoot. Zij zoeken bevestiging van hun ideaalbeeld door middel van de media. Hierdoor is volgens haar lastig vast te stellen welke richting het causaal verband opgaat, zij noemt het dan ook een bidirectionele relatie.
De nieuwste ontwikkelingen spelen zich af op het internet. Een recent opkomend fenomeen zijn pro-anorexia en pro-boulimia sites. Dergelijke sites moedigen eetstoornissen aan en zien het als een leefstijl in plaats van een stoornis. Op de site staan tips om in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk gewicht te verliezen (The Eating Disorders Association). Wetenschappelijk onderzoek is door het vrij nieuwe fenomeen nog niet beschikbaar. Hierdoor kunnen we nog geen conclusies trekken over de invloed van dit medium op het ontwikkelen en instandhouden van eetstoornissen. Echter vanzelfsprekend bestaat er consensus over het idee dat dergelijke sites niet bijdragen aan de gezondheid van jonge vrouwen.
Het lijkt ons van groot belang dat er in de nabije toekomst onderzoek gedaan wordt naar de invloed van deze websites. Mocht er een causaal verband aangetoond worden, zijn wij van mening dat de sites geblokkeerd moeten worden.
Daarnaast moet bij de traditionele media als televisie en magazines verder onderzoek worden verricht om de richting van het causale verband eenduidig te bewijzen, zodat duidelijke grenzen gesteld kunnen worden en de risicofactoren met betrekking tot het ontwikkelen en in stand houden van eetstoornissen verder te beperken.
Reflectie op thematiek
Vanwege de grote implicaties op het leven van jongeren hebben wij gekozen om dit onderwerp hier bespreekbaar te maken. In de cursus zijn media, identiteit en cultuur uitvoerig besproken. En dit hangt samen met de ontwikkeling van een eetstoornis.
Men speculeert, in niet-wetenschappelijke literatuur, over de correlatie tussen de verschuiving van leeftijd en de toename van het gebruik van multimedia. Het gebruik van multimedia, de vele modebladen en de verdubbeling in het aantal uren televisie zou tot gevolg hebben dat jongeren eerder een eetstoornis ontwikkelen. Deze negatieve kant van multimedia wilden wij in deze essay belichten, als aanvulling op de literatuur die geboden is.
Tevens is er zowel in de cursus als in dit essay gesproken over identiteit. Jongeren zijn op zoek naar een identiteit en zijn daarom heel vatbaar voor identiteitsvormende groeperingen. Deze groeperingen maken gebruik van o.a. peer pressure. Je wilt zijn net zoals alle anderen. En dit is de kracht van een pro eetstoornis site. Je wilt net zo zijn als een ander. Er wordt gesproken van zogenaamde ‘Thinspiration’ en door andere gebruiksters negatieve feedback. Op pro anorexia sites wordt consequent gebruik gemaakt van negatieve feedback. Zo reageert een van de gebruiksters Thinniee als volgt op een berichtje dat gebruikster Blub heeft geschreven over haar eetbui.
“Hoi vetzak, Als ik naar jou kijk schaam ik me: Werk ik met dat dikke meisje samen? Help ik haar? Wijd ik me aan haar? Er zijn zoveel meiden die mijn vriendin willen zijn, met mij samen willen leven, willen vechten. Jij krijgt die kans, die vriendschap aangeboden en wat doe je ermee? NIKS. (http://xmince.punt.nl/) ”
Tevens blijkt dat deze meisjes hun identiteit ontlenen aan de stoornis. Alle beslissingen die zij nemen staan in het teken van “de anorexia-leefstijl”. Uitgaande van het begrip stijl bij het CCCS. Deze wordt geoperationaliseerd als ‘de presentatie in de openbare sfeer’. Deze meisjes eten weinig tot niets; zijn over het algemeen extreem dun; dragen verhullende kleding en hebben een pro anorexia armbandje om. Dit is een armband met rode kralen. Voor pro boulimia is er een armband met paarse kralen. Gebruikster Jolita redeneert: “je kunt nee zeggen tegen voedsel en je hebt doorzettensvermogen! Dat zijn kwaliteiten die gewaardeerd worden! En ook samen staan we sterk! (http://thinbody.punt.nl/)”
Het slankheidsideaal is een cultuurgebonden beeld. In andere delen van de wereld vindt men extreem dikke vrouwen mooi. Het is dus een combinatie van verschillende besproken thema’s binnen de cursus. Tevens is het een interessant fenomeen dat deze vaak jonge meisjes, hun identiteit ontlenen aan een jongerencultuur die niet in het echte leven contact heeft.
Er kan nog veel onderzoek gedaan worden naar dit fenomeen. En we zijn ons ervan bewust dat ons onderzoek incompleet is.
Presentatievormen
Wij willen graag tijdens onze presentatie een aantal filmpjes laten zien. Wat stukjes van de site. Dit om een goed beeld van de sites te geven.
Daarnaast willen we een discussie met de groep voeren met als stelling “Pro ana sites moeten verboden worden!”
Zoekstrategie
Allereerst zijn wij bijeen gekomen om te brainstormen over een onderwerp. We wilden een overkoepelend onderwerp wat tevens maatschappelijke relevantie had. Ook wilden wij dat het onderwerp relevant was voor onze studie sociologie en pedagogiek. Na wat rondkijken op internet kwamen op het onderwerp pro anorexia. Maar vanwege de weinige wetenschappelijke literatuur die hierover beschikbaar was, is gekozen voor een breder thema: (Hoe) Draagt de media bij in het ontwikkelen en in stand houden van eetstoornissen. Hierover was via de zoekmachines PsychInfo, Omega en Scopus voldoende informatie te vinden. Omdat wij toch de pro anorexia en pro boulimia sites ter sprake wilden brengen is er gekozen voor illustratief gebruik van deze sites. Pro anorexia en pro boulimia sites bleken lastig te zijn om te vinden, vanwege de blokkades die vele zoekmachines al op deze sites hebben aangebracht. Met termen als “thinspiration,” “vasten” en “thin” kwamen wij op verscheidene sites terecht. En via links vanaf deze site zijn wij aan het rondkijken geraakt. Er moet zeker meer onderzoek naar gedaan worden.
Literatuurlijst
Walsh, B.T., Devlin, M.J. (1998). Eating disorders: progress and problems. Science,
280, 1387-1395.
Hepworth, N., Paxton, S. J. (2007). Pathways to help seeking in bulimia nervosa and
binge eating problems: a concept mapping approach. International Journal of
eating disorders, 40, 493-504.
Steiger, H., Bruce, K. R. (2007). Phenotypes, endophenotypes, and genotypes in
bulimia spectrum eating disorders. La Revue canadienne de psychiatrie, 52,
220-227.
Peterson, Paulson & Williams
Clay, Vignoles en Dittmar
Bulik, Sullivan, Wade en Kendler (2000)
Levine & Smolak, 1996
Levine, Smolak, and Hayden, 1994
Stice, Spangler & Agras (2001
Thompson & Heinberg, 1999
Gonzalez-Lavin and Smolak (1995
Tiggemann & Pickering (2000
Harrison (2000)
The Eating Disorders Association